• No results found

Programma_Abstracts.pdf

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Programma_Abstracts.pdf"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

I

SLAM EN

M

OSLIMS

IN NEDERLANDSE KUNST EN LITERATUUR

31

MEI EN

1

JUNI

2011

L

EIDEN

U

NIVERSITY

:

LUCIS

/

LIAS

P A R V IZ K

(KNAW)

(2)

Dinsdag 31 mei 2011

Kloveniersburgwal 29 (Trippenhuis, KNAW), Amsterdam

Tinbergenzaal

08.30 Ontvangst

09.00 Welkomstwoord, Asghar Seyed-Gohrab Sessie I: discussant: Asghar Seyed-Gohrab

09.15 Dick van Halsema (Vrije Universiteit Amsterdam)

IK SCHEIDDE; ONVERSTAND WAS ALLERWEGEN: J.H. Leopold als lezer en herdichter van Omar Khayyam

10.00-10.30 Marco Goud (Vrije Universiteit Amsterdam)

Boutens in de ban van het Perzische kwatrijn

10.30-11.00 Michiel Leezenberg (Universiteit van Amsterdam)

Islam, ethiek en seksualiteit in Louis Couperus’ De stille kracht

11.00 Pauze

Sessie II: discussant: Geert Warnar (Universiteit Leiden) 11.30-12.00 Kitty Zijlmans (Universiteit Leiden)

Met het oog op de Islam. Beeld en beeldvorming in hedendaagse kunst en cultuur, met een terugblik naar het verleden

12.00-12.30 Jan de Hond (Rijksmuseum Amsterdam)

De heilig Land Stichting. Een spectaculair voorbeeld van Bijbels Oriëntalisme in Nederland

(3)

12.30-14.00 Lunch

Sessie III: Discussant: Eric Storm (Universiteit Leiden) 14.00-14.30 Geert Warnar (Universiteit Leiden)

Die edele Salladijn: Middelnederlands oriëntalisme?

14.30-15.00 Wim van Anrooij (Universiteit Leiden)

Lucas van Leyden en Mohammed: beeldvorming tussen Middeleeuwen en Vroegmoderne tijd

15.00-15.30 Jef Jacobs (Universiteit Leiden)

Van Willehalm naar Almansor. Het Duitse literaire Islam-beeld en de Nederlandse literatuur

15.30-16.00 Pauze

Sessie IV: Discussant: Bert-Jaap koops

16.00-16.30 Rokus de Groot (Universiteit van Amsterdam)

Mystieke teksten uit de wereld van de Islam in Nederlandse muziek

16.30-17.00 Anne van Oostrum (Universiteit van Amsterdam)

Arabische muziek in de oren van vroege musicologen

17.00-17.30 Odile Heynders (Universiteit van Tilburg)

Stem of Mening: Nederlandse schrijvers in het debat over islamisering

19.00 Diner Restaurant Frenzi (Zwanenburgwal 232) (voor sprekers en genodigden)

(4)

Tweede Dag

Woensdag 1 juni 2011

Grote vergaderzaal (Scaliger Instituut,

Universiteitsbibliotheek) Witte Singel 27

08.30 ontvangst

Sessie VI: Discussant: Petra de Bruijn (universiteit Leiden) 09.00-09.30 Jaap Goedegebuure (Universiteit Leiden)

Fascinatie en huiver; Louis Couperus en de Oriënt

09.30-10.00 Jacqueline Bel (Vrije Universiteit Amsterdam)

'De melancholie' van de Islam' - Van Looy en Couperus in Noord-Afrika.'

10.00-10.30 Marije Klein

‘Migrantenliteratuur’: tussen hier en daar?

10.30-11.00 Jan Just Witkam (Universiteit Leiden)

Schilderachtige zwervers. Moslims in de Nederlandse literatuur

11.00 Pauze

Sessie VII: Discussant: Gabrielle van den Berg 11.30-12.00 Remke Kruk (Universiteit Leiden)

Robinson of Walcheren and Hayy ibn Yaqzān

12.00-12.30 Richard Van Leeuwen (Universiteit van Amsterdam)

Modernisme en de Oriënt: illustraties in Nederlandse uitgaven van de Duizend-en-één-nacht tussen 1870 en 1950

(5)

12.30-14.00 Lunch (De Koets)

Sessie VIII: Discussant Jan Schmidt (Universiteit Leiden) 14.00-14.30 Gabrielle van den Berg (Universiteit Leiden)

Van Zacharias Heyns tot Kader Abdolah. Fabels uit het Oosten in de Nederlandse literatuur

14.30-15.00 Thomas de Bruijn (Universiteit Leiden)

“Een fijne, recht eerwaardige figuur”: Frederik van Eeden vertaling van Rabindranath Tagore’s Kabir-verzen

15.00-15.30 Arnoud Vrolijk (Universiteit Leiden)

Scaliger als tolk in de Nederlandse mercantiele expansie

15.30-16.00 Pauze

Sessie IX: Discussant: Richard Todd (Universiteit Leiden) 16.00-16.30 Petra de Bruijn (Universiteit Leiden)

Fatma in de ‘polder,’ Orhan Pamuk’s roman Het huis van de stilte bewerkt voor het Nederlands theater

16.30-17.00 Jan Schmidt (Universiteit Leiden)

Nederlanders en Osmanen in 17e-eeuwse reisverhalen, feiten of fantasie?

17.00-17.30 Jan de Putter (Universiteit Leiden)

Blanchefleur als een nieuwe Helena van Troje: Klassieke intertekstualiteit en het ontstaan van het Oriëntalisme

18.00-18.30 Asghar Seyed-Gohrab (Universiteit Leiden)

(6)
(7)

Dick van Halsema (Vrije Universiteit Amsterdam)

IK SCHEIDDE; ONVERSTAND WAS ALLERWEGEN: J.H. Leopold als lezer en herdichter van Omar Khayyam

Rond 1904 leerde de dichter Jan Hendrik Leopold (1865-1925) de kwatrijnen van Omar Khayyam kennen, in de vertaling van Edward FitzGerald. Volgens een tijdgenoot had de Rubaiyat in ons land toen nog niet meer dan ‘een vage faam’. In 1906 wijdt Leopold een groot essay aan Omar, in november 1911 verschijnen in De nieuwe gids 30 kwatrijnen van Omar in de vertaling van Leopold. (Niet naar het Perzisch, want dat kende hij niet.) Met die publicatie werd Omar met één klap ook in het Nederlands een groot dichter. Na Leopold zullen andere vooraanstaande dichters Omar vertalen. Maar Leopolds vertalingen hebben altijd een unieke status gehouden in de Nederlandse Omar-receptie.

Leopold maakte Omar bij ons bekend, maar Omar maakte andersom ook Leopold bekend. In 1911 had Leopold zijn poëzie nog niet gebundeld (dat gebeurt twee jaar later, met Omars kwatrijnen daarin) en was zijn werk maar bij een heel kleine groep bekend. Omar (en later Hafiz en andere Perzische en Arabische dichters) dragen Leopolds latere roem voor een groot deel. Inmiddels is er buiten al dat ‘Oostersch’ in Leopolds werk om aandacht gekomen voor een ruimere Leopold, door wiens poëzie zich de grote zijnsvragen in hun vroeg-twintigste-eeuwse gedaante bewegen. Dat toch ook daarin de Pers uit de elfde eeuw zijn rol speelt, wil ik hier demonstreren.

Dr. Marco Goud (Vrije Universiteit Amsterdam)

Boutens in de ban van het Perzische kwatrijn

De dichter en vertaler P.C. Boutens (1870-1943) is een groot deel van zijn leven gefascineerd geweest door de klassieke Perzische poëzie. In 1913

(8)

verscheen zijn bundel Rubaiyat met vertalingen van kwatrijnen van Omar Khayyam (kort na de Khayyam-vertalingen van J.H. Leopold uit 1911). Ook daarna bleef de Perzische poëzie Boutens bezighouden. In 1926 publiceerde hij zijn bundel Oud-Perzische kwatrijnen, met vertaalde kwatrijnen van diverse andere Perzische dichters (gebaseerd op de Franse vertalingen van Hocéÿne-Âzad). Twee bundels van Boutens werden voorafgegaan door Perzische kwatrijnen als motto: Strofen uit de nalatenschap van Andries de Hoghe (1919) en Tusschenspelen (1942). Dat Boutens in de ban was van het Perzische kwatrijn blijkt bovendien uit zijn bundel Honderd Hollandsche kwatrijnen uit 1932. Deze bundel bevatte geen vertalingen, maar louter kwatrijnen van Boutens’ eigen hand. In mijn bijdrage zal deze bundel – waarvoor tot nu toe nog weinig aandacht is geweest in het Boutens-onderzoek – centraal staan. Ik zal daarbij ingaan op vragen naar de relaties tussen Boutens’ poëzie, de Perzische poëzie en de Soefi-mystiek.

Michiel Leezenberg (Universiteit van Amsterdam)

Islam, ethiek en seksualiteit in Louis Couperus’ De stille kracht

Louis Couperus’ De stille kracht is wel omschreven als de eerste waarlijk anti-koloniale roman in de Nederlandse literatuur, omdat hier – veel meer dan in bijvoorbeeld Multatuli’s Max Havelaar – het koloniale systeem hier zelf bekritiseerd wordt, en niet slechts zijn uitwassen. De vraag is echter in welke termen deze kritiek wordt geformuleerd. In mijn bijdrage bespreek ik de vraag in hoeverre Couperus’ Islambeeld de idealen anticipeert of weerspiegelt van de zogeheten ‘ethische politiek’ in Nederlands-Indië, zoals geformuleerd door Conrad Theodor van Deventer en Pieter Brooshooft. Deze politiek, het Nederlandse pendant van de Britse White Man’s Burden, was – althans in theorie – niet langer uitsluitend gericht op de economische exploitatie van Nederlands-Indië, maar propageerde ook de economische en politieke zelfstandigheid die de plaatselijke bevolking op termijn zou moeten krijgen. Het blijkt dat Couperus nauwelijks gewag maakt van economische uitbuiting of

(9)

politieke (on-)afhankelijkheid, en evenmin van een botsing van beschavingen. Integendeel, de westerse beschavingsidealen worden hier in typisch couperiaanse termen beschreven als een illusie. De confrontatie tussen westerse overheersers en islamitische onderdanen is hier vooral seksueel van aard. De Islam wordt in De stille kracht speelt voorgesteld als passief, mysterieus, mystiek en vrouwelijk, en als onverenigbaar met het mannelijke, nuchtere en logische koloniale bestuur, belichaamd in resident Otto van Oudijck.

Kitty Zijlmans (Universiteit Leiden)

Met het oog op de Islam. Beeld en beeldvorming in hedendaagse kunst en cultuur, met een terugblik naar het verleden

Waar ligt de Islam? Dat is wellicht een vreemde vraag maar over welk geografisch gebied hebben we het als we over islamitische kunst spreken of over kunst uit het islamitische cultuurgebied, en zijn alle kunstenaars uit die regio islamitische kunstenaars? Even lastig is de vraag of aan het werk van een kunstenaar te zien is dat hij moslim is en zo ja, hoe dan. Labelen en beeldvorming gaat hier dan onmiddellijk aan het werk. Weer een andere vraag is hoe het beeld is van de Islam zoals dat gestalte krijgt in – in dit geval – Nederlandse kunst en literatuur. In zijn baanbrekende boek Orientalism (1978) wees Edward Said op de onderliggende machtsverhoudingen die het beeld van ‘de Ander’ zo hebben gekleurd en die hij verklaart als een manier van (de koloniale machten van) het Westen om om te gaan met het ‘andere’ van de oosterse cultuur. Ergens in dat Midden Oosten (midden en oost ten opzichte van waar eigenlijk?) is het anders, mystieker, exotischer; dat beeld wordt geconstrueerd en blijft hangen. Sinds ‘9/11’ kleeft er aan het Midden Oosten met in het kielzog de Islam een veel negatiever connotatie. Ook hier is een sterke beeldvorming in het spel. In kunst en literatuur wordt op deze wirwar van beeldvorming, stereotypering en vage noties gereageerd en gereflecteerd. Er wonen en werken veel kunstenaars in Nederland afkomstig uit het

(10)

Islamitische cultuurgebied, zij representeren echter noch de Islam, noch hun land van afkomst; dat is een te simpele gedachte, immers, zij zijn individuele kunstenaars met een eigen idioom die zich ieder op een eigen manier tot het land van herkomst en het land van aankomst verhouden. Iets daarvan, maar ook van de dominantie van beeldvorming hoop ik in deze lezing te laten zien.

Jan de Hond (Rijksmuseum Amsterdam, Conservator Geschiedenis)

De heilig Land Stichting. Een spectaculair voorbeeld van Bijbels Oriëntalisme in Nederland

In 2011 is het niet alleen 100 jaar geleden dat Jan Hendrik Leopold zijn eerste reeks van dertig vertalingen 'uit de Rubaijat' van de Perzische dichter Omar Khayyam in het literaire tijdschrift De Nieuwe Gids publiceerde, het is ook het eeuwfeest van de oprichting van de Heilig Land Stichting. Zowel Leopolds kwatrijnen als de Heilig Land Stichting, hoe verschillend ook, zijn beide uitdrukking van een groeiende belangstelling voor de islamitische wereld op het eind van de 19de en het begin van de 20ste eeuw. Uiteraard was de aard van en de drijfveer achter die belangstelling niet hetzelfde: Leopolds fascinatie voor Omar Khayam was literair/filosofisch, terwijl de oprichters van de Heilig Land Stichting vanuit een religieuze/bijbelse insteek naar de islamitische wereld keken. Toch waren er ook belangrijke overeenkomsten: zowel Leopold als de kunstenaars achter de Heilig Land Stichting, de architect Jan Stuyt en de schilder Piet Gerrits, lieten zich inspireren door de islamitische wereld met als doel de westerse kunst een nieuwe impuls te geven.

In deze lezing wil ik de Heilig Land Stichting, een devotiepark en Bijbels openluchtmuseum in de bossen bij Nijmegen, presenteren als een vorm van Bijbels oriëntalisme. Palestina en de omringende gebieden waren voor de christelijke wereld altijd al van belang geweest omdat zich hier de Bijbelse geschiedenissen hadden afgespeeld. Door verschillende ontwikkelingen, zoals de opkomst van de historisch-kritische Bijbelexegese en de steeds intensievere economische en politiek/koloniale banden tussen Europa en het

(11)

Midden-Oosten, werd het belang van Palestina voor de 19de- eeuwse, westerse christenen alleen maar groter. Kennis van het eigentijdse (islamitische) Palestina werd als cruciaal gezien voor een beter begrip van de Bijbel. De Heilig Land Stichting is daarvan een fascinerend en spectaculair voorbeeld. Hier werd de Bijbel consequent gepresenteerd als een 'oosters' boek dat zich afspeelde in een 'oosterse' omgeving.

Geert Warnar (Universiteit Leiden)

Die edele Salladijn: Middelnederlands oriëntalisme?

Al in de middeleeuwse geschiedschrijving komt Saladin, sultan van Egypte en Syrië (1137-1193) naar voren als een slagvaardige, succesvolle en verstandige bevelhebber. Hij wist Jeruzalem te heroveren op de kruisvaarders en weerstond – zij het met grote verliezen – de massaal toegestroomde Europese legers onder leiding van Richard Leeuwenhart. Als ‘bewonderenswaardige tegenstander’ heeft Saladin een bijzondere plaats in de latere beeldvorming in Middelnederlandse teksten over de strijd in het Heilige Land. Behalve een slechts gedeeltelijk en in retoricale omwerking bewaarde vertelling (Dystorie van Saladine) is er een rijmtekst over de door Saladin gevangen genomen Hughe van Taberyen, die de sultan de beginselen van (christelijk) ridderschap bijbrengt. Uit deze teksten en andere vermeldingen van Saladin in Middelnederlandse literatuur spreekt de behoefte een onoverwonnen tegenstander een verklaarbare plaats te geven in de geschiedenis, door deze vijand herkenbaar Westerse trekken te geven. De bijdrage probeert te ontdekken of deze beeldvorming als een middeleeuwse vorm van oriëntalisme te beschrijven is.

(12)

Wim van Anrooij (Universiteit Leiden)

Lucas van Leyden en Mohammed: beeldvorming tussen Middeleeuwen en Vroegmoderne tijd

In 1508 vervaardigt de Leidse schilder en graveur Lucas van Leyden een prent waarop een half ingezakte, slapende Mohammed is afgebeeld. Het is een van zijn vroegste werken, de kunstenaar is op het moment van vervaardiging nog maar veertien jaar oud. De prent toont niet alleen Mohammed. Naast hem ligt een monnik op de grond die zojuist van het leven is beroofd. Een van de mannen uit het gevolg van Mohammed is bezig het moordwapen, een zwaard, terug te steken in de schede aan Mohammeds zijde. De afbeelding op de prent suggereert de afloop van de geschiedenis: Mohammed krijgt na zijn ontwaken de moord op de monnik in de schoenen geschoven. In de lezing zal nader worden ingegaan op het verhaal achter de prent en op de bronnen die de kunstenaar tot zijn beschikking kan hebben gehad. Interessant is natuurlijk de vraag wat een jongen van veertien ertoe heeft aangezet juist dit thema tot onderwerp van een van zijn eerste prenten te kiezen. Hoe past de voorstelling op de prent in de beeldvorming rond Mohammed en Islam in de periode tussen Middeleeuwen en Vroegmoderne Tijd?

Jef Jacobs (Universiteit Leiden)

Van Willehalm naar Almansor. Het Duitse literaire Islam-beeld en de Nederlandse literatuur.

In de Duitse literatuur speelt de Islam een prominente rol. In grote lijnen kunnen wij twee fasen onderscheiden waarin de literatuur oordelen over de Islam velt en handelingsmodellen voor de omgang met de vreemde religie presenteert. In de middeleeuwen verloopt de Islam-receptie van de Speelmansepiek en het Rolandslied (12de eeuw) naar de twee werken van Wolfram von Eschenbach (Willehalm, Parzival) in de vroege 13de eeuw.

(13)

Enkele eeuwen later is er een nieuw begin: Met het barokdrama begint een Islam-receptie die via Mendelssohn en Lessing (Nathan) bij Goethe (West-Östlicher Divan) en Heine (Almansor) landt.

Overziet men die beide lijnen, dan tonen ze opmerkelijke parallellen. Felle veroordeling wordt na verloop van tijd gevolgd door mildheid en nuance. Het heeft er alle schijn van dat de aanvankelijke politieke dreigingen (verlies van de heilige plaatsen; bedreiging van het Westen door de Osmanen) tot radicale standpunten leiden, terwijl een nadere kennismaking of wegvallen van de dreiging aanzienlijk nuanceringen te zien geven. Interessant in het kader van dit symposium is de vraag wat er van die Duitse Islam-beoordeling in het Nederlandse denken terecht is gekomen.

Rokus de Groot (Universiteit van Amsterdam)

Mystieke teksten uit de wereld van de Islam in Nederlandse muziek

Teksten van dichters uit de wereld van de Islam zijn op muziek gezet door verschillende 20ste- en 21ste-eeuwse Nederlandse componisten. Een van de bekendste is Ton de Leeuw. We vinden bij hen een voorkeur voor mystieke teksten. De presentatie zal zich richten op de bronnen van deze op muziek gezette teksten, de talen die gebruikt zijn, de manier waarop zij in de muziek zijn behandeld (bijvoorbeeld, vanuit de vraag of er ook verwijzingen worden gemaakt naar muzikale bronnen uit de wereld van de Islam), de manier waarop de resulterende composities zijn gepresenteerd (bijvoorbeeld in geschreven toelichtingen), en kwesties van uitvoering. Een belangrijke vraag is of, en zo ja, hoe de keuze van deze teksten uit de wereld van de Islam de vorm van deze Nederlandse composities heeft bepaald. Hebben zij bijgedragen aan een verandering in het muzikale denken?

(14)

Anne van Oostrum (Universiteit van Amsterdam)

Arabische muziek in de oren van vroege musicologen

In de loop van de achttiende eeuw nam in Europa de belangstelling voor de Oriënt toe. Koloniale expansie stimuleerde de behoefte om meer kennis te vergaren over de gekoloniseerde gebieden. In het spoor van de imperialisten en missionarissen gingen geleerden, kunstenaars en musici op zoek naar kennis en inspiratie in deze landen. De Europese reizigers beschreven de muziek die zij onderweg waren tegengekomen in bijvoorbeeld de Arabische wereld en het Verre Oosten. Bovendien verzamelden zij muziekinstrumenten, boeken en manuscripten. Eind negentiende eeuw kwam daar opgenomen muziek bij. Deze muziek werden op wasrollen opgenomen met behulp van een fonograaf en zo ontstonden de eerste collecties geluidsmaterialen. Anne van Oostrum zal de opvattingen over Arabische muziek van vroege Europese musicologen uit de negentiende en begin twintigste eeuw belichten geïllustreerd met audiovisueel materiaal.

Odile Heynders (Universiteit van Tilburg)

Stem of Mening: Nederlandse schrijvers in het debat over islamisering

Het begrip ‘history of the present’ (Timothy Garton Ash 1999) veronderstelt dat geschiedenis tot stand komt op het moment van beleven en van reflectie. Wat gebeurt er, welke ontwikkelingen vinden plaats en hoe worden gebeurtenissen besproken en bekritiseerd? Als we een geschiedenis van het heden willen schrijven over de Nederlandse samenleving, valt op dat Nederland bepaald wordt door consumerism en televisie-democratie. De neo-liberalistische politiek anno 2011 leidt tot populisme en minder commitment. In discussies over maatschappelijke issues die in de media worden gevoerd

(15)

valt vooral de snelheid op waarmee onderwerpen worden besproken en weer verdwijnen. Voor uitwisseling van diepgaande argumenten wordt weinig tijd vrijgemaakt.

In deze lezing wil ik het debat over de islamisering van de Nederlandse samenleving analyseren met de focus op literaire schrijvers. Hoe treden zij naar voren in discussies en welke retorische strategieën zetten zij in? Auteurs als Leon de Winter of Bas Heijne schrijven columns, blogs en essays; Désanne van Brederode leest een column voor op televisie en geeft personages in haar roman eenzelfde opinie; romanciers als Nelleke Noordervliet of Robert Anker voeren in de fictionele ruimte van de roman gesprekken over multiculturele onderwerpen en laten verschillende stemmen horen.

Uitgangspunt van deze lezing is het concept van de publieke intellectueel zoals voorgesteld door Melzer, Weinberger en Zinman (2003). Ik zal dit concept relateren aan de huidige Nederlandse literaire praktijk in de ruime zin van het woord. Daarbij geldt dat literatuur een breed spectrum van teksten omvat en naast esthetisch genoegen ook ethische en intellectuele uitdaging kan verschaffen doordat zij als laboratorium van de geest functioneert, als een vrijplaats van het denken. (Zeeman 2004) Literaire auteurs bepalen mede de inkleuring van de geschiedenis van het heden.

Michael Zeeman, Aan mijn voormalig vaderland, De beste essays en kritieken, samengesteld door Maarten Asscher, Maarten Doorman en Willem Otterspeer, Amsterdam 2010.

Arthur M. Melzer, Jerry Weinberger & M. Richard Zinman, The Public Intellectual, Between Philosophy and Politics, Oxford 2003.

(16)

Jaap Goedegebuure (Universiteit Leiden)

Fascinatie en huiver; Louis Couperus en de Oriënt

Louis Couperus (1863-1923) was zijn leven lang gefascineerd door wat in zijn tijd 'de Oriënt' heette. Achteraf gezien kan zijn belangstelling voor de antieke culturen van het Midden-Oosten, de Arabische beschaving van de Middeleeuwen en de Noord-Afrikaanse samenleving aan het begin van de twintigste eeuw begrepen worden tegen de achtergrond van het referentiekader dat is opgesteld door Edward Said. In deze lezing wordt aan de hand van Couperus' romans, verhalen en reisverslagen ingegaan op zijn bijdrage aan het zogeheten oriëntalisme.

Jacqueline Bel (Vrije Universiteit Amsterdam)

'De melancholie' van de Islam' - Van Looy en Couperus in Noord-Afrika.'

Abstract volgt op de dag van de conferentie.

Marije Klein

‘Migrantenliteratuur’: tussen hier en daar?

De debuten van (jonge) Nederlandse schrijvers met een andere culturele achtergrond in het midden van de jaren negentig hebben een hausse aan publiciteit en aandacht voor dit nieuwe fenomeen tot gevolg gehad. Auteurs als Abdelkader Benali, Halil Gur, Kader Abdolah, Hafid Bouazza, Mustafa Stitou en Naima El Bezaz hebben vanaf hun debuut een positie verworven in het Nederlandse literaire veld. Ze zijn publicitair een succes en ook wordt in de literaire kritiek (enkele uitzonderingen daargelaten) positief op hun werken gereageerd. De positionering wordt in de gevallen van Abdolah, Benali, Bouazza en Stitou bekrachtigd met een literaire prijs.

(17)

De theorie van de institutionele literatuurbenadering leert dat de positionering van een auteur of een groep auteurs in het literaire veld samenhangt met een consensus die georkestreerd wordt uit de verschillende opvattingen van actoren en instituties binnen het literaire veld (dat ingebed is in het grotere culturele veld, dat weer ingebed is in het omvattende, maatschappelijke veld). Er is dus op een bepaald moment overeenstemming bereikt over deze auteurs en over de literaire kwaliteit van hun werk. Kwaliteit is niet inherent, zij wordt toegekend.

De terminologie in dit discours, het begrip ‘migrantenliteratuur’ en de term ‘allochtone schrijver’ hebben tot enige discussie geleid. Bas Heijne attaqueert in maart 2001 in NRC Handelsblad het ‘wensdenken’ over allochtone schrijvers. Ook auteurs zelf, met name Bouazza en Stitou, hebben zich willen distantieren van een dergelijk begrip. De institutionele en academische praktijken tonen echter dat het begrip dominant is als het gaat om classificatie en etikettering. Neerlandicus Ton Anbeek, die de politiek-correcte receptie van migrantenauteurs door de literaire kritiek aanvalt, blijft zich van een dergelijk concept bedienen. De centrale vraag gaat uit naar hoe de terminologie gerecepieerd en ingezet is vanaf het midden van de jaren negentig tot heden. Hoe heeft zij gefunctioneerd voor de auteurs in het verwerven van een positie in het literaire veld?

Jan Just Witkam (Universiteit Leiden)

Schilderachtige zwervers. Moslims in de Nederlandse literatuur

Zo nu en dan figureren exotische, vaak moslimse, types in de wat oudere Nederlandse literatuur. Wat doen zij daar en hoe worden zij beschreven? Antwoorden op deze vraag zullen worden gezocht door de lectuur van werken van Elsschot, Daum, Couperus, Snouck Hurgronje en anderen.

(18)

Remke Kruk (Universiteit Leiden)

Robinson of Walcheren and Hayy ibn Yaqzān

Ibn Tufayl’s “philosophical novel” Hayy ibn Yaqzān became widely known in Europe after a Latin translation had appeared in 1671. Translations in various European languages followed, and authors also adapted the contents for their own purposes. One such case is an anonymous Dutch novel that appeared in 1752, De Walchersche Robinson (‘Robinson of Walcheren’). Part of this novel (which has no great literary value) describes how a young child, living alone on an island, discovers for himself the workings of Nature and comes to realise that all this is the doing of an all-wise, all-powerful Creator. The description clearly follows Ibn Tufayl’s Hayy ibn Yaqzān. The paper analyses if, and how, Ibn Tufayl’s philosophical material has been adapted to a Christian context.

Richard van Leeuwen (Universiteit van Amsterdam)

Modernisme en de Oriënt: illustraties in Nederlandse uitgaven van de Duizend-en-één-nacht tussen 1870 en 1950

In sommige Europese vertalingen van de Duizend-en-één-nacht wordt gesuggereerd dat de verhalen een getrouw beeld geven van de Oosterlingen en hun samenleving. Mede daarom wordt vaak gedacht dat de vertellingen een reservoir zijn van stereotype voorstellingen van de Oriënt. Maar in hoeverre kunnen deze onmiskenbaar fictionele representaties worden gezien als een beeld van de Arabische ‘ander’? En was de rol van de verhalenverzameling in het proces van beeldvorming niet aan verandering onderhevig tussen de eerste Franse vertaling in het begin van de achttiende eeuw en de moderne tijd? In deze presentatie zal aan de hand van illustraties uit een aantal Nederlandse uitgaven van de Duizend-en-één-nacht worden nagegaan hoe de Arabische ‘ander’ wordt geportretteerd in het modernistisch oriëntalisme van de eerste helft van de twintigste eeuw.

(19)

Gabrielle van den Berg (Universiteit Leiden)

Van Zacharias Heyns tot Kader Abdolah. Fabels uit het Oosten in de Nederlandse literatuur

De fabel is vandaag de dag geen geliefd genre. Als men kijkt naar de indrukwekkende genealogie van de Panchatantra uit India blijkt dat dit niet altijd zo geweest is. De Panchatantra is vermoedelijk tussen 500 en 100 voor Christus gecomponeerd in het Sanskrit. De fabels uit deze oorspronkelijke, verloren gegane versie hebben een lange reis afgelegd naar west en oost en zich als een inktvlek verspreid in de literatuur van een groot deel van de wereld. De oudste overgeleverde vertalingen en bewerkingen zijn bijna vijftienhonderd jaar oud en zijn een inspiratiebron geweest voor versies in tientallen andere talen. In 1623 verscheen de eerste Nederlandse bewerking van deze fabels van de hand van Zacharias Heyns, onder de titel Voorbeelsels der oude wyse. Kader Abdolah laat dezelfde fabels opnieuw tot leven komen in Kélilé en Demné, uitgebracht bij uitgeverij Bert Bakker in 2002. Hoewel de fabels van oorsprong niet islamitisch zijn, hebben ze een grote rol gespeeld in de islamitische wereld. In deze lezing zal worden ingegaan op de achtergrond van de Nederlandse bewerkingen van deze fabels.

Thomas de Bruijn (Universiteit Leiden)

“Een fijne, recht eerwaardige figuur”: Frederik van Eeden vertaling van Rabindranath Tagore’s Kabir-verzen

Op 19 september 1920, een stormachtige dag, haalt Frederik van Eeden een Indiase gast van de trein. De gast was niemand minder dan Rabindranath Tagore, uit wiens oeuvre Van Eeden meerdere werken in het Nederlands vertaalde, waaronder de bundel Kabir (1916), een geautoriseerde vertaling van Tagore’s Engelstalige bundel One Hundred Poems of Kabir (1916).

(20)

In Van Eeden’s vertaling maakte de Nederlandse literatuur, weliswaar op indirecte manier, kennis met de vroeg moderne Indiase literatuur, waarin de invloed van de Indiase Islam sterk aanwezig is. Van Eeden neemt in zijn vertaling integraal de inleiding van Evelyn Underhill over, die Kabir neerzet als een ‘Prophet of Unity’ en vergelijkt met Rumi en middeleeuwse westerse mystici. Deze visie past bij Van Eeden’s interesse in bewegingen als de theosofen, die India als een bron van universele religieuze kennis zien.

Van Eeden’s vertaling is niet bijzonder invloedrijk geweest en heeft ook weinig navolging gehad in de vorm van vertalingen van Indiase moslim dichters. Toch geeft deze vertaling een inkijk in de beleving van Tagore’s vertaling, en daarmee van het polyfone idioom van Kabir’s poëzie, van huis uit een moslim wever uit Benares die waarschijnlijk in de 14e eeuw leefde. Mijn voordracht zal ingaan op de achtergrond en het ontstaan van Tagore’s vertaling en op de Hindi teksten die er aan ten grondslag liggen. Daarnaast zal deze ingaan op het universalisme dat Van Eeden’s interpretatie kenmerkt en dat ook in andere ontmoetingen met de Indiase Islam in het westen een sterke rol heeft gespeeld. Te denken valt aan de Nederlandse Soefi Beweging die ontstaan is rond de missie van Inayat Khan.

Arnoud Vrolijk (Universiteit Leiden)

Scaliger als tolk in de Nederlandse mercantiele expansie

Op 28 juni 1600 zette admiraal Jacob van Neck koers naar Oost-Indië en verder, met in zijn bagage een ‘patent’, een introductiebrief van prins Maurits in het Arabisch en het Portugees. De Arabische vertaling werd gemaakt door Josephus Justus Scaliger, professor aan de Universiteit Leiden vanaf 1593. Na een avontuurlijke reis vond het Arabische document zijn laatste rustplaats in de Leidse universiteitsbibliotheek. Tot in de late twintigste eeuw waren zowel de bestemming van de brief als de identiteit van de vertaler onbekend. In mijn

(21)

presentatie zal ik aandacht schenken aan enkele afzonderlijke maar nauw verbonden kwesties: de communicatie tussen zeer verschillende culturen en religies, de receptie van de brief door de ‘Oosterlingen’ en de rol van tekst en context in het vaststellen van de herkomst van het document

Petra de Bruijn (Universiteit Leiden)

Fatma in de ‘polder’, Orhan Pamuk’s roman Het huis van de stilte bewerkt voor het Nederlands theater.

Het huis van de stilte (Sessiz Ev, 1983) vertelt het verhaal van een familie uit de gegoede burgerij; drie generaties met drie verschillende politieke en sociale milieus. Drie kleinkinderen bezoeken hun grootmoeder tijdens de zomervakantie in haar huis in een kleine badplaats. De kinderen representeren de stedelijke seculiere Turkse maatschappij. Grootmoeder leeft te midden van haar herinneringen aan de goede oude Osmaanse tijd. Een neef, bastaard van grootmoeders echtgenoot, sluit zich aan bij de ultranationalistische Islamitische beweging van de grijze wolven. Opvattingen over goed en kwaad gedefinieerd door deze drie verschillende maatschappelijke groepen botsen, met een dodelijk afloop. In het voorjaar van 2010 maakte O.T. Theater&Opera, Rotterdam op basis van deze roman van Orhan Pamuk een voorstelling. Het maken van een bewerking van een roman voor het theater vraagt al om het maken van keuzes. In dit geval komt daar nog bij dat de roman zich afspeelt in de sterk gepolariseerde Turkse maatschappij net voor de militaire interventie van 1980. De bewerking is zevenentwintig jaar later gemaakt voor een Nederlands publiek, wat maar zeer beperkt kennis heeft van de sociale en politieke achtergronden waartegen deze roman zich afspeelt. In deze lezing zal besproken worden wat deze omstandigheden voor gevolgen hadden voor de keuzes die de Nederlandse theater groep maakte bij de bewerking. Hoe gaven zij theatraal vorm aan deze botsing tussen seculier en ultranationalistisch/religieus in de Turkse maatschappij rond 1980, op een manier die relevant is voor een Nederlandse maatschappij anno 2010?

(22)

Jan Schmidt (Universiteit Leiden)

Nederlanders en Osmanen in 17e-eeuwse reisverhalen, feiten of fantasie?

Nederlanders staan bekend als reislustig, en dat waren ze al in onze ‘Gouden Eeuw’. Van de Osmanen kan eerder het omgekeerde beweerd worden, al wil dat nog niet zeggen dat zij in het geheel niet reisden. Sommigen hunner vonden zelfs hun weg naar onze kille Rijndelta en men komt hen hier en daar tegen in archiefstukken. Reisverhalen waren een populair genre in de Republiek in de 17e eeuw, en enige Nederlandse reizigers die het Midden-Oosten aandeden wijdden een boek aan het Osmaanse Rijk, zijn bewoners en hun zeden en gewoonten. Omgekeerd hebben de Osmanen maar één bekende, maar tegelijkertijd zeer omvangrijke, reistekst voortgebracht. Ook deze tekst werd geschreven in dezelfde roemruchte eeuw. Hierin vindt men een curieuze beschrijving van Nederland. Mijn bijdrage aan dit symposium wil uw aandacht vestigen op enige aspecten van deze literatuur. Een belangrijke vraag daarbij is: in hoeverre waren de betreffende teksten betrouwbaar als cultuurhistorische bron? Of ging het de auteurs slechts om het bevestigen van bestaande vooroordelen of om het behagen van de lezer met sterke verhalen?

Jan de Putter (Universiteit Leiden)

Blanchefleur als een nieuwe Helena van Troje: Klassieke intertekstualiteit en het ontstaan van het Oriëntalisme

In de Westerse verbeelding is de Oriënt een verfijnde wereld vol luxe, waar hardvochtige heersers hun vrouwen opsluiten in harems. Het is een stereotiep beeld dat zijn wortels heeft in Middeleeuwse verhalen. In Floris ende Blanchefleur is de onschuldige christenslavin Blanchefleur opgesloten in een haremtoren, voorzien van alle luxe zoals stromend water. De emir van Babylon heeft besloten dat zij zijn volgende vrouw zal worden en wil haar na een jaar doden. Gelukkig is haar vriendje Floris haar nagereisd om haar te redden.

(23)

Wanneer de emir Floris in bed betrapt met zijn aanstaande vrouw, wil hij de geliefde doden. Uiteindelijk wordt hij zo geroerd door hun liefde dat hij hun genade schenkt. Floris bekeert zich tot het christendom en trouwt met Blanchefleur. Hun dochter zal later de moeder van Karel de Grote worden.

In mijn bijdrage wil ik duidelijk maken dat in de Middeleeuwen het Oosten werd benaderd met concepten ontleend aan verhalen over de klassieke Oudheid. Het verhaal wordt echter gepresenteerd als een variant op het klassieke verhaal van Paris en Helena. Blanchefleur is de nieuwe Helena die Floris redt uit de klauwen van een hardvochtige echtgenoot.

Babylon overtrof Rome in macht en Floris was een grotere held dan Paris. Zo kon het beeld ontstaan dat de Oriënt als een exotische, heidense wereld was, die even wreed kon zijn als de eigen wereld.

Asghar Seyed-Gohrab (Universiteit Leiden)

Een Perzische Floris en Blanchefleur

Opvattingen verschillen over de oorsprong van de middeleeuwse romance Floris en Blaunchefleur. Sommigen nemen dit verhaal als gebaseerd op een oosterse vertelling, terwijl andere geleerden van mening zijn dat de auteur oriëntaalse elementen heeft ingevoerd voor zijn westerse publiek. Door het verwerken van oosterse motieven is het verhaal ook de belichaming van oost en west en hoe harmonieus diverse culturele waarden uit christelijke en islamitische culturen worden geïntegreerd in een romance. In mijn paper zal ik ingaan op de mogelijke oorsprong van dit verhaal in de context van de klassieke Perzische poëtische traditie, met bijzondere aandacht voor de verhaallijn, liefdescodes, literaire motieven en de setting.

(24)
(25)
(26)
(27)
(28)
(29)
(30)
(31)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als staatsprijzen een symbolisch karakter behoren te hebben en graadmeters moeten zijn van een cul­ tuur -zoals de Commissie Kunst en Cultuur meent-, ligt het voor de hand

Volgens zijn wettelijke vertegenwoordiger Jan, die wil dat van de patiënt enkel zijn initiaal ‘E.’ in de krant komt, was hij al lang voor die zelfmoordpoging van zichzelf en van

"Tijdens de gesprekken is het een paar keer gebeurd dat Frank continu bezig was over de omstandigheden van zijn opsluiting en veel minder over het ondraaglijk lijden ten gevolge

'De diaken geeft toe dat hij meerdere slachtoffers maakte, maar herinnert zich geen aantal of namen', zegt zijn advocaat Filip De Reuse.. Het parket van Kortrijk wil nog altijd

Onder het motto ‘Elke crisis haar eigen crimineel’ analyseert Slot het verschijnsel dat in de periode van het moderne kapitalisme elke economische hausse en de daaropvolgende

Te mooi om waar te zijn natuurlijk, en mijn baas hield me toen met beide benen op de grond: “maak jij eerst maar eens een volledige economische cyclus mee.”.. Het was een

In deze PBLQatie hanteren we een aanpak die is gebaseerd op de samen- hang tussen de burger en zijn digitale vaardigheden, het beleid dat de overheid voert bij het inrichten van

Herman te Riele, een van de organisatoren van het 5ECM en Jaap Top, hoofdredacteur van het Nieuw Archief voor Wiskunde, geven hier een impressie van dat congres.. Als voorloper van