• No results found

Levenslang met perspectief : Een onderzoek naar de status van de Nederlandse levenslanggestrafte en zijn mogelijkheid tot invrijheidstelling

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Levenslang met perspectief : Een onderzoek naar de status van de Nederlandse levenslanggestrafte en zijn mogelijkheid tot invrijheidstelling"

Copied!
131
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Levenslang met perspectief

Zaid Haider – Untitled 2003

Een onderzoek naar de status van de Nederlandse levenslanggestrafte en zijn

mogelijkheid tot invrijheidstelling

(2)

Levenslang met perspectief

Een onderzoek naar de status van de Nederlandse levenslanggestrafte en zijn mogelijkheid tot

invrijheidstelling

Afstudeerscriptie (12 EC)

Evelien Anne in de Rijp

Master Publiekrecht, traject Strafrecht

Universiteit van Amsterdam

Begeleider: mr. D. Bruin

Datum: 16 juli 2016

(3)

L'homme passe sa vie à raisonner sur le passé, à se plaindre du présent, à trembler pour l'avenir.1

Antoine de Rivarol

(4)

Inhoudsopgave

1 Inleiding ...1

1.1 Onderzoeksvraag & deelvragen ...2

1.2 Afbakening onderzoek ...3

1.3 Onderzoeksmethoden ...3

1.4 Opbouw ...4

2 De levenslange gevangenisstraf in internationale context ...5

2.1 Inleiding ...5

2.2 Artikel 3 EVRM ...5

2.2.1 Kafkaris t. Cyprus ...6

2.2.2 Iorgov II t. Bulgarije ...8

2.2.3 Vinter e.a. t. het Verenigd Koninkrijk ...10

2.2.4 Harakchiev & Tolumov t. Bulgarije ...17

2.2.5 László Magyar t. Hongarije ...19

2.2.6 Hutchinson t. het Verenigd Koninkrijk ...21

2.2.7 Murray t. Nederland ...23

2.3 Artikel 5 lid 1 sub a EVRM ...25

2.3.1 Stafford t. het Verenigd Koninkrijk (lid 1 sub a) ...27

2.3.2 Waite t. het Verenigd Koninkrijk (lid 1 sub a) ...28

2.4 Artikel 5 lid 4 EVRM ...29

2.4.1 Wynne t. het Verenigd Koninkrijk ...30

2.4.2 Stafford t. het Verenigd Koninkrijk (lid 4) ...31

2.4.3 Waite t. het Verenigd Koninkrijk (lid 4) ...31

2.4.4 Wynne II t. het Verenigd Koninkrijk ...32

2.5 Recht op resocialisatie en rehabilitatie ...33

2.6 Europese resoluties en aanbevelingen ...34

2.7 Resumé: de eisen die voortvloeien uit het EVRM ...35

2.8 Levenslang in de lidstaten van de Raad van Europa ...36

3 Geschiedenis van de levenslange gevangenisstraf in Nederland ...45

3.1 Inleiding ...45

3.2 Totstandkoming van de levenslange gevangenisstraf ...45

3.3 Beleid tot 1986: levenslang wordt verkort ...47

3.4 Beleid sinds 1986: levenslang is (in beginsel) levenslang ...50

3.5 Verhoging van de maximale tijdelijke gevangenisstraf ...51

(5)

4 De gratieprocedure voor levenslanggestraften in Nederland ...54

4.1 Inleiding ...54

4.2 De civiele procedure ...54

4.3 De herziening ten voordele ...54

4.4 De gratieprocedure ...56

4.4.1 Gronden voor gratieverlening ...58

4.4.2 Het verzoekschrift ...60

4.4.3 Gratieverlening bij koninklijk besluit ...61

4.5 Resumé: de gratieprocedure ...65

5 De Nederlandse gratiepraktijk ...66

5.1 Inleiding ...66

5.2 Gratieverlening in 2009: Ahmet C. ...66

5.3 De visie van de Hoge Raad ...68

5.4 Rechtbank Noord-Nederland: gratieprocedure biedt nauwelijks perspectief ...71

5.5 Het Constitutionele Hof van Sint-Maarten: geen levenslang ...74

5.6 Nederlandse reactie op uitspraak Constitutionele Hof ...76

5.7 Levenslang gestraft: Cevdet Yilmaz ...78

5.8 Levenslang gestraft: Loi Wah Chung ...85

5.9 Verklaringen voor het uitblijven van gratieverlening ...89

5.10 Verlof voor levenslanggestraften ...91

6 De Nederlandse levenslange gevangenisstraf getoetst ...96

6.1 Inleiding ...96

6.2 Artikel 3 EVRM getoetst ...96

6.3 Artikel 5 EVRM getoetst ...100

7 Conclusie ...104

7.1 The prospect of release ...105

7.2 The possibility of review ...108

7.3 Artikel 5 EVRM ...109

7.4 Ontwikkelingen sinds dit onderzoek...110

7.4.1 Murray t. Nederland (GK) ...110

7.4.2 De beleidswijziging van staatssecretaris Dijkhoff ...115

7.4.3 De uitspraak van de Hoge Raad van 5 juli 2016 ...118

Bibliografie ...122

Literatuur ...122

(6)

1

1.

Inleiding

Een gastcollege van Lucia de Berk heeft mijn interesse voor de rechten van levenslanggestraften gewekt. Ze vertelde over haar onterechte veroordeling tot levenslang. De Berk, destijds een verpleegkundige, werd in 2001 gearresteerd nadat in korte tijd opvallend veel patiënten overleden tijdens haar diensten. In 2004 legde het hof Den Haag De Berk een levenslange gevangenisstraf met een terbeschikkingstelling (hierna: TBS) op voor de moord op zeven patiënten en drie pogingen tot moord. Het hof achtte de tbs noodzakelijk: de levenslange gevangenisstraf alleen zou niet toereikend zijn, omdat De Berk dan door gratieverlening vrij zou kunnen komen en hierdoor een onaanvaardbaar risico op herhaling van misdrijven zou ontstaan.2 In cassatie bepaalde de Hoge Raad echter dat de combinatie van sancties –

levenslang én tbs – in strijd was met het recht, omdat de rechter met het opleggen van een levenslange gevangenisstraf beoogt te voorkomen dat de veroordeelde terugkeert in de samenleving, terwijl de maatregel tbs met dwangverpleging ertoe strekt dat de veroordeelde – nadat de behandeling tot het gewenste resultaat heeft geleid – terugkeert in de samenleving.3 Na terugverwijzing legde het hof

Amsterdam in 2006 ‘enkel’ een levenslange gevangenisstraf op.4 Er ontstond echter twijfel aan de

juistheid van de gebruikte medische en statistische gegevens en het door het hof gebruikte schakelbewijs.5 Het openbaar ministerie diende een verzoek tot herziening in bij de Hoge Raad, nadat

bleek dat één patiënt op natuurlijke wijze was overleden.6 Vanwege de sterke onderlinge samenhang in

de bewijsconstructie zag de herziening op alle tien levensdelicten.7 Op 24 juni 2008 beval de Hoge Raad

de opschorting van de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf van De Berk.8 In 2010 werd

De Berk bij herziening vrijgesproken door het hof Arnhem.9

Het onderzoek in deze scriptie richt zich op de straf die De Berk werd opgelegd: de levenslange gevangenisstraf. Een onderzoek naar deze straf lijkt mij interessant en nodig, omdat de maatschappelijke discussie over de wenselijkheid van zwaarder straffen en specifiek de mogelijke oneindigheid van de levenslange gevangenisstraf actueel is en er onduidelijkheden bestaan over de juridische status van de levenslanggestrafte.

2 Hof Den Haag 18-06-2004, ECLI:NL:GHSGR:2004:AP2846, 15.24-15.26 [online] 3 Hoge Raad 14-03-2006, ECLI:NL:HR:2006:AU5496, 9.8 [online]

4 Hof Amsterdam 13-07-2006, ECLI:NL:GHAMS:2006:AY3864 [online]

5 Wetenschapsfilosoof Ton Derksen, zijn zus verpleeghuisarts Metta de Noo-Derksen en broer Bram Derksen twijfelden aan de statistische gegevens, het onderzoek naar de digoxinevergiftiging van kindje A. en de interpretatie van de medische gegevens die het schakelbewijs vormde voor alle andere bewijsvoeringen. Ton Derksen diende een verzoek in bij de commissie-Posthumus II, die afgesloten rechtszaken onderzocht op gerechtelijke dwalingen. Op 29 oktober 2007 bracht de Commissie evaluatie afgesloten strafzaken (CEAS) een advies uit aan het openbaar ministerie om een herzieningsverzoek in te dienen, zie Volksgericht, oproerkraaiers

en potsenmakers, NJB 2008/443 [online] en www.luciadeb.nl [geraadpleegd op 20-02-2016].

6 Hof Arnhem 14-04-2010, ECLI:NL:GHARN:2010:BM0876, r.o. 1.2.1-1.2.2 [online]. Vanwege de 7 Hof Arnhem 14-04-2010, ECLI:NL:GHARN:2010:BM0876, r.o. 1.2.2 [online]

8 Hof Arnhem 14-04-2010, ECLI:NL:GHARN:2010:BM0876, r.o. 1.2.2 [online] 9 Hof Arnhem 14-04-2010, ECLI:NL:GHARN:2010:BM0876 [online]

(7)

2

1.1 Onderzoeksvraag & deelvragen

Per 31 maart 2016 zitten er drieëndertig onherroepelijk veroordeelden in Nederland een levenslange gevangenisstraf uit.10 Daarnaast zijn er zeven gedetineerden die nog niet onherroepelijk zijn veroordeeld

tot levenslang.11 Advocaat Wim Anker gaf in 2015 in een interview aan dat gratieverlening bij

levenslanggestraften in de praktijk niet meer voorkomt.12 Ik vroeg mij af of levenslanggestraften in de

praktijk daadwerkelijk niet meer in aanmerking komen voor gratie en daardoor – afgezien van de herzieningsprocedure – geen mogelijkheid tot vrijlating hebben. Vervolgens vroeg ik mij af of de Nederlandse levenslange gevangenisstraf – indien deze oneindig is – in strijd is met het EVRM. Dit leidde tot de onderzoeksvraag:

Voldoet de Nederlandse praktijk van de levenslange gevangenisstraf aan de eisen die voortvloeien uit artikel 3 en artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden?

Om deze onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden moeten de eisen van het EVRM worden uiteengezet en is het noodzakelijk om de Nederlandse wetgeving, het Nederlandse beleid en de Nederlandse praktijk

10 Cevdet Yilmaz (veroordeeld in 1984), Loi Wah Chung (veroordeeld in 1989), René H. (in 1990 in Engeland en in 1994 overgeplaatst naar Nederland), Edwin Senff (veroordeeld in 1993), Ab ‘Abbie’ Abbenhuis

(veroordeeld in 1995), Frank ‘Frenky’ Peeters (veroordeeld in 1996), Harold Hong a Fat (veroordeeld in 1998), Bennie Sopucua (veroordeeld in 1998), Juan Nuri (veroordeeld in 1997 en met 77 jaar de oudste

levenslanggestrafte), Jan Stoffers (veroordeeld in 2000), Edward J. (Veroordeeld in 2000 op Curaçao en

overgeplaatst naar Nederland), Hüseyin Baybaşin (veroordeeld in 2001), Willem van Eijk (veroordeeld in 2002), Ugur Uysal (veroordeeld in 2003), Edwin Zandstra (veroordeeld in 2003), Ludwig Friedrich ‘Louis’ Hagemann (veroordeeld in 2003), Dawanpersad Satram (veroordeeld in 2003), Ischa Magaev (veroordeeld in 2004), Mehmet Alkan (veroordeeld in 2004), Olaf Hamers (veroordeeld in 2004), Birol Cicek (veroordeeld in 2004), Geert ‘Gerke’ Musch (veroordeeld in 2004), Frans Boons (veroordeeld in 2005), Sunil Monahar (veroordeeld in 2005), Daniel Sowerby (veroordeeld in 2005), Mohammed Bouyeri (veroordeeld in 2005), Rudolf Käsebier (veroordeeld in 2005), Fernando Pires (veroordeeld in 2007), Elmer Pinto e Neto Brito (veroordeeld in 2007), Zé Carlos Borges de Brito (veroordeeld in 2007), Martinus ‘Marcel’ Teunissen (veroordeeld in 2008), Hee Chan S. (veroordeeld in 2010 in België en in 2014 overgeplaatst naar Nederland) en Joseph Mpambara (in 2011

veroordeeld voor internationale oorlogsmisdrijven, nadat hij met een vals paspoort asiel had aangevraagd in Nederland).Drie van deze levenslanggestraften zijn in het buitenland tot levenslang veroordeeld, maar zitten hun straf in Nederland uit, zie www.rtlnieuws.nl [geraadpleegd op 21-06-2016]. Recentelijk zijn nog twee mannen tot levenslang veroordeeld, die niet in deze lijst zijn opgenomen: Hasèn Aksema (veroordeeld bij verstek in 2006), die vermoedelijk in Libië verblijft, en Lau Geeraets (veroordeeld in 2015), die binnen vierentwintig uur na zijn veroordeling tot levenslang zelfmoord pleegde (rechtbank Limburg 23-04-2015 (Venrayse moordzaak)). Bronnen: Anker en Anker strafrechtadvocaten, Overzicht levenslang gestraften in Nederland, Anker en Anker strafrechtadvocaten [online], Van Wely, Levenslang!, Just Publishers, p. 299-358 en Stichting Forum humane tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf, STATISTIEK 31 juli 2015, Stichting Forum Levenslang [online].

11 Te weten: Faig B., hof Den Haag 19-01-2015 (cassatie ingesteld (zie paragraaf 7.4.3), zaak Galjoen), Jesse Remmers, Siegfried Saez en Mohammed Rasnabe, rechtbank Amsterdam 29-01-2013 (hoger beroep dient,

Passagezaak), Adil Abouchdak en Anouar Benhadi, rechtbank Amsterdam 01-05-2015 (in hoger beroep, zaak Staatsliedenbuurt) en George H., rechtbank Amsterdam 14-01-2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:132 (Dubbele medicijnmoord), zie: Stichting Forum humane tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf,

STATISTIEK 31 juli 2015, Stichting Forum Levenslang [online] en Van Wely, Levenslang!, Just Publishers, p.

359-372

(8)

3 van de levenslange gevangenisstraf te onderzoeken. De volgende deelvragen worden in dit onderzoek beantwoord:

Welke eisen vloeien voort uit de artikelen 3 en 5 van het EVRM?

Welke eisen heeft het EHRM gesteld aan de levenslange gevangenisstraf?

Hoe hebben de lidstaten van de Raad van Europa in het nationale recht invulling gegeven aan de levenslange gevangenisstraf?

Hoe is de levenslange gevangenisstraf in Nederland tot stand gekomen? Kan een Nederlandse levenslanggestrafte zijn straf verkorten en zo ja, hoe? Hoe is de gratieprocedure juridisch vormgegeven?

Wat is het huidige gratiebeleid?

Biedt het huidige gratiebeleid een reëel vooruitzicht op invrijheidstelling? Wordt gratie in de praktijk verleend aan levenslanggestraften in Nederland?

1.2 Afbakening onderzoek

Dit onderzoek is gericht op de Nederlandse levenslange gevangenisstraf en de Nederlandse gratiepraktijk. De levenslange detentie die kan voortvloeien uit een veroordeling tot tbs wordt niet behandeld, en ook de levenslange gevangenisstraf die door het Internationaal Strafhof kan worden opgelegd zal niet worden onderzocht. Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden moeten artikel 3 en artikel 5 EVRM onderzocht worden, omdat deze artikelen in de jurisprudentie van het EHRM over de levenslange gevangenisstraf (veelal) centraal staan en de eisen die worden gesteld aan de levenslange gevangenisstraf uit deze artikelen voortvloeien. Zijdelings komen enkele andere internationale wetsartikelen aan bod, maar enkel artikel 3 en artikel 5 EVRM zullen uitgebreid onderzocht worden. De onderzoeksperiode loopt tot 31 maart 2016. Na het verstrijken van deze datum heeft zowel de Grote Kamer van het EHRM als de Hoge Raad een belangrijke uitspraak gedaan en heeft staatssecretaris Dijkhoff een beleidswijziging van de levenslange gevangenisstraf voorgesteld. Aangezien de conclusie van dit onderzoek al was opgetekend voordat deze ontwikkelingen plaatsvonden, zijn zij niet integraal opgenomen, maar vanwege hun relevantie worden zij wel na de conclusie besproken en wordt gekeken hoe zij zich verhouden tot de bevindingen die volgen uit dit onderzoek.

1.3 Onderzoeksmethoden

Bij dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van handboeken, nationale en Europese wetgeving, jurisprudentie van nationale instanties en het EHRM, tijdschriftartikelen, krantenartikelen en parlementaire documentatie. De bronnen die online te raadplegen zijn, worden in de voetnoten aangegeven met ‘[online]’. In de bibliografie wordt de digitale vindplaats opgenomen.

(9)

4

1.4 Opbouw

Dit onderzoek wordt uiteengezet in zeven hoofdstukken. In hoofdstuk 2 worden de Europeesrechtelijke eisen uiteengezet die zijn gesteld aan de levenslange gevangenisstraf. Vanaf het moment van veroordeling tot levenslang moet de straf voldoen aan de eisen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). Deze eisen worden door middel van jurisprudentie van het EHRM geconcretiseerd. Daarna wordt onderzocht welke invulling de lidstaten van de Raad van Europa geven aan de levenslange gevangenisstraf. In hoofdstuk 3 wordt de geschiedenis behandeld van de levenslange gevangenisstraf, die in 1870 ondanks de nodige bezwaren werd ingevoerd als alternatief voor de doodstraf. Enkele bezwaren worden uitgelicht. In dit hoofdstuk wordt ook het gratiebeleid uiteengezet dat door de jaren heen lijkt te zijn veranderd. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de gratieprocedure. Een herziening – die voor Lucia de Berk tot invrijheidstelling leidde – leidt tot een andere uitkomst dan de oorspronkelijke veroordeling. In Nederland heeft de onherroepelijk veroordeelde levenslanggestrafte – juridisch gezien – twee mogelijkheden om zijn straf te verkorten: hij kan een civiele procedure starten tot verkorting van de straf of een beroep doen op de Gratiewet en een verzoek tot gratieverlening indienen. In de praktijk blijkt echter dat alleen de gratie een reële mogelijkheid kan bieden tot verkorting van de levenslange gevangenisstraf. Middels een gratieprocedure wordt beoordeeld of de voortduring van de detentie nog rechtvaardig is. In hoofdstuk 5 wordt de Nederlandse gratiepraktijk behandeld. De procedures die de levenslanggestraften Cevdet Yilmaz en Loi Wah Chung hebben aangespannen, worden in dit hoofdstuk uitgelicht, omdat deze veel informatie verschaffen over de mogelijkheden tot rehabilitatie van levenslanggestraften en over het gratiebeleid in de praktijk. In hoofdstuk 6 wordt de Nederlandse invulling van de levenslange gevangenisstraf getoetst aan de eisen van het EVRM. Tot slot volgt in hoofdstuk 7 de conclusie van dit onderzoek.

(10)

5

2.

De levenslange gevangenisstraf in internationale context

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de internationaalrechtelijke visie op de levenslange gevangenisstraf behandeld. In paragraaf 2.2 wordt artikel 3 EVRM behandeld, dat het recht op foltering en onmenselijke of vernederende behandeling en bestraffing omvat. Naast artikel 3 EVRM is voor de toetsing van de levenslange gevangenisstraf artikel 5 EVRM van belang. Artikel 5 EVRM garandeert het recht op vrijheid en veiligheid. In paragraaf 2.3 wordt artikel 5 lid 1 sub a EVRM behandeld en in paragraaf 2.4 wordt artikel 5 lid 4 EVRM besproken. Aan de hand van jurisprudentie van het EHRM worden in deze paragrafen de eisen van het EVRM aan de levenslange gevangenisstraf uiteengezet. Het recht op resocialisatie en rehabilitatie wordt in paragraaf 2.5 behandeld en in paragraaf 2.6 volgen enkele Europese resoluties en aanbevelingen over de levenslange gevangenisstraf. In paragraaf 2.7 volgt een samenvatting van de eisen die voortvloeien uit het EVRM. In paragraaf 2.8 wordt per lidstaat van de Raad van Europa besproken of en hoe de lidstaat voorziet in een mogelijkheid om de levenslange gevangenisstraf op te leggen en te verkorten, en wordt behandeld dat Nederland daarbij een uitzonderingspositie binnen de Raad van Europa lijkt in te nemen.

2.2 Artikel 3 EVRM

Artikel 3 EVRM is één van de fundamentele normen binnen een democratische samenleving; het verbiedt folteringen, onmenselijke of vernederende behandelingen en bestraffingen in absolute zin.13

Een lidstaat kan dus geen enkele uitzondering maken op dit verbod, ongeacht de omstandigheden van het geval en het gedrag van de persoon.14 De reikwijdte van artikel 3 EVRM is – met het oog op de

menselijke waardigheid in de detentiesituatie – door de jaren heen volgens de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) duidelijk verruimd. Steeds meer aspecten van de vrijheidsbeneming zijn onder de bescherming van dit absolute verbod komen te vallen.15

Het opleggen van de levenslange gevangenisstraf als zodanig wordt niet verboden door artikel 3 EVRM.16 Wel kan de tenuitvoerlegging van de straf dusdanig schrijnend zijn dat het een inhumane of

vernederende behandeling of bestraffing oplevert.17 Een behandeling of bestraffing valt pas onder de

reikwijdte van artikel 3 EVRM als de detentieschade van de veroordeelde een minimum level of

13 Artikel 3 EVRM en EHRM (GK) 12-02-2008, nr. 21906/04, §95 (Kafkaris/Cyprus) [online] 14 RSJ rapport 29-10-2012, Goed bejegenen¸ 2012, Hfdst. 15, §1 [online]

15 RSJ rapport 29-10-2012, Goed bejegenen¸ 2012, Hfdst. 15, §1 [online]

16 Tenzij het een minderjarige betreft. Zie EHRM (Derde Sectie) 10-12-2013, nr. 10511/10, §51 (Murray/Nederland) [online] en EHRM (GK) 12-02-2008, nr. 21906/04, §97 (Kafkaris/Cyprus) [online] 17 Van Hattum, Het irrationele van de levenslange straf, Wolf Legal Publishers 2005, p. 240 [online]

(11)

6

severity18 heeft bereikt. Of dit minimum level wordt bereikt hangt af van de omstandigheden van het

geval. De duur van de slechte behandeling, de fysieke en mentale effecten die daaruit voortvloeien – en in sommige gevallen het geslacht, de leeftijd en de gezondheid van het slachtoffer – kunnen van invloed zijn.19 Het langdurig in detentie verblijven, veroorzaakt bij elke veroordeelde een zekere mate van

detentieschade.20 Dit is inherent aan de gevangenisstraf en leidt niet in elk geval tot een schending van

het EVRM. Een lidstaat krijgt ruimte om te interpreteren wat rechtvaardig en proportioneel is bij het opleggen van een straf.21 Het EHRM mengt zich niet in de keuze van een lidstaat voor een bepaald

strafrechtssysteem, tenzij dit systeem strijdig is met de beginselen van het EVRM.22 Het EHRM heeft

wel enkele eisen gesteld aan de oplegging en tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf, die aan de hand van de jurisprudentie van het EHRM in het navolgende achtereenvolgens worden behandeld.

2.2.1 Kafkaris t. Cyprus

De eerste eis van het EHRM – the prospect of release – kwam aan bod in de zaak Kafkaris t. Cyprus.23

Kafkaris had een bom onder een auto geplaatst en liet deze ontploffen, waardoor een man en twee kinderen omkwamen.24 Hij werd daarvoor in 1989 veroordeeld tot een mandatory life sentence.25

Kafkaris klaagde bij het EHRM dat de straf die hem was opgelegd in strijd met artikel 3 EVRM was. Het opleggen van een levenslange gevangenisstraf is volgens het EHRM op zichzelf niet onrechtmatig of onverenigbaar met het EVRM, zolang de straf niet grossly disproportionate is.26 Echter het opleggen

van een irreducible levenslange gevangenisstraf ‘may raise an issue under Article 3’.27 De irreducible

levenslange gevangenisstraf zou dus in strijd kunnen zijn met artikel 3 EVRM, dat het verbod op inhumane bestraffing behelst.28 Als een lidstaat de levenslange gevangenisstraf volledig ten uitvoer legt,

moet de lidstaat voorzien in bepaalde minimumwaarborgen zodat de straf niet inhumaan of vernederend is. Eén van deze waarborgen is dat de levenslanggestrafte any prospect of release heeft.29 Daarvoor is

18 Vrij vertaald: de ernst van de behandeling of bestraffing die een bepaald niveau heeft bereikt. 19 EHRM 18-01-1978, nr. 5310/71, §162 (Ierland/Verenigd Koninkrijk) [online]

20 Verlies van onder andere werk, familie, vrijheid, sociale contacten en tijdsbesef, zie: Liem, Van Kuijck & Raes, Detentiebeleving van (levens)langgestraften, DD 2016/2, §7.1 [online]

21 EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §120 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online] 22 EHRM (GK) 12-02-2008, nr. 21906/04, §99 (Kafkaris/Cyprus) [online]

23 EHRM (GK) 12-02-2008, nr. 21906/04, §98 (Kafkaris/Cyprus) [online] 24 EHRM (GK) 12-02-2008, nr. 21906/04, §12 (Kafkaris/Cyprus) [online] 25 EHRM (GK) 12-02-2008, nr. 21906/04, §12 (Kafkaris/Cyprus) [online]

26EHRM (GK) 12-02-2008, nr. 21906/04, §97 (Kafkaris/Cyprus) [online]

27 In Kafkaris t. Cyprus was de Grote Kamer nog van mening dat er strijd met artikel 3 EVRM zou kunnen ontstaan als er geen mogelijkheid tot strafverkorting bestaat. In Vinter e.a. t. het Verenigd Koninkrijk bepaalde de Grote Kamer echter dat indien de mogelijkheid tot verkorting ontbreekt dit per definitie in strijd is met artikel 3 EVRM. Zie EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §122 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online] en EHRM (GK) 12-02-2008, nr. 21906/04, §97-98 (Kafkaris/Cyprus) [online]

28 Artikel 3 EVRM

(12)

7 het noodzakelijk dat de straf zowel de iure (juridisch) als de facto (feitelijk) verkortbaar is.30 Een

schending van artikel 3 EVRM zal uitblijven als er in de nationale wetgeving the possibility of review wordt geboden: een mogelijkheid om de straf te laten beoordelen.31 De review moet gericht zijn op de

commutation (omzetting), remission (kwijtschelding) of termination (beëindiging) van de straf, of op

de conditional release (voorwaardelijke invrijheidstelling) van de levenslanggestrafte en de review moet in de praktijk ook uitgevoerd worden.32 Als de lidstaat bij het opleggen van een levenslange

gevangenisstraf niet voorziet in een perspectief op vrijlating – de iure en/of de facto – maakt dat de levenslange gevangenisstraf onverkortbaar (irreducible) en dat leidt tot een schending van artikel 3 EVRM. 33

Het enkele feit dat de levenslange gevangenisstraf daadwerkelijk wordt tenuitvoergelegd tot de dood, mag volgens het EHRM niet leiden tot de conclusie dat de straf niet te verkorten is.34 In de praktijk – de

facto – zal niet iedere levenslanggestrafte daadwerkelijk een verkorting van zijn straf krijgen; dat elke

levenslanggestrafte de genuine possibility of release krijgt, is voldoende om de de facto schending met artikel 3 EVRM te voorkomen.35 De levenslanggestrafte mag niet worden gedetineerd, tenzij er

legitieme strafgronden zijn die de detentie rechtvaardigen: de vergelding, de afschrikking, de bescherming van de samenleving en de rehabilitatie.36 De voortdurende detentie van een

levenslanggestrafte moet dus gerechtvaardigd zijn door bepaalde strafdoelen.37 De levenslange

gevangenisstraf wordt opgelegd als de veroordeelde een ernstig misdrijf heeft gepleegd, dat vergolden moet worden en waarvoor de veroordeelde dus moet boeten. Daarnaast moet de veroordeelde vaak een aanzienlijke periode worden gedetineerd, zodat de maatschappij beschermd is tegen de veroordeelde. Ook als de veroordeelde bijvoorbeeld – ondanks het feit dat hij een aanzienlijke periode in detentie heeft doorgebracht – nog recidivegevaarlijk is, rechtvaardigt het strafdoel ‘de bescherming van de samenleving’ de verdere tenuitvoerlegging van de straf.

Hoewel levenslanggestraften in Cyprus enkel een beperkt perspectief op vrijlating hadden, achtte de Grote Kamer de levenslange gevangenisstraf niet in strijd met artikel 3 EVRM.38 De nationale wetgeving

voorzag in een procedure – de clemency – waardoor de president na goedkeuring door het openbaar

30 EHRM (GK) 12-02-2008, nr. 21906/04, §98 (Kafkaris/Cyprus) [online] 31 EHRM (GK) 12-02-2008, nr. 21906/04, §98 (Kafkaris/Cyprus) [online] 32 EHRM (GK) 12-02-2008, nr. 21906/04, §98 (Kafkaris/Cyprus) [online]

33 In Kafkaris t. Cyprys was de Grote Kamer nog van mening dat er strijd met artikel 3 EVRM zou kunnen ontstaan als er geen mogelijkheid tot strafverkorting bestaat. In Vinter e.a. t. het Verenigd Koninkrijk bepaalde de Grote Kamer echter dat indien de mogelijkheid tot verkorting ontbreekt dit per definitie in strijd is met artikel 3 EVRM. Zie EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §122 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online] en EHRM (GK) 12-02-2008, nr. 21906/04, §97-98 (Kafkaris/Cyprus) [online], zie paragraaf 2.2.3. 34 EHRM (GK) 12-02-2008, nr. 21906/04, §97 (Kafkaris/Cyprus) [online]

35 EHRM (GK) 12-02-2008, nr. 21906/04, Joint partly dissenting opinion of judges Tulkens, Cabral Barreto, Fura-Sandström, Spielmann en Jebens, §3 (Kafkaris/Cyprus) [online]

36 EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §111 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online] 37 EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §111 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online] 38 EHRM (GK) 12-02-2008, nr. 21906/04, §103 (Kafkaris/Cyprus) [online]

(13)

8 ministerie de levenslange gevangenisstraf kon verkorten, waardoor de straf de iure te verkorten was.39

De verkortingsmogelijkheid bestond ook de facto, omdat tussen 1993 en 2005 elf tot mandatory life veroordeelden in vrijheid waren gesteld door gratieverlening.40 In een joint partly dissenting opinion

benadrukken vijf rechters van de Grote Kamer van het EHRM dat gratieverlening of het verlenen van

clemency een discretionaire bevoegdheid van de uitvoerende macht mag zijn, maar dan moet de lidstaat

wel voorzien in adequate waarborgen tegen willekeur, zodat de review voldoet aan de eisen die voortvloeien uit het EVRM en een schending van artikel 3 EVRM wordt voorkomen.41

2.2.2 Iorgov II t. Bulgarije

Het EHRM verduidelijkte in 2010 de eis van de iure en de facto strafverkorting in de zaak Iorgov II t. Bulgarije.42 Iorgov werd in 1989 veroordeeld tot de doodstraf voor onder andere moord op drie

minderjarigen en verkrachting van één van hen.43 Na het afschaffen van de doodstraf in december 1998

kon in Bulgarije bij de ernstigste misdrijven een maximale tijdelijke gevangenisstraf van dertig jaar worden opgelegd, of de life imprisonment with the possibility of commutation (доживотен затвор със замяна) – levenslang met de mogelijkheid dat de straf door een lagere straf zou worden vervangen – of de whole life sentence of life imprisonment without the possibility of commutation (доживотен затвор без замяна) – de levenslange gevangenisstraf zonder de mogelijkheid op voorwaardelijke invrijheidstelling.44 De doodstraf van Iorgov en de achttien andere veroordeelden wiens doodstraf nog

niet waren tenuitvoergelegd, werden omgezet in een whole life sentence of life imprisonment without

the possibility of commutation (hierna: whole life sentence).45

De whole life sentence hield in dat de veroordeelde in bijna complete afzondering leefde en zeer beperkte mogelijkheden had om te werken, een opleiding te volgen en sociale contacten te onderhouden.46 De

whole life gevangenen kregen geen resocialisatieprogramma’s en tot het voorjaar van 2002 konden de

levenslanggestraften maximaal één uur per dag contact met elkaar hebben.47 Sinds 2003 kon Iorgov

meer sociale contacten opdoen, omdat het gevangenisregime (op zijn initiatief) was versoepeld.48 De tot

een whole life sentence veroordeelde had geen mogelijkheid om voorwaardelijk in vrijheid gesteld te

39 EHRM (GK) 12-02-2008, nr. 21906/04, §103 (Kafkaris/Cyprus) [online]

40 EHRM (GK) 12-02-2008, nr. 21906/04, §103 (Kafkaris/Cyprus) [online] Tien van de elf vrijgelaten veroordeelden zaten net als Kafkaris een mandatory life sentence uit.

41 EHRM (GK) 12-02-2008, nr. 21906/04, Partly dissenting opinion, nr. 3 (Kafkaris/Cyprus) [online] 42 EHRM (Vijfde Sectie) 02-09-2010, nr. 36295/02 (Iorgov II/Bulgarije) [online]

43 EHRM (Vijfde Sectie) 02-09-2010, nr. 36295/02, §10 en §12 (Iorgov II/Bulgarije) [online]

44 In artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht van 1968 van Bulgarije, zie EHRM (Vijfde Sectie) 02-09-2010, nr. 36295/02, §13 (Iorgov II/Bulgarije) [online]

45 EHRM (Vijfde Sectie) 02-09-2010, nr. 36295/02, §13 (Iorgov II/Bulgarije) [online] 46 EHRM (Vijfde Sectie) 02-09-2010, nr. 36295/02, §15-20 (Iorgov II/Bulgarije) [online] 47 EHRM (Vijfde Sectie) 02-09-2010, nr. 36295/02, §20 (Iorgov II/Bulgarije) [online] 48 EHRM (Vijfde Sectie) 02-09-2010, nr. 36295/02, §21-22 (Iorgov II/Bulgarije) [online]

(14)

9 worden.49 De enige manier om de whole life sentence te verkorten was als de president clemency zou

verlenen, waartoe hij sinds 1991 bevoegd was.50 Clemency hield in dat de president gratie kon verlenen

voor een straf of een gedeelte ervan en in het geval van de doodstraf kon de president gratie verlenen of de doodstraf omzetten naar een andere straf.51 Deze Bulgaarse gratie werd onvoorwaardelijk verleend

en kon niet worden teruggedraaid.52 Tegen een gratieafwijzing kon de levenslanggestrafte niet in beroep

gaan, maar hij kan wel een nieuw gratieverzoek indienen.53

In deze zaak Iorgov II t. Bulgarije – door het EHRM gewezen na Kafkaris t. Cyprus, maar vóór Vinter e.a. t. het Verenigd Koninkrijk – heeft de Vijfde Kamer van het EHRM de Bulgaarse presidentiële gratieprocedure tot 2009 beoordeeld. Sinds de invoering van de levenslange gevangenisstraf in 1998 waren er eenenveertig mannen veroordeeld tot een whole life sentence en was er nog aan geen enkele levenslanggestrafte gratie verleend.54 Op het moment van de uitspraak in 2010 zat Iorgov twintig jaar

en drie maanden in detentie.55 Een ‘normale’ levenslange gevangenisstraf – die als minder ernstig werd

beschouwd dan de whole life sentence – kon volgens het nationale recht pas na minstens twintig jaar detentie worden verkort tot een minimale straf van dertig jaar.56 Hoewel er honderd gratieverzoeken

door whole life levenslanggestraften waren gedaan en er nog geen gratie was verleend, betekende dit volgens het EHRM voor Iorgov niet dat elk gratieverzoek van een whole life gestrafte zou worden afgewezen; het betekende ook niet dat hem daardoor de hoop op invrijheidstelling was ontnomen en daarmee de whole life sentence de facto onverkortbaar was.57 Immers was de whole life sentence pas

sinds 1998 in gebruik, waardoor het onwaarschijnlijk was dat er al veel whole life gestraften lang genoeg in detentie zaten om voor presidentiële gratie in aanmerking te komen.58 Het EHRM achtte het niet

bewezen ‘beyond reasonable doubt’ dat de veroordeelde geen hoop op vrijlating had.59 Het EHRM

benadrukte dat als Iorgov ‘in due course’ (op een onbepaald later tijdstip) een gratieverzoek zou indienen, er geen aanwijzing was dat het verzoek niet degelijk zou worden behandeld aan de hand van een reeks voorwaarden. Het EHRM nam daarom in dit geval geen schending van artikel 3 EVRM aan.60

Kortom: Het EHRM kwam in Iorgov II t. Bulgarije tot de conclusie dat het ontbreken van gratieverleningen aan levenslanggestraften niet betekent dat de gratieprocedure de facto nooit effectief

49 Artikel 70 (1) Wetboek van Strafrecht van Bulgarije, zie EHRM (Vijfde Sectie) 02-09-2010, nr. 36295/02, §31 (Iorgov II/Bulgarije) [online]

50 EHRM (Vijfde Sectie) 02-09-2010, nr. 36295/02, §33 (Iorgov II/Bulgarije) [online] 51 EHRM (Vijfde Sectie) 02-09-2010, nr. 36295/02, §33 (Iorgov II/Bulgarije) [online] 52 EHRM (Vijfde Sectie) 02-09-2010, nr. 36295/02, §34 (Iorgov II/Bulgarije) [online] 53 EHRM (Vijfde Sectie) 02-09-2010, nr. 36295/02, §34 en §37 (Iorgov II/Bulgarije) [online] 54 EHRM (Vijfde Sectie) 02-09-2010, nr. 36295/02, §57 (Iorgov II/Bulgarije) [online] 55 EHRM (Vijfde Sectie) 02-09-2010, nr. 36295/02, §14 (Iorgov II/Bulgarije) [online] 56 EHRM (Vijfde Sectie) 02-09-2010, nr. 36295/02, §57 (Iorgov II/Bulgarije) [online] 57 EHRM (Vijfde Sectie) 02-09-2010, nr. 36295/02, §37 (Iorgov II/Bulgarije) [online] 58 EHRM (Vijfde Sectie) 02-09-2010, nr. 36295/02, §56-57 (Iorgov II/Bulgarije) [online] 59 EHRM (Vijfde Sectie) 02-09-2010, nr. 36295/02, §59 (Iorgov II/Bulgarije) [online] 60 EHRM (Vijfde Sectie) 02-09-2010, nr. 36295/02, §59-60 (Iorgov II/Bulgarije) [online]

(15)

10 is of zal zijn.61 In de latere uitspraak van het EHRM in Vinter e.a. t. het Verenigd Koninkrijk is deze

redenering expliciet verlaten.62 Het EHRM controleert of de nationale wetgeving op het moment van

onherroepelijke veroordeling voorzag in een mogelijkheid tot verkorting van de straf en of de lidstaat een adequate mogelijkheid tot review voor levenslanggestraften bood. Deze uitspraak wordt in de volgende paragraaf uitvoerig behandeld.

2.2.3 Vinter e.a. t. het Verenigd Koninkrijk

In 2012 liet het EHRM zich opnieuw uit over de levenslange gevangenisstraf in de zaak Vinter e.a. t. het Verenigd Koninkrijk.63 In Engeland en Wales is de rechtbank verplicht om bij een veroordeling voor

moord een levenslange gevangenisstraf op te leggen: de mandatory sentence of life imprisonment.64

Voor 2003 was het gebruikelijk dat de Secretary of State65 – nadat een mandatory sentence of life

imprisonment was opgelegd – op grond van Section 30 (1) van de Crime (Sentences) Act 1997 een

minimumtermijn van detentie vaststelde, die de levenslanggestrafte moest uitzitten ter vergelding van het gepleegde misdrijf.66 Deze minimumtermijn werd de tariff genoemd.67 De Secretary of State kon

ook een whole life tariff vaststellen. De whole life tariff hield in dat de levenslanggestrafte niet (voorwaardelijk) in vrijheid kon worden gesteld, tenzij de Secretary of State daartoe besloot.68 Na

vijfentwintig jaar detentie beoordeelde de Secretary of State of de levenslange gevangenisstraf nog te rechtvaardigen was, en keek hij specifiek naar de vooruitgang die de levenslanggestrafte in detentie had geboekt.69 Sinds de invoering van de Criminal Justice Act 2003 in 2003 moet de rechtbank de tariff

vaststellen.70 Net als voor 2003 kan de veroordeelde pas na het uitzitten van deze tariff een verzoek doen

tot voorwaardelijke vrijlating bij de Parole Board.71 Als het misdrijf echter uitzonderlijk ernstig is, dan

61 EHRM (Vijfde Sectie) 02-09-2010, nr. 36295/02, §57 (Iorgov II/Bulgarije) [online]

62 EHRM (Vierde Sectie) 17-01-2012, nrs. 66069, 130/10, 3896/10 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online] en EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §8 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online] 63 EHRM (Vierde Sectie) 17-01-2012, nrs. 66069, 130/10, 3896/10 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online] 64 EHRM (Vierde Sectie) 17-01-2012, nrs. 66069, 130/10, 3896/10, §8 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]

65 De Secretary of State is een minister, die op basis van Section 30 (1) van de Crime (Sentences) Act 1997 bevoegd is om een gevangene in vrijheid te stellen. Zie Section 30 (1) van de Crime (Sentences) Act 1997 [online via www.legislation.gov.uk] en EHRM (Vierde Sectie) 17-01-2012, nrs. 66069, 130/10, 3896/10, §8 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]

66 EHRM (Vierde Sectie) 17-01-2012, nrs. 66069, 130/10, 3896/10, §9 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]

67 EHRM (Vierde Sectie) 17-01-2012, nrs. 66069, 130/10, 3896/10, §8-9 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]

68 EHRM (Vierde Sectie) 17-01-2012, nrs. 66069, 130/10, 3896/10, §9 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]

69 EHRM (Vierde Sectie) 17-01-2012, nrs. 66069, 130/10, 3896/10, §9 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]

70 Criminal Justice Act 2003 van 20 november 2003 [online via www.legislation.gov.uk] en EHRM (Vierde Sectie) 17-01-2012, nrs. 66069, 130/10, 3896/10, §8 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]

71 EHRM (Vierde Sectie) 17-01-2012, nrs. 66069, 130/10, 3896/10, §8 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]

(16)

11 kan de rechtbank in plaats van een minimumtermijn een whole life order opleggen.72 De whole life order

houdt in dat de levenslanggestrafte voor de rest van zijn leven in detentie wordt gehouden, tenzij de

Secretary of State besluit de levenslanggestrafte in vrijheid te stellen.73 Op grond van de Prison Service

Order 4700 – een soort gebruiksaanwijzing voor de levenslange gevangenisstraf die ook wel the Lifer Manual werd genoemd –kon de Secretary of State de veroordeelde enkel in vrijheid stellen uit

medeleven omdat de levenslanggestrafte terminaal ziek is of een ernstige handicap hem bedlegerig had gemaakt.74 De overige cumulatieve voorwaarden waren dat het voortduren van gevangenschap de

levensverwachting van de veroordeelde zou verlagen, buiten de gevangenis adequate zorg en behandeling geregeld was, het risico op recidive minimaal was en vroegtijdige invrijheidstelling enig voordeel aan de veroordeelde of zijn familie zou brengen.75

Na de invoering van de Criminal Justice Act 2003 in 2003 konden de levenslanggestraften de tariff die door de Secretary of State was vastgesteld, laten beoordelen bij de High Court.76 De High Court kon

een minimumtermijn voor detentie of een whole life order vaststellen.77 Twee Britse

levenslanggestraften – Bamber en Moore – waren veroordeeld tot een mandatory life sentence en een

whole life tariff.78 Bamber werd in 1986 veroordeeld voor de moord op zijn ouders, zijn geadopteerde

zus en haar twee kinderen.79 In 1988 legde de Secretary of State hem een whole life tariff op. Het was

beleid om dit niet te vermelden aan de veroordeelde.80 In 1994 deelde de Secretary of State Bamber

mede dat hij hem een whole life tariff had opgelegd, omdat hij dit noodzakelijk achtte ter vergelding van de door Bamber gepleegde misdrijven.81 Hoewel de tariff dus reeds in 1988 was vastgesteld, wist

Bamber pas sinds 1994 dat hem een levenslange gevangenisstraf zonder de mogelijkheid tot voorwaardelijke invrijheidstelling opgelegd was. Moore was in 1996 berecht voor de moord op vier mannen, die hij met een groot militair mes vele malen had gestoken.82 De High Court had de whole life

72 EHRM (Vierde Sectie) 17-01-2012, nrs. 66069, 130/10, 3896/10, §8 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]

73 Section 30 (1) van de Crime (Sentences) Act 1997 [online via www.legislation.gov.uk] en EHRM (Vierde Sectie) 17-01-2012, nrs. 66069, 130/10, 3896/10, §8 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]

74 EHRM (Vierde Sectie) 17-01-2012, nrs. 66069, 130/10, 3896/10, §8 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]

75 EHRM (Vierde Sectie) 03-02-2015, nr. 57592/08, §10 (Hutchinson/Verenigd Koninkrijk) [online] 76 EHRM (Vierde Sectie) 17-01-2012, nrs. 66069, 130/10, 3896/10, §9 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]

77 EHRM (Vierde Sectie) 17-01-2012, nrs. 66069, 130/10, 3896/10, §9 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]

78 Vinter was veroordeeld na de inwerkingtreding van de Criminal Justice Act 2003; de whole life orders van Bamber en Moore waren door de High Court vastgesteld.

79 EHRM (Vierde Sectie) 17-01-2012, nrs. 66069, 130/10, 3896/10, §16 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]

80 EHRM (Vierde Sectie) 17-01-2012, nrs. 66069, 130/10, 3896/10, §17 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]

81 EHRM (Vierde Sectie) 17-01-2012, nrs. 66069, 130/10, 3896/10, §17 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]

82 EHRM (Vierde Sectie) 17-01-2012, nrs. 66069, 130/10, 3896/10, §22 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]

(17)

12

tariff van Bamber en Moore in 2008 en 2009 beoordeeld83 en kwam tot de conclusie dat de whole life

order de enige manier was om te voldoen aan de strafdoelen van bestraffing en afschrikking.84 De High

Court benadrukte dat Bamber en Moore alleen in vrijheid zouden kunnen worden gesteld op compassionate grounds. Vinter was – net als Bamber en Moore – veroordeeld tot een mandatory life sentence.85 Vinter was in 1996 al eens veroordeeld voor de moord op een collega, en in 2005 kwam hij

voorwaardelijk vrij.86 Nadat hij in 2008 zijn vrouw met vier messteken om het leven had gebracht, werd

hij veroordeeld tot een mandatory life sentence met een whole life order, omdat hij een recidiverend moordenaar was.87

De drie levenslanggestraften Vinter, Bamber en Moore wendden zich tot het EHRM met de klacht dat de whole life order niet te verkorten was en zij geen hoop hadden op invrijheidstelling en de straf dus in strijd was met artikel 3 EVRM.88 De Vierde Sectie van het EHRM boog zich over de zaak en kwam tot

de conclusie dat – hoewel de disproportionaliteit van een mandatory life sentence nauwkeurig onderzocht moest worden – de whole life order zonder de mogelijkheid tot voorwaardelijke invrijheidstelling niet per se onverenigbaar was met artikel 3 EVRM.89 De Vierde Sectie van het EHRM

benadrukte dat er enkel strijd met artikel 3 EVRM zou ontstaan, wanneer de levenslange gevangenisstraf – zoals in Kafkaris t. Cyprus was bepaald – juridisch (de iure) en feitelijk (de facto) niet kan worden verkort, én als de voortzetting van de detentie geen enkel strafdoel meer dient, waardoor de verdere tenuitvoerlegging van de straf niet langer kon worden gerechtvaardigd.90 Vinter had ten tijde van de

uitspraak van de Vierde Sectie pas drie jaar van zijn whole life order uitgezeten, waardoor de vergelding en afschrikking als strafdoelen de voortzetting van de detentie rechtvaardigden.91 Bamber en Moore

zaten respectievelijk zesentwintig en zestien jaar vast, maar ook hun detentie kon gerechtvaardigd

83 Dit was noodzakelijk na de invoering van section 276 en schedule 22 van de Criminal Justice Act 2003, zie paragraaf 2.2.3, pagina 13 en EHRM (Vierde Sectie) 17-01-2012, nrs. 66069, 130/10, 3896/10, §18 en §19 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online].

84 EHRM (Vierde Sectie) 17-01-2012, nrs. 66069, 130/10, 3896/10, §95 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]

85 EHRM (Vierde Sectie) 17-01-2012, nrs. 66069, 130/10, 3896/10, §13 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]

86 EHRM (Vierde Sectie) 17-01-2012, nrs. 66069, 130/10, 3896/10, §11 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]

87 EHRM (Vierde Sectie) 17-01-2012, nrs. 66069, 130/10, 3896/10, §13 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]. Zijn veroordeling stamde van na de inwerkingtreding van de Criminal Justice Act 2003, dus de whole

life order was door de rechtbank opgelegd.

88 EHRM (Vierde Sectie) 17-01-2012, nrs. 66069, 130/10, 3896/10, §75 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]

89 EHRM (Vierde Sectie) 17-01-2012, nrs. 66069, 130/10, 3896/10, §93 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]

90 EHRM (Vierde Sectie) 17-01-2012, nrs. 66069, 130/10, 3896/10, §93 en §103 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online] en EHRM (GK) 12-02-2008, nr. 21906/04 (Kafkaris/Cyprus) [online]

91 EHRM (Vierde Sectie) 17-01-2012, nrs. 66069, 130/10, 3896/10, §95 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]

(18)

13 worden door de strafdoelen vergelding en bestraffing.92 De Vierde Sectie beantwoordde de vraag of de

straf de facto verkortbaar is als de enige mogelijkheid op vrijlating geschiedt op compassionate grounds niet, omdat de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf met een whole life order al werd gerechtvaardigd door de strafdoelen.93 Wel gaven drie van de zeven rechters van de Vierde Sectie in een

partly dissenting opinion aan dat artikel 3 EVRM in hun ogen wel was geschonden. De rechters Garlicki,

David Thór Björgvinsson en Nicolau stelden dat er op het moment van het opleggen van de levenslange gevangenisstraf in de nationale wetgeving een geschikt mechanisme moet bestaan dat een mogelijkheid tot herziening van de straf biedt. Dit review mechanism geeft de veroordeelde hoop op vrijlating vanaf het moment van veroordeling.94 Vanwege deze partly dissenting opinions en op verzoek van Vinter,

Bamber en Moore werd de zaak verwezen naar de Grote Kamer van het EHRM.95

De Grote Kamer van het EHRM bevestigt de eerdere jurisprudentie: zolang de straf de iure en de facto te verkorten is, is er geen sprake van schending van artikel 3 EVRM. Als blijkt dat de levenslange gevangenisstraf echter niet te verkorten is, kan dit mogelijk wel strijdig zijn met artikel 3 EVRM.96

Daarnaast moet een mogelijkheid tot strafvermindering bestaan. Het EHRM benadrukt dat als de levenslange gevangenisstraf tot de dood wordt uitgezeten, dit nog niet vanzelfsprekend tot de conclusie leidt dat de straf irreducible of onverkortbaar is.97 De voortdurende tenuitvoerlegging van de straf kan

immers worden gerechtvaardigd door het recidivegevaar dat van de veroordeelde uitgaat; de staat heeft de verantwoordelijkheid de maatschappij te beschermen tegen misdrijven.98 Deze verantwoordelijkheid

neemt niet af naarmate de veroordeelde langer gedetineerd is.99 Naast de mogelijkheid tot verkorting

van de straf is het voldoende voor the prospect of release dat de nationale wetgeving een herbeoordeling mogelijk maakt die gericht is op verandering, kwijtschelding of – al dan niet voorwaardelijke – beëindiging van de straf.100 Tot dit punt strookt de uitspraak van de Grote Kamer met de eerdere

uitspraak van de Vierde Sectie en met de zaak Kafkaris t. Cyprus.

De Grote Kamer vervolgt haar uitspraak met de woorden: ‘There are a number of reasons why, for a

life sentence to remain compatible with Article 3, there must be both a prospect of release and a

92 EHRM (Vierde Sectie) 17-01-2012, nrs. 66069, 130/10, 3896/10, §19 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]

93 EHRM (Vierde Sectie) 17-01-2012, nrs. 66069, 130/10, 3896/10, §94-95 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]

94 EHRM (Vierde Sectie) 17-01-2012, nrs. 66069, 130/10, 3896/10, Joint partly dissenting opinion of judges Garlicki, David Thór Björgvinsson en Nicolaou (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]

95 EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §8 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online] 96 EHRM (GK) 12-02-2008, nr. 21906/04, §98 (Kafkaris/Cyprus) [online]

97 EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §117 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online] 98 EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §108 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online] 99 EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §108 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online] 100 Respectievelijk: commutation, remission, termination or the conditional release. Zie EHRM (GK) 12-02-2008, nr. 21906/04, §98 (Kafkaris/Cyprus) [online] en EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §109 en §116 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]

(19)

14

possibility of review.’101 De Grote Kamer legt hier voor het eerst expliciet een verband tussen het

vooruitzicht op vrijlating en de mogelijkheid van een herziening.102 De Grote Kamer heeft drie

argumenten waarom de lidstaat zowel in een prospect of release als een possibility of review moet voorzien. Ten eerste mag een veroordeelde niet worden gedetineerd als er geen strafdoelen zijn die de detentie rechtvaardigen.103 Het EHRM beslist dat ‘article 3 must be interpreted as requiring reducibility

of the sentence, in the sense of a review which allows the domestic authorities to consider whether any changes in the life prisoner are so significant, and such progress towards rehabilitation has been made in the course of the sentence, as to mean that continued detention can no longer be justified on legitimate penological grounds.’104 Wiene van Hattum noemt dit de ‘Vintertoets’.105 Bij het opleggen van de

levenslange gevangenisstraf zijn de strafdoelen dus de gronden voor detentie. Deze strafdoelen zijn echter niet statisch en kunnen tijdens de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf veranderen, waardoor de rechtvaardiging van de straf kan zijn verminderd.106 Alleen door middel van

een review – een herbeoordeling van de straf – kan worden bepaald of de voortdurende detentie nog gerechtvaardigd is door de strafdoelen.107 Na verloop van tijd kan het voornaamste doel van de detentie

aan kracht inboeten. Zo kan vergelding na vele jaren in detentie op de achtergrond raken, terwijl de levenslanggestrafte is gerehabiliteerd.108 Het gevolg kan zijn dat de voortdurende detentie niet langer

gerechtvaardigd kan worden.109 Een review is dus een noodzakelijk mechanisme om de strafdoelen te

evalueren en om te bepalen of de voortdurende detentie te rechtvaardigen is.110 De veroordeelde moet

vanaf het moment van veroordeling weten wanneer en op welke manier hij in aanmerking kan komen voor een review en voor de daaruit mogelijk voortvloeiende invrijheidstelling.111 Als een lidstaat niet

voorziet in een mogelijkheid van een review, ontstaat vanaf het moment van strafoplegging strijd met artikel 3 EVRM.112 De tweede reden waarom een lidstaat moet voorzien in zowel the prospect of release

als the possibility of a review is gelegen in het feit dat anders het gevaar bestaat dat de veroordeelde nooit genoeg kan boeten voor zijn misdrijf: hoezeer hij zijn leven ook betert, de straf blijft hetzelfde.113

101 EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §110 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online] 102 EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §110 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online] en Dzehtsiarou, Hutchinson v. UK: The right to hope (revisited)…, ECHR Blog 10-02-2015, alinea 2 [online] 103 EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §111 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online] 104 EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §119 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online] 105 Van Hattum, De rechter, de minister en de levenslange gevangenisstraf (deel 2), Trema 2015/7, p. 201 106 EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §119 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online] 107 EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §119 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online] 108 EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §119 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online] 109 EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §115 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online] 110 EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §111 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online] en EHRM (Vierde Sectie) 03-02-2015, nr. 57592/08 (Hutchinson/Verenigd Koninkrijk) m. nt. Claessen, J. [online] 111 EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §116 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online] 112 EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §122 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online] 113 De Grote Kamer vindt dat de straf zwaarder wordt naarmate er meer tijd is verstreken, want hoe langer de veroordeelde leeft, hoe langer zijn straf zal zijn. Daarmee wordt de straf een poor guarantee of just and

proportionate punishment, zie: EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §112 (Vinter

(20)

15 Als de straf in de praktijk nooit te verkorten is, dan zal de levenslanggestrafte geen moeite doen om zich te gedragen, omdat er geen verkorting van zijn straf tegenover goed gedrag zal staan. Dit maakt de straf steeds zwaarder en dit valt slecht te rijmen met de eis van proportionaliteit, aldus het EHRM.114 Ten

derde is het onverenigbaar met het EVRM om iemand zijn vrijheid te ontnemen zonder ervoor te zorgen dat de kans bestaat om ooit zijn vrijheid terug te winnen.115 Lidstaten moeten respect voor de menselijke

waardigheid tonen, ook voor die van levenslanggestraften. Een tot levenslang veroordeelde moet de mogelijkheid worden geboden tot rehabilitatie en – als de rehabilitatie geslaagd is – een vooruitzicht op invrijheidstelling, zoals Regel 6 van de Europese Gevangenisregels voorschrijft.116

De Grote Kamer kwam – voordat het inging op de specifieke zaak van Vinter, Bamber en Moore – tot de algemene conclusie dat artikel 3 EVRM voorschrijft dat de levenslange gevangenisstraf verkort moet kunnen worden door middel van een review. Het is niet aan het EHRM om voor te schrijven welke vorm deze review dient te krijgen en binnen welke termijn deze moet plaatsvinden.117 Het EHRM laat het aan

de lidstaten over welke vorm deze review moet krijgen: executive (een herziening door de uitvoerende macht) of judicial (een herziening door een rechterlijke instantie).118 Wel bestaat er volgens het hof clear

support fort he institution of a dedicated mechanism dat een review van de straf vijfentwintig jaar na

oplegging garandeert, waarna periodieke reviews moeten volgen.119 De review moet daarnaast gebaseerd

zijn op duidelijke regels.120 Als de nationale wetgeving niet in een dergelijke review voorziet, zal een

levenslange gevangenisstraf in strijd zijn met artikel 3 EVRM.121 Vanaf het moment van de veroordeling

moet het voor de levenslanggestrafte duidelijk zijn wat hij moet doen om voor vrijlating in aanmerking te komen en er moet een prospect of release en een possibility of review bestaan.122 Ook heeft de

levenslanggestrafte recht op rehabilitatie en het vooruitzicht op voorwaardelijke invrijheidstelling: de

prospect of conditional release.123

Vervolgens paste de Grote Kamer de hiervoor genoemde eisen toe op de zaak. Hoewel de Grote Kamer er niet van overtuigd was dat de Britse levenslange gevangenisstraf verkortbaar was, moest zij echter de

114 Van Hattum, Levenslang ‘post Vinter’, Njb 2013/29, §De argumenten van het Hof [online] en EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §112 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]

115 EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §113 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online] 116 EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §114-115 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]. Regel 107 voegt daaraan toe dat er stappen worden ondernomen ter verzekering van een geleidelijke terugkeer in de vrije samenleving, zie: EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §77 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]

117 EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §120 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online] 118 EHRM (GK) 12-02-2008, nr. 21906/04, §99 (Kafkaris/Cyprus) [online] en EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §104 en §120 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]

119 EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §120 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online] 120 EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §122 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online] 121 EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §120-121 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]

122 EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §104-118 en §122 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]

(21)

16 op dat moment geldende wet duiden, zoals hij was gepubliceerd en zoals hij in de praktijk werd toegepast bij whole life veroordeelden.124 De Grote Kamer achtte de bevoegdheid van de Secretary of State om

een tariff vast te stellen niet duidelijk.125 Vaststaat dat de Secretary of State een veroordeelde op grond

van Section 30 op elk moment in vrijheid kan stellen.126 Hij is ook verplicht in overeenstemming met

het EVRM te handelen. Daarmee zou Section 30 kunnen worden geïnterpreteerd als niet alleen de bevoegdheid gevend aan de Secretary of State om de veroordeelde vrij te laten, maar de Secretary of

State ook verplichten deze bevoegdheid tot invrijheidstelling uit te oefenen als de detentie niet langer

verenigbaar is met artikel 3 EVRM.127 Aangezien de lidstaat enkel op basis van compassionate grounds

de invrijheidstelling mogelijk maakte, kon de toepassing van Section 30 volgens het EHRM op dat moment slechts in zeer uitzonderlijke gevallen leiden tot de vrijlating van een levenslanggestrafte met een whole life order.128 De compassionate release – de vrijlating op basis van medeleven bij een

terminale ziekte – voldeed niet aan wat het EHRM verstond onder het perspectief op vrijlating, omdat de veroordeelde enkel vrijgelaten zou worden om te sterven.129 De praktijk zou juist gericht moeten zijn

op reclassering, rehabilitatie en vrijlating op voorwaarden (conditional release), waardoor de veroordeelde hoop op een daadwerkelijke terugkeer in de vrije maatschappij zou krijgen.130 Naast het

feit dat invrijheidstelling alleen maar mogelijk was op compassionate release on medical grounds was er geen mechanisme dat een review van de levenslange gevangenisstraf op ten duur mogelijk zou kunnen

124 EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §130 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online] Zestien van de zeventien rechters oordeelden dat er sprake was van een schending met artikel 3, omdat

compassionate release niet aansluit bij wat het EHRM verstaat onder a prospect of release. De zeventiende

rechter benadrukt in zijn partly dissenting opinion dat artikel 3 EVRM door het EHRM niet is toegepast op het individuele geval en geen conclusies zijn getrokken of de schending daadwerkelijk foltering oplevert, zie Partly dissenting opinion of judge Villiger in EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]

Bovendien was een bevel tot vrijlating van een levenslanggestrafte al veertien jaar niet afgegeven.

125 EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §125 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]:

Moreover, there is a lack of clarity as to the current law concerning the prospect of release of life prisoners. It is true that section 30 of the 1997 Act provides the Secretary of State with the power to release any prisoner, including one serving a whole life order (see paragraph 42 above). It is also true that, in exercising that power – as with all statutory powers – the Secretary of State is legally bound to act compatibly with the Convention (see section 6(1) of the Human Rights Act, set out at paragraph 33 above). As the Government suggested in their pleadings before the Court, it would therefore be possible to read section 30 as not just giving a power of release to the Secretary of State, but as imposing a duty on him to exercise that power and to release a prisoner if it can be shown that his or her continued detention has become incompatible with Article 3, for example, when it can no longer be justified on legitimate penological grounds.

126 Section 30 (1) van de Crime (Sentences) Act 1997 [online via www.legislation.gov.uk] en EHRM (Vierde Sectie) 17-01-2012, nrs. 66069, 130/10, 3896/10, §8 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]

127 EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §125 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online] 128 EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §125 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online] 129 EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §127 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online] 130 EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §116 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online], Dzehtsiarou, Hutchinson v. UK: The right to hope (revisited)…, ECHR Blog 10-02-2015, § Vinter is spreading [online] en Van Hattum, De rechter, de minister en de levenslange gevangenisstraf, TREMA 2013/7, p. 225 [online]

(22)

17 maken.131 Zestien van de zeventien rechters concludeerden dat artikel 3 EVRM geschonden was.132 Deze

schending leidde voor Vinter, Bamber en Moore niet tot een invrijheidstelling, omdat het gevaar voor recidive als strafgrond de voortdurende detentie bleef rechtvaardigen.133

Hoewel deze uitspraak voor de klagers niet resulteerde in een onmiddellijke vrijlating, heeft deze uitspraak fundamentele implicaties.134 Het EHRM benadrukt het belang van rehabilitatie en re-integratie

van mensen die veroordeeld zijn voor ernstige delicten. Een lidstaat kan niet langer volstaan met het enkele opsluiten van de veroordeelde. Rehabilitatieprogramma’s moeten worden opgezet, waardoor in ieder geval een kans wordt geboden op invrijheidstelling.135 Deze programma’s moeten specifiek ook

voor levenslanggestraften worden opgezet, zodat zij een mogelijkheid hebben weer terug te keren in de samenleving, nadat zij een lange periode in detentie hebben doorgebracht.136

2.2.4 Harakchiev & Tolumov t. Bulgarije

In Harakchiev & Tolumov t. Bulgarije toetste de Vierde Kamer van het EHRM de Bulgaarse whole life

imprisonment – die in Iorgov II t. Bulgarije niet in strijd met artikel 3 EVRM werd bevonden137

opnieuw.138 Harakchiev werd in 2004 onherroepelijk veroordeeld tot whole life imprisonment voor het

bezit van een illegaal vuurwapen, twee pogingen tot moord en twee moorden gedurende gewapende overvallen.139 Harakchiev klaagt dat de whole life sentence in strijd is met artikel 3 EVRM.140 Het EHRM

was niet overtuigd dat de whole life sentence ten tijde van de veroordeling van Harakchiev de iure verkortbaar was, omdat het onduidelijk was of de clemency141 – de presidentiële gratie – van toepassing

was op de whole life sentence.142 Sinds de invoering van een amendement in 2006 was de whole life

sentence volgens het EHRM zeker de iure verkortbaar, maar voor die tijd had de president geen gratie

verleend aan een whole life gevangene, uit de wet kon niet worden opgemaakt of de whole life sentence

131 EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §130 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online] 132 EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §139 (1) (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]

133 EHRM (GK) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §131 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online] 134 Dzehtsiarou, Hutchinson v. UK: The right to hope (revisited)…, ECHR Blog 10-02-2015, § Vinter is spreading [online]

135 Dzehtsiarou, Hutchinson v. UK: The right to hope (revisited)…, ECHR Blog 10-02-2015, § Vinter is spreading [online]

136 EHRM (Vierde Sectie) 09-07-2013, nrs. 66096/09, 130/10, 3896/10, §113 (Vinter e.a./Verenigd Koninkrijk) [online]

137 Zie paragraaf 2.2.2

138EHRM (vierde sectie) 08-07-2014, nrs. 15018/11 en 61199/12 (Harakchiev & Tolumov/Bulgarije) [online]

139 EHRM (vierde sectie) 08-07-2014, nrs. 15018/11 en 61199/12, §9 (Harakchiev & Tolumov/Bulgarije) [online]

140 EHRM (vierde sectie) 08-07-2014, nrs. 15018/11 en 61199/12, §179 (Harakchiev & Tolumov/Bulgarije) [online]

141 De clemency is behandeld in paragraaf 2.2.2.

142 EHRM (vierde sectie) 08-07-2014, nrs. 15018/11 en 61199/12, §63-64 en §76 (Harakchiev & Tolumov/Bulgarije) [online]

(23)

18 in aanmerking kwam voor clemency, en politici wensten zelf een verduidelijking van de wetgeving.143

De facto was de whole life sentence volgens het EHRM niet verkortbaar, mede omdat Harakchiev niet

kon niet weten dat er een mechanisme bestond dat hem de kans bood daadwerkelijk vrij te komen.144

Sinds 2012 is er aanzienlijk meer duidelijkheid gekomen over de clemency: in 2012 sprak het Bulgaarse Constitutioneel Hof zich uit over de presidentiële gratieverlening, waardoor gewaarborgd wordt dat de presidentiële gratieverlening sindsdien op een consistente en voorspelbare manier geschiedt.145 Het

Constitutioneel Hof besliste dat gratie niet willekeurig mag zijn en rekening moet worden gehouden met billijkheid, menselijkheid, compassie, vergeving en de gezondheid en familiesituatie van de veroordeelde en ook met de positieve verandering in zijn persoonlijkheid.146 De president moest van het

Constitutioneel Hof algemene criteria geven waaraan de veroordeelde moet voldoen voordat gratie wordt verleend, maar een motivering in individuele gevallen werd niet van hem verwacht.147 Tegen de

beslissing op het gratieverzoek kan bezwaar worden gemaakt.148 Ook heeft de president een Clemency

Commission in het leven geroepen en heeft hij een whole life sentence omgezet naar een life sentence,

waardoor voor die levenslanggestrafte een voorwaardelijke invrijheidstelling mogelijk werd.149

Het ziet er volgens het EHRM naar uit dat – als de huidige president en de toekomstige presidenten deze lijn doorvoeren – de whole life sentence van Harakchiev door deze waarborgen de facto verkortbaar is sinds 2012, omdat hij sinds die tijd ook weet heeft van het mechanisme dat zijn straf kan verkorten.150

Echter was de clemency voor Harakchiev tussen zijn onherroepelijke veroordeling in 2004 en de veranderingen in 2012 tamelijk ondoorzichtig door het gebrek aan waarborgen. In de zaak Iorgov II t. Bulgarije was als verklaring voor het uitblijven van gratieverleningen voor whole life gestraften nog gesteld dat het onwaarschijnlijk was dat er – kort na de invoering van de straf in 1998 – al veroordeelden in aanmerking zouden komen voor gratieverlening.151 De Vierde Kamer benadrukt in Harakchiev &

Tolumov t. Bulgarije echter dat het complete gebrek aan formele of zelfs informele waarborgen voor de uitoefening van de clemency en het ontbreken van praktijkvoorbeelden die de suggestie wekken dat –

143 Op 13 oktober 2006 werd artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht van Bulgarije gewijzigd, zie EHRM (vierde sectie) 08-07-2014, nrs. 15018/11 en 61199/12, §255 (Harakchiev & Tolumov/Bulgarije) [online] 144 EHRM (vierde sectie) 08-07-2014, nrs. 15018/11 en 61199/12, §256 (Harakchiev & Tolumov/Bulgarije) [online]

145 EHRM (vierde sectie) 08-07-2014, nrs. 15018/11 en 61199/12, §257 (Harakchiev & Tolumov/Bulgarije) [online]

146 EHRM (vierde sectie) 08-07-2014, nrs. 15018/11 en 61199/12, §258 (Harakchiev & Tolumov/Bulgarije) [online]

147 EHRM (vierde sectie) 08-07-2014, nrs. 15018/11 en 61199/12, §258 (Harakchiev & Tolumov/Bulgarije) [online]

148 EHRM (vierde sectie) 08-07-2014, nrs. 15018/11 en 61199/12, §258 (Harakchiev & Tolumov/Bulgarije) [online]

149 EHRM (vierde sectie) 08-07-2014, nrs. 15018/11 en 61199/12, §256 en §260 (Harakchiev & Tolumov/Bulgarije) [online]

150 EHRM (vierde sectie) 08-07-2014, nrs. 15018/11 en 61199/12, §261 (Harakchiev & Tolumov/Bulgarije) [online]

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

116 Van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag.. Uit de voorafgaande beschrijving van

5.2.1 To explore the employee perceptions with regard to the extent to which the wellness programme of the North West Provincial Legislature promotes the physical, social,

Namibian arid and semiarid rangeland managers largely rely on the classical rangeland succession model based on Clements (1928) to explain changes in the composition of the

d. Approaches to understanding clients' problems should be participative, based on developing enduring relationships with business clients and communities and providing

Drie teelten zijn maximaal mogelijk als in een 20 cm buis met een 40/34mm diameter een langere teeltduur is vereist waardoor wel een zwaardere plant (200-250 g) en een hoog tonnage

Therefore, despite its bias to 2TCM values, RLogan can be considered the most robust reference based parametric method for the generation of receptor binding images. While V T and

'Voor de bescherming van het vertrouwen, gewekt door een niet met de wil van de verklarende partij overeen- stemmende verklaring welke ertoe strekt een gebonden- heid aan

The purpose of this thesis was to investigate whether a nudge in the form of a commitment to exercise in an effective way to increase the attendance rates of people in