• No results found

Duurzame ontwikkeling

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Duurzame ontwikkeling"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DEBAT

Duurzame

ontwil~elin

g

Door Loek Locht

H

et Brundland-rapport introdu-ceerde 'duurzame ontwikke-ling' als een begrip dat ingang zou kunnen bieden tot politieke discussie over het

mi-Duur

zame

o

ntw

ikkeli

ng,

h

et de

b

at ge

o

pend

.

groots als de bedreiging van ons voortbe-staan. Het gaat ook om aspecten, waarbij geen verband met het voortbestaan kan lieubeleid. Er wordt nuttig gebruik van

gemaakt, zoals in publikaties van Opschoor, Maass en Hafkamp. Deze milieu-economen hanteren dit concept evenwel in de context en met de beperkingen waarin het moèt worden geplaatst. In de milieu-discussie opereren ook degenen die zich primair activist voelen; voor hen is het oogmerk te voorkomen dat de milieu-dis-cussie in D66 verglijdt in de idee dat we via een nieuwe vondst in-eens veel kunnen oplossen. Naar mijn oordeel dreigt dit gevaar, nu in een Hoofdbestuurs-nota voor het voorjaarscongres (RB 1992) het doel van duurzame ontwikkeling of van een samenle-ving wel 40 maal wordt genoemd, maar nooit strikt wordt om-schreven of anderszins gerelativeerd.

In een meer zakelijke Milieunota, van de Adviesraad (AR 1991),

waarin de nu door het RB ingenomen standpunten al werden verwoord (op één na), werd de doelstelling van duurzame ontwik-keling vooral in de inleiding en het slot genoemd (zes maal). In mijn eigen opzet voor de bijdrage van de AR is die doelstelling zelfs maar één maal genoemd. Mijn redenen voor een meer be-scheiden gebruik van het nieuwe concept wil ik hier toelichten. Uitgangspunten zijn voor mij in elk geval:

• D66 bedrijft haar politiek vanuit een lange termijn gezichts-punt, dat zelfs vastligt in onze statutaire doelstelling. Dan wordt ook het karakter van de beoogde duurzame ontwikkeling duide-lijk. Naar mijn oordeel kan beter worden aangegeven waarde schoen wringt, waar keuzes moeten worden gemaakt.

• Duurzame ontwikkeling is niet alleen een milieukwestie. De andere voorwaarden, voor een gelukte toekomst zijn in principe net zo belangrijk. Er is sprake van een reeks, een keten van voor-waarden, waarbij het geheel net zo sterk is als de zwakste schakel. Andere schakels zijn dan bijvoorbeeld: de sociale ontwik-keling, de bevolkingsaantalien, de indeling van het budget, bij

-voorbeeld met betrekking tot de veiligheid, enzovoort.

Eerst de definitie, wat moeten wij verstaan onder duurzame ont-wikkeling? In de literatuur staat het begrip ter discussie. De RB-nota is uiteraard niet de plaats om hier diep op in te gaan. De nota volstaat met te stellen dat het een ontwikkeling is binnen door het milieu gestelde grenzen. Maar daarmee kan ten onrech-te onbelicht blijven dat het hier gaat om een beperkt deel van het milieu; wat we bij die doelstelling allemaal nog wèl toelaten; dat de traditionele economische afwegingen nog steeds overeind blij-ven.

Over welk milieu praten we? De grenzen die het milieu aan de ontwikkeling stelt, betreffen al die aspecten waardoor het wordt bedreigd. Hierbij mag niet alleen worden gedacht aan zoiets

Loek Locht Î3 econoom. .

worden gelegd. Dat geldt voor natuurter-reinen, voor het zoutgehalte van de Rijn, voor de belasting van het grondwater met nitraat enzovoort.

Strikt genomen is niet vol te houden dat ons voortbestaan hier

-mee staat of valt. Om deze aspecten echter er mede in te betrek-ken, zou het veel bredere uitgangspunt van de Adviesraad geko

-zen moeten worden. Ook het voorstel voor een ander beleid bij zoiets als de grind- en zandwinning, past in het kader van de AR-nota, maar is in de RB-nota eigenlijk buiten de orde. Ons voort-bestaan èn onze ontwikkeling hangen niet af van het landschap in Limburg of van het voorraad-probleem. Met andere woorden,

'de hoed van de duurzame ontwikkelingsdoelstelling' is mij te klein, of te groot, hoe je het maar wilt bekijken. Reeds beschikba

-re advise-rende systemen, zoals dat ten behoeve van de Derde Nota Waterhuishouding (Ten Brink en anderen), kiezen mede daarom een ruimer uitgangspunt.

Wat laten we allemaal toe, over welke grenzen praten we? Het op wetenschappelijke grondslagen bepalen van milieunormen vormt een kernprobleem in de beleidsadvisering. De optie van duurza-me ontwikkeling is daarbij geïntroduceerd door Op schoor, en door anderen uitgebouwd, bijvoorbeeld door Maass als projectleider bij de 'Zorgen voor Morgen'-studies (RIVM). Deze auteurs zijn zich goed bewust van de beperkingen, zoals gebleken is in de discussie met de Amerikanen over de vraag of in circa 2030 een redelijk ni-veau van emissie moet worden bereikt, dan wel pas rond 2060. En over wat voor kans - zekerheid is vereist bij de stelling dat onze ontwikkeling wordt geblokkeerd bij vervuilingsniveau X. De methodiek die is ontworpen om vanuit duurzame ontwikkeling tot beleid te komen, omvat daarom een programma ('aggregatie -protocol') dat toch de keuzen weer op het bord van de politici legt. De essentiële vraag is hoe de politiek met de kansen wil omgaan. Een onverantwoord gebruik is mijns inziens te vinden in een in

-terview met Hueting (NRC 9-1-1992) waarin gesteld wordt dat het uitgangspunt van duurzame ontwikkeling een geschenk uit de hemel is: dat het zijn problemen met de normstelling oplost. Andere milieu-economen hebben ernstig bezwaar tegen het gecor-rigeerd Bruto Nationaal Produkt (BNP). Ons bezwaar is vooral dat het BNP per se geen maatstaf voor welvaart is, maar alleen voor de produktie. De correctie in de richting van welvaart (Hueting) zou alleen het misbruik van het begrip BNP maar doen toenemen.

Waar laten wat toe en wanneer? Als één factor, zeg een maxi-mum C02-niveau, een levensvoorwaarde vormt, dan is de beteke-nis ervan voor de mens kennelijk oneindig groot. Er moet dan beslist iets gedaan worden. In het economische keuzevraagstuk vervalt dan het 'of, maar blijft over het 'wat', 'waar' en 'wanneer'.

Maar hiertussen zitten nog de technologische ontwikkeling, de

fy---

-

26

--

---

--

--

---

--

--

-IDEE - APRIL '92

(2)

rtbe-.arbij kan rter-Rijn, hier- trek- :eko-d bij AR- oort-chap 'den, ij te kba-erde ede top rmt za-oor r bij zich lssie { ni-060. I dat l De 'ling üie-~gt. aan. I in-'dat I uit lost. lC or-bral :een kart .oen Bxi-l ke-dan tuk ~er'.

lfy-Moet de landbouw zich weer richten op een duurzame ontwikkeling ?

sische en chemische processen en de discontering. Daarmee blijft het stelsel waarmee we in de economie afwegingen maken van toepassing. Ik heb vooral een probleem met de wijze waarop dat wordt toegepast. Dit ontstaat met name doordat de economie en de politiek de lange termijn effecten niet voldoende gewicht

geven. D66 wil dat wèl, hetgeen voor de economische afweging ondermeer inhoudt dat er niet verdisconteerd moet worden met de marktrente/bankrente, maar met de maatschappelijke tijds-voorkeur. Die valt in de orde van grootte van de reële groei in de produktie en de technische kennis (zeg 1 à 2 % per jaar en in de toekomst wellicht nihil). Behalve met de vraag of we iets moeten doen', loopt de hele afweging dus parallel met andere kwesties. Dit leidt dan bijvoorbeeld tot het naast het 'kapitaal voor de pro-duktie' plaatsen van het 'milieukapitaal' en dan 66k het 'sociaal kapitaal' (zoals in Klaassen).

Wie betaalt? Het HE voegt aan het in de AR-nota gestelde toe dat het principe van de vervuiler betaalt (in vaktermen 'Polluter Pays Principle' (PPP)), moet worden vervangen door het uitgangspunt dat de gebruiker moet betalen. Maar de verantwoordelijkheid is altijd al doorgetrokken naar de gebruikers! PPP wordt ook gehan-teerd in gevallen waarbij het technisch gezien niet om vervuiling gaat. De HE-nota voegt daarom weinig toe. Hier huist ook een tactisch probleem. Je zou kurmen denken dat het voor het

pu-bliek duidelijkheid schept, maar wat als we van mening blijven dat het vuil in het water op het conto moet komen van degene die het erin gooit (en dus niet op dat van de gebruiker)?! Ons publiek zal het mogelijk juist niet snappen als wij stellen dat nu ook de gebruiker moet gaan betalen. Maar tot slot: het is goed dat we in

organen als de Adviesraad en in een medium als Idee de moge-lijkheid hebben enkele kanttekeningen te maken bij de wervende acties van onze partij.

Literatuur:

-AR 1991, Illstrumenten voor Milwubeleid, eell uitgave van de Advwsraad vall D66, Dell Haag, jalluari 1991

-HB 1992, Het Milwu: geprijsd ell geprezell, congresdocumellt duurzalIU! olltwikkelü.g, Dell Haag, jalluari 1992

-BriI.k, BJ.E. teil, S.H. Hosper en F. Colijll, Ecologische nonns/eUü.g voor tvaterbeheer, 1990

-Huelü.g, R. geïnterviewd door H. Donders in NRC-Habla, 9-1-1992 -Huetü.g, R., Nwuwe schaarste ell ecollomische groei, A 'dam, 1974 -KlaasselI, L.H. ell T.H. Botterweg, im Ellvirollmental Ecollomics,

Editor Nijkamp, Nijhojf, Dell Haag, 1976

-Kuik, O. en H. Verbrltggell, Ontwikkelü.g vall Nationale Duurzaam/.eids Illdicatorell, Nota P.S.G. ME 160590-5, 1990

---

27

---IDEE - APRIL '92

I

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

onderzoeksgebied Doel van beide onderzoeken is het definitief vaststellen of zich ter hoogte van archeologische boring 107 in Kalmthout een steentijdsite bevindt en

De argumenten die zij gebruiken verschillen per ngo en zijn vaak gericht op een subgroep binnen de agrarische sector: 'Megabedrijven zijn te groot'; 'Glastuinbouw gebruikt

PRINT 31 OPGAVEN VOOR DUURZAME ONTWIKKELING - HOOFDLIJNEN UIT VIER JAAR ADVISERING DOOR DE RAAD VOOR DE LEEFOMGEVING EN

veranderen: Nederland moet zich met een hoge ambitie inzetten bij de uitwerking van een Europees en nationaal maritiem beleid, dat gericht is op duurzame economische en

Het nationale systeem voor duurzame innovatie in de woningbouw wordt geanalyseerd door deze aan een vergelijking te onderwerpen met de literatuur.. Deze vergelijking wijst erop

Hale Missionary Christianity in Zimbabwe Tambu emphasises, however, that the majority of the missionaries’ pro- geny were fluent in English and attended public schools in Umtali

Een brede en genuanceerde benadering van de mobiliteit 1.1 Een beetje geschiedenis Al eeuwen een dunbevolkte streek Kanaal, klei en industrie Ongebreidelde expansie tijdens de

Vanuit de dynamische opvatting van het milieusysteem wordt tevens de vraag hoe we tot criteria voor (een duurzame ontwikkeling van) het milieusysteem komen (moet de