• No results found

Reyse van de Heer van Verborgh. Analyse en editie van een zeventiende-eeuwse reis naar het Heilige Land

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Reyse van de Heer van Verborgh. Analyse en editie van een zeventiende-eeuwse reis naar het Heilige Land"

Copied!
109
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Reyse van de Heer van Verborgh

Analyse en editie van een zeventiende-eeuwse reis naar het

Heilige Land

Masterscriptie

Geschiedenis specialisatie Gouden Eeuw Rosa Hermans

Studentnummer: 10877355 Begeleider: dr. Frans Blom

(2)

2

Afbeelding omslag: Johan Willem van Rechteren (1658-1731). Schilderij. Via Website Stichting Familie van Rechteren Limpurg; beschikbaar op: http://www.stichtingvrl.nl/

(3)

3

Inhoudsopgave

Pagina

Inleiding 4

Deel 1 6

Hoofdstuk 1 De Heer van Verborgh 6

Carrière 8

Religie 11

Hoofdstuk 2 Een bijzonder verslag 16

Reizen naar het Heilige Land- de traditie 17

Devotie en emotie 21

Wegwijzers 25

Reizen naar het Heilige Land- de praktijk 27

Besluit Deel 1 35

Deel 2 36

Verantwoording 36

Editie 46

Bijlage 1 Kaart route Heilige Land 96

Bijlage 2 Kaart route in Jeruzalem 97

Bronnen annotatie 98

(4)

4

Inleiding

‘Reyse van de Heer van Verborgh. Anno 1685. Aangenomen tot Jerusalem’.1

Dit is de titel van een manuscript in de collectie van het Historisch Centrum Overijsel (HCO). Aan de hand van deze eerste zin kan worden uitgelegd waarom dit manuscript centraal staat in deze scriptie. Het jaartal, de plaats Jeruzalem en de ‘Heer van Verborgh’; deze onderdelen van de zin riepen verschillende vragen op en maakten nieuwsgierig.

Voor zover bekend is van dit manuscript geen uitgave verschenen en is het ook niet eerder onderwerp van studie geweest. Het manuscript werd lange tijd bewaard op Huis Almelo, een kasteel in Overijssel dat in handen was van familie van de Heer van Verborg. De opeenvolgende heren van het huis en rentmeesters hielden een archief bij, voornamelijk om rechten vast te kunnen stellen. Dit hele archief werd in de vorige eeuw eerst naar Den Haag verplaatst en vervolgens naar Zwolle om te worden geïnventariseerd. Het reisverslag bevindt zich nu nog in Zwolle.2 Rudolf Dekker, Yvonne Scherf en Ruud Lindeman namen het reisverslag op in Reisverslagen van Noord-Nederlanders uit de zestiende tot begin

negentiende eeuw. Deze inventarisatie had als doel te fungeren als wegwijzer naar de

opgenomen bronnen en het is dan ook via deze lijst dat ik bij het verslag van Van Rechteren ben gekomen.3

Deze scriptie bestaat uit twee delen. Het eerste doel van de scriptie was het maken van een editie van het manuscript. De tekst wordt zodoende ontsloten en duidelijk wordt welke reis de auteur precies heeft afgelegd.

Voorafgaand aan de editie, doet het eerste deel van de scriptie dienst als inleiding en voorbereiding op het lezen van de leestekst. Het doel van deel één is duidelijk te maken hoe het reisverslag zich verhoudt tot de traditie van reizen in en reisverslagen uit de zeventiende eeuw. Dit gebeurt aan de hand van verschillende literatuur. De eerste zin van het manuscript dient als leidraad voor verschillende vragen die in dit deel van de scriptie aan bod komen. Uit die zin blijkt namelijk dat de Heer van Verborgh in 1685 tot Jeruzalem is gekomen. Het jaartal in combinatie met de plaats van bestemming viel op.

1

Zwolle, Historisch Centrum Overijssel, 0214 Huis Almelo, inv.nr. 445 Stukken betreffende de reis van Johan W. van Rechteren naar het Heilige Land en Italië, 1684-1685. 1 charter en 1 omslag., 1. In het vervolg: Reyse

van de Heer van Verborgh.

2

‘0214 Huis Almelo. Voorwoord. 2. De geschiedenis van het archief’, Website Historisch Centrum Overijssel. 3 Dekker e.a., Reisverslagen van Noord-Nederlanders uit de zestiende tot begin negentiende eeuw, 9,50.

(5)

5

Wat waren in de zeventiende eeuw hoofdbestemmingen voor reizigers? Na lezing van het gehele manuscript blijkt dat de auteur vanaf Texel per schip over de Middellandse Zee naar de steden Florence en Napels reisde, die hij uitgebreid beschrijft, alvorens in het Heilige Land aan te komen. Was een reis met het Heilige Land als bestemming in de zeventiende eeuw bijzonder? Volgens Rudolf Dekker raakten pelgrimages naar het Heilige Land in de zeventiende eeuw immers in onbruik en kwam de Europese Grand Tour in opmars.4 Wat kan de motivatie zijn geweest van de auteur om in de zeventiende eeuw nog naar het Heilige Land te reizen?

Om de reis van de Heer van Verborgh te plaatsen wordt in dit hoofdstuk de traditie van reizen naar het Heilige Land beschreven. Daarnaast wordt gekeken naar hoe er

gewoonlijk verslag van het Heilige Land werd gedaan en hoe het manuscript zich daar tot verhoudt. Verder wordt de praktijk van de reis naar het Heilige Land beschreven; wat was gangbaar en hoe pakte de auteur het aan? Op welke manier reisde hij? Waar sliep hij? En met wie was hij op pad? Deze bovenstaande vragen komen aan bod in hoofdstuk 2.

Voor hoofdstuk 1 dient ook de eerste zin als leidraad en daaruit kwam uiteraard

bijkomend de vraag: wie was de ‘Heer van Verborgh’? Uit wat voor familie kwam hij en, van belang in verband met de religieuze bestemming van zijn reis, welke geloofsleer hield hij aan? Deze vragen worden in het eerste hoofdstuk behandeld.

4

(6)

6

Deel 1

Hoofdstuk 1

De Heer Van Verborgh

In dit hoofdstuk staat de auteur van het reisverslag centraal. Wat is bekend over wie hij was en wat hij heeft gedaan?

Zoals al in de inleiding wordt aangekaart, staat in de titel van het reisverslag dat het om een ‘Reyse van de Heer Van Verborgh’ gaat. Verder staat er geen informatie in het verslag zelf waardoor valt te achterhalen wie de heer van Verborgh was. Gelukkig is bij het verslag bijgevoegd een getuigschrift ondertekend door de Gardiaan van het Heilige Land, waarin de naam staat: ‘Ioannem Wilhelmum Van Reghtren Zwolla Fransisalanum Anglum ’.5 Het HCO schrijft het verslag dan ook toe aan Johan Willem van Rechteren.

De familie Van Rechteren is, zo blijkt uit haar naam, verbonden met het Kasteel Rechteren, gelegen bij Dalfsen in Overijssel. Kasteel Rechteren is het enige kasteel uit de Middeleeuwen dat in Overijssel bewaard is gebleven.6

Kasteel Rechteren

(Via Website Kastelen in Nederland; beschikbaar op: http://www.kasteleninnederland.nl/kasteeldetails.php?id=41)

5 Hetzelfde inventarisnummer als het verslag zelf; Zwolle, Historisch Centrum Overijssel, 0214 Huis Almelo, inv.nr. 445 Stukken betreffende de reis van Johan W. van Rechteren naar het Heilige Land en Italië, 1684-1685. 1 charter en 1 omslag. Afbeelding van het getuigschrift op bladzijde 32.

(7)

7

De oudste oorkonde waarin het kasteel wordt genoemd komt uit 1326. Toen kreeg Sweder Van Voorst het slot in leen van de bisschop van Utrecht.7 Zijn dochter Lutgard trouwde met ene Frederik van Heeckeren van der Ehze en een van hun zonen noemde zich vervolgens naar de naam van het kasteel, waardoor de opeenvolgende bewoners ‘Van Heeckeren genaamd Van Rechteren’ heetten. Vanaf omstreeks 1580 noemden leden van het geslacht zich alleen ‘Van Rechteren’.8

Naast Kasteel Rechteren is de familie verbonden met Huis Almelo. Het is in het archief van dat huis dat ook het reisverslag van Van Rechteren zich bevond. De heerlijkheid Almelo kwam in 1470 in bezit van de familie en is dat gebleven op een geschil tussen 1561 en 1620 na.9

In 1620 erfde Johan van Rechteren het kasteel Rechteren en de heerlijkheden Almelo en Vriezenveen. Deze Johan was de grootvader van Johan Willem van Rechteren, de schrijver van het reisverslag. Johan van Rechteren was de eerste van zijn geslacht die overging tot de Hervormde Kerk. Dit bleek in 1621; toen kwam het tot uiting bij de hernieuwing van zijn eed om te worden toegelaten tot de landdag. Johans tweede vrouw, Johanna van Heeckeren tot Roderlo, ging één jaar na hun huwelijk over tot dezelfde Kerk.10

Uit het eerste huwelijk van Johan, met Joachima van Wijhe, werd Joachim Adolf van Rechteren geboren. Joachim Adolf was na de dood van zijn vader Heer op Rechteren.11 Hij trouwde met Margaretha van Haersolte in 1647 en het is uit dit huwelijk dat in 1658 Johan Willem van Rechteren geboren wordt.12 Johan Willems oudste broer Johan Zeger volgde hun vader in 1686 op als Heer op Rechteren.13

Johan Willem zelf werd in 1682 Heer van Verborgh. Toen schonk de eigenares Aleid van Laer hem de havezate Verborg. Hij kreeg het huis en het hof, maar niet de landerijen. De havezate Verborg lag in de buurschap Genne. Van het huis is nu niks meer te zien en ook in de tijd dat Johan Willem het in handen kreeg, was het al heel geruïneerd. Johan Willem ging het om het recht van verschrijving dat eraan verbonden was en niet om het huis zelf.14 Het

7

Graswinckel en Hardenberg, Het archief van het Kasteel Rechteren,15- 16. 8 Idem, 19-28.

9 ‘0214 Huis Almelo. Voorwoord. 1. De geschiedenis van het huis en haar bewoners’, Website Historisch Centrum Overijssel

10 Graswinckel en Hardenberg, Het archief van het Kasteel Rechteren, 29. 11

Ibidem.

12 ‘0214 Huis Almelo. Inventaris. 1.2.2. Het geslacht van Rechteren en Van Rechteren Limpurg. 1.2.2.26. Johan Willem van Rechteren (1658-1718)’, Website Historisch Centrum Overijssel.

13

Graswinckel en Hardenberg, Het archief van het kasteel Rechteren, 30. 14 Gevers en Mensema, De havezaten in Salland en hun bewoners, 452-454.

(8)

8

recht op verschrijving betreft het worden ingeschreven in de Ridderschap van Overijssel.15 Johan Willem zou in 1682 zijn toegelaten tot de Ridderschap.16

Volgens Gevers en Mensema, auteurs van De havezaten in Salland en hun bewoners, moesten personen die tot de Ridderschap wilden behoren aan een aantal eisen voldoen. Deze eisen werden in 1622 in een reglement samengevat. Zo moest de kandidaat voor de

Ridderschap in bezit zijn van een havezate; vandaar Johan Willems verworvenheid van Verborg. De persoon moest ook riddermatig zijn, wat betekende dat hij tot een familie behoorden moest waarvan leden eerder op de landdag door de landheer waren uitgenodigd. Verder speelde vermogen een rol, want de kandidaat moest ‘voldoende gegoed’ zijn. En als laatste punt, moest de persoon die tot de Ridderschap wilde behoren belijdend lid zijn van ‘de toen heersende, hervormde kerk.’ Deze laatste regel was erbij gekomen na de Synode van Dordrecht.17

Carrière

Johan Willem werd volgens het Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek in 1683 vrijwilliger in zeedienst en maakte verschillende tochten mee.18 Dit zou betekenen dat hij al verschillende andere reizen had gemaakt in dienst, vóór hij in 1685 afreisde naar het Heilige Land. Na zijn reis heeft hij zijn maritieme carrière voorgezet, want in 1693 was hij kapitein. Hij voerde bevel over de Schiedam van 50 stuks bij het Engels Nederlands Middellands Zee-eskader. In 1694 volgde hij Hidde Sjoerds de Vries voor Duinkerken op als schout-bij-nacht en samen met de Engelse schout-bij-nacht Hobson verdedigden ze die stad. In 1704

onderscheidde Johan Willem zich als kapitein in de zeeslag bij Malaga.19

Van Johan Willem ‘Baron van Regteren’ bevindt zich in het Scheepsvaartmuseum een memoriaal uit de periode 1690-1697, een kasboek van het schip Zeeland, op plaatsen door hem ondertekend, uit 1697, en nog een dagregister van de schepen Schielant en Dordreght waarop hij gecommandeerd zou hebben met de datering 1702-1704.20 Verder bevindt zich

15 INL

16 ‘Repertorium van ambtsdragers en ambtenaren 1428-1861. Johan Willem van Rechteren tot Verborg’, Website Repertorium van ambtsdragers en ambtenaren van het Huygens ING.

17 Gevers en Mensema, De havezaten in Salland en hun bewoners, 7-8.

18 Blok en Molhuysen, Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek. Vierde Deel, 1126. 19 Ibidem.

20 Deze stukken zijn gevonden via de Website Maritiem Digitaal, het collectie zoeksysteem van de maritieme wereld; Beschikbaar op: http://www.maritiemdigitaal.nl/. Het gaat om ‘Memoriaal van Johan Willem Baron van Regteren, Kapitein ter Zee, 1690-1697’, inventarisnr.: S.4312(06)[nr 0001]; ‘Kasboek van de kapitein Johan Willem Baron van Regteren, commandant van het oorlogsschip “Zeeland”’, inventarisnr.: S.4312(01); ‘Dagh Register gehouden op ’t Slants Schip “Schielant” en “Dordreght”, beide gecommandeerd door den Capiteijn Johan Willem Baron van Reghteren’, inventarisnr.: S.4312(03).

(9)

9

volgens het NNBW in het archief in Kopenhagen een journaal van het schip van Johan Willem, over een tocht in de Oostzee voor 1700.21 Deze stukken heb ik niet ingekeken, aangezien ze na zijn reis in 1685 zijn geschreven en buiten het bestek van dit onderzoek vallen, maar het geeft wel een idee van de omvang van zijn maritieme leven.

Naast zijn maritieme carrière, hield hij zich later ook bezig met politiek. Eén jaar na de zeeslag bij Malaga werd hij genoemd als lid van de Gedeputeerde Staten van Overijssel.22 En uit hetzelfde jaar bevindt zich in het HCO een akte van aanstelling door Ridderschap en Steden van Overijssel van Johan Willem tot verwalter-drost van Salland.23

Wat zijn privéleven betreft, is bekend dat hij in 1701 in het huwelijk trad met de dan zeventienjarige Anna Elisabeth van Haersolte tot Bredenhorst (1684-1711). Hetzelfde jaar overleed zijn broer Johan Zeger, en wanneer vier jaar later ook zijn schoonzus Agnes Sophia is overleden, kwamen hun minderjarige kinderen onder toezicht te staan van Johan Willem24 en een andere broer, Adolf Hendrik, heer van Almelo.25 Johan Willem kreeg zelf geen kinderen en overleed in 1718.26

21 Blok en Molhuysen, Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek. Vierde Deel, 1126.

22 ‘Repertorium van ambtsdragers en ambtenaren 1428-1861. Johan Willem van Rechteren tot Verborg’, Website Repertorium van ambtsdragers en ambtenaren van het Huygens ING.

23 ‘0214 Huis Almelo. Inventaris. 1.2.2. Het geslacht van Rechteren en Van Rechteren Limpurg. 1.2.2.26. Johan Willem van Rechteren (1658-1718). 448. Akte van aanstelling door Ridderschap en Steden van Overijssel van Johan W. van Rechteren tot verwalter-drost van Salland, 1705’, Website Historisch Centrum Overijssel. 24 In de bron genoemd ‘Jan Willem van Rechteren tot Verborg’.

25

Olde Meierink,’De Gildehauser bouwemeestersfamilie Hagen’, 142-144. 26 Gevers en Mensema, De havezaten in Salland en hun bewoners, 453.

(10)

10

Portret van Johan Willem van Rechteren

(11)

11 Religie

Omdat Van Rechteren een reis maakte naar een belangrijke religieuze bestemming, moet er met bijzondere aandacht worden gekeken naar zijn religieuze achtergrond. Delen van

Overijssel waren aan het eind van de zestiende eeuw nog in Spaanse handen. Dit had invloed op het verloop van de hervorming in het gewest. Zo was het oostelijke deel van Overijssel, Twente, met als centrum Oldenzaal aan het begin van de zeventiende eeuw nog Spaans en katholiek, en ook na de herovering door Staatse troepen in 1626 verliep de reformatie van dat gebied niet vlot.27

In Dalfsen, het gebied waar Kasteel Rechteren in gelegen is, kwam de reformatie eerder van de grond; in 1590 werden daar de Spaanse troepen uit Kasteel Rechteren

verdreven. De kerk van Dalfsen werd protestants met uitzondering van de periode 1672-1674, toen de katholieke Bernard van Galen, bisschop van Münster, het gebied in handen had.28

Dat de reformatie ook direct invloed deed gelden op de van oorsprong katholieke familie van Rechteren bleek, zoals vermeld, in 1621 toen Johan van Rechteren als eerste persoon uit het geslacht van Rechteren zich had aangesloten bij de gereformeerde kerk. Johan van Rechteren mocht als beschermheer van de kerken in zijn heerlijkheid Almelo de

predikanten aanstellen.29 Dat ook zijn nageslacht overtuigd hervormd was, blijkt onder meer uit dat Adolf Hendrik, broer van Johan Willem, in zijn testament liet opnemen dat de

heerlijkheid Almelo nooit in handen van rooms-katholieken mocht komen.30

Johan Willem komt zodoende uit een hervormd nest. Daarbij moest hij als lid van de Ridderschap ook belijdend lid van de hervormde kerk zijn. Dit alles wijst erop dat Johan Willem als hervormd gelovige op reis naar het Heilige Land ging. Een opvallende bijkomstigheid is echter de volgende, bij het reisverslag gevoegde Latijnse brief31:

27 Rogier, Geschiedenis van het katholicisme in Noord-Nederland, 552-556, en ‘0373.1 Nederlandse Hervormde kerk, Provinciale synode, later Provinciaal kerkbestuur van Overijssel’, Website Historisch Centrum Overijssel. 28

‘Canon van Dalfsen. De Reformatie 1590’, Website Regiocanons.nl. 29 ‘Johan van Rechteren (1595-1641)’, Website Wie is wie in Overijssel. 30 Streng, ‘Hausmacht en Republiek’, 133.

31

Zwolle, Historisch Centrum Overijssel, 0214 Huis Almelo, inv.nr. 445 Stukken betreffende de reis van Johan W. van Rechteren naar het Heilige Land en Italië, 1684-1685. 1 charter en 1 omslag.

(12)

12 (Vertaling dr. Frans Blom)

Aangezien de hoogedele heer J. van Rechteren uit het illustere geslacht Van Rechteren, van plan is naar het Heilige Land te gaan, en de plaatsen te bezoeken die de Redder van het menselijke geslacht, met zijn gewijde voetstappen, met zijn dood en met het vergieten van zijn nobelste bloed heeft geheiligd, willen wij bij wijze van bijzondere erkentelijkheid jegens deze familie die veel begaan is met onze paters in de Hollandse missie, en bij herhaling trouw en bescherming heeft geboden, deze voornoemde edele heer aanbevelen bij allen aan wie hij zich kenbaar maakt, en vooral aan de paters en broeders van onze orde, om hem met raad en hulp in alles bij te willen staan, en hem alle rariteiten te laten zien en toe te lichten, daarmee betonende aan hem dezelfde hartelijkheid als waarmee hij ieder van ons bejegent en wij verwachten dat u hem rijkelijk terugbetaald voor alle goedheid. Geschreven in Machelen[?] in het klooster van onze genoemde orde door onze schrijver en met het grootzegel van dienst, op 5[?] april 1684

Ondertekent

Fr. Conradus Graven

Dienaar in het bovengenoemde klooster

Ondanks dat Johan Willem een aanhanger was van het gereformeerde geloof, schrijft frater Conradus Graven een aanbevelingsbrief voor hem. De familie Van Rechteren zou begaan zijn met de paters in de Hollandse Missie en trouw en bescherming hebben geboden. De

Hollandse Missie slaat op het missiegebied van Rome dat Noord-Nederland was geworden, nadat de openbare uitoefening van het katholieke geloof was verboden en de bestaande

kerkorganisatie, het bisschoppelijk bestuur, was verdwenen.32 Conradus Graven komt voor op de site van Het Utrechts Archief als zijnde de provinciaal van de franciscaner missie in de provincie Germania Inferior.33 Dit zou betekenen dat de orde waar Graven naar verwijst de orde van de franciscanen is.

De brief wijst erop dat de familie van Rechteren op goede voet stond met de katholieke populatie. Hoever de bescherming en trouw van de familie aan de Hollandse missie ging, is niet geheel duidelijk. Wel is bekend dat in elk geval dankzij hun

32

Selderhuis en Nissen, ‘De zestiende eeuw’, 331-335.

(13)

13

welwillendheid er in de heerlijkheid Almelo tot 1665 het Catharinaklooster heeft bestaan. Dit was opvallend, omdat de meeste katholieke kloosters in Overijssel werden geseculariseerd. Het Catharinaklooster was een klooster van zusters van de zogenaamde Derde regel van St. Franciscus. 34 Wellicht verklaart dit waarom juist de provinciaal van de franciscaner missie de brief heeft geschreven. Het klooster werd uiteindelijk bij besluit van de Staten van Overijssel alsnog opgeheven.35

De precieze betrokkenheid van de familie van Rechteren bij de paters van de

Hollandse missie blijft onduidelijk. Dat hoe dan ook de franciscanen in het Heilige Land de brief van Graven te harte hebben genomen, en Johan Willem inderdaad hebben bijgestaan, blijkt uit het feit dat hij in hun klooster werd ontvangen en verbleef gedurende zijn verblijf in Jeruzalem. Dit komt onder meer aan bod in het volgende hoofdstuk.

34 ‘0187.1 Klooster St. Catharina te Almelo. Archiefvormers. St. Catharinaklooster te Almelo, 15e eeuw 1665’, Website Historisch Centrum Overijssel.

(14)

14

Brief van Conradus Graven- voorkant

(Zwolle, Historisch Centrum Overijssel, 0214 Huis Almelo, inv.nr. 445 Stukken betreffende de reis van Johan W. van Rechteren naar het Heilige Land en Italië, 1684-1685. 1 charter en 1 omslag)

(15)

15

(16)

16

Hoofdstuk 2

Een bijzonder verslag

In Hoofdstuk 2 staat het vroegmoderne reizen zelf centraal. Er wordt onderzoek gedaan naar ‘hoe’ men reisde in de zeventiende eeuw, naar de doelen, bestemmingen en verslagen, en hierbij ligt de nadruk op het reizen naar het Heilige Land. Van Rechteren reisde van Italië over de Middellandse Zee naar het Nabije Oosten. Hij beschrijft niet alles op zijn reis even uitvoerig, maar behalve van zijn verblijf in het Heilige Land, doet hij wel relatief uitgebreid verslag van zijn bezoeken aan de steden Florence en Napels. Hoe bijzonder is de reis van Van Rechteren bezien in de grotere context van het reizen in de vroegmoderne tijd?

Een bezoekje aan Italië, zoals Van Rechteren maakte, was niet ongebruikelijk in de zeventiende eeuw. Het was vaak onderdeel van de klassieke Grand Tour door Europa. Het maken van zo’n educatiereis naar het buitenland werd gezien als een waardevol onderdeel van de opleiding die jonge mensen voorbereidde op het invullen van belangrijke bestuurlijke of diplomatieke functies.36 Sinds de late zestiende eeuw werden zonen van goeden komaf naar het buitenland gestuurd om er aan universiteiten en academies onderwezen te worden in schermen, paardrijden en moderne en klassieke talen. Bij thuiskomst wisten ze zich vaak met een buitenlandse bul, gepolijste omgangsvormen en vaardigheden te onderscheiden van de middengroepen zonder deze ervaring.

In de loop van de zeventiende eeuw werd persoonlijke ontplooiing echter belangrijker dan formele scholing aan buitenlandse academies en maakten jongeren de Grand Tour om brede kennis op te doen over schilder- en beeldhouwkunst, muziek, architectuur en literatuur. Educatie kreeg een nieuwe invulling, waarbij de nadruk lag op culturele belangstelling.37 Italië, Zwitserland en met name Frankrijk, hoorden in de vroege zeventiende eeuw tot de meest populaire bestemmingen van Noord- en Zuid Nederlandse reizigers, zo concludeert historicus Gerrit Verhoeven, na reisverslagen van deze reizigers te hebben onderzocht. (Al stelt hij ook dat na de Vrede van Münster, korte reisjes naar bestemmingen dichtbij, zoals Londen en Parijs, en reisjes binnen de Nederlanden toenamen).38

Uit het verslag van Van Rechteren blijkt niet dat hij aan een buitenlandse academie of universiteit heeft gestudeerd in de periode dat hij op reis was. Wel lijkt hij belangstelling te hebben voor de cultuur van Italië. Tijdens zijn verblijf in Florence bezoekt hij kerken en ziet

36 Frank-van Westrienen, De groote tour, 21, 319-320. 37

Verhoeven, Anders Reizen?, 84-88, 93, 361. 38 Idem, 161-164.

(17)

17

hij verscheidende kunstwerken. Ook in Napels bezichtigt Van Rechteren kerken en daarnaast ziet hij verschillende kloosters en kastelen vol kostelijkheden; zo veel, dat het te lang zou duren om daar allemaal over te verhalen, zo verzucht hij.39 Hij maakt ook een volgens Anna Frank- van Westrienen, auteur van De Groote Tour, over de educatiereis van Nederlanders in de zeventiende eeuw, gebruikelijke dagexcursie vanuit Napels naar Pozzuoli en de Grotte di Cane.40

Zijn religie lijkt geen speciale rol te spelen in zijn verslag van Italië. In Florence maakten de meeste reizigers een combinatie van het bezichtigen van kunst (seculier) en de Domkerk. Ook in Napels was het onder reizigers gebruikelijk zich te verbazen over de hoeveelheid mooie kerken.41

Van Rechteren maakte geen lange rondreis door heel Italië en reisde ook niet verder vanuit Napels naar andere grote steden, zoals bijvoorbeeld Rome of Venetië. Een

gebruikelijke Grand Tour reiziger reisde via Frankrijk naar Italië en door de Duitse landen terug. Daarbij lag de weg naar Italië, volgens Westrienen, meestal niet ‘tussen Gibraltar en Tanger’, maar over land, tussen ‘Keulen en Parijs’.42

Van Rechteren reisde juist wel door de Straat van Gibraltar, want hij deed de baai van Cádiz aan en vervolgens de rede van Alicante, voordat hij op de rede van Livorno te anker gaat en dus Italië bereikte.43 Het is precies de route die Gerard Hinlopen afreist naar Italië, alvorens op een Nederlandse handelsvloot oostwaarts door te varen naar Smyrna in het Ottomaanse Rijk.44

Men kan dus stellen dat het niet opmerkelijk was dat Van Rechteren Italië bezocht als halteplaats gedurende zijn reis richting het Nabije Oosten; het was een toeristische

topbestemming in de zeventiende eeuw.

Reizen naar het Heilige Land- de traditie

Het grootste deel van zijn verslag besteedt Van Rechteren echter aan zijn bezoek aan het Heilige Land. Was dat ook een populaire bestemming? Wanneer het reizen naar het Heilige Land betreft, gaat het meestal over het maken van een pelgrimage. Hoe heeft de pelgrimage zich ontwikkeld tot in de zeventiende eeuw?

De pelgrimage naar heilige plaatsen in het Heilige Land, Palestina, kent een lange traditie en kwam al aan het eind van de derde eeuw op gang, toen het christelijke geloof zich

39 Reyse van de Heer van Verborgh, 21. 40

Frank- van Westrienen, De groote tour, 296, en Reyse van de Heer van Verborh, 22. 41 Frank van Westrienen, De groote tour, 278-279, 294-295.

42 Idem, 55, 91 43

Reyse van de Heer van Verborgh, 1-2.

(18)

18

sterk over Europa verbreidde als de staatsgodsdienst van het Romeinse rijk. Ervoor waren er al wel incidentele christelijke bedevaarten, maar hierbij bezochten pelgrims voornamelijk graven van martelaren in het huidige Turkije, Syrië, Armenië en Irak of gingen ze naar het graf van Petrus in Rome.45 De bezetting van Jeruzalem door moslim Arabieren in de zevende eeuw, was geen obstakel voor de voorzetting van de pelgrimages. De nieuwe machthebbers waren tolerant tegenover de christenen en joden.

Aan het gunstige klimaat voor de pelgrims kwam eigenlijk pas een eind toen Turkse Seldjoeken het Heilige Land in de elfde eeuw innamen; deze bezetting leidde tot een reeks aan kruistochten en machtswisselingen. Er kwam een kerkelijk verbod op pelgrimages naar Jeruzalem, want deze voorzagen de islam van inkomsten, en zonder speciale toestemming van de paus mochten christenen de stad niet bezoeken.46 Vanaf het midden van de vijftiende eeuw versoepelde deze regel weer en verbeterde, naarmate de kruistochten verder tot het verleden behoorden, ook de relatie met de Ottomaanse overheid. Ook door de komst van betere landkaarten en reisgidsen werden pelgrimages populair.47

Maar waarom vertrokken mensen destijds naar het Heilige Land? Het verschil tussen een pelgrimage en een normale reis, is dat er aan een pelgrimage een zekere emotionele of spirituele lading hangt, zo definieert historicus Sean Eric Clark het verschijnsel van de bedevaart in zijn proefschrift Protestants in Palestine.48 Bedevaarten gingen niet alleen naar het Heilige Land of Rome, ook verschillende andere plekken in Europa waren populaire bedevaartsoorden, zoals Aken en Santiago de Compostella. In de middeleeuwen breidde het aantal bedevaarten zich min of meer tegelijk uit met het aantal heiligen dat werd vereerd. Daarnaast trokken plaatsen waar Maria zou zijn verschenen en waar relikwieën werden bewaard bezoekers. Mensen gingen naar de heilige plaatsen om te bidden voor genezing of om boete te doen en zo vergiffenis van hun zonden te krijgen. Soms werd de bedevaart als straf opgelegd. Vanaf de late middeleeuwen konden met het doen van pelgrimages aflaten worden verdiend. Hoe duurder, verder weg of moeilijker te bereiken, des te heilzamer de reis was.49

Jeruzalem werd in de christelijke middeleeuwen beschouwd als het middelpunt van de wereld. Het was de belangrijkste stad voor christenen omdat de belangrijkste Bijbelse

gebeurtenissen er hadden plaatsgevonden, zoals het leven en overlijden van Jezus. In

45

Wasser, Dit is de pelgrimage van het Heilig Land en daaromtrent, 14, en Wasser, Pelgrimstochten, 7. 46 Wasser, Pelgrimstochten, 17-18, 64.

47 Van der Vlis, Door het land van de Sultan, 30, en Wasser, Pelgrimstochten, 154. 48

Clark, Protestants in Palestine, 10.

(19)

19

Jeruzalem konden pelgrims in de voetsporen lopen van Jezus en zijn apostelen. Daar zijn, als pelgrim, was de ultieme ervaring van het geloof, en werd beschouwd als ultieme uiting van devotie.50

Vroegmiddeleeuwse pelgrims reisden naar Jeruzalem vanuit een spiritueel verlangen om de plaatsen te zien en aan te raken waar Jezus fysiek aanwezig zou zijn geweest. Door het lezen van de Bijbel op de plaats waar de beschreven gebeurtenissen plaats hadden gevonden, kwam het verhaal tot leven. Die evocatie van het christelijke verleden ging zover, dat

sommige pelgrims probeerden door rituelen het leven van Jezus zelf te ervaren, zo lieten ze zich bijvoorbeeld dopen in de Jordaan of zich geselen.51

Mediëvist Jan van Herwaarden schrijft dat Jeruzalem een connotatie had die boven de geografische realiteit uitsteeg. ‘Jeruzalem is een emotionele boodschap’.52

De mens werd opgeroepen zijn leven in te richten als tocht naar zijn echte bestemming: het hemelse

Jeruzalem, waar men wordt herenigd met God. Een pelgrim probeert zich door een bedevaart te richten op het Goede, op God, en de stad Jeruzalem is de belichaming van het hemels Jeruzalem, het doel van het bestaan, aldus Van Herwaarden. Het merendeel van de mensen die op weg ging naar het Heilige Land tijdens de middeleeuwen deed dit zodoende uit devotionele overwegingen.53

Het verslag dat in deze scriptie centraal staat is echter later geschreven. Van Rechteren bezocht het Heilige Land in de zeventiende eeuw. De meeste aandacht in literatuur wordt besteed aan pelgrimages tot in de vijftiende eeuw. Clark, die zich wel op de zestiende en zeventiende eeuw richtte in zijn studie, beschrijft het verschijnsel van de vroegmoderne pelgrimage als ‘a disciplinary no man’s land’; het valt buiten de tijdsperiode van mediëvisten en vroegmoderne historici zouden het meestal beschouwen als een rudimentair overblijfsel uit de middeleeuwen.54 De algemene opvatting is dan ook dat het aantal Europese pelgrims dat daadwerkelijk vertrok naar het Heilige Land afnam vanaf het begin van de zestiende eeuw.

Echter, over de aantallen die jaarlijks vertrokken is geen duidelijkheid. F. Thomas Noonan, auteur van The Road to Jerusalem, stelt dat eind zestiende eeuw ‘devoutly going to the Levant had clearly begun to border on the eccentric’55 De neergaande tendens beschrijft hij bijvoorbeeld aan de hand van Joannes Helffrich die zich in 1565 nog op een schip naar het Heilige Land bevond met 52 pelgrims en Joannes Coctovicus die 31 jaar later met nog maar

50 Clark, Protestants in Palestine, 13. 51

Sumption, Pilgrimage, 89-94.

52 Van Herwaarden, ‘Geloof en geloofsuitingen in de Late Middeleeuwen in de Nederlanden’, 7, 35. 53 Idem, 35, 42.

54

Clark, Prostestants in Palestine, 16-17.

(20)

20

twee andere pelgrims op een schip zat.56 Dit terwijl wordt geschat dat in de veertiende en vijftiende eeuw jaarlijks rond de 300 West-Europese pelgrims Jeruzalem bezochten.57

De eerdergenoemde Clark stelt in Protestants in Palestine dat reizigers zelf klaagden over de afname van het aantal pelgrims in enkele bronnen, maar gaat daarnaast in op een kwantitatieve studie van Oded Peri. Peri deed onderzoek naar de inkomsten uit heffingen die pelgrims bij de Heilige Grafkerk in Jeruzalem moesten betalen in de periode 1565-1672 (al ontbreken gegevens over verschillende jaren). Hij concludeert op basis van deze inkomsten dat gemiddeld 585 christelijke pelgrims per jaar de Heilige Grafkerk bezochten in die periode. Per jaar gingen de cijfers sterk op en neer, van soms minder dan honderd naar meer dan duizend. Op basis van die studie lijkt er geen duidelijke afname van pelgrims vanaf de zestiende eeuw te zijn, zo stelt Clark.58

Het is echter niet duidelijk of het hier om Europese pelgrims ging en daarnaast zijn er ook weer andere cijfers die Clark noemt in zijn stuk: Peri onderzocht ook de belastingen die tussen 1580 en 1594 door christelijke pelgrims in Jaffa betaald werden. Jaffa was de

havenstad waar de meeste Europese pelgrims aan wal gingen van het Heilige Land, en op basis van de onderzochte jaren, zouden in die periode 40 pelgrims uit West-Europa per jaar arriveren.59 Deze cijfers wijzen wel op een afname vanaf de zestiende eeuw van Europese pelgrims.

Hoewel er dus sprake is van variërende cijfers wat betreft het aantal pelgrims, stelt ook Clark, na aanleiding van de studie van Peri, dat totdat er verder bewijs is, een ‘cautious

acceptance of an overall decrease in western European Jerusalem pilgrimage after the start of the Reformation is warranted.’60

Een van de oorzaken van deze vermindering van het aantal pelgrimages was de Reformatie. Gereformeerden waren tegen het vereren van allerlei heiligen. Dit leidde af van God en Zijn woord en deed geloven dat de heiligen iets konden betekenen voor de zielenheil van de mensen, als een soort intermediair, terwijl men moest vertrouwen op Gods

voorzienigheid. Ook de aflaathandel, die welig tierde tijdens pelgrimages, werd afgekeurd. Volgens de gereformeerden leidden aflaten niet tot kwijtschelding van zonden en pelgrimages voor het verkrijgen van aflaten zouden dus niks opleveren. Het Heilige Land op zich was ook

56

Noonan, The Road to Jerusalem, 162, 199. 57 Clark, Protestants in Palestine, 71-72.

58 Peri, Christianity under Islam in Jerusalem, 178-179, en Clark, Protestants in Palestine, 72-73 59

Clark, Protestants in Palestine, 72-73. 60 Idem, 74.

(21)

21

niet heilig in de zin dat een bezoek zou bijdragen aan verlossing. 61 Gereformeerden waren tegen het idee dat bepaalde voorwerpen of fysieke plaatsen van zichzelf heilig waren.62

Naast de Reformatie had waarschijnlijk ook de overname door de Ottomanen van Palestina in 1517 en van Cyprus in 1571 een nadelig effect op het aantal pelgrims dat naar het Heilige Land vertrok. Cyprus was voorheen in handen van de Venetianen en diende vaak als tussenhalte voor schepen onderweg naar Jaffa. Georganiseerde reizen vanuit Venetië verloren aan populariteit en het maken van een pelgrimage werd moeilijker.63

Daarbij was er concurrentie van een andere soort reizen. Thomas Noonan stelt dat, waar voorheen reizen gelijk stond aan het maken van een pelgrimage, er in de zestiende eeuw anders werd gekeken naar reizen; mensen gingen naar nieuwe plekken om nieuwe redenen.64 Vormende reizen wonnen aan populariteit, volgens historica Ingrid van der Vlis (zoals de eerdergenoemde reizen naar Italië). Een bezoek aan Jeruzalem maakte vaker deel uit van een bredere reis door Europa of Azië. Voor het Heilige Land golden nu soms andere motieven om te reizen naast devotionele pelgrimage, zoals een drang naar avontuur of nieuwsgierigheid.65

Devotie en emotie

Hoewel er dus sprake was van een vermindering van het aantal pelgrimages, leidde dit niet tot het ‘definitieve einde’, volgens Van der Vlis.66

De Reformatie keurde pelgrimages af, maar de realiteit was dat er ook protestanten op reis gingen naar het Heilige Land. De Heilige-Landpelgrimage kon door protestanten beter worden verantwoord dan die naar andere

bedevaartsoorden, omdat het Heilige Land een duidelijke connectie met de Schrift had. Het land zelf was niet belangrijk, maar de relatie, de verbinding, tussen het land en de Bijbel. Volgens Clark was Het Heilig Land van belang voor protestanten omdat het kon helpen tot een dieper begrip van de Bijbel. Protestanten namen afscheid van het idee dat een pelgrimage een direct religieus voordeel zou opleveren, zoals met aflaten het geval was, maar een

pelgrimage kon wel leiden tot meer betrokkenheid bij de Schrift en zodoende kon men nader tot God komen.67

Daarbij ziet Beatrice Groves dat er in enkele Engelse protestantse reisverslagen naar het Heilige Land toch nog traditionele denkbeelden doorsluimeren. Hoewel de protestantse

61 Clark, Protestants in Palestine, 8-9, 140, 228.

62 Groves, ‘“Those sanctified places where our Sauiours feete had trode”’, 682 63

Noonan, The Road to Jerusalem, 183-184, 198. 64 Idem, 8-9.

65 Van der Vlis, Door het land van de sultan, 30-31, en Clark, Protestants in Palestine, 45. 66

Van der Vlis, Door het land van de sultan, 30. 67 Clark, Protestants in Palestine, 56-70, 88, 140.

(22)

22

doctrine het idee afwijst dat bepaalde plekken heiliger zijn dan anderen, reageerden reizigers vaak niettemin op een manier waaruit blijkt dat het Heilige Land anders was. Groves maakt dit op uit dat ze blijdschap uitten en baden of psalmen zongen wanneer ze voor het eerst het land zagen en dat ze een emotionele reactie hadden bij het Heilig Graf. Ook namen sommigen relieken mee naar huis.68

Wat de beweegredenen van Van Rechteren waren wordt niet door hem genoemd in het verslag. Hij bezocht ook Italië, maar uit zijn verslag blijkt niet dat hij verder dan Palestina is gereisd. Zijn trip naar het Heilige Land was zodoende geen onderdeel van een écht verre reis naar andere gebieden. Van der Vlis merkt op dat de calvinistische Carel Quina, in zijn verslag van een reis naar het Heilige Land in 1668-1671, niet de ‘typisch katholieke’ begrippen ‘bedevaart’ en ‘pelgrimage’ gebruikte, maar het had over een ‘voyage’ naar het Heilige Land. Wel noemde Quina zich bijwijlen een pelgrim. Volgens Van der Vlis wilde Quina met zijn reis God beter leren begrijpen en meer over zijn geloof te weten komen door in de voetsporen van God te lopen, maar toonde Quina daarbij interesse in andere godsdiensten en was hij dus ook nieuwsgierig.69 ‘Zijn gereformeerde religie combineerde hij met nieuwsgierigheid naar allerlei zaken’.70

Van Rechteren noemt zich in zijn verslag op geen moment een pelgrim, en spreekt ook niet van een pelgrimage/bedevaart, maar van een ‘reyse’ van de heer van Verborgh.

Desondanks besteedt Van Rechteren wel meer pagina’s in zijn verslag aan het beschrijven van de plekken die hij ziet in het Heilige Land, dan aan de rest van zijn reis. Ook vermeldt hij expliciet ‘Jerusalem’ op de eerste pagina. Ondanks dat hij ook Italië aandoet, lijkt dit erop te wijzen dat het Heilige Land voor Van Rechteren wel degelijk het exclusieve en belangrijkste doel van zijn reis was.

Of Van Rechteren uit devotie reisde of uit nieuwsgierigheid is de vraag. De

gereformeerde argumenten om niet op pelgrimage te gaan, zouden voor Van Rechteren ook hebben moeten gelden, maar zoals al bleek uit het onderzoek van Clark en Groves was er geregeld een verschil tussen het gedachtegoed en de praktijk. Van Rechteren koos Palestina uit (wat niet om de hoek lag) als hoofdbestemming. Als hij enkel uit nieuwsgierigheid reisde, had hij ook een ander ver land kunnen kiezen of alleen Palestina als onderdeel van een rondreis aan kunnen doen, maar hij lijkt bewust te hebben gekozen voor het land dat zo

68 Groves, ‘“Those sanctified places where our Sauiours feete had trode”’, 690, 700. 69

Van der Vlis, Door het land van de sultan, 29-34. 70 Idem, 34.

(23)

23

belangrijk is in de christelijke wereld. Daarom lijkt het dat van Van Rechteren, naast nieuwsgierigheid, ook devotionele motieven had om op reis te gaan.

Zijn verslag bestaat voor een deel uit een opsomming van de heilige plekken die hij heeft gezien. Vaak vermeldt hij ook waar in de Bijbel de plek of een bepaalde gebeurtenis die plaatsvond, wordt genoemd. Hij is in het Heilige Land dus bewust bezig met de Bijbel en zijn geloof. Wat Van Rechteren niet doet, is uitgebreid zijn mening geven over wat hij ziet of zich emotioneel uiten. Hij noemt dingen ‘fraay’ of ‘heel geruinieert’, maar geeft niet aan wat hij zelf ervaart bij het zien van de heilige plaatsen.

Het is de vraag of we dat soort emotionele uitingen te verwachten hebben in historische journaals. In de middeleeuwen waren reisverslagen naar het Heilige Land vaak beperkt tot het beschrijven van de heilige plaatsen van Jeruzalem in een vast patroon. Dit kwam omdat pelgrims standaard werden rondgeleid door franciscanen van het klooster waar ze verbleven en ook omdat er gebruik werd gemaakt van een gids die in datzelfde klooster lag. Hieruit werden passages letterlijk overgenomen.71

Wes Williams stelt daarbij dat een pelgrim een vertegenwoordiger was, een voorbeeld. Daarom werden ‘borrowed terms’ gebruikt, in plaats van dat de eigenheid werd benadrukt. Het was ook niet gebruikelijk dat er in eerste persoon werd geschreven. Een voorbeeldige pelgrim was niet subjectief en had slechts de taak verslag te doen van de ‘impress of God on the world.’72

Daarnaast bestonden verslagen vaak uit tips, over bijvoorbeeld prijzen en vervoer. Dit was praktisch voor mensen die ook van plan waren een pelgrimage te maken.73 De verslagen waren bedoeld om anderen op de hoogte te stellen en over het algemeen niet voorzien van uitvoerige ‘innerlijke roerselen’.74

Er waren wel uitzonderingen van pelgrims die iets persoonlijker verslag deden, maar over het algemeen toonden de reisverslagen dus veel overeenkomsten met elkaar, aldus Van der Vlis. Na de vijftiende eeuw veranderde dat; toen individualiseerden pelgrimsverslagen en werden ze subjectiever.75

Clark, aan de andere kant, geeft voorbeelden van pelgrims die in de middeleeuwen al verslag doen van hoe emotioneel ze waren toen ze Jeruzalem voor het eerst zagen. Dit was juist een voorbeeld van middeleeuwse vroomheid, en deze reizen onderscheidden zich zo van de meer ‘toeristische reizen’ later. Toch uitten ook volgens Clark niet alle middeleeuwse

71

Wasser, Dit is de pelgrimage van het Heilig Land en daaromtrent, 19-20. 72 Williams, ‘A mirrour of mis-haps,’/ a mappe of miserie, 216-222.

73 Van der Vlis, Door het land van de sultan, 31. 74

Van Herwaarden, ‘Geloof en geloofsuitingen in de Late Middeleeuwen in de Nederlanden’, 51. 75 Van der Vlis, Door het land van de sultan, 31.

(24)

24

pelgrims zich zo.76 En in dat geval: ‘Their lack of emotion should not be taken, and to my knowledge has not been taken in the scholarship on pilgrimage, as a sign of any damning lack of piety. Piety should not been seen as an either/or phenomenon.’77

Vroegmoderne katholieke pelgrim auteurs waren volgens hem terughoudender dan pelgrims in de middeleeuwen, maar lieten hun emoties wel blijken bij aankomst. Vroegmoderne protestantse auteurs lieten soms blijken dat ze blij waren te arriveren in Jeruzalem, maar velen lieten helemaal geen emoties los. Volgens Clark hoefde dit echter niet te betekenen dat ze geen emoties voelden, maar dat ze wellicht deze niet wilden overbrengen aan een lezerspubliek. 78

Van Rechteren toont hoe dan ook geen emotie bij aankomst in Jeruzalem. Hij schrijft alleen dat ze ‘eyndelijk ‘smorgens den 13 omtrent 10 uuren tot Jerusalem gekomen’ zijn.79 Verder geen gevoel van opluchting of blijdschap. Het verslag van het Heilige Land Van Rechteren komt door gebrek aan dit soort uitingen als weinig persoonlijk over. Het past wat dat betreft in de meer middeleeuwse traditie; hij noemt voornamelijk de heilige plaatsen, de feiten. Wanneer hij wel dingen vermeldt die niet per definitie standaard zijn, zoals

bijvoorbeeld toen ze een bepaalde stad niet binnen durfden te gaan en toen ze stuikrovers zagen, gaat hij niet in op details of emoties.80

Van Rechteren beschrijft wat hij ziet en meemaakt, maar allemaal heel feitelijk. Soms houdt hij het bij één zinnetje in een soort opsomming:

Gesien het huys van Simon Leprosi.

Geweest in de begraffenisse plaatse Lasari, daar men in gaat met 28 Trappen, niet ver van den Olivet Bergh, en daar hij verreesen soude wesen. Daar digte by siet men de plaatse daar de Vyge boom gestaan heeft die Christus vervloekte en die noyt wederom vrugten gedraagen heeft.81

En soms beschrijft hij onderdelen van zijn reis uitgebreider, zoals zijn bezoek aan de Heilige Grafkerk en bij aankomst in Jeruzalem wanneer de franciscanen van het klooster zijn voeten wassen:

De Gardiaen die sadt daarvoor met de knyen op een Tapeet en nam u Linker voet eerst. Die dan welgewassen synde, waste hij de regter voet. Elke voet wierd met een schoone servet afgedroogt. De regtervoet gewassen synde, houd de Gardiaen die op zijn kney, en kusset die (…)82

76 Clark, Protestants in Palestine, 134-136 77

Idem, 136-137. 78 Idem, 134-140.

79 Reyse van de Heer van Verborgh, 32. 80

Idem, 51, 53. 81 Idem, 46.

(25)

25

In dit geval beschrijft hij wel een gebeurtenis wat uitgebreider, maar ook hier houdt hij het bij een afstandelijke en feitelijke registratie. Aan het eind van zijn verslag wordt de toon op stukken nog opsommeriger. Zo zet hij zelfs nummers voor plaatsen die te zien zijn in

Bethlehem en omgeving, wat mogelijk te maken heeft met het gebruik van gidsen.83 Ook op de laatste pagina van het verslag geeft hij een opsomming met nummers, maar waarvan, is niet duidelijk; de helft van de pagina ontbreekt.

Wegwijzers

Een pelgrim kon zich voorbereiden op zijn reis door reisverslagen en routebeschrijvingen te lezen.84 Historica Kathryne Beebe onderscheidt verschillende ‘genres’ pelgrim literatuur. De oudste vorm was het itinerarium, waarin simpelweg de route werd beschreven van een bepaalde plaats naar het Heilige Land. Een anonieme pelgrim uit Bordeaux deed al in de vierde eeuw op deze manier verslag.85 Het itinerarium is de beschrijving van de afgelegde weg en diende als een soort landkaart.86

Toen het verkrijgen van aflaten een belangrijke plaats begon in te nemen tijdens bedevaarten, ontstond er een behoefte aan gespecialiseerde verslagen waarin stond welke aflaten te verkrijgen waren op de verscheidende heilige plaatsen. Dit soort geschriften staan bekend onder de term ‘libri indulgentiarum’.87

Verder waren er gebedenboekjes beschikbaar, speciaal voor pelgrims, die konden worden meegenomen op reis. Op plaats van bestemming kon dan worden gebeden, gezongen of een passage uit de Bijbel worden gelezen.88

Beebe ziet het itinerarium, de libri indulgentiarum en gebedenboekjes, als

verschillende genres van pelgrim literatuur. In het genre reisgidsen kwam al deze informatie volgens haar samen. Dit waren heel praktische bronnen, waarin kon staan welke route men moest nemen, hoe geld kon worden gewisseld, wat mee te nemen en hoe men een plek op een pelgrimsgallei kon bemachtigen.89

82 Reyse van de Heer van Verborgh, 34. 83 Idem, 56.

84 Van Herwaarden,‘Geloof en geloofsuitingen in de Late Middeleeuwen in de Nederlanden’, 46. 85

Beebe, Pilgrim and Preacher, 41.

86 Wasser, Dit is de pelgrimage van het Heilig Land en daaromtrent, 28. 87 Beebe, Pilgrim and Preacher, 42-44.

88

Idem, 45. 89 Idem, 47-48.

(26)

26

Beebe stelt daarbij dat tegen het eind van de middeleeuwen het verschil tussen

uitgebreide reisgidsen en reisverhalen, niet heel duidelijk was; er waren auteurs die praktische zaken en meer verhalende elementen in hun werk combineerden.90

Na de opkomst van de boekdrukkunst werden naast eigentijdse reisverslagen ook middeleeuwse manuscripten van pelgrim reizen gepubliceerd, waarvan sommige heel populair waren, zoals dat van Jean de Mandeville.91 Diens verslag verscheen in manuscript rond 1356 en ging over een lange reis naar het Heilige Land en verder naar Egypte en het Verre Oosten.92 Mandeville zelf heeft waarschijnlijk niet zover gereisd, maar hij heeft een verhaal samengesteld op basis van bronnen geschreven door anderen; een methode die door andere schrijvers werd overgenomen. Het bevat wonderen en was ook bedoeld als vermaak. Rond 1500 was het al verkrijgbaar in negen verschillende talen.93

Zoals al vermeld werd er in het Heilige Land zelf, in elk geval gedurende de

middeleeuwen, ook gebruik gemaakt van standaard reisgidsen. Het Franciscanenklooster op de Zionberg produceerde deze literatuur en vanaf de vijftiende eeuw werd het ook gedrukt in Venetië.94 Nicole Chareyron, auteur van Pilgrims to Jerusalem in the Middle Ages, noemt als voorbeeld de gids van Burchardus de Monte Sion, uit de dertiende eeuw, die onder andere bestond uit een itinerarium van Jeruzalem, de Heilige Grafkerk en omliggende heilige plaatsen, en een collectie gepaste gebeden.95

Reizigers die deze gidsen in handen kregen, verwerkten ze vaak in hun reisverslagen. Volgens Chareyron is het gemakkelijk te zien wanneer er tekst is overgenomen. Er werd dan gebruik gemaakt van formeel taalgebruik wat contrasteerde met de rest van de tekst. Er was geen aandacht voor bijzonderheden of de wereldlijke realiteit. Er was sprake van een

zakelijke toon en weinig plaats voor opsmuk of subjectiviteit. De verteller bleef onzichtbaar, had een neutrale positie, en er was vaak een overvloed aan ruimtelijke verwijzingen.96

The brief chapters, listing only the places of devotion, were organized on a spatiothematic principle and were introduced by formulas typical of enumerations: ‘‘Here followeth the pilgrimages of Mount Olivet (or Sion, Bethany, the Jordan, Bethlehem, or Judea).’’97

90 Beebe, Pilgrim and Preacher, 52. 91 Noonan, The road to Jerusalem, 21-29.

92 ‘Jean de Mandeville’, Website Wikipedia; beschikbaar op: https://nl.wikipedia.org/wiki/Jean_de_Mandeville#Bibliografie 93

Beebe, Pilgrim & preacher, 52-53.

94 Chareyron, Pilgrims to Jerusalem in the Middle Ages, 85. 95 Ibidem.

96

Ibidem. 97 Ibidem.

(27)

27

Wat betreft Van Rechteren stelde ik al dat hij vrij feitelijk verslag deed van zijn reis en ook weinig subjectief is, maar dat hij, bijvoorbeeld, wel vermeldt dat er struikrovers waren; hij was dus niet helemaal blind voor de bijzonderheden van zijn eigen reis. Dat zijn verslag op momenten de vorm lijkt te hebben van een opsomming, zou kunnen wijzen op het raadplegen van een gids. Aan het eind schrijft hij zelfs: ‘Dese heylige plaatse hebben wy te Bethlem, als buyten Bethlem gesien, en die van alle Pelgrims bezoght worden’98

en een bladzijde verder: ‘Dit navolgende siet men tusschen Bethlem en Jerusalem, komende van Jerusalem’99

. Dit klinkt alsof hij informatie overneemt. Echter iets verderop in de tekst geeft hij alweer aan dat ‘wij’ in een grote vallei veel kamelen, schapen en geiten zagen weiden en dat ze uit een zekere fontein hebben gedronken.100 Dit lijkt er op dat Van Rechteren in elk geval wel op die plekken zelf geweest is en dat, mocht hij hier putten uit een gids, hij zelf ook nog iets

toegevoegd heeft aan de tekst.

Welke eventuele reisgidsen Van Rechteren precies heeft geraadpleegd is niet te zeggen. Hij noemt geen auteurs in zijn verslag en verwijst ook niet naar specifieke werken. Zeventiende-eeuwse uitgaven van reisbeschrijvingen van bijvoorbeeld Olfert Dapper (1636-1689) of George Sandys (1577-1644), heeft Van Rechteren wellicht ingezien, maar zeker is dat niet. Qua inhoud betreft zijn deze auteurs ook niet met Van Rechteren te vergelijken; zij schreven veel uitgebreider, ook, bijvoorbeeld, over de geschiedenis van het Heilige Land.101

Reizen in het Heilige Land - de praktijk

Transport

Hoe pakte Van Rechteren zijn reis aan? Zijn schip voer vanaf Texel naar Italië. Op welk schip hij meevaart, wordt niet duidelijk. Hij noemt geen naam. Wel schijft hij op welk rantsoen er was voor de mannen en waar zich verschillende plekken op het schip bevonden, zoals de kruitkamer en de kamer van de bootsman.102 Het laat iets zien van de persoonlijke

belangstelling voor de scheepvaart, die hem later zou brengen tot kapitein van verschillende schepen. Of Van Rechteren tot aan Cyprus vaart op hetzelfde schip blijkt niet uit te tekst. In elk geval huurt hij op Cyprus een ‘sayke’ waarmee hij van het eiland vertrekt.103

98 Reyse van de Heer van Verborgh, 56. 99 Idem, 57.

100

Idem, 59.

101 Dapper, Nauwkeurige beschryving van gantsch Syrië en Palestyn of Heilige Lant (Amsterdam 1677), en Sandys, Sandys Voyagien (Amsterdam 1665)

102

Reyse van de Heer van Verborgh, 13. 103 Idem, 29.

(28)

28

Tot aan het eind van de zestiende eeuw speelden, zoals eerder vermeld, de Venetianen een belangrijke rol in de facilitering van het reizen naar het Heilige Land. Een merendeel van de pelgrims trok over de Alpen naar Venetië.104 Vanaf daar was er sprake van een

georganiseerde bedevaart, waarin een maximaal veertiendaags bezoek aan Jeruzalem en omgeving vastlag. In veel vroege pelgrimsverslagen wordt het verblijf in Venetië genoemd waar ze wachtten op inscheping op een pelgrimsgalei die hen, langs verschillende kusten, via Cyprus, naar het Heilige Land bracht.105

De tocht over land naar Venetië was dus gebruikelijk tot in de zestiende eeuw. Er zijn echter wel pelgrimsverslagen bekend uit die tijd waaruit blijkt dat toen ook zo nu en dan andere routes gebruik werden, zoals over zee via Gibraltar.106 Dat Van Rechteren in de zeventiende eeuw ook over zee reisde is dus niet uitzonderlijk, zeker niet voor iemand uit een zeevarend regio als de Nederlandse Republiek. Van Rechteren sloeg Venetië dus over. Ook andere reizigers uit de zeventiende eeuw reisden via andere wegen naar het Heilige Land. Carel Quina reisde als diplomaat vanaf Amsterdam helemaal over land naar Damascus, waar hij zich aansloot bij een karavaan christenen die onder begeleiding naar Jeruzalem trokken.107 En Cornelis de Bruyn kwam na een lange, uitgebreide reis via Egypte in Jaffa terecht.108 Er waren dus meerdere wegen die naar het Heilige Land leidden in de zeventiende eeuw.

Van Rechteren komt op 4 juli in Jaffa aan. Vanaf daar vertrekt hij te paard via de stad Ramla naar Jeruzalem. In de stad moesten pelgrims te voet verder, volgens Wasser. Dit was een teken van onderwerping. Christenen was het verboden om zich op een andere manier door de straten te bewegen.109 Van Rechteren zelf vermeldt niets over deze regel, maar uit wat hij schrijft valt niet op te maken dat hij tijdens zijn verblijf in Jeruzalem op een paard heeft gezeten. Zo tekent hij nooit op dat hij een paard bij zich heeft, of dat hij ergens naartoe ‘rijdt’. Dit schrijft hij wel weer na zijn verblijf in de stad, als hij onderweg is naar Nazareth,

bijvoorbeeld. Dan verplaatst hij zich wel weer te paard.110

104 Wasser, Pelgrimstochten, 156.

105 Wasser, Dit is de pelgrimage van het Heilig Land en daaromtrent, 152. 106

Wasser, Pelgrimstochten, 156.

107 Van der Vlis, Door het land van de sultan, 67-78. 108 Bruyn, Reizen van Cornelis de Bruyn, 244-246. 109

Wasser, Pelgrimstochten, 158. 110 Reyse van de Heer van Verborgh, 51.

(29)

29

Verblijf

Tijdens zijn reis verblijft Van Rechteren op verschillende plekken. In Florence geeft hij aan dat je daar kunt logeren bij ‘meester Louis of Limage de St. Louis.’111

Over wie deze man is laat hij echter verder niets los. Op Cyprus verblijft hij in het huis van de consul. De consul zelf was niet thuis, maar gevlucht naar de hoofdstad Famagusta, omdat eerder piraten afkomstig uit Tripoli de bewoners van het eiland lastigvielen. ‘Edogh wierden evenwel ontfangen en getracteert.’112

In Jaffa brengt Van Rechteren de nacht door in het huis van ‘Symon die Leerbereyder, dat aan de Catholyken komt’.113

Simon de Leerlooier is een persoon die voorkomt in het Nieuwe Testament. Petrus zou in Jaffa bij deze Simon zijn verbleven. Ook nu nog is in Jaffa het huis te zien, waar Simon zou hebben gewoond en waar waarschijnlijk Van Rechteren toen heeft overnacht.114 Na Jaffa, in Ramla, verblijft Van Rechteren nogmaals in een huis van een figuur uit de Bijbel, namelijk dat van Nicodemus.115 Hij wordt genoemd in het Evangelie van Johannes.116 Na in deze ‘bijbelse’ huizen te hebben overnacht, logeert hij in Jeruzalem in ‘het clooster’.117

Het klooster waar Van Rechteren verbleef in Jeruzalem moet het klooster van de franciscanen zijn geweest. Tot aan de zestiende eeuw lag het klooster van de franciscanen op de berg Zion. Zij hadden daar de plek waar het Laatste Avondmaal zou hebben

plaatsgevonden in bezit. De franciscanen faciliteerden de westerse pelgrimage in Jeruzalem. Pelgrims die in de stad kwamen vielen onder hun verantwoordelijkheid. De pelgrims

verbleven in het klooster op de berg Zion of in een voormalig kruisvaarderhospitaal in de buurt van de Heilige Grafkerk.118 In 1524 moesten de franciscanen op bevel van het Ottomaans gezag de berg Zion verlaten. Onder de zaal van het Laatste Avondmaal zou het Graf van Koning David liggen. Het was een belangrijke plaats voor zowel het Jodendom, als de Islam en het Christendom. De aanwezigheid van de ‘ongelovige’ christenen op deze plek werd godslasterlijk bevonden door de moslims.119

111 Reyse van de Heer van Verborgh, 15. 112

Idem, 28. 113 Idem, 30.

114 ‘Simon the Tanner’s house’, Website BibleWalks; beschikbaar op: http://www.biblewalks.com/Sites/JaffaSimonTheTanner.html 115 Reyse van de Heer van Verborgh, 30.

116

‘Nicodemus van Jeruzalem’, Website Heiligen; beschikbaar op: http://www.heiligen.net/heiligen/08/03/08-03-0100-nicodemus.php

117 Reyse van de Heer van Verborgh, 33. 118

Peters, Jerusalem, 421-423, 436, en Clark, Prostestants in Palestine, 38. 119 Peters, Jerusalem 498, en Montefiore, Jeruzalem. De biografie, 356.

(30)

30

Vanaf 1524 tot 1559 verbleven de franciscanen in een bakkerij nabij hun voormalige klooster, daarna namen ze hun intrek in een klooster in de buurt van de Heilige Grafkerk dat de Georgische christenen waren gedwongen aan hen te verkopen. Dit nieuwe hoofdkwartier was St. Saviour (of de Heilige Verlosserkerk). Het groeide uit tot een grote katholieke enclave met een bibliotheek, ziekenzaal en met faciliteiten voor de pelgrims, die nog steeds onder de verantwoording van de franciscanen vielen. Het is dus waarschijnlijk dat Van Rechteren in het St. Saviour klooster verbleef gedurende zijn tijd in de stad.120

De Franciscaanse gardiaan was de officiële vertegenwoordiger van de West-Europese christenen in het Heilige Land.121 En in het klooster werden pelgrims van verschillende christelijke religies opgevangen, zo blijkt onder andere uit wat Olfert Dapper schrijft in zijn boek uit 1677:

Het is een verblijf-plaetse der geestelijken van S. François orde, in Jerusalem, en gewonelijk gasthuis voor alle beêvaert-reizigers, die derwaerts uit ’t weste of Europe komen, ’t zy Roomsgezinden, Kalvinisten, Luiterschen, of van een anderen Godsdienst. Zy worden aldaer zeer wel en minnelijk ontfangen, gespijst en geherbeght, geduurende hun verblijf in Ierusalem, zonder hen geoorloft zy, zich op eene andere plaetse te vertrekken, op pene van een grote boete.122

Cornelis de Bruyn schrijft ook dat reizigers uit Europa, van welke religie dan ook, bij deze paters konden verblijven. Echter volgens hem is het niet verplicht en heeft men ‘de vryheid om te gaan huysvesten daar men begeerd (…)’.123

Of hij nu wel of niet een andere keus had: Van Rechteren verbleef bij de franciscanen. Hij ontmoet er de Gardiaen en beschrijft dat zijn voeten worden gewassen. Het is een ontvangstritueel dat ook in andere pelgrimsverslagen wordt beschreven.124

De Bruyn beschrijft in zijn verslag dat hij bij vertrek uit Jeruzalem een getuigschrift kreeg, ondertekend door de gardiaan en de procurator van het klooster, dat hij de heilige plaatsen heeft bezocht. Hij beschrijft het als volgt:

Deze was geschreven met een zeer nette hand (…) ’t Zegel vertoond in een ovaal (dat onder en boven eenigzins spits toeloopt, en om ‘twelke dit omschrift gevonden werd: SIGILLUM * GUARDIANI* SACRI * CONVENTUS * MONTIS * SION **) zoveel als ik kan oordeelen beneden de voetwassching

120

Peters, Jerusalem 500-501, en Montefiore, Jeruzalem. De biografie, 356. 121 Clark, Protestants in Palestine, 185.

122 Dapper, Nauwkeurige beschryving van gantsch Syrie en Palestyn of Heilige Lant, 367-368. 123

Bruyn, Reizen van Cornelis de Bruyn, 293. 124 Wasser, Pelgrimstochten, 158.

(31)

31

van Christus, gedaan aan zyne twaalf discipulen, en bovenaan wederom de twaalf discipulen, geknield leggende, en Christum, van haar opvaarende na den hemel en van achteren met licht omscheenen.125

Eenzelfde document had Van Rechteren in bezit en bevindt zich in het archief in het

Historisch Centrum Overijssel.126 Het kon thuis worden getoond als bewijs van de pelgrimage naar Jeruzalem.127

Naast zijn verblijft in het St. Saviourklooster, brengt Van Rechteren in Jeruzalem een (gebruikelijk) nachtelijk bezoek aan de Heilige Grafkerk.128 Hij schrijft dat er twee kamers waren waar in geslapen kon worden, maar vanwege een grote hoeveelheid bedwantsen prefereert hij de galerij van de kerk.129

Tijdens zijn verdere tocht door het Heilige Land, overnacht Van Rechteren in andere kloosters en eenmaal ‘onder die boomen’.130 Kortom, de reis van Van Rechteren vertoont alle trekken van een gemiddelde reis door het Heilige Land. Hij reist op een gebruikelijke manier voor christelijke reizigers, hij verblijft en overnacht op locaties die speciaal zijn toegerust op de opvang van christelijke reizigers, en hij ziet wat de christelijke reizigers er willen zien in betrekking tot de Bijbel.

125 Bruyn, Reizen van Cornelis de Bruyn, 297. De vertaling van het Latijnse opschrift luidt: Zegel van de gardiaen van het Heilige klooster van de berg Zion (Vertaling dr. Frans Blom)

126 Zwolle, Historisch Centrum Overijssel, 0214 Huis Almelo, inv.nr. 445 Stukken betreffende de reis van Johan W. van Rechteren naar het Heilige Land en Italië, 1684-1685. 1 charter en 1 omslag.

127 Wasser, Pelgrimage, 160. 128 Wasser, Pelgrimage, 159. 129

Reyse van de Heer van Verborgh, 61. 130 Idem, 52.

(32)

32

Het getuigschrift van Johan Willem van Rechteren ondertekend door de Gardiaan (Zwolle, Historisch Centrum Overijssel, 0214 Huis Almelo, inv.nr. 445 Stukken betreffende de reis van Johan W. van Rechteren naar het Heilige Land en Italië, 1684-1685. 1 charter en 1 omslag)

(33)

33

Gevaar, gidsen en gezelschap

Early modern European pilgrims were not walking into quite the lion’s den they thought. The dangers of visiting Palestine were no doubt many. Ship wreck, disease, piracy, and enslavement were all distinct possibilities for the pilgrim. Official or institutional Ottoman enmity, however, was not in fact a major difficulty for Jerusalem pilgrims.131

Volgens de Koran moesten moslims andere monotheïstische religies tolereren. Niet-moslims, Joden en Christenen, werden dan ook in het Heilige Land getolereerd, maar moesten zich wel volledig onderwerpen aan het moslimbewind en een speciale belasting betalen. Er waren ook regels die de andere gelovigen verboden nieuwe religieuze bouwwerken neer te zetten of in het openbaar hun geloof uit te oefenen. Het was echter ook in het voordeel van de moslims om tolerant te zijn tegenover de christelijke pelgrims; toerisme was ook toen een vorm van inkomsten, want zij moesten naast de kosten voor onderdak en leeftocht, vaak ook belastingen of smeergeld betalen.132

Niettemin werden pelgrims begeleid door de franciscanen van het klooster, omdat, mocht er toch iets gebeuren met een buitenstaander, ook het klooster erop zou worden aangesproken, aldus Bruyn.133 Van Rechteren wordt in Jeruzalem begeleid door een ‘antiquarius’134

en in de rest van het Heilige Land is hij ook in gezelschap van een ‘truceman’ of namens het gezag optredende tolk.135 Om overvallen te voorkomen, was samen reizen raadzaam.136 Dit ondervond ook Van Rechteren toen ze stuikrovers tegenkwamen in de buurt van Nazareth. ‘Maar siende dat wy 15 sterk waren, durfden sy ons niet aan te doen’.137

Wie deze vijftien reisgenoten waren, is niet exact duidelijk. Vanaf Cyprus reist hij met tien personen op een vaartuig naar Jaffa. In dit gezelschap bevindt zich onder meer een

schepen uit Haarlem, drie Engelse heren en paters uit verschillende landen.138 Verderop in het verslag schrijft Van Rechteren nogmaals dat er Engelse heren bij hem zijn, wellicht dezelfde als eerder.139 Ook, bijna aan het eind van zijn verslag, schrijft hij dat hij een pater bij zich

131 Clark, Protestants in Palestine, 133. 132 Idem, 120-125.

133 Bruyn, Reizen van Cornelis de Bruyn, 257. 134 Oudheidkenner (INL)

135 INL

136 Van der Vlis, Door het land van de Sultan, 50. 137 Reyse van de Heer van Verborgh, 53.

138

Idem, 29. 139 Idem, 52.

(34)

34

heeft die met hen is gereisd vanaf Cyprus.140 Het lijkt er dus op dat Van Rechteren met in elk geval een aantal reisgenoten voor langere tijd gedurende zijn reis is samen geweest.

Vooraanstaande reizigers namen vaak eigen personeel mee.141 Van Rechteren had ook (tenminste één) personeelslid bij, al moest hij die al in Italië achterlaten, want hij schrijft dat zijn knecht Derk op 6 juni is gestorven en onder de Vesuvius werd begraven.142 Verder schrijft hij niets over eventueel personeel.

140 Reyse van de Heer van Verborgh, 64-65. 141

Van der Vlis, Door het land van de Sultan, 49. 142 Reyse van de Heer van Verborgh, 3.

(35)

35

Besluit Deel 1

Het doel van deel 1 van de scriptie was een indruk te geven van hoe het reisverslag van Van Rechteren zich verhoudt tot de traditie van reizen in de zeventiende eeuw en de reisverslagen uit die periode. Hierbij ligt de focus op het Heilige Land gedeelte van de reis. Italië was een normale bestemming in de zeventiende eeuw, maar de algemene opvatting is, hoewel de cijfers niet duidelijk zijn, dat er een afname was van reizigers naar het Heilige Land na de Reformatie. In dat opzicht was de reis van Van Rechteren opmerkelijk, zeker in acht nemend dat hij afkomstig is uit een gereformeerd geslacht.

Echter, uit de literatuur van voornamelijk Clark, en deels Groves, blijkt dat ook (Duitse en Engelse) protestanten naar het Heilige Land gingen en reisverslagen achterlieten. Uit eigen land bereikten de calvinistische Carel Quina en Cornelis de Bruyn ook in de zeventiende eeuw nog Jeruzalem. Dus uniek was Van Rechteren niet. Zijn verslag beschrijft daarbij de heilige plaatsen op een haast standaard wijze, hoewel niet zeker is of hij hierbij gebruik maakte van een reisgids. Tevens waren zijn keuze voor vervoer naar het Heilige Land en zijn accommodatie in Jeruzalem bij de Franciscaner paters niet uitzonderlijk.

Wat de precieze motieven waren van reizigers om in de zeventiende eeuw naar het Heilige Land te reizen is niet zonneklaar, ook niet voor Van Rechteren. Was het enkel

nieuwsgierigheid of wilde hij juist de Bijbel en zijn geloof beter begrijpen? Hij lijkt bewust te hebben gekozen voor het Heilige Land als reisbestemming, maar over het waarom laat hij helaas zelf niets los.

(36)

36

Deel 2

Verantwoording

Het manuscript

Het reisverslag van Van Rechteren bevindt zich in het Historisch Centrum Overijssel in Zwolle. Het is te vinden onder de archieftoegang Huis Almelo, wat betekent dat het afkomstig is uit het huisarchief van Huis Almelo, de heerlijkheid die gedurende Johan Willems leven in handen was van zijn broer Adolf Hendrik van Rechteren.143 Dat dit verslag nu het onderwerp van mijn scriptie is, heb ik niet te danken aan een spannende zoektocht van mijn kant in het archief in Zwolle waar ik bij toeval op dit verslag stuitte, maar aan de eerdergenoemde, handige lijst van reisverslagen van Rudolf Dekker e.a. In die lijst wordt het verslag genoemd en kort beschreven.144 Omdat het reisverslag me een interessant onderwerp leek, ben ik daarna naar Zwolle afgereisd om het manuscript te bekijken en er foto’s van te maken.

In het HCO wordt het manuscript van Van Rechteren in één mapje bewaard met de Latijnse brief van Conradus Graven en het getuigschrift uit Jeruzalem. Het verslag heeft geen kaft, de voorkant bestaat uit de eerste pagina van het verslag en is gelijk beschreven. Het verslag bestaat uit 68 bladzijden in zijn totaal. Hiervan is één bladzijde helemaal niet

beschreven en staat op een andere bladzijde slechts twee regels tekst. Een aantal woorden op de eerste bladzijde zijn wat vervaagd door vlekken en er loopt een scheur doorheen, maar verder is de tekst nog vrij goed leesbaar. Het middendeel van het manuscript lijkt ook in redelijk goede staat of is in elk geval goed te lezen; hier en daar zijn er vlekken, voornamelijk in de marges, of zijn er randen wat afgebrokkeld. Circa 8 pagina’s voor het eind van het manuscript ontstaat bovenaan het papier een gat dat in de daaropvolgende vellen steeds groter wordt. Ook ontwikkelt zich in het midden van de laatste bladzijden een scheur, waardoor tegen het eind van het manuscript er steeds een aantal woorden (half) wegvallen. Het laatste vel is in zijn geheel verticaal door het midden afgescheurd, en bestaat zodoende uit twee maar half beschreven bladzijden.

Het manuscript is (gesloten) 20,5 cm breed en 32,5 cm hoog. Er staan geen

bladzijdenummers in het manuscript geschreven. Echter, om het wat makkelijker te maken om naar zaken te verwijzen en om dingen op te zoeken, heb ik ze voor deze scriptie wel een

143 ‘0214 Huis Almelo. Voorwoord. 2. De geschiedenis van het archief’, Website Historisch Centrum Overijssel. 144

Het is nummer 84 op de lijst. Dekker, Reisverslagen van Noord-Nederlanders uit de zestiende tot begin

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Anderen zijn van mening dat het in de klacht van Jeremia 48 niet zozeer om ironie gaat, maar om een stijlmiddel dat gebruikt wordt om de ernst van het oordeel te

Bij de woorden: Want uit het noorden zal een volk haar aan- vallen met zo’n vernietigende kracht dat er nooit meer iemand zal wonen, kan in eerste instantie gedacht worden aan de

De HERE zegt in vers 9 tegen Zijn volk: Maar u bent nog niet van Mij af, Ik zal u aan- klagen en aandringen op uw terugkeer naar Mij, ja, zelfs later bij uw kleinkinderen..

De eerste vraag die in het onderzoek van Jeremia 46-51 gesteld werd en sindsdien voor veel hoofdbrekens heeft gezorgd, is die naar het auteurschap van deze profetieën.. Nu is

Als hij/zij een ernstige fout heeft gemaakt Als hij/zij niet integer is geweest Als inwoners gemeente geen vertrouwen meer hebben Als gemeenteraad geen vertrouwen meer heeft

Dergelijke inbedding (a) onderstreept de relevantie van integriteit in het dagelijkse werk, (b) draagt bij aan verdere normalisering van het gesprek over integriteit, (c) kan

heden om de eigen toegankelijkheidsstrategie te verantwoorden. Verwacht wordt dat het oplossen van deze knelpunten in combinatie met een meer ontspannen houden betreffende

een goed signaal betreffende het commitment van de uitvoeringsinstellingen zijn, wanneer het opdrachtgeverschap voor het programma niet automatisch bij BZK wordt neergelegd,