• No results found

(1)Het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit T.a.v

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "(1)Het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit T.a.v"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit T.a.v. Dhr. H.R. de Kleijn

Postbus 90420 2509 LK Den Haag

05-03-2002

Kenmerk: 0102502/HD/ae

Betreft: Rectie NLIP consultatie Interconnecterende huurlijnen

Geacht College, Geachte heer de Kleijn,

De Branchevereniging van Nederlandse Internetproviders, NLIP, acht een gezond ILL-aanbod van groot strategisch belang voor de concurrentie op de markt voor internettoegang en de dienstverlening daar omheen.

Voor de uitrol van diverse netwerken (ook van providers) zijn huurlijnen van groot belang. NLIP ziet daarom aanleiding kort op bovenvermelde consultatie te reageren.

Overigens valt op dat de vraag naar huurlijnen met name in de grotere capaciteitsklassen daar explosief groeit, terwijl, voor internetproviders en gerelateerde dienstverleners, de lagere capaciteitsklassen vooral als

aansluitlijn worden gebruikt. In beginsel berekenen ISPs de kosten van dergelijke lijnen door aan hun klanten, zodat zij vaak neutraal staan ten opzichte van de prijsstelling van deze categorie huurlijnen. Een goedkoper en gedifferentieerder huurlijnenaanbod, zoals dat met een gezond ILL-aanbod gerealiseerd kan worden, kan echter leiden tot een grotere marktvraag naar internet-dienstverlening en is mede daarom een waardevol bezit.

Ook voor de ontsluiting van andere locaties dan klantlocaties dienen daarom alternatieven aanwezig te zijn, al dan niet met gebruikmaking van verbindingen gebaseerd op het ILL-aanbod van KPN.

Met dit uitgangspunt in het achterhoofd reageerde NLIP reeds op op de vorige consultatie inzake

huurlijnprijzen (tot 2 Mbit) en brak zij een lans voor een price-cap die de prijsontwikkeling (zoals die van een gezond ILL-aanbod te verwachten valt) moet waarborgen ten opzichte van de eindgebruiker, zoals de ISP of zijn klant. Nogmaals wijst NLIP op de noodzaak deze strategische markt niet ‘vrijblijvend’ te reguleren door een gezond ILL-aanbod te introduceren, maar tevens (tegelijkertijd) de garantie te bieden dat huurlijnprijzen daadwerkelijk dalen. In het door het college geschetste scenario zou de price-cap daarbij enkel dienen als zekerstelling van dalende prijzen. Een lichte daling hoeft geenszins de rentabiliteit van deze dienstverlening (door andere aanbieders) aan te tasten.

Het is met deze uitgangspunten in het achterhoofd dat de NLIP kort in wenst te gaan op de gestelde vragen:

(2)

1. De NLIP kan zich, onder voorbehoud van bovenstaande opmerkingen, goed vinden in de probleemschets van het college.

2. De NLIP wijst er met klem op dat interconnecterende huurlijnen inderdaad ook voor het ontsluiten van anderen dan klantlocaties gebruikt zouden moeten kunnen worden. Het standpunt van het college kan de NLIP derhalve onderschrijven.

3. De NLIP acht de geschetste mogelijkheden ten aanzien van de ontsluiting van locaties van dezelfde aanbieder van groot belang. Niet alleen internetproviders, maar ook hun leveranciers zoals

(kleinschaliger) DSL-dienstverleners of bijvoorbeeld een (toekomstig) powerline-netwerk, zouden van halve huurlijnen gebruik moeten kunnen maken. In dat zelfde plaatje passen ook de genoemde basisstations. De NLIP is van mening dat gebruiksrestricties die een dergelijk gebruik verbieden uit het referentie-aanbod geschrapt zouden moeten worden.

4. De NLIP onderschrijft deze toets.

5. De NLIP onderschrijft de noodzaak zo min mogelijk gebruiksrestricties op te nemen in het aanbod.

Zij verwijst daar voor naar gevallen zoals zij in vraag 3 heeft aangegeven. Andere gebruiksmogelijkheden zijn door de leden van onze vereniging niet aangegeven.

6. Als Branchevereniging kan de NLIP deze vraag niet beantwoorden.

7. De NLIP heeft geen nadere informatie omtrent de precieze verschillen tussen deze locaties. Zij kan geen gemotiveerd antwoord geven op deze vraag.

8. De NLIP onderschrijft de standpunten van het college, maar kan het college, mede gelet op het technische karakter van de vraagstelling, geen nader onderbouwde zienswijze doen toekomen.

9. NLIP is voorstander van flexibeler kwaliteitseisen, indien daar lagere tarieven tegenover kunnen staan. Dit kan meer in overeenstemming zijn met de kwaliteitseisen die bepaalde systemen (met name systemen die niet mission-critical zijn) impliceren. Een uitgewerkt voorstel is voor de NLIP, waarvan de leden met name eindgebruiker van huurlijnen zijn, niet te geven.

10. De NLIP onderschrijft de standpunten van het college.

11. De NLIP onderschrijft de uitgangspunten van het college, maar tekent aan dat zij bij een grote orderhoeveelheid (bijvoorbeeld wanneer ILL-huurlijnen voor de ontsluiting van een veelheid van aanbieder-locaties tegelijk gebruikt worden) bepaalde afwijkende forecast-eisen of leveringstijden toch gerechtvaardigd acht wanneer deze gesteld worden vanwege essentiële vereisten.

12. De NLIP voorziet hier een zeer beperkte behoefte voor.

13. De NLIP heeft, bij een globale beschouwing van het aanbod, geen aspecten aangetroffen die zij nader zou willen toelichten

14. De NLIP kan niet beoordelen hoe de genoemde oorzaken zich tot elkaar verhouden, maar kan zich vinden in de indeling zoals het college die voorstaat. De NLIP heeft onvoldoende inzicht in de wijze waar op de verplichting kostenoriëntatie moet wordt ingevuld om een onderbouwd antwoord te kunnen geven op de vragen van het college. Wel is NLIP van mening dat een price-cap op gereguleerde huurlijntypen noodzakelijk lijkt.

15. NLIP is van mening dat geografische differentiatie in beginsel niet wenselijk is, tenzij KPN aantoont dat de kosten voor huurlijntypen bepaalde (met name die met hogere capaciteit), zodanig per regio verschillen dat een gebruiker in de ene regio redelijkerwijs bezwaar zou kunnen maken tegen het betalen van het volle tarief. In dat geval kan –per type- overwogen worden geografische

(3)

differentiatie toe te passen, mits dit prijsverschil niet aan achterblijvende (regionale) investeringen van KPN te wijten is.

NLIP realiseert zich dat zij slechts zijdelings op de vragen van het college in gaat, maar vertrouwt er (mede naar aanleiding van de gekozen oplossingsrichting) desalniettemin op dat het college, bij de uitwerking van de resultaten van haar aanpak, acht zal blijven slaan op de specifieke belangen van internetproviders. Mocht u nog vragen en/of opmerkingen hebben dan kunt u mij bereiken op nummer 070-3140486.

Ik vertrouw er op u hiermede van dienst te zijn geweest, en verblijf,

Met vriendelijke groet, NLIP

Mr. Hein Dries Adviseur

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Naar aanleiding van informatie verkregen via deze klachten werd bij toezichthoudend ambtenaren het vermoeden gewekt dat de verzender van de SMS-berichten in strijd heeft gehandeld

27 Zoals uit de opmerkingen van Reggefiber in paragraaf 2.1 van deze zienswijze blijkt, meent Reggefiber dat kabelnetwerken tot de relevante markt moeten worden ge- rekend door

64. Op grond van artikel 3.2 van de Boetebeleidsregels kan een overtreding worden ondergebracht in een van de volgende categorieën: zeer zwaar, zwaar en minder zwaar. Een

Met deze wijziging wordt het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit vervangen door de Autoriteit Consument en Markt. Alle samenhangende verwijzingen naar

De Beleidsregels met kwantitatieve eisen voor toekenning en gebruik van informatienummers met een lengte van acht cijfers worden gewijzigd om een naamswijziging door te voeren

Het college stelt daarnaast vast dat er gezien het onderzoeksrapport redenen zijn om aan te nemen dat er wel sprake is van indirecte (materiële) schade voor eindgebruikers, maar dat

In paragraaf 1.1, eerste volzin wordt ‘Het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college)’ vervangen door: De Autoriteit Consument en

Ten aanzien van het versturen van voornoemde berichten concludeert de rapporteur dat Special-T in de periode 3 april 2007 tot 27 maart 2009 elektronische berichten heeft verstuurd