• No results found

Brandganzen in Vlaanderen: wild of verwilderd?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Brandganzen in Vlaanderen: wild of verwilderd?"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Brandganzen

in Vlaanderen:

wild of

verwilderd ?

Wintergasten

Tot begin de jaren ’90 was de brandgans een weinig algemene wintergast in Vlaan-deren. Alleen in strenge winters doken voor korte tijd soms grotere aantallen op die konden oplopen tot enkele duizenden exemplaren (MEIRE et al. 1989). De versprei-ding bleef hoofdzakelijk beperkt tot de traditionele ganzengebieden in de polders waar de soort zich aansloot bij andere overwinterende ganzensoorten. Dat het hier om vogels van de Russische populatie ging, leed in die periode weinig twijfel.

Het huidige beeld is sterk veranderd. De aantallen in de winter zijn sterk opgelopen en blijken niet louter meer afhankelijk te zijn van koudeperiodes. Zelfs in zachte winters kunnen tegenwoordig meer dan 2000 of 3000 brandganzen geteld worden. In perioden met veel sneeuw en vorst kunnen zich nog altijd grote pieken voor-doen, zoals de ruim 12.000 exemplaren tijdens de winter 2010/11 (een recordaantal voor Vlaanderen).

De verspreiding van de soort is sterk gewijzigd ten opzichte van 20 jaar geleden. Naast de Kust- en Scheldepolders komen brandganzen nu ook ruim verspreid voor in het binnenland. Zo is de Gentse regio uitgebroeid tot één van de kerngebieden. Tijdens de watervogeltellingen worden geregeld tot meer dan 1500 ex. geteld en dat is nog een onderschatting, zo blijkt uit slaapplaatstellingen in de Bourgoyen-Ossemeersen (tot 3500 en 2200 ex. in resp. 2009-2010 en 2010-2011) (med. G. Spa-noghe). Ook in de Grensmaas-vallei worden de laatste jaren tot meer dan 1000 ex. geteld, terwijl meer recent ook kernen zijn ontstaan in en rond het Mechels Broek en in de omgeving van Paal en Schulen (Limburg).

Brandganzen - Koen Devos

Er vliegen steeds meer brandganzen rond in Vlaanderen. Daar waar je ze vroeger alleen in de winterperiode zag, zijn ze nu jaar-rond aanwezig. Bij velen leeft nog steeds de idee: brandganzen in de winter zijn wilde vogels afkomstig uit het Hoge Noorden, deze in de zomer behoren tot zogenaamde verwilderde en sedentaire populaties die ontstaan zijn uit ontsnapte vogels. Onder-zoek heeft echter uitgewezen dat het allemaal veel complexer geworden is. In deze bijdrage maken we eerst een update van de status van brandganzen in Vlaanderen – gekaderd in de internationale ontwikkelingen - en vervolgens proberen we na te gaan of het nog mogelijk is om een onderscheid te maken tussen wilde en verwilderde vogels.

(2)

In de traditionele ganzenpleisterplaatsen in de polders is het oude patroon van sterk wisselende aantallen naargelang de strengheid van de winter min of meer be-houden (Figuur 1). Vooral de laatste twee winters werden grote pieken genoteerd door een infl ux vanuit meer noordelijk gelegen pleisterplaatsen. In het binnenland is er sprake van een meer geleidelijke stijging die zich vooral sinds 2000 manifes-teert en waarbij nauwelijks nog een verband met weersomstandigheden lijkt te bestaan (Figuur 2). Opvallend is dat op veel die binnenlandse pleisterplaatsen ook in de zomerperiode Brandganzen blijven pleisteren (waarvan een deel tot broeden overgaat).

Broedvogels

Vooral vanaf eind de jaren ’80 werd steeds meer melding gemaakt van kleine aantallen Brandganzen in de zomerperiode. Het eerste broedgeval voor Vlaanderen vond plaats in Turnhout en dateert van 1992 (De Smet et al. 2002). Sindsdien is de soort een jaarlijkse broedvogel geworden. Het aantal broedparen nam snel toe tot 120-150 in de periode 2000-2002 (ANSELIN 2004). De laatste schatting voor geheel Vlaanderen bedraagt 180 tot 250 paren in de periode 2003-2005 (VERMEERSCH et al. 2006). Hoe het de populatie sindsdien vergaan is minder duidelijk. Broedende Brandganzen worden immers niet overal goed geteld. Op een aantal plaatsen lijkt de toename wat stilgevallen of is de soort zelfs helemaal verdwenen, zoals in het Zwin te Knokke en de Bourgoyen-Ossemeersen te Drongen (van 41 broedparen in 2006 naar 3 in 2007 en 0 vanaf 2008) . Dit kan in hoofdzaak toegeschreven worden

Figuur 1.

Trend van de wintermaxima van brandgans in traditionele overwinteringsgebieden van ganzen in de Kust- en Scheldepolders.

Figuur 2.

Trend van de wintermaxima van brandgans in enkele binnenlandse pleisterplaatsen.

(3)

18

aan predatie door vossen en plaatselijk ook aan beheermaatregelen (vnl. schudden van eieren). In andere gebieden zijn Brandganzen echter nog steeds sterk in opmars zoals in de Maasvallei waar in 2009 bijna 50 broedparen weren geteld.

Het internationale kader

Binnen de Oost-Atlantische ‘fl yway’ worden drie populaties van brandgans onder-scheiden. De vogels die in de Lage Landen overwinteren behoren tot de Russisch-Baltische populatie. Overwinteren doen deze vogels vooral in Nederland (met België aan de zuidgrens van het overwinteringsareaal). Het is een populatie die de voorbije decennia een zeer sterke toename kende: van 267.000 ex. in de jaren ‘90 tot 770.000 in 2009 (FOX et al. 2010) . Ook het broedareaal onderging in diezelfde periode opmerkelijke veranderingen, met een uitbreiding langs de volledige Rus-sische noordwest kust en de kolonisatie van nieuwe gebieden ver ten zuiden van het oorspronkelijke broedgebied. In 1971 werd het Oostzeegebied gekoloniseerd met Gotland (Zweden) als kerngebied (ca. 5000 paren). Sinds 1982 hebben zich grote broedkolonies gevestigd in de Zeeuwse Delta en is er nu dus ook sprake van een zogenaamde Noordzee-populatie. Ringonderzoek en recent ook genetische analyses hebben uitgewezen dat er een sterke uitwisseling is met de populaties in de Baltische regio en Rusland. De Nederlandse populatie werd in 2008 geschat op 8300 paren, met een jaarlijkse groei van 29 % tussen 1999 en 2008 (VOSLAMBER et al. 2010). De laatste jaren lijkt de groei wel wat af te vlakken. Met de vestiging in Nederland is ook de noodzaak om te migreren grotendeels weggevallen.

Waarom brandganzen op een gegeven moment hun broedareaal en trekstrategie veranderden, is niet zo duidelijk. Sommigen opperden dat wilde vogels aange-trokken werden door geïntroduceerde en verwilderde populaties en daar bleven hangen. Vaak wordt ook aangenomen dat de verschuiving te maken heeft met veranderingen in menselijk gebruik van gebieden, zowel in de oorspronkelijke als in de nieuw gekoloniseerde gebieden (aanbod van betere voedselgronden).

Recent onderzoek heeft aangetoond dat ook andere, gedragsmatige factoren een rol speelden. Bij brandganzen brengen de oudervogels hun trekgedrag over aan de jongen. Ze trekken na de winter samen naar de Russische broedgebieden en gaan daar uit elkaar. Recent onderzoek door Rudy Jonker aan de Wageningse universiteit toonde aan dat de ouderband met de jongen nu echter twee maanden vroeger wordt verbroken en dat ze dus niet meer samen naar de broedgebieden trekken. Hierdoor gaan de jongen ‘avontuurlijker’ gedrag vertonen en gaan ze zwerven op zoek naar broedgelegenheid. Dit zou het ontstaan van diverse populaties langs de vliegroute kunnen helpen verklaren.

Hoe zit dat nu met de Vlaamse brandganzen ?

Er hebben zich de voorbije decennia twee totaal verschillende maar grotendeels gelijklopende evoluties voorgedaan. Brandganzen kenden een sterke populatietoe-name en hebben hun natuurlijke broedareaal sterk uitgebreid, tot zelfs in de Lage Landen toe. In diezelfde periode werden ook steeds meer Brandganzen in water-vogelcollecties en parken gehouden waar ze zich ook gemakkelijk voortplanten. Op tal van plaatsen is gedocumenteerd hoe ontsnapte of losgelaten vogels geleid hebben tot verwilderde populaties.

(4)

19

geval van de gekleurringde vogel (groen6 roodK) in het Zwin te Knokke (VAN DER

JEUGD & LITVIN 2006). Het bleek hier te gaan om een mannelijke vogel die op 28/05/1994 was geringd in Laus Holmar op Gotland (Zweden). Reeds in 1996 – op een leeftijd van twee jaar – vestigde deze vogel zich in het Zwin te Knokke, samen met een ongeringd vrouwtje. Tot in 1999 werd hij in elk broedseizoen waargeno-men en in twee jaren werden jongen vastgesteld (waarvan niet geweten is of ze het vliegvlugge stadium hebben bereikt). Hiermee werd voor het eerst aangetoond dat wilde Brandganzen in Vlaanderen tot broeden kunnen komen.

Dit neemt niet weg dat het ontstaan van lokale broedpopulaties in veel gevallen terug te voeren is tot enkele ontsnapte vogels uit watervogelcollecties of parken (BECK et al. 2002). Deze groepen lijken in het begin zeer plaatstrouw en verplaatsen zich niet over grote afstanden. Toch is het maar een kwestie van tijd voor deze groeiende populaties in contact komen met andere, al dan niet wilde populaties. Dit is wellicht het geval geweest met de Gentse populatie die in contact kwam met de populatie in de Zeeuwse Delta. Die uitwisseling gebeurt in twee richtingen: Gentse broedvogels die gaan ruien in de Nederlandse Delta en Nederlandse vogels die gaan overwinteren in de omgeving van Gent. Hetzelfde fenomeen heeft zich vermoe-delijk eerder afgespeeld in de Zwinstreek. Dit zorgt er voor dat het in deze regio’s wellicht bijna onmogelijk geworden is om nog een onderscheid te maken tussen verwilderde en wilde vogels.

Ingrijpen of niet ?

De onduidelijkheid over het statuut van brandganzen in Vlaanderen impliceert dat ook zeer moeilijk een beleid kan uitgestippeld worden ten aanzien van de overzomerende en broedende populaties. Enerzijds wordt de brandgans beschouwd als een inheemse soort die een strikte bescherming geniet (o.a. als Bijlage 1 soort van de EU Vogelrichtlijn) en waarvoor een gunstige staat van instandhouding moet gegarandeerd worden.

Anderzijds wordt een deel van de brandganzen beschouwd als geïntroduceerd en verwilderd. Een toename van deze groep wordt als ongewenst beschouwd, vooral met het oog op te verwachten landbouwschade en eventuele negatieve ecologische effecten (waarbij zich de vergelijking opdringt met de Canadese gans). Door de onduidelijkheid over de herkomst en het wettelijk statuut van Brandganzen worden vooralsnog geen gecoördineerde maatregelen genomen om deze populaties in te perken (zie ook resultaten van het Invexo-project in deze nieuwsbrief). Dit maakt de weg vrij voor een snelle toename van de soort zoals blijkt uit de watervogeltellin-gen en de zomertellinwatervogeltellin-gen in het kader van het Invexo-project.

Het is wenselijk dat er meer duidelijkheid komt over de herkomst en uitwisseling van populaties brandganzen in Vlaanderen. Kleurringonderzoek is een mogelijk-heid maar is arbeidsintensief en dient vele jaren volgehouden te worden. Wellicht is genetisch onderzoek een goed alternatief. Binnen het onderzoek van Jonker werd het genetisch profi el onderzocht van populaties in Nederland, Zweden en Rusland zodat alvast goed vergelijkingsmateriaal beschikbaar is bij eventuele Vlaamse analy-ses. Tezelfdertijd blijft het belangrijk om de ontwikkeling van bestaande en nieuwe (broed)populaties in Vlaanderen zo goed mogelijk te documenteren en indien mo-gelijk de bron ervan te achterhalen (bv. parkgebied met geleewiekte oudervogels en vliegvlugge jongen).

Koen Devos

koen.devos@inbo.be

Referenties

ANSELIN A., 2004. Brandgans Branta leucopsis. In Vermeersch et al. (red). Atlas van de Vlaamse broedvogels 2000-2002. Mede-delingen van het Instituut voor Natuurbehoud 23, Brussel, pp. 126-127.

BECK O., A. ANSELIN & E. KUIJKEN, 2002. Beheer van verwilderde watervogels in Vlaanderen. Rap-port Instituut voor Natuurbehoud 2002.8.

FOX et al. 2010. Current estimates of goose population sizes in wes-tern Europe, a gap analysis and an assessment of trends. Ornis svecica 20: 115-127.

MEIRE P., K. DEVOS & E. KUIJKEN, 1989. Brandgans Branta leucopsis. In Vogels in Vlaanderen, pp. 81-82. IMP, Bornem.

VAN DER JEUGD H. & K.Y. LITVIN, 2006. Travels and traditions: long distance dispersal in the Barnacle Goose Branta leucopsis based on individual case histories. Ardea 94: 421-432.

VERMEERSCH G., A. ANSELIN & K. DEVOS, 2006. Bijzonder broedvo-gels in Vlaanderen in de periode 1994-2005. Mededeling INBO.M 2006.2. Instituut voor natuurbe-houd, Brussel.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In alinea 6 van tekst 3 wordt een aantal argumenten opgesomd die gebruikt kunnen worden om aan te tonen dat meertalig opvoeden een goed idee is. In alinea 1 van tekst 3 wordt

The output of the process standardisation approach presented in this section is a process map depicting the aerospace LPBF part realisation process, and the documented

Against the background of Smuts' treatment of painful art, I will attempt to construct a plausible solution to the problem of cognitive discomfiture film-viewing based on

Tip: U kunt kinderen die 1-steropgaven maken, opgave 5 en 6 over laten slaan.. Kinderen die 3-steropgaven maken, kunnen eventueel opdracht 1 en

Aangezien de aanwezigheid van invasieve exoten (zie kadertekst) onder watervogels (met in het bijzonder een aantal ganzen- soorten) in Vlaanderen reeds langere tijd gekend is en in

De Canadese Gans werd tijdens de tweede atlasperiode in bijna de helft van de atlas- hokken (48 %) genoteerd, maar is in het oostelijk deel van Vlaanderen duidelijk min- der

De oplossing en zeer veel andere werkbladen om gratis te

Waarnemingen van twee vogels, die zijn geboren op Gotland (Zweden), op de Hellegatsplaten tijdens het broedseizoen van 2004 (Pouw et al. 2005), en de constatering dat jonge mannetjes