• No results found

Het effect van de kurkoefening en het spreekbeentje op de perceptuele beoordeling van articulatorische precisie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het effect van de kurkoefening en het spreekbeentje op de perceptuele beoordeling van articulatorische precisie"

Copied!
61
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

MASTERPROEF DEEL 2

HET EFFECT VAN HET SPREEKBEENTJE EN DE KURK OP DE

ARTICULATORISCHE PRECISIE

Aantal woorden: 9949

Esther Oyen

Studentennummer: 01502497

Promotor: Prof. dr. Bernadette Timmermans

Copromotor: Prof. dr. Evelien D’haeseleer

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de richting Logopedische en Audiologische wetenschappen

(2)
(3)

Inhoudsopgave

Dankwoord ... 1 Samenvatting ... 2 Abstract ... 3 1. Inleiding ... 4 2. Methode ... 10 3. Resultaten ... 16 4. Discussie ... 22 5. Conclusie ... 27 6. Literatuur ... 28 7. Bijlagen ... 30

(4)
(5)

Dankwoord

In het academiejaar 2018-2019 startte ik met de voorbereiding van deze scriptie. Het academiejaar erna kreeg ik de kans om wetenschappelijk onderzoek uit te voeren en deze masterthesis te schrijven. In mei 2020 legde ik de laatste hand aan deze scriptie. Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om enkele personen te bedanken.

Allereerst wil ik graag mijn promotor Prof. dr. Timmermans bedanken voor de persoonlijke begeleiding tijdens zowel het opzet van de studie als het uitvoeren van het onderzoek en het schrijven van de uiteindelijke scriptie. Ook mijn co-promotor, Prof. dr. D’haeseleer, wil ik graag bedanken voor de duidelijke, constructieve feedback en de begeleiding in dit proces.

Ook de personen die hebben deelgenomen aan mijn studie, de studenten van de eerste bachelor logopedie en audiologie aan de Universiteit Gent en de studenten van de eerste, tweede en derde bachelor radio aan het RITCS, ben ik bijzonder dankbaar. Zonder deze deelnemers had dit onderzoek niet kunnen plaatsvinden.

De deelnemers van het luisterpanel wil ik ook graag bedanken. Zij maakten kostbare tijd vrij om deel te nemen aan dit onderzoek. Bedankt mevrouw Benoy, Prof. dr. De Bodt, de heer Mertens, Prof. dr. Timmermans en Prof. dr. Van Nuffelen voor jullie inzet. Dank u, Prof. dr. De Bodt, voor het voorzien van een lokaal om dit te laten doorgaan en voor de persoonlijke tips die u mij gaf.

De ontwerper van het spreekbeentje, de heer Boon, wil ik graag bedanken voor het delen van zijn kennis. Bedankt voor de workshop dit ik mocht bijwonen en bedankt om ons de spreekbeentjes te bezorgen die gebruikt werden tijdens het onderzoek.

Tot slot wil ik graag mijn ouders, partner, vrienden en vriendinnen bedanken voor de vele steun. Zij vormden een luisterend oor en stonden steeds klaar om advies te geven waar nodig. Bovendien zorgden zij te gepasten tijde voor de nodige afleiding en ontspanning.

(6)

Samenvatting

Achtergrond – Deze scriptie behandelt het effect van het spreekbeentje en de kurk op de articulatorische precisie. Deze tools worden gebruikt om de uitspraak bij professionele stemgebruikers te optimaliseren. Het effect van de kurkoefening op spraakverstaanbaarheid werd reeds op korte en lange termijn bewezen (Spaenhoven, 2004; De Bodt, Timmermans & Ysenbaert, 2015). In een onderzoek van D’haeseleer, Bettens, Corthals en Cosyns (2019) wordt het effect van de kurkoefening op de akoestische kenmerken onderzocht. De resultaten geven een vergroting van de klinkerdriehoek aan, na het uitvoeren van de kurkoefening (D’haeseleer et al., EPATH, 2019).

Methode – De 51 proefpersonen, bestaande uit bachelorstudenten radio en logopedische en audiologische wetenschappen, worden willekeurig toegewezen aan één van de twee experimentele groepen of de controlegroep. Er wordt een spraakstaal, bestaande uit pittigheidsoefeningen en zinnen, opgenomen voor (A) en na (B) de interventie. De tussentijdse interventie bestaat uit de oefening met het spreekbeentje, de kurk of zonder tool. Het luisterpanel beoordeelt de spraakstalen blind op vlak van articulatorische precisie aan de hand van een ordinale schaal. Zij scoren spraakstaal A beter, slechter dan of gelijk aan spraakstaal B. De studenten scoren de eigen articulatorische precisie voor en na het uitvoeren van de oefening aan de hand van een visuele analoog schaal.

Resultaten – De Cronbach’s alpha toont een lage interbeoordelaarsbetrouwbaarheid aan voor zowel het luisterpanel bestaande uit vijf beoordelaars (α=0,415) als voor het panel bestaande uit vier beoordelaars (α=0,576). De Fisher’s Exact test geeft aan dat er geen significante interactie is tussen de beoordeling van het luisterpanel en de groep waartoe de proefpersonen behoren. Dit is zowel het geval voor het panel bestaande uit vijf beoordelaars (p=0,209), als voor het panel bestaande uit vier beoordelaars (p=0,611). De One-way ANOVA geeft aan dat er geen significant verschil is tussen de groepen op vlak van zelfbeoordeling aan de hand van de VAS [F(2,48)=0,36; p=0,699]. De Wilcoxon Signed-Ranks test wordt uitgevoerd om het verschil in pre- en postmeting binnen iedere groep na te gaan. Dit geeft een significante verbetering aan voor experimentele groep 1 (spreekbeentje) [Z=-3,102; P=0,002], experimentele groep 2 (kurk) [Z=-3,079; P=0,002] en de controlegroep [Z=-2,867; P=0,004]. Discussie en conclusie – Er is een lage interbeoordelaarsbetrouwbaarheid bij de externe beoordeling aan de hand van de ordinale schaal. De luisteraars beoordelen de articulatorische preciesie van de groepen niet verschillend. Zij beoordelen de meerderheid van de proefpersonen die de oefening uitvoerde met het spreekbeentje beter voor articulatorische precisie na het uitvoeren van de oefening. Voor de groep met de kurk is dit minder uitgesproken; een groot deel scoort beter na het uitvoeren van de oefening en een groot deel scoort gelijk. Bij de controlegroep beoordelen zij de meerderheid gelijk voor articulatorische precisie voor en na het uitvoeren van de oefening. Binnen al de groepen scoren de proefpersonen zichzelf beter na het uitvoeren van de oefening. Deze resultaten zijn niet significant verschillend tussen de verschillende groepen.

(7)

Abstract

Background - This thesis covers the effect of the speech bone and cork on articulatory precision. These tools are used to optimize pronunciation in professional voice users. The effect of the cork exercise on speech intelligibility has already been proven in the short and long term (Spaenhoven, 2004; De Bodt, Timmermans & Ysenbaert, 2015). A study by D'haeseleer, Bettens, Corthals and Cosyns (2019) investigates the effect of the cork exercise on acoustic characteristics. The results indicate an enlargement of the vowel triangle after performing the cork exercise (D'haeseleer et al., EPATH, 2019). Method - The 51 subjects, consisting of bachelor students in radio and speech pathology and audiological sciences, are randomly assigned to one of the two experimental groups or the control group. A speech sample, consisting of exercises on the small mechanism and sentences, is recorded before (A) and after (B) the intervention. The intermediate intervention consists of the exercise with the speech bone, the cork or without a tool. The listeners assess the speech samples blindly in terms of articulatory precision using an ordinal scale. They score speech sample A better, worse or equal to sample B. The students score their own articulatory precision before and after performing the exercise using a visual analogue scale.

Results - Cronbach's alpha shows low inter-ranking reliability for both the listening panel consisting of five assessors (α=0,415) and the panel consisting of four assessors (α=0,576). The Fisher's Exact test indicates that there is no significant interaction between the assessment of the listening panel and the group to which the subjects belong. This is the case both for the panel of five assessors (p=0,209) and for the panel of four assessors (p=0,611). The One-way ANOVA indicates that there is no significant difference between the groups in terms of self-assessment using the VAS [F(2,48)=0,36; p=0,699]. The Wilcoxon Signed-Ranks test is performed to check the difference in pre- and post measurement within each group. This indicates a significant improvement for experimental group 1 (speech) [Z=-3,102; P=0,002], experimental group 2 (cork) [Z=-3,079; P=0,002] and the control group [Z=-2,867; P=0,004]. Discussion and conclusion - The ordinal scale used in the external assessment of articulatory precision is of low reliability. Listeners do not judge the articulatory precision of the groups differently. They rate the majority of subjects who performed the exercise with the speech bone better for articulatory precision after performing the exercise. Within the group that perform the exercise with the cork, a large part scores better after performing the exercise and a large part scores equal. For the control group, they rate the majority equally for articulatory precision before and after performing the exercises. Within all the groups, the subjects score themselves better after performing the exercise. These results do not differ significantly between the different groups.

(8)

1. Inleiding

De kurkoefening, ook wel kurkproef genoemd, is een bekende oefening in de theaterwereld. Hier wordt deze oefening ingezet om de spraakverstaanbaarheid te verbeteren. Het maken van grotere articulatorische bewegingen zorgt er namelijk voor dat de persoon meer verstaanbaar is, zonder hiervoor luider te moeten spreken (Timmermans, 2013). De term ‘clear speech’ verwijst ook naar dit principe, waarbij de spreker extra inspanningen levert om verstaanbaar te zijn voor de luisteraar (Tye-Murray, 1998). Acker (1987) stelt vast dat het maken van grotere articulatiebewegingen gepaard gaat met een meer resonante stem. De perceptie van luidheid en projectie varieert, afhankelijk van de articulatorische precisie (Myers & Finnegan, 2015). Men kan door het trainen van de articulatie dus zorgen voor een betere projectie zonder het belasten van de stem. Deze techniek kan gebruikt worden voor het trainen van beroepssprekers, zoals bijvoorbeeld acteurs, presentatoren en zangers (Ormezzano, 2000). Het wordt dan gebruikt voor het verbeteren van onduidelijke en/of gesloten artiuclatie en onvoldoende orale resonantie (Mertens, De Bodt, & Heylen, 2019). De kurkoefening is een belastingsoefening die de spieren gaat trainen door een tijdelijke last die een verhoogde inspanning vraagt. Op deze manier ontstaat er een motorische training van de kaakspieren. De spreker zal zich zo meer bewust worden van de openingsgraad van de kaak (Timmermans, 2013). Concreet gaat het om een kurk met een hoogte van ongeveer 2,5 centimeter en een diameter van 2 centimeter. De spreker plaatst de kurk tussen de voortanden (zie bijlage 1, figuur 4) en fixeert deze zachtjes. Vervolgens voert de spreker oefeningen van het groot mechanisme uit gedurende drie minuten, met de kurk tussen de voortanden (De Bodt, Timmermans, & Ysenbaert, 2015). Hierbij worden de woorden traag en met zeer grote articulatiebewegingen uitgesproken (Timmermans, 2013). De kurkoefening wordt ingezet voor de training van beroepssprekers om de spraakverstaanbaarheid te vergroten, zonder de stem te belasten. Personen met een stemstoornis gebruiken de kurkoefening beter niet. (Timmermans, 2013). Het wordt eveneens gebruikt bij personen met onduidelijke en gesloten articulatie of bij onvoldoende orale resonantie.

In 2015 ontwikkelde Alex Boon het spreekbeentje. Het heeft als doel het trainen en verbeteren van de stem en spraak bij beroepssprekers. De doelgroep voor deze oefening bestaat uit enerzijds logopedisten en stemdocenten, die het kunnen inzetten voor training van studenten en professionele stemgebruikers, en anderzijds uit professionele sprekers zoals acteurs en presentatoren, die hun stem en spraak wensen te onderhouden en/of perfectioneren. Het kan daarbij dan ook ingezet worden als opwarming van de mondmusculatuur. De articulatiespieren worden soepel en krachtig gebruikt om op deze manier vlotte en correcte posities te kunnen aannemen tijdens articulatie. Een ander belangrijk doel is het verruimen en ontspannen van het aanzetstuk, waardoor een ruime klinkervorming en goede resonantie kan ontstaan. Deze theorie komt overeen met het onderzoek van Acker (1987), dat aantoont dat grotere articulatorische bewegingen gepaard gaan met een meer resonante stem. Het spreekbeentje is een staafje, vervaardigd uit kunststof of been, dat tijdens de articulatie tussen de bovenste en onderste voortanden (interdentaal) gepositioneerd wordt (zie bijlage 1, figuur 5). Het is concaafvormig en heeft een hoogte van 11 tot 13 millimeter en een doorsnede van 4 tot 6 millimeter. Aan de boven- en onderzijde beschikt het beentje over een gleufje, bedoeld voor de plaatsing van de

(9)

tanden (zie bijlage 1, figuur 6). Het gebruik van het spreekbeentje wordt beschreven in de methode. Net zoals de kurkoefening is het spreekbeentje een belastingsoefening, waarbij het invoeren van een tijdelijke last de spieren traint. Het spreekbeentje kan ingezet worden om een ontspannen en resonante stem te bekomen en voor het opwarmen van de mondmusculatuur; al richt deze scriptie zich voornamelijk op het effect op de articulatievaardigheden (Boon, 2017).

Het gebruiken van belastingsoefeningen voor het verbeteren van de articulatie vinden we ook terug in de geschiedenis. Geschriften van Demosthenes rond 400 voor Christus vertellen ons hoe hij gebruik maakte van hindernissen om zijn spraak- en articulatieproblemen te verhelpen en zijn verstaanbaarheid te verbeteren. Enkele voorbeelden hiervan zijn: het plaatsen van een zwaar zwaard op de schouders om schouderademhaling af te leren (1), het declameren van verzen boven het geluid van de rivier om de stem krachtiger en volumineuzer te maken (2), het verbeteren van de uitspraak door steentjes in de mond te plaatsen (3) (Timmermans, De Bodt, & Van de Heyning, 2003). Deze drie voorbeelden maken gebruik van een zekere hindernis waarbij er verhoogde inzet nodig is. Vooral de laatste techniek, waarbij er steentjes in de mond geplaatst worden om de articulatie te verbeteren, lijken de oorsprong te zijn van de technieken die wij vandaag kennen, zoals de kurkoefening en het spreekbeentje. Keizer Nero, in de Oudheid, verzwaarde de borstkas door het bevestigen van loodplaten om op deze manier de ademhaling te verstevigen (Timmermans, De Bodt, & Van de Heyning, 2003). Dit zijn uiteraard achterhaalde technieken.

Een techniek die meer gelijkt op deze van de kurkoefening en het spreekbeentje is het ‘stokje van bloed en tranen’. Dit is een techniek die zijn oorsprong kent in de 20e eeuw. Het dankt zijn bekendheid aan de

toneelkunstenaar, voordrachtleraar en regisseur Ast Fonteyne. Al is het onduidelijk wie de eigenlijke bedenker van de techniek is; het werd namelijk al voor zijn tijd gebruikt. Om het spreken met onvoldoende mondopening af te leren en dus een goede kaakval te trainen, liet hij een stokje tussen de tanden plaatsen. Het stokje bestond meestal uit een stukje hout van enkele centimeters dat ervoor zorgde dat de mond geopend werd tot een hoogte waarop de lippen elkaar nog nauwelijks konden raken. In het stokje werd aan de boven- en onderzijde een gleufje gemaakt, zodat het op zijn plaats bleef zitten. De oefening werkte als volgt: men stak het stokje tussen de tanden en oefende op spraak en nam nadien het stokje weg en oefende verder. Het stokje dankt zijn naam, stokje van bloed en tranen, aan de verwondingen aan het verhemelte en het tandvlees die de leerlingen vaak opliepen doordat het stokje te scherp was (Anthonissen et al., 1999). Ook hier is er sprake van een belastingsoefening waarbij de articulatoren tijdelijk meer belast worden en de spreker een verhoogde inspanning levert. Het ‘stokje van bloed en tranen’ had als doel het verbeteren van de articulatie.

Cicely Berry (1973) ontwierp de ‘Bone-prop’ om op gelijkaardige wijze te werken aan stem en articulatie. Het gaat om een klein voorwerp dat uit kunststof vervaardigd is en de dikte heeft van een potlood. De lengte van de Bone-prop wordt aangepast aan de individuele gebruiker. De werkwijze gelijkt op het ‘stokje van bloed en tranen’. Het object dient namelijk interdentaal, tussen de voortanden, geplaatst te worden en is eveneens voorzien van een groefje aan de boven- en onderzijde om in de juiste positie te blijven zitten (zie bijlage 1, figuur 7). Spiertraining van de articulatiespieren, waarbij er bewustwording is van iedere afzonderlijke beweging, kan helpen om de mogelijkheden van de stem en uitspraak te

(10)

ervaren. Voor het trainen van de articulatiespieren is het zeer belangrijk dat de kaakopening voldoende groot is (dan is er een effect op F2), maar toch nog steeds comfortabel. Door een ontspannen kaakval wordt het oefenen van lip- en tongspieren, los van de kaakspieren, namelijk mogelijk. Door het correct beheersen van deze afzonderlijke articulatiebewegingen ontdekt de spreker de goede ‘energie van het woord’. Indien de spreker dit bereikt, is er slechts weinig intensiteit nodig om toch gehoord te worden (Berry, 1973). Cicely Berry omschrijft eveneens het gebruik van de gewone, klassieke kurk voor deze oefeningen, maar wijst erop dat deze bewerkt dient te worden in afmetingen, afgestemd op de gebruiker. Hierbij benadrukt ze echter dat het gebruik van de Bone-prop meer effectief zou zijn omwille van de voorziene inkepingen (De Bodt, Timmermans & Ysenbaert, 2015). De Bone-prop wordt hier gebruikt voor het verbeteren van articulatie met als doel het optimaliseren van het stemgebruik.

Een gelijkaardige versie van deze Bone-prop van Berry is de ‘Morrison prop’. De Morrison bone-prop is een uitvoering van Annie Morrison. Zij maakte een commerciële uitvoering van de Bone-bone-prop, die in allerlei kleuren te verkrijgen is en bovendien voorzien is van een lint om het voorwerp rond de nek te bevestigen (zie bijlage 1, figuur 8). Zij omschrijft de voornaamste functie van het voorwerp als ‘het verminderen van de spanningen ter hoogte van de articulatoren.’ Het gebruik van de Bone-prop helpt om de spanningen vast te stellen en om te trainen op het spreken zonder deze excessieve spanningen. Zij gebruikt het voor zowel stem, spraak als zang (Morrison, z.j.).

Lisa Cheryl Jeffery (2018) ontwikkelde eveneens een gelijkaardig attribuut. Zij omschrijft dit als een hulpmiddel om de articulatie te trainen, waarbij een meer verticale vocaalproductie ontstaat met een grotere kaakval. Op deze manier kan er gewerkt worden aan de bewustwording van de verschillende tongposities tijdens articulatie en tongkrachttraining. Het kan evenzeer gebruikt worden voor de training van stem. Opvallend hierbij is dat ze benadrukt dat er op deze manier gesproken kan worden zonder de kaak hiervoor te ver te openen. Het gaat om een dun beentje vervaardigd uit plastic met twee knolvormige uiteinden. In ieder knolvormig uiteinde zit een groef waarin de voortanden geplaatst kunnen worden. De uiteinden kunnen bedekt worden met elastisch materiaal zoals silicone of urethaan. Het voorwerp wordt, net zoals het spreekbeentje, aan een lint bevestigd. De lengte varieert van 1,91 centimeter tot 2,54 centimeter (zie bijlage 1, figuur 9) (Jeffery, 2018). Het apparaat wordt gebruikt voor articulatie-, tongkracht- en stemtraining.

Arthur Lessac (1997) maakt evenzo gebruik van orale hindernissen om te werken aan stem en spraak. In zijn experiment ‘feeling the reverse megaphone’ gebruikt hij schijfjes kurk met een dikte van 0,64 centimeter en een diameter van 2,54 centimeter die aan de zijkant tussen boven- en ondertanden geplaatst worden (zie bijlage 1, figuur 10). Het doel hierbij is het ervaren van de maximale ruimte in de mondholte voor het produceren van vocalen. De uitvoerder dient zich bewust te worden van de spierbeweging in de lip- en wangspieren. De spreker zal hierbij ervaren dat de mondholte vervormd kan worden door een wijziging van de lipstand, zonder hierbij de kaakopening te wijzigen. Het wordt hierbij niet ingezet om uitspraak te optimaliseren, maar louter voor de bewustwording van de articulatieruimte in de mond. The reverse megaphone wijst op de gestulpte lipvorming in combinatie met de kaakval, waardoor de mondholte de vorm krijgt van een omgekeerde megafoon (zie bijlage 2, figuur 12). De gelaatshouding zal hierbij voorwaarts gericht worden (Lessac, 1997). Lessac gebruikt deze methode

(11)

voor het bewustworden van de mogelijkheden van de articulatoren en voor een voorwaartse stemprojectie. Verdolini-Martson, Burke, Lessac, Glaze en Caldwell (1995) passen de techniek van ‘feeling the reverse megaphone’ toe in de stempathologie. Deze studie gaat het effect van resonante stemtherapie na bij personen met stemplooinoduli (Verdolini-Martson, Burke, Lessac, Glaze & Caldwell, 1995). De theorie stelt dat een resonante stem bekomen wordt door twee componenten: een specifieke laryngeale configuratie enerzijds en een supraglottische component anderzijds (Barrichelo-Lindström & Behlau, 2009). De voorwaarts gerichte gelaatsvorming, zoals bovenstaand omschreven, vormt in deze studie de supraglottische component. De techniek van de resonante stemtherapie in de studie van Verdolini-Martson Burke, Lessac, Glaze en Caldwell (1995) doet beroep op het fenomeen ‘tuning’.

Formant tuning geeft de link tussen de vorm van de supraglottale ruimtes en het glottale brongeluid

weer; de supraglottale ruimtes kunnen het brongeluid namelijk versterken. Er werden positieve resultaten gevonden voor het geven van de stemtherapie voor auditief-perceptuele variabelen en fonetische inspanning. De techniek heeft hier als doelstelling het bekomen van een resonante stemgeving, waarbij de articulatie een faciliterend effect heeft op de stem en kent, in tegenstelling tot de kurkoefening, een toepassing in de stempathologie (Verdolini-Martson, Burke, Lessac, Glaze & Caldwell, 1995).

Tot slot is er nog een ander apparaat dat als hindernis in de mond wordt geplaatst tijdens het spreken: de speech ring, ontworpen door Lauren Lovett (2018). Het gaat om een ringvormig apparaat met een diameter van de buitenring gaande van 33 milimeter tot 45 millimeter, een diameter van de binnenring gaande van 20 millimeter tot 40 millimeter en een dikte tussen 3 en 6 millimeter. Er bestaan verschillende maten, zodat dit aangepast is aan de spreker. Hierbij kan ook de vorm licht variëren. De

speech ring wordt vervaardigd uit semi-regide materiaal. Het voorwerp wordt gebruikt voor het

verbeteren, trainen en aanleren van de spraak. Hierbij wordt de ring in de mondholte geplaatst (zie bijlage 1, figuur 11). Het kan om verschillende redenen ingezet worden zoals; het algemeen verbeteren van de effectiviteit van spraak, het leren van een specifieke taal, accent of spreekstijl. De ringvorm laat toe dat de tong enigszins doorheen de ring kan bewegen tijdens spraak. Door het oefenen op spraak met de ring in de mond vindt er een spierkrachttraining plaats. Nadien kan de ring uit de mond verwijderd worden en kan de spreker verder oefenen op spraak, waarbij de klanken meer helder zullen klinken en spraak makkelijker zal zijn. Het kan ook ingezet worden bij het zoeken naar de juiste aanpassingen bij dentale en faciale chirurgie of bij sprekers die wensen meer helder en precies te spreken (Lovett, 2018). De focus ligt bij dit apparaat op het verbeteren en perfectioneren van articulatie en spreekstijlen. Verder suggereert Lovett dat het een toepassing kan hebben binnen de dentale en faciale chirurgie.

Het effect van de kurkoefening op articulatie is reeds aangetoond in verschillende studies. Het onderzoek van Spaenhoven toont aan dat dit effect al na één maal uitvoeren hoorbaar is (Spaenhoven, & Vogels, 2004). De Bodt, Timmermans en Ysenbaert (2015) deden onderzoek naar het effect op langere termijn. Deze studie meette het effect van de kurkoefening op perceptuele beoordeling van de articulatorische precisie en spraakverstaanbaarheid. Gedurende drie weken dienden de proefpersonen van de experimentele groep iedere dag de kurkoefening drie minuten uit te voeren. De controlegroep voerde de kurkoefening slechts één maal uit. Deze oefeningen bestonden uit woorden van het groot

(12)

mechanisme. De spraakopnames, bestaande uit het lezen van een gestandaardiseerde tekst, opgenomen voor en na de oefenperiode werden vergeleken door een luisterpanel. Er werd een significant verschil gevonden tussen beide groepen op vlak van beoordeling door de luisteraars en ook voor de zelfbeoordeling aan de hand van de visuele analoog schaal (De Bodt, Timmermans, & Ysenbaert, 2015). In een onderzoek van D’haeseleer, Bettens, Corthals en Cosyns (2019) wordt het effect van de kurkoefening op de akoestische kenmerken en perceptuele beoordeling van spraak bij transvrouwen nagegaan. De eerste beschikbare resultaten tonen een toename van de tweede formant (F2). De kurkoefening zorgt dus voor een meer fronto-dorsale tongplaatsing. De gemiddelde waarden van de klinkerdriehoek nemen toe van 182 tot 220,6 Hz. Een grotere klinkerdriehoek komt overeen met een grotere articulatorische precisie (D’haeseleer et al., EPATH, 2019).

Deze masterscriptie gaat het effect van het spreekbeentje en de kurk na op de articulatorische precisie. Het gaat om een pilootstudie, gezien er nog geen eerder onderzoek verricht werd rond het spreekbeentje. Concreet wordt het effect van beide technieken op de perceptuele beoordeling van articulatorische precisie op korte termijn nagegaan. Dit gebeurt aan de hand van een beoordeling door ervaren experten en een zelfbeoordeling door de proefpersonen. Dit onderzoek is opgestart vanuit vraagstelling uit de praktijk, waarbij de gebruikers van het spreekbeentje nood hebben aan wetenschappelijk onderbouwde resultaten over het effect ervan. Het onderzoek wordt uitgevoerd bij toekomstige beroepssprekers; studenten van de academische bacheloropleiding logopedie en audiologie en studenten van de bachelor audiovisuele kunst, afstudeerrichting radio. Articulatietraining kent een belangrijke rol binnen deze opleiding. Hier maakt de kurkoefening deel van uit. Voor deze tool werden reeds effectiviteitsstudies uitgevoerd. Allerlei andere attributen zijn tegenwoordig voor handen, waaronder het spreekbeentje. Hiervan is de effectiviteit voor articulatie echter nog niet onderzocht. Het is daarom zinvol het effect van beide technieken bij deze specifieke populatie in kaart te brengen. Het subjectief meten van dit effect aan de hand van perceptuele beoordeling en zelfbeoordeling is hierbij een eerste belangrijke stap.

Deze studie werd opgestart om het effect van de kurkoefening en het spreekbeentje op de articulatorische precisie bij toekomstige beroepssprekers in kaart te brengen. Hierbij stelt men de volgende onderzoeksvragen op:

Zijn de resultaten van de beoordeling voor articulatorische precisie, uitgevoerd door luisteraars aan de hand van een ordinale schaal (-1, 0, +1), significant verschillend voor de oefening aan de hand van het spreekbeentje, de oefening aan de hand van de kurk of de controlesituatie?

Beoordelen luisteraars de articulatorische precisie slechter, beter of gelijk na het uitoefenen van de oefening aan de hand van het spreekbeentje?

Beoordelen luisteraars de articulatorische precisie slechter, beter of gelijk na het uitoefenen van de oefening aan de hand van de kurk?

Beoordelen luisteraars de articulatorische precisie slechter, beter of gelijk na het uitoefenen van de oefening zonder tool?

(13)

Is er een significant verschil in de perceptuele beoordeling van de eigen articulatorische precisie door de speker voor en na het uitvoeren van de oefening aan de hand van het spreekbeentje?

Is er een significant verschil in de perceptuele beoordeling van de eigen articulatorische precisie door de spreker voor en na het uitvoeren van de kurkoefening?

Is er een significant verschil tussen het effect op de perceptuele beoordeling van de eigen articulatorische precisie bij het uitvoeren van kurkoefening, de oefening aan de hand van het spreekbeentje of de controlesituatie?

(14)

2. Methode

2.1. Deelnemers

A. Proefpersonen

Aan dit onderzoek namen 51 proefpersonen deel, waarvan 45 vrouwen en 6 mannen. Zij worden mondeling en schriftelijk uitgenodigd om deel te nemen aan de studie. Er worden in- en exclusiecriterie voorop gesteld. Personen kunnen deelnemen aan de studie indien ze Nederlandstalig zijn en student zijn in de eerste bachelor logopedische en audiologische wetenschappen aan de Univeristeit Gent of een van de drie bachelorjaren audiovisuele kunst, afstudeerrichting radio het RITCS. Om de steekproef te vergroten en gelijke verdeling tussen de twee studierichtingen te bekomen, worden de studenten radio van de eerste, tweede en derde bachelor uitgenodigd om deel te nemen aan het onderzoek. Zij hebben een minimale leeftijd van 17 jaar en een maximale leeftijd van 25 jaar. Personen met ernstige articulatie- en/of stemstoornissen mogen niet deelnemen aan de studie. Ook personen met gehoorstoornissen worden geëxcludeerd. Voor het uitvoeren van de oefening met het spreekbeentje en de kurk is het eveneens belangrijk dat de studenten geen afwijkende beet hebben. Tot slot mogen de proefpersonen ook geen articulatietherapie volgen tijdens de periode van de studie. De deelnemers bestaan uit 26 studenten uit de eerste bachelor logopedische en audiologische wetenschappen en 25 bachelorstudenten radio. In tabel 1 wordt deze verdeling schematisch weergegeven. Het gaat om Nederlandsprekende studenten tussen 17 en 25 jaar. Enkele van de studenten volgden al een articulatietraining tijdens de lessen of een peer teaching programma binnen de opleiding logopedische en audiologische wetenschappen. Geen van de studenten volgen articulatietherapie. Er nemen geen studenten met een gehoorstoornis deel aan de studie. Studenten met een lichte heesheid worden niet geëxcludeerd. Studenten met een afwijkende beet kunnen niet deelnemen aan de experimentele groepen, maar worden wel toegewezen aan de controlegroep. De overige studenten worden via randomisering aan de verschillende groepen toegewezen (bijlage 3, tabel 11). Om een zicht te krijgen op de voorkennis van de studenten wordt een vragenlijst afgenomen (bijlage 4). Drie studenten vervolledigden deze vragenlijst niet, dit levert missing data op voor deze variabelen. Bij enkele spraakstalen is de kwaliteit van de opnames onvoldoende, dit resulteert in exclusie van deze proefpersonen voor de analyse van de beoordeling door de luisteraars aan de hand van de ordinale schaal. Zo worden twee studenten met dyslexie geëxcludeerd, omdat de vloeiendheid van de stalen negatief beïnvloed wordt en worden nog twee proefpersonen uit de studie geëxcludeerd, omdat de afstand tot de microfoon niet consequent is tijdens de opname. In het totaal worden vier proefpersonen geëxcludeerd voor de analyse van de beoordeling door de luisteraars aan de hand van de ordinale schaal. Voor de analyse van de beoordeling door de deelnemers aan de hand van de visuele analoog schaal worden er geen proefpersonen geëxcludeerd. De gegevens van deze groep zijn terug te vinden in tabel 2.

(15)

Tabel 1: Samenstelling van de proefpersonen voor de beoordeling van de spraakstalen door het luisterpanel aan de hand van de ordinale schaal

N = 47 Bachelor logopedie

en audiologie

Bachelor radio TOTAAL

Geslacht Mannen 0 6 6 Vrouwen 25 16 41 Leeftijd Gemiddelde (SD*) 18 (0,6) 21 (2,4) 19 (2,1) Mediaan (IQR**) 18 (18 – 19) 20 (18 – 23) 19 (18 – 20) Min – max*** 17 – 19 18 – 25 17 – 25

*Standaarddeviatie; **Interkwartielrange; ***minimum-maximum

Tabel 2: Samenstelling van de proefpersonen voor de zelfbeoordeling van de articulatorische precisie aan de hand van de visuele analoog schaal

N = 51 Bachelor logopedie

en audiologie Bachelor radio TOTAAL

Geslacht Mannen 0 6 6 Vrouwen 26 19 45 Leeftijd Gemiddelde (SD*) 18 (0,6) 20 (2,3) 19 (2,0) Mediaan (IQR**) 18 (18 – 19) 20 (19 – 23) 19 (18 – 20) Min – max*** 17 – 19 18 – 25 17 – 25

*

Standaarddeviatie; **Interkwartielrange; ***minimum-maximum B. Luisteraars

In deze studie wordt er een luisterpanel opgesteld bestaande uit vijf experten. De luisteraars behaalden minimaal de master logopedische en audiologische wetenschappen en hebben minimaal 5,5 jaar en maximaal 40 jaar ervaring. Het gaat om drie vrouwen en twee mannen. De luisteraars zijn tussen de 27 en 73 jaar en hebben geen gehoorstoornis.

2.2. Onderzoeksdesign

A. Design voor beoordeling door het luisterpanel aan de hand van een ordinale schaal

Dit deel van het onderzoek bestaat uit een multigroup posttest-only design. Er zijn twee experimentele groepen en één controlegroep. De proefpersonen worden via randomisering aan de groepen toegewezen. Er vindt bij deze drie groepen enkel een posttest plaats, bestaande uit een beoordeling van de articulatorische precisie door een luisterpanel. Het luisterpanel dient te beoordelen of de spraakstalen opgenomen voor en na de interventie verschillend of gelijk scoren op vlak van articulatorische precisie. Deze beoordeling gebeurt aan de hand van een ordinale schaal: -1, 0, +1. Bij de eerste experimentele groep bestaat de interventie uit de oefening aan de hand van het spreekbeentje. De tweede experimentele groep voert dezelfde oefening uit met de kurk. Bij de controlegroep gebeurt de oefening zonder tool.

Met R= randomisering, E= experimentele groep, C= controlegroep, O= posttest, X1= oefening met het spreekbeentje, X2 = oefening met de kurk, X3 = oefening zonder tool

R

E

X1

O

R

E

X2

O

(16)

B. Design voor beoordeling door de proefpersoon aan de hand van een VAS

Dit deel van het onderzoek bestaat uit een multigroup pretest-posttest design. Hierbij wordt het effect van de interventie op de zelfbeoordeling van spraakverstaanbaarheid van de spreker aan de hand van de VAS (zie bijlage 5 en 6) gemeten. Er zijn wederom twee experimentele groepen en één controlegroep. De proefpersonen worden via randomisering aan een groep toegewezen. Bij elke groep wordt er een pretest en posttest afgenomen, bestaande uit een zelfbeoordeling. Bij de eerste experimentele groep bestaat de interventie uit de oefening aan de hand van het spreekbeentje. De tweede experimentele groep voert tijdens de interventie de oefening met de kurk uit. Bij de controlegroep gebeurt dezelfde oefening, maar zonder tool.

Met R= randomisering, E= experimentele groep, C= controlegroep, O1= pretest, O2= posttest, X1= oefening met het spreekbeentje, X2 = oefening met de kurk, X3 = oefening zonder tool

2.3. Onderzoeksprocedure

A. Onderzoek

De proefpersonen worden individueel uitgenodigd. Ze worden eerst ingelicht over het verloop van het onderzoek en de uit te voeren opdrachten en ondertekenen het informed consent. Er wordt bij iedere student een individuele opname gemaakt, bestaande uit twaalf pittigheidsoefeningen en vijf zinnen (bijlage 7). Deze pittigheidsoefeningen en zinnen worden eerst eenmaal samen ingeoefend met de onderzoeker, alvorens de opname gemaakt wordt. Na het maken van de opname wordt aan de student gevraagd om de eigen articulatorische precisie te scoren aan de hand van een visuele analoog schaal (VAS) van 10 cm (bijlage 5). De bijbehorende vraag luidt: “Hoe zou u uw eigen articulatorische precisie, overeenkomend met de nauwkeurigheid en pittigheid, scoren op dit lijnstuk van 10 cm. Hierbij komt meer naar links overeen met een meer onnauwkeurige articulatorische precisie en meer naar rechts met een meer nauwkeurige articulatorische precisie.” Vervolgens wordt de interventie uitgevoerd, afhankelijk van de groep gebeurt dit met het spreekbeentje, de kurk of zonder attribuut. We spreken respectievelijk over experimentele groep 1, experimentele groep 2 en de controlegroep. De oefening bestaat uit drie stappen: het ‘bewaren’ van het beentje/kurk tussen de voortanden zonder met de kaak te klemmen (1); het spreken met het het beentje/kurk losjes tussen de tanden met onzorgvuldige en gebrekkige articulatie, hierbij is de kaak ontspannen en spreekt men traag (2); tot slot spreekt men met het beentje/kurk losjes tussen de tanden op niveau van normale spraak, waarbij al de onzorgvuldigheden in spraak worden weggewerkt (3). Indien de gebruiker het beentje te hard klemt mag er niet verder gegaan worden naar de volgende stap. Na het doorlopen van de drie stappen wordt er geoefend op articulatie aan de hand van oefeningen op syllabeniveau (bijlage 8) gedurende exact drie minuten met het beentje of de kurk tussen de tanden. Voor de experimentele groep 1 en 2 was de instructie volledig gelijklopend. Het beentje heeft een hoogte van 11 tot 13 mm en een breedte van 4 tot 6 mm. Het is gemaakt uit biocompatibel materiaal en is bevestigd aan een zijden lint van 2 mm breedte. De kurk heeft een conische vorm met een diameter van 17 tot 21 mm en een hoogte van 27 mm. De drie voorbereidende stappen komen bij de controlegroep niet aan bod, daar wordt meteen

R

E

O1

X1

O2

R

E

O1

X2

O2

(17)

gestart met de oefeningen op syllabeniveau, zonder apparaat tussen de tanden. Na het uitvoeren van de eenmalige interventie wordt er opnieuw een opname gemaakt, bestaande uit dezelfde twaalf pittigheidsoefeningen en vijf zinnen. De student wordt na het maken van de opname opnieuw gevraagd om de eigen articulatorische precisie te scoren aan de hand van de VAS van 10 cm. Dit gebeurt op dezelfde manier als de eerste keer, maar op een nieuw scoreblad (bijlage 6). In tabel 3 is een schematische weergave van het protocol terug te vinden.

Tabel 3: Protocol voor beoordeling door spreker aan de hand van een VAS.

Groep Experimentele groep 1

(spreekbeentje) Experimentele groep 2 (kurk) Controlegroep (geen tool)

Verloop • Audio-opname: 12

pittigheidsoefeningen en 5 zinnen

• VAS

• Oefening met het spreekbeentje • Audio-opname: 12 pittigheidsoefeningen en 5 zinnen • VAS • Audio-opname: 12 pittigheidsoefeningen en 5 zinnen • VAS • Oefeningen met de kurk • Audio-opname: 12 pittigheidsoefeningen en 5 zinnen • VAS • Audio-opname: 12 pittigheidsoefeningen en 5 zinnen • VAS • Oefening zonder apparaat • Audio-opname: 12 pittigheidsoefeningen en 5 zinnen • VAS B. Opnames

De audio-opnames worden gemaakt aan de hand van de SAMSON CO1U USB Studio Condensor Microfoon en het programma PRAAT: doing phonetics by computer versie 6.0.37 (Boersma P. & Weenink D., 2018). De afstand tot de microfoon wordt voor de start van de opname gemeten en bedraagt bij benadering 15 cm. Al de spraakopnames hebben een signaalruisverhouding van minimaal 25 dB. De opnames worden in verschillende lokalen opgenomen, waardoor er verschillen zijn in de akoestische kwaliteit. De opnames voor en na de interventie worden in willekeurige volgorde aan elkaar gekoppeld per proefpersoon, de mogelijke combinaties zijn de volgende: voor-na of na-voor. Deze koppeling gebeurt eveneens aan de hand van het programma PRAAT. De duur van het gekoppeld sample varieert tussen 2’16” en 3’22”. Zowel het maken van de opnames als het koppelen en afspelen ervan gebeurt op een MacBook Air. Voor het afspelen van de opnames worden de luidsprekers Creative SBS260 (2.0, 2x 2.5W) gebruikt.

C. Luisterpanel

De opnames worden in willekeurige volgorde aangeboden aan het beoordelingspanel. Dit aanbieden gebeurt blind; het panel weet niet tot welke groep de proefpersoon behoort. Ze krijgen van elk proefpersoon de twee opnames te horen en moeten vervolgens aangeven welke opname ze perceptueel beter vinden op vlak van articulatorische precisie. Ze mogen eveneens aangeven dat ze geen verschil waarnemen. De twee opnames worden steeds in willekeurige volgorde aangeboden, waarbij het panel niet weet welke opname voor of na de articulatieoefening werd opgenomen. Het panel krijgt elke opname slechts één maal te horen. De beoordeling gebeurt aan de hand van een ordinale schaal: -1, 0, +1, waarbij respectievelijk spraakstaal A meer articulatorisch precies wordt

(18)

gescoord dan spraakstaal B, spraakstaal B meer articulatorisch precies wordt gescoord dan spraakstaal A of spraakstaal A en B gelijk worden gescoord voor articulatorische precisie. Per item is er ruimte voorzien om nota’s te maken (bijlage 9). Nadien zoekt de onderzoeker per item een consensus door het oordeel te selecteren dat het vaakst door de beoordelaars wordt aangeduid. Tabel 4 geeft het verloop van de luisterproef schematisch weer.

Tabel 4: Protocol voor beoordeling door luisteraars aan de hand van ordinale schaal.

Groep Luisteraars

Verloop • Opname A beluisteren • Opname B beluisteren

• Verschil in articulatorische precisie tussen opnames beoordelen: -1: opname A > opname B

0: opname A < opname B +1: opname A = opname B

2.4. Data-analyse

Het verwerken en statistisch analyseren van de onderzoeksgegevens gebeurt aan de hand van IBM SPSS Statistics 25 for Windows (IBM corp., 2017).

A. Data-analyse voor de betrouwbaarheid van de schaal

De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid wordt nagegaan aan de hand van de Cronbach’s alpha. De grenswaarde die hierbij gehanteerd wordt is 0,6 voor aanvaardbare betrouwbaarheid. Een score hoger dan 0,8 wordt omschreven als een hoge betrouwbaarheid (Hulin, Netemeyer, & Cudeck, 2001). Er wordt een variabele aangemaakt die de aard van de consensus aangeeft: geen, minimale, sterke of volledige consensus. Dit slaat op het aantal beoordelaars die hetzelfde oordeel geven bij eenzelfde proefpersoon. De Spearman rangencorrelatie wordt uitgevoerd om het verband tussen de sterkte van de consensus en de persoonsgebonden variabelen (geslacht, leeftijd, studierichting en voorkennis) na te gaan.

B. Data-anaylse voor beoordeling door de luisteraars aan de hand van een ordinale schaal Het verschil in de beoordeling van de articulatorische precisie aan de hand van de ordinale schaal (-1, 0, +1) tussen de groepen wordt gemeten aan de hand van de Fisher’s Exact test. Deze test wordt opgevraagd via de kruistabellen. Er wordt gekozen voor de Fishers’s Exact test omdat de voorwaarden voor de Chi-Kwadraat test niet voldaan zijn. Op deze manier wordt er nagegaan of er een significant verschil is in de beoordelingen tussen de experimentele groepen en de controlegroep. Deze test wordt tweemaal uitgevoerd; eenmaal voor de resultaten van de beoordeling door het luisterpanel bestaande uit vijf luisteraars en eenmaal voor de resultaten van de beoordeling door het luisterpanel bestaande uit vier luisteraars. Dit wordt gedaan om de grootst mogelijke betrouwbaarheid te benaderen.

C. Data-analyse voor beoordeling door de spreker aan de hand van een VAS

Het verschil tussen de groepen zal nagegaan worden aan de hand van de One-way ANOVA. Er wordt een nieuwe variabele aangemaakt die het verschil tussen de pre- en postmeting aan de hand van de VAS weergeeft. De Shapiro Wilk test geeft aan dat deze variabele normaal verdeeld is [W(51)=0,978;

(19)

p=0,445]. De analyse gaat na of er een significante interactie is tussen de groep waartoe de proefpersonen behoren (experimentele groep 1, experimentele groep 2 en de controlegroep) en de variabele voor het verschil in VAS. De Spearman rangencorrelatie wordt uitgevoerd om het verband tussen het verschil in pre- en postmeting en de persoonsgebonden variabelen (geslacht, leeftijd, studierichting en voorkennis) na te gaan. De continue variabele leeftijd is niet normaal verdeeld volgens de Shapiro Wilk test [W(48)=0,784; p<0,001].

Het verschil binnen iedere groep wordt ook nagegaan. De niet-parametrische verdeling van de variabele ‘premeting VAS’ wordt aangetoond aan de hand van de Shapiro Wilk test [W(51)=0,151; p=0,040]. De variabele ‘postmeting VAS’ is wel normaal verdeeld [W(51)=0,089; p=0,236]. De analyse gebeurt daarom aan de hand van de gepaarde Wilcoxon Signed-Ranks test. Op deze manier wordt er voor elke groep afzonderlijk (experimentele groep 1, experimentele groep 2 en de controlegroep) nagegaan of de resultaten van de pre- en postmeting voor articulatorische precisie aan de hand van de VAS significant verschillend zijn. De waarden variëren vanaf nul tot en met tien centimeter. Het betrouwbaarheidsinterval is 95%.

2.5. Ethisch comité

De studie werd goedgekeurd door het ethisch comité verbonden aan het UZ Gent (zie bijlage 10). Het toegewezen projectnummer voor deze studie is: EC/2019/0852.

2.6. Verklaring van vertrouwelijkheid en overdracht van recht

De eenzijdige verklaring van vertrouwelijkheid en overdracht van recht werd ondertekend en is terug te vinden in bijlage 11.

(20)

3. Resultaten

3.1. Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid

De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid van het luisterpanel wordt nagegaan aan de hand van de Cronbach’s alpha. De betrouwbaarheidsanalyse geeft een Cronbach’s alpha van 0,415 voor de beoordeling door vijf luisteraars bij 47 spraakstalen (α=0,415). De analyse geeft aan dat de betrouwbaarheid groter is indien één van de beoordelaars buiten beschouwing gelaten wordt. Zo zien wij dat de Cronbach’s alpha verhoogt tot 0,576 indien we de beoordeling van ‘beoordelaar 5’ buiten beschouwing laten (α=0,576). Deze scores liggen lager dan de gehanteerde grenswaarde voor betrouwbaarheid (0,6), zoals omschreven in de methode. In de volgende paragrafen beschrijven we de statistische analyse voor zowel het panel bestaande uit vijf beoordelaars en de analyse indien slechts vier beoordelaars worden meegerekend.

De Spearmans rangencorrelatie wordt uitgevoerd om het verband na te gaan tussen de sterkte van de consensus van het luisterpanel en de persoonsgebonden variabelen. Voor de consensus bij het panel met vijf luisteraars is er geen of een zeer zwak verband met het geslacht (r=-0,021; p=0,889), leeftijd (r=0,039; p=0,798), studierichting 0,010; p=0,944) en ervaring met de pittigheidsoefeningen (r=-0,028; p=0,858). Er is wel een zwak verband met de ervaring met de kurkoefening (r=0,124, p=0,416). Voor de consensus bij het panel met vier luisteraars is er een zwak verband met het geslacht (r=0,127; p=0,397), de leeftijd (r=-0,138; p=0,367) en de studierichting (r=-0,134; p=0,368). Er is geen of een zeer zwak verband met de ervaring met de pittigheidsoefeningen (r=0,061; p=0,692) en een zwak verband met de ervaring met de kurkoefening (r=0,259, p=0,086).

3.2. Perceptuele beoordeling voor articulatorische precisie door luisteraars

3.2.1. Panel bestaande uit vijf beoordelaars

De tests omschreven in deze paragraaf gaan uit van de beoordeling uitgevoerd door het luisterpanel bestaande uit vijf beoordelaars. Tabel 5 geeft het aantal proefpersonen per groep weer die geïncludeerd worden in de analyse. Deze aantallen zijn afhankelijk van de exclusiecriteria zoals vermeld in de methode, maar ook van missing data. Bij het luisterpanel bestaande uit vijf beoordelaars kon er namelijk voor negen items geen consensus gevonden worden, omdat de beoordelingen te verschillend zijn, dit resulteert in missing data.

De Fisher’s Exact test wordt uitgevoerd om na te gaan of er een significant verschil is in de beoordeling voor articulatorische precisie aan de hand van de ordinale schaal tussen de verschillende groepen (experimentele groep 1, experimentele groep 2 en de controlegroep). De Fisher’s Exact test geeft aan dat er geen significante interactie is tussen de beoordelingen van het luisterpanel en de groep waartoe de proefpersonen behoren (p=0,209).

Tabel 5: geïncludeerd aantal proefpersonen per geanalyseerde groep voor beoordeling door vijf beoordelaars.

Experimentele groep 1 (spreekbeentje) 11

Experimentele groep 2 (kurk) 13

Controlegroep 14

(21)

De procentuele verdeling van de beoordeling van het luisterpanel bestaande uit vijf beoordelaars (aan de hand van de ordinale schaal) worden in een kruistabel (tabel 6) weergegeven. De mogelijke beoordelingen zijn: de pre-opname scoort beter dan de post-opname (A > B), de pre-opname scoort slechter dan de post-opname (A < B) of de pre- en postopnames scoren gelijk (A = B). De kruistabel geeft de percentuele verdeling voor iedere groep (experimentele groep 1, experimentele groep 2 en de controlegroep) weer. In figuur 1 is deze verdeling grafisch weergegeven. Het staafdiagram geeft procentueel weer hoe vaak een bepaald oordeel voorkomt per groep. De meerderheid van de proefpersonen die de oefening uitvoeren met het spreekbeentje (72,7%) scoren beter voor articulatorische precisie na het uitvoeren van de oefening. Bij de proefpersonen die de oefening uitvoeren met de kurk scoort 46,2% beter voor articulatorische precisie en bij 38,5% is er geen hoorbaar verschil. Bij de controlegroep is er bij de meerderheid (57,1%) geen verschil hoorbaar.

Tabel 6: Kruistabel met procentuele weergave van de verdeling van de beoordeling a.d.h.v. de ordinale schaal voor de drie verschillende groepen, bij een panel bestaande uit vijf beoordelaars

N = 38 Groep

Spreekbeentje Kurk Controle

Beoordeling door het panel bestaande uit 5 beoordelaars

A > B 18,2% 15,4% 14,3%

A < B 72,7% 46,2% 28,6%

A = B 9,1% 38,5% 57,1%

TOTAAL 100% 100% 100%

Figuur 1: Staafdiagram voor beoordeling van articulatorische precisie door luisterpanel bestaande uit vijf beoordelaars.

3.2.2. Panel bestaande uit vier beoordelaars

In deze paragraaf staan de tests beschreven die uitgevoerd worden voor de beoordeling van het luisterpanel bestaande uit vier beoordelaars. Tabel 7 geeft het aantal proefpersonen per groep weer die geïncludeerd worden in de analyse, indien het luisterpanel bestaat uit vier beoordelaars. Deze aantallen

A = opname voor interventie B = opname na interventie

(22)

zijn afhankelijk van de exclusiecriteria zoals vermeld in de methode, maar ook van missing data. De missing data verschilt van deze bij een luisterpanel bestaande uit vijf beoordelaars, zoals beschreven in 3.2.1. Bij de beoordeling door vier luisteraars wordt er voor elf items geen consensus gevonden. De Fisher’ Exact test wordt uitgevoerd om na te gaan of er een significant verband is tussen de groep waartoe de proefpersonen behoren (experimentele groep 1, experimentele groep 2 en de controlegroep) en de beoordeling voor articulatorische precisie aan de hand van de ordinale schaal. De Fisher’s exact test geeft geen significante interactie weer (p=0,611).

Tabel 7: geïncludeerd aantal proefpersonen per geanalyseerde groep voor beoordeling door vier beoordelaars.

Experimentele groep 1 (spreekbeentje) 13

Experimentele groep 2 (kurk) 12

Controlegroep 11

TOTAAL 36

De procentuele verdeling van de beoordeling van het luisterpanel bestaande uit vier beoordelaars (aan de hand van de ordinale schaal) worden in een kruistabel (tabel 8) weergegeven. De mogelijke beoordelingen zijn: de pre-opname scoort beter dan de post-opname (A > B), de pre-opname scoort slechter dan de post-opname (A < B) of de pre- en postopnames scoren gelijk (A = B). De kruistabel geeft de percentuele verdeling per groep (experimentele groep 1, experimentele groep 2 en de controlegroep) weer. In figuur 2 is deze verdeling grafisch weergegeven. Per groep geeft het staafdiagram percentueel weer hoeveel proefpersonen een bepaald oordeel wordt toegewezen. De meerderheid van de proefpersonen die de oefening uitvoeren met het spreekbeentje (61,5%) scoren beter voor articulatorische precisie na het uitvoeren van de oefening. Bij de proefpersonen die de oefening uitvoeren met de kurk scoort 41,7% beter voor articulatorische precisie en bij 41,7% is er geen hoorbaar verschil. Bij de controlegroep is er bij de meerderheid (54,5%) geen verschil hoorbaar. Tabel 8: Kruistabel met procentuele weergave van de verdeling van de beoordeling a.d.h.v. de ordinale schaal voor de drie verschillende groepen, bij een panel bestaande uit vier beoordelaars

N = 36 Groep

Spreekbeentje Kurk Controle

Beoordeling door het panel bestaande uit 4 beoordelaars

A > B 15,4% 16,7% 9,1%

A < B 61,5% 41,7% 36,4%

A = B 23,1% 41,7% 54,5%

(23)

Figuur 2: beoordeling articulatorische precisie door luisterpanel bestaande uit vier beoordelaars.

3.3. Perceptuele zelfbeoordeling voor articulatorische precisie door deelnemers

3.3.1. Het verschil tussen de groepen

Het verschil op vlak van zelfbeoordeling voor articulatorische precisie aan de hand van de VAS tussen de verschillende groepen wordt ook statistisch nagegaan. Hiervoor wordt eerst een nieuwe variabele aangemaakt met behulp van ‘compute variable’ in SPSS om het verschil in de pre- en postmeting in kaart te brengen. De onderliggende verdeling van deze variabele is normaal verdeeld [W(51)=0,978; p=0,445]. Voor de analyse van deze variabele worden geen proefpersonen geëxcludeerd en de variabele bevat geen missing data.

Het verschil in de zelfbeoordeling aan de hand van de VAS tussen de verschillende groepen wordt nagegaan via de One-way ANOVA. Deze test geeft aan dat er geen significant verschil is tussen de groepen op vlak van verschil in pre- en postmeting aan de hand van de VAS [F(2,48)=0,36; p=0,699]. Tabel 9 geeft schematisch de beschrijvende paramaters voor het verschil in VAS-scores weer. Daarnaast biedt figuur 3 een grafische voorstelling van verdeling van het verschil in de pre- en postscores op de VAS voor articulatorische precisie voor de drie groepen in de vorm van een boxplot. Tabel 9: beschrijvende parameters van de variabelen voor de het verschil in VAS-scores.

N=51 Verschil in VAS-scores

Spreekbeentje Kurk Controle

Gemiddelde (SD*) 1,2 (1,12) 1,0 (0,84) 0,88 (0,948)

Mediaan (IQR**) 1,2 (0,4 - 2,2) 1,0 (0,5 - 1,6) 0,9 (0,5 - 1,5)

Min-max*** -0,9 – 2,2 -1,2 – 2,3 -1,5 – 2,4

*Standaarddeviatie; **Interkwartielrange; ***minimum-maximum

A = opname voor interventie B = opname na interventie

(24)

Figuur 3: Boxplot voor het verschil tussen de pre- en postscores voor de zelfbeoordeling van articulatorische precisie aan de hand van de VAS voor de drie verschillende groepen.

De Spearmans rangencorrelatie wordt uitgevoerd om het verband tussen het verschil in pre- en postmeting en de persoonsgebonden variabelen na te gaan. Dit geeft de volgende verbanden: een zwak verband met het geslacht (r=0,168; p=0,240) en de studierichting (r=-0,229; p=0,105), geen of een zeer zwak verband met de ervaring met de pittigheidsoefeningen (r=-0,015; p=0,920) en de kurkoefening (r=-0,043; p=0,771) en tot slot een redelijk verband met de leeftijd (r=0,346; p=0,016).

3.3.2. Het verschil binnen de groepen

Het verschil in de zelfbeoordeling voor articulatorische precisie aan de hand van de VAS binnen elke groep wordt statistisch nagegaan. De onderliggende verdeling van de variabele ‘VAS premeting’ is niet normaal verdeeld [W(51)=0,151; p=0,040]. De onderliggende verdeling van de variabele ‘VAS postmeting’ is normaal verdeeld [W(51)=0,089; p=0,236]. Gezien de niet-parametrische verdeling van de variabele ‘VAS premeting’ wordt er gebruik gemaakt van een niet-parametrische, gepaarde test, namelijk de gepaarde Wilcoxon test.

Voor de groep die de oefening met het spreekbeentje uitvoerde geeft de Wilcoxon Signed-Ranks test een significant verschil in de resultaten op de pre- en postmeting aan de hand van de VAS [Z=-3,102; P=0,002]. Hierbij scoren veertien proefpersonen zichzelf beter na het uitvoeren van de oefening en drie proefpersonen scoren zichzelf slechter na het uitvoeren van de oefening.

Voor de groep die de oefening uitvoerde met de kurk geeft de Wilcoxon Signed-Ranks test een significant verschil in de resultaten van de pre- en postmeting aan de hand van de VAS [Z=-3,079; P=0,002]. Binnen deze groep scoren vijftien proefpersonen zich beter na het uitvoeren van de oefening, een proefpersoon scoort zichzelf slechter en een persoon scoort zichzelf gelijk voor articulatorische precisie.

Voor de groep die de oefening uitvoerde zonder apparaat geeft de Wilcoxon Signed-Ranks test een significant verschil in de resultaten van de pre- en postmeting aan de hand van de VAS [Z=-2,867;

(25)

P=0,004]. Binnen deze groep scoren veertien proefpersonen zichzelf beter en drie personen zichzelf slechter voor articulatorische precisie na het uitvoeren van de oefening.

In tabel 10 is een schematische weergave terug te vinden van de beschrijvende parameters voor de variabelen bij de drie verschillende groepen. Een grafische voorstelling van de gemiddelde waarden voor de pre- en postmeting van articulatorische precisie aan de hand van de VAS is terug te vinden in figuur 4. Deze figuur geeft dit weer voor de drie verschillende groepen.

Tabel 10: beschrijvende parameters van de variabelen voor de VAS-scores.

N=51 Spreekbeentje Kurk Controle

Posttest VAS Posttest VAS Pretest VAS Posttest VAS Pretest VAS Posttest VAS Gemiddelde (SD*) 5,5 (1,35) 6,6 (1,31) 5,8 (0,97) 6,7 (0,85) 5,0 (1,29) 5,9 (1,52) Mediaan (IQR**) 5,9 (4,5 - 6,6) 6,8 (5,5 - 7,7) 5,8 (5,1 - 6,6) 6,9 (6,0 - 7,4) 4,7 (4,1 - 6,2) 5,8 (4,9 - 7,0) Min-max*** 2,9 - 7,1 3,9 - 8,4 3,9 - 7,4 5,1 - 8,3 2,5 - 7,0 2,3 - 8,8 *Standaarddeviatie; **Interkwartielrange; ***minimum-maximum

Figuur 4: Lijndiagram met de gemiddelde score voor zelfbeoordeling aan de hand van de VAS voor pre- en postmeting bij de drie verschillende groepen.

0,00 1,00 2,00 3,00 4,00 5,00 6,00 7,00 8,00

Premeting VAS Postmeting VAS

Sco re o p de V AS (cm ) Meetmoment Spreekbeentje Kurk Controle

(26)

4. Discussie

Het spreekbeentje en de kurk worden ingezet voor het trainen en optimaliseren van de spraak en de articulatorische precisie. Het spreekbeentje wordt veel ingezet bij het optimaliseren van de spraak, trainen van resonantie en voor de opwarming bij professionele sprekers. De kurkoefening wordt gebruikt in de opleiding van toekomstige beroepssprekers en kent ook zijn toepassing bij theater en zang. Het effect van de kurkoefening op spraak werd reeds onderzocht op zowel korte als lange termijn (Spaenhoven, & Vogels, 2004; De Bodt, Timmermans, & Ysenbaert, 2015). Ook het effect van deze oefening op akoestische parameters werd nagegaan (D’haeseleer et al., EPATH, 2019). Het effect van het spreekbeentje op spraak werd echter nog niet eerder onderzocht. Het doel van deze studie is het nagaan van het effect van het spreekbeentje en de kurk op de articulatorische precisie bij toekomstige beroepssprekers.

4.1. Perceptuele beoordeling door luisteraars

4.1.1 Uitkomsten van de analyse

Luisteraars beoordeelden de articulatorische precisie van spraakstalen aan de hand van een ordinale schaal. Deze beoordelingen zijn niet significant verschillend tussen de drie groepen. Als er wordt gekeken naar het verschil binnen de groepen merken we op dat bij de groep die de oefening met het spreekbeentje uitvoerde, de meerderheid beter scoort voor articulatorische precisie na de oefening. Bij de kurkoefening is dit minder uitgesproken en scoort een deel van de studenten beter en een deel gelijk voor articulatorische precisie voor en na het uitvoeren van de oefening. Bij de controlegroep scoort de meerderheid gelijk voor articulatorische precisie voor en na het uitvoeren van de oefening. Toch zijn de resultaten tussen de groepen niet significant verschillend. Eerder onderzoek ging het effect na van de kurk op de articulatorische precisie en de spraakverstaanbaarheid. Spaenhoven en Vogels (2004) meetten significante resultaten voor articulatie na het eenmalig uitvoeren van de kurkoefening. Het ging hier eveneens over een perceptuele beoordeling. De Bodt, Timmermans en Ysenbaert (2015) onderzochten dit effect op langere termijn, namelijk drie weken. In deze studie kwam men eveneens tot significante resultaten voor de preceptuele beoordeling van spraakverstaanbaarheid. Deze significante resultaten worden in de huidige studie niet gevonden. Een verklaring wordt gezocht in het verschil in de gehanteerde onderzoeksmethode. Zo is het gebruikte spraakmateriaal verschillend. Het onderzoek van De Bodt, Timmermans en Ysenbaert (2015) maakte gebruik van een spraakstaal bestaande uit een gestandaardiseerde tekst en de oefening zelf bestond uit woorden die het groot mechanisme trainen. In de huidige studie lag de focus niet op het het groot mechanisme, maar wel op het klein mechanisme. Zo bestond het spraakstaal uit pittigheidsoefeningen en zinnen die eveneens een pittige uitspraak vereisen. De oefening zelf bestond uit syllaben van de vorm consonant-vocaal. De pittigheidsoefeningen hebben een hogere moeilijkheidsgraad. Mogelijk zijn de perceptuele verschillen in articulatorische precisie bij dit spraakmateriaal minder hoorbaar. Het verschil in focus van het onderzoek, namelijk groot of klein mechanisme, kan een verklaring zijn voor de verschillen in bevindingen. Anderzijds spelen ook andere factoren, waaronder interbeoordelaarsbetrouwbaarheid, een rol. Dit wordt in de volgende paragrafen besproken.

(27)

4.1.2. Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid

De Crohnbach’s Alpha toont aan dat de gebruikte schaal, voor de beoordeling van articulatorische precisie door het luisterpanel, slechts een lage betrouwbaarheid heeft. Ook de resultaten van het luisterpanel geven dit aan; zo is er voor negen items geen consensus te vinden, voor slechts twaalf van de 47 items is er een overeenkomst waarbij vier van de vijf beoordelaars het eens zijn en er zijn geen items waarbij alle beoordelaars het eens zijn. De beoordelingen door de verschillende luisteraars van het panel zijn dus uiteenlopend. De Cronbach’s Alpha geeft aan dat de betrouwbaarheid hoger is bij het uitsluiten van één van de beoordelaars, maar ook dan is de betrouwbaarheid laag en is er voor elf items geen consensus te vinden. Het aantal items waarbij de meerderheid van de beoordelaars het eens is, ligt wel hoger; voor twintig items vellen drie van de vier beoordelaars hetzelfde oordeel en voor vijf items zijn al de beoordelaars het eens. Deze gegevens tonen aan dat de gebruikte methode onvoldoende geschikt is om de articulatorische precisie in kaart te brengen. Dit kan liggen aan de gebruikte spraakstalen, maar ook aan de gebruikte ordinale schaal. Er wordt vanuit gegaan dat de luisteraars wel over voldoende expertise beschikken om de luistertaak goed uit te voeren. De luisteraars werden gevraagd om de spraakstalen te beoordelen voor articulatorische precisie aan de hand een ordinale schaal met drie keuzemogelijkheden. Een eerste moeilijkheid ligt bij het afzonderen van de articulatorische precisie van de andere parameters die een rol spelen waaronder vloeiendheid, stemkwaliteit, luidheid en prosodie. Een volgend probleem ligt in de tekortkomingen van een ordinale schaal, die onvoldoende toelaat het verschil te nuanceren. Bij sommige spraakstalen is het verschil zeer duidelijk, bij andere eerder miniem, toch kunnen deze allebei als verschillend beoordeeld worden. De samenstelling van de spraakstalen speelt ook een rol. Ieder spraakstaal bestaat uit twaalf pittigheidsoefeningen en vijf zinnen. Dit maakt de duur van de spraakstalen lang. Hierdoor is het moeilijk de spraakstalen te vergelijken; het duurt namelijk te lang voor je een bepaalde uiting opnieuw hoort in het volgende, gekoppelde spraakstaal. Ook de combinatie van pittigheidsoefeningen en zinnen blijkt verwarrend om te beoordelen. Om deze reden is het beter om in de toekomst kortere spraakstalen te gebruiken en iedere modaliteit afzonderlijk te beoordelen. Verder speelt ook de kwaliteit van spraakstalen een rol. Dit wordt in de volgende paragraaf besproken. Het is belangrijk om deze lage betrouwbaarheid in rekening te brengen bij het interpreteren van de resultaten. Deze lage betrouwbaarheid biedt een mogelijke verklaring voor het verschillen van de resultaten van huidig onderzoek met eerdere onderzoeksresultaten.

4.1.3. Kwaliteit van de spraakstalen

De kwaliteit van de spraakstalen is wisselend; dit heeft een invloed op de betrouwbaarheid van de beoordeling. Verschillende factoren spelen hierbij een rol. Zo werden de opnames in verschillende lokalen opgenomen. Er werd rekening gehouden met de signaal-ruis-verhouding; deze was steeds minimaal 25 dB, desondanks is er op bepaalde stalen meer achtergrond of echo hoorbaar. Een andere belangrijke factor is het gebruik van de statische microfoon. Er werd gestreefd naar een afstand van gemiddeld 15 cm tussen de mond van de spreker en de microfoon. Toch was deze afstand moeilijk te monitoren tijdens het maken van de opnames. Het zou dan ook beter zijn om in de toekomst gebruik te maken van een headset of een statische microfoon met metalen staaf om de afstand tussen de spreker en microfoon aan te geven. Verder is de luidheid van de verschillende spraakstalen wisselend. Het is

(28)

daarom aangeraden de luidheid van de spraakstalen in de toekomst uit te balanceren. Tot slot is de spraakvloeiendheid van de verschillende proefpersonen uiteenlopend. Niet al de proefpersonen hebben gelijke ervaring met de pittigheidsoefeningen. De pittigheidsoefeningen blijken ook een zekere moeilijkheid te bevatten, ondanks het inoefenen voorafgaand aan de opname. Vermoedelijk is het eenmalig inoefenen van deze oefeningen onvoldoende en is er in toekomstig, gelijkaardig onderzoek meer oefening nodig of kiest men beter voor eenvoudiger spraakmateriaal.

Zoals eerder vermeld werden er voor een aantal items geen consensus gevonden. Een verklaring hiervoor wordt gezocht binnen de kwaliteit van de spraakstalen enerzijds en bij studentafhankelijke variabelen anderzijds. Bij het beluisteren van de spraakstalen en het analyseren van de opmerkingen van de beoordelaars vallen enkele kenmerken op. De items waarbij men niet tot een consensus kwam, bevatten vaker storingen en fouten in het lezen van de pittigheidsoefeningen. Een andere storende factor blijkt de leessnelheid te zijn; zowel een zeer laag als een zeer hoog leestempo komt voor. Bovendien bevatten de items vaker een inconsistente intensiteit en een hoorbaar inconsistente afstand tussen de spreker en microfoon. Het blijkt voor luisteraars moeilijk te zijn om de articulatorische precisie te beoordelen, los van andere waarneembare factoren. Het komt bij deze items ook vaker voor dat beoordelaars aangeven dat ze slechts een klein verschil waarnemen of dat ze het verschil wisselend vinden. Een ordinale schaal laat dan ook niet toe om aan te geven hoe groot de luisteraar het verschil vindt en er zijn geen richtlijnen over hoe groot het verschil exact moet zijn.

4.1.4. Deelnemers

In deze studie wordt er gekozen voor een populatie bestaande uit studenten academische bachelor logopedische en audiologische wetenschappen en bachelor audiovisuele kunsten, afstudeerrichting radio. Deze specifieke populatie wordt geacht belang te hechten aan stem en spraak. Dit maakt dat de verschillen in articulatie moeilijker perceptueel waarneembaar zijn. Je kan spreken van een zeker plafondeffect; de studenten hanteren reeds bij het begin van het onderzoek een goede articulatorische precisie, waardoor er minder marge is voor verbetering. Luisteraars zullen zich bijgevolg meer moeten focussen op details om alsnog een verschil te kunnen waarnemen. Verder zijn er in deze populatie verschillen in voorkennis. Zo hebben sommige studenten wel al ervaring met de pittigheidsoefeningen en/of de kurkoefening, anderen niet. Ondanks het verschil in leeftijd en opleiding, merken we op dat deze voorkennis gelijkaardig is bij de verschillende groepen. De motivatie van de studenten om deel te nemen en zich in te zetten voor het onderzoek is wisselend, ondanks de vrijwillige deelname.

Er wordt gezocht naar een link tussen de studentafhankelijke variabelen; zoals leeftijd, studierichting, ervaring met pittigheidsoefeningen en ervaring met de kurkoefening, en de sterkte van de consensus (geen/minimaal/sterk/volledig). De studierichting speelt hierin een rol; de consensus is vaak sterker bij studenten logopedie en audiologie en dan bij studenten radio. De correlatietest geeft hier een zwak verband aan. Een eerste verklaring hiervoor is dat de studenten logopedie en audiologie enkel bestaan uit eerstejaarsstudenten, terwijl studenten radio bestaan uit eerste-, tweede- en derdejaarsstudenten. Studenten uit hogere jaren hebben wellicht al meer oefening ondergaan, waardoor er sprake kan zijn van een plafondeffect. De beoordeling is in dat geval moeilijker. Een andere hypothese is dat het peer teaching project, dat de studenten logopedie en audiologie volgden ter verbetering van spraak, een impact heeft. Als we kijken naar de gemiddelde leeftijd, lijkt dit deze trend te bevestigen. De gemiddelde leeftijd bij de items waarvoor geen consensus gevonden werd ligt namelijk hoger dan voor de items waarbij er een sterke overeenkomst was tussen de beoordelaars. Het gaat hier echter over een zwak

Afbeelding

Tabel 2: Samenstelling van de proefpersonen voor de zelfbeoordeling van de articulatorische precisie  aan de hand van de visuele analoog schaal
Tabel 3: Protocol voor beoordeling door spreker aan de hand van een VAS.
Tabel 4: Protocol voor beoordeling door luisteraars aan de hand van ordinale schaal.
Tabel 5: geïncludeerd aantal proefpersonen per geanalyseerde groep voor beoordeling door vijf  beoordelaars
+7

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Precisie

Steeds meer waarnemingen An- derzijds duiden deze gegevens, samen met alle andere waarnemingen, ontegenspreke- lijk op lokale vestiging – terwijl we daarover, tot minder dan

Er werd aangetoond dat de Argusvlin- der in het warmere microklimaat van de Kempen meer zou moeten investeren in een derde generatie, terwijl in de koe- lere Polders nakomelingen

In the Pastoral care of meted out to caregivers, they should get assistance to make that choice, to ‘shift’ them, so that despite the suffering of patients, despite the

Investigation of iron(III) reduction and trace metal interferences in the determination of dissolved iron in seawater using flow injection with luminol

U wordt op onze afdeling opgenomen voor een debulking na het vaststellen van een mogelijk kwaadaardige aandoening van één of beide eierstokken (ovariumcarcinoom).. Debulking is

In het noordwestelijk deel kan gebruik gemaakt worden van de bestaande dijk, zo moet geen nieuwe dijk worden aangelegd en wordt een deel van het Natura 2000 gebied ontzien. Vanuit

De delen waar het fietspad, omwille van bestaande infrastructuur, van de Scheldelaan moet afwijken richting Schelde (parking, brandweerkazerne en de toegansgeul van de