• No results found

Verbetering van de peil- en debietreeks voor het station op de Molenbeek te Massemen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verbetering van de peil- en debietreeks voor het station op de Molenbeek te Massemen"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Verbetering van de peil- en debietreeks

voor het station op de Molenbeek te

Massemen

Pieter Cabus

Nota Instituut voor Natuurbehoud IN.A.2002.215

Onderzoek uitgevoerd aan het Instituut voor Natuurbehoud in opdracht van de Afdeling Water van AMINAL

(2)

Inleiding

In Vlaanderen worden sinds verschillende decennia peil- en debietmetingen verricht op de onbevaarbare waterlopen. Sinds de oprichting van de Afdeling Water van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap ressorteren de stations onder haar bevoegdheid. Voor de periode 1981-1996 werd de uitlezing en het onderhoud van de stations uitbesteed aan de vakgroep Hydraulica van de Universiteit Gent. Na 1996 werd dit uitgevoerd door het Hydrologisch Informatie Centrum van de afdeling Waterwegen en Zeewezen. Voor deze periode lag de nadruk vooral op het onderhoud en de werking van de stations. Er werd slechts een minimale aandacht besteed aan de data en de kwaliteit ervan. Op initiatief van de Afdeling Water werd door de onderzoeksgroep Landelijk waterbeheer van het Instituut voor Natuurbehoud recent gestart met de doorlichting en validatie van de historische meetreeksen van de limnigrafische stations. In deze nota wordt de verbetering van de reeks van de Molenbeek te Massemen toegelicht.

De validatie van de meetreeksen gaat uit van een integrale aanpak. Alle informatie over de reeks, het station en de waterloop worden in de analyse betrokken. Dit omvat alle peildata (oorspronkelijke data), alle debietkrommen, de hydrologische jaarboeken van KMI, RUG en HIC, het verloop van de nulhoogte van de peillat, gegevens over belangrijke werken/ruimingen, beeldmateriaal van de meetplaats, ...

Het verloop van de procedure kan als volgt worden samengevat: • Analyse van de debietkromme(n)

• Analyse van de peilreeks • PDM-modellering

• Verbetering van de debietreeks

Elk van deze bewerkingen op de reeks van de Molenbeek te Massemen zal uitvoerig toegelicht worden in het vervolg van deze nota.

Analyse van de debietkromme(n) en van de peilreeks

Voor elk van de stations is de debietkromme nagegaan. Hierbij is vooral aandacht besteed aan het bestreken interval van peilen, de spreiding van de calibratiepunten en de verklaring hiervoor, en verschuivingen van peilen in de loop van de tijd.

Simultaan zijn ook de peilreeksen onderzocht op abnormaliteiten en verbanden tussen beide (calibratiepunten en peilreeksen) zijn opgespoord.

Molenbeek te Massemen, HIC nr. 009, AMWA nr. 924/2, RUG-nr. 11

Station op de Molenbeek werd in gebruik genomen in 1968. De nulpuntshoogte bedroeg toen 8,88 m TAW. De limnigraaf werd geplaatst in 1986 en in gebruik genomen op 21/03/1986. Hij is gesitueerd opwaarts van de duiker, de peilschaal staat afwaarts. Volgens de jaarboeken 1986 en later bedraagt de nulhoogte 8,857 m TAW. Een latere opmeting van AROL (1989) geeft als nulpunt 8,87 m TAW. De waarde 8,857 wordt verder als de juiste waarde

(3)

Het maximale waterpeil bedroeg 2,70 m op 03/06/1992 wat overeenkomt met een debiet van ongeveer 15 m³/s volgens de HIC-kromme of 14,4 m³/s volgens de RUG-kromme. Het gemiddeld jaarmaximum voor het debiet bedraagt 8,162 m³/s (berekend met de RUG-kromme), wat overeenkomt met een hoogte van ongeveer 2,1 m

Er zijn 137 calibratiemetingen verricht, waarvan weinig bij grote hoogten. De extrapolatie van de debietkrommen tot grotere hoogten dient dan ook met enige voorzichtigheid te gebeuren. De maximaal bemeten hoogte is 1,85 m. Bij een eerste inspectie van de punten blijken de punten van voor 1981 gemiddeld een twaalftal centimeter lager te liggen dan latere punten. Een ruiming zou hiervan de oorzaak kunnen zijn. Dit kan niet gecontroleerd worden in de peilreeksen aangezien deze slechts beschikbaar zijn vanaf 1986. De metingen van voor 1981 werden met 12 cm verhoogd.

De RUG_96-kromme: debietkromme bestaat uit twee delen. De volgende vergelijkingen worden door de RUG voorgesteld:

Als h ≤ 0,18 m Q=2,7406.(h)1,6171

Als h > 0,18 m Q=1,0334.(h)2 +1,7680.(h)0,1805

De HIC-kromme bestaat uit drie delen. Een eerste deel (tweede graad) wordt toegepast bij hoogten van 4 cm tot 32 cm. Het tweede deel van de kromme is een derdegraadsvergelijking die loopt tot 78 cm. Dit kan als een overgang beschouwd worden naar het derde deel, opnieuw een tweedegraadskromme. De HIC-kromme heeft de volgende vergelijkingen :

Q = a0 + a1.h + a2.h^2 + a3.h^3

a0 a1 a2 A3 Hmin Hmax

0.0009 -0.2223 5.0232 0.000 0.004 0.320 -0.5264 3.10710 -0.3385 0.3324 0.320 0.780 0.1174 1.25370 1.23850 0.00000 0.780 2.500

In figuur 3 zijn de (verbeterde) ijkingen gegeven samen de HIC-kromme en de

(4)
(5)
(6)
(7)
(8)

0.51 1.52 2.53 3.54 4.55 5.56 6.57 7.58 8.59 9.510 10.511 11.512 12.513 13.514 14.515 0 0.25 0.5 0.75 1 1.25 1.5 1.75 2 2.25 2.5 2.75 3

tot 1981

vanaf 1982

Q_h 009

Molenbeek te Massemen

(9)

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 debiet (m³/s) 0 0.25 0.5 0.75 1 1.25 1.5 1.75 2 2.25 2.5 2.75 3 hoogte (m)

ijking HIC RUG

Qh_009

Molenbeek (Massemen)

(10)

PDM-modellering

Aan de hand van de verbeterde debietkrommen werden de peilgegevens getransformeerd tot een debietreeks. Deze reeks werd gebruikt als input voor een eenvoudig PDM-model. Het resultaat van dit model dient als hulpmiddel bij de verbetering van de gegevensreeks. Bij de opmaak en de calibratie van het model werd daarom vooral aandacht besteed aan een goede simulatie van de basisafvoer. In de modelleringstudies kunnen andere parametersets naar voor komen, omdat hier het accent ligt op de piekafvoeren. Hoewel beiden niet los kunnen gezien worden kunnen de twee benaderingswijzen toch tot verschillende resultaten leiden. Voor de calibratie werd de methodologie gehanteerd zoals ze voorgeschreven is in het bestek voor de modelleringstudies van de afdeling Water.

Voor de bepaling van de parameters k1 en k2 werd gebruik gemaakt van de regressie tussen de stroomgebiedoppervlakte en de parameters die konden getrokken worden met behulp van de modelparameters uit de modelleringstudies 1999.

Als optimale parameterset werden de volgende parameters weerhouden:

Tabel 5: Optimale parameterset van het PDM-model voor de Molenbeek te Massemen Cmin 5 Cmax 250 B 1 Be 2.5 k1 11.5 k2 2 Kb 5 Kg 3100 St 0 Qconst 0

(11)

Figuur 8: Simulatieresultaten voor de Molenbeek te Geraardsbergen

Verbetering van de debietreeksen

Met behulp van de opmerkingen uit de visuele inspectie, opmerkingen uit de analyse van de debietkromme, de reeks van Thiessenneerslag voor het stroomgebied, de gemodelleerde reeks en de ‘ongekuiste’ reeksen van naburige stations werd de reeks van de Molenbeek te

Massemen grondig doorgelicht en opgekuist. Dit gebeurde met behulp van het programma WISKI-TV.

Het station op de Molenbeek te Massemen vertoont enkele perioden van ontbrekende waarden. De reeks wordt verder gekenmerkt door veel ruis op de laagwaterafvoer en onverklaarbare pieken/dalen. Ook blijft de vlotter af en toe haperen. Een groot deel van deze problemen kon door de verbetering van de reeks weggewerkt worden.

Effecten reeksverbetering

Om een eerste indruk van het belang van de ‘verbetering’ te geven zijn hieronder enkele karakteristieken van de oude en nieuwe reeks getoond.

(12)

In figuur 8 worden de overschrijdingsprocenten van de afvoeren voor de Molenbeek voorgesteld (frequentieduurlijnen) . In Tabel 6 worden de respectievelijke

overschrijdingspercentages getoond.

Voor de Molenbeek (Massemen) wijzigt de frequentieverdeling licht over het gehele afvoerbereik. Deze wijziging zal grotendeels te wijten zijn aan het gebruik van de HIC-debietkromme. De lage afvoeren (tot het 75-percentiel-debiet) wijzigen het meest. Ze zakken tot 65 % van hun oorspronkelijke waarde.

Tabel 6 : Overschrijdingsdebieten voor de Molenbeek

% Debiet verb Debiet onverbeterd verhouding (verb/onverb) 5 1.349 1.313 1.027 10 0.864 0.851 1.015 25 0.415 0.467 0.889 50 0.195 0.236 0.826 75 0.094 0.142 0.662 90 0.057 0.089 0.640 95 0.047 0.069 0.681 98 0.037 0.056 0.661 max 12.531 12.127 1.033 0.01 0.1 1 10 100 Q (m³/s) 0 20 40 60 80 100 % overschreden verbeterd onverbeterd

Figuur 8: Duurlijnen voor de Molenbeek: in het rood de originele, in het zwart de verbeterde reeks

← origineel na verbetering

2. volume’s

(13)

voor de verbeterde en onverbeterde reeks gegeven. Voor de bepaling van de basisafvoer werd de ‘eenvoudige’ methode gebruikt die voorgesteld werd door het Institute of Hydrology:

- De methode maakt gebruik van de gemiddelde dagafvoeren.

- Er worden n niet overlappende blokken van 5 dagen gevormd. De minimumwaarden voor de afvoer in deze blokken noemt men Q1, Q2, ..., Qn.

- Per drie blokken worden de minimumwaarden vergeleken: (Q1,Q2,Q3), (Q2,Q3,Q4), ...

(Qn-2, Qn-1, Qn). Als voor een groep de buitenste waarden Qi-1 en Qi+1 beide groter zijn

dan 90 % van de centrale waarde Qi dan is de waarde Qi een deel van de

basisafvoerkromme. Op die manier bekomt men een non-equidistante reeks van basisafvoerwaarden.

- Deze reeks wordt lineair geinterpoleerd om terug een equidistant reeks te krijgen met basisafvoerwaarden. Steeds wordt gecontroleerd of de basisafvoer bij deze interpolatie niet hoger komt te liggen dan de werkelijke afvoer.

Voor de Molenbeek blijft de wijziging van de afvoer tengevolge de verbeteringen beperkt tot 7 %. In tegenstelling met andere verbeteringen gaat het hier om een daling van het afgevoerde debiet ten opzichte van de onverbeterde reeks. Deze daling is hoofdzakelijk te wijten aan een daling van de basisafvoer met 20 mm/jaar (13 %). De snelle afvoer daalt hier net 1 mm/jaar (0,7 %). De globale runoffcoëfficiënt daalt met ongeveer 0,2 %

Tabel 7: Volume’s en verhoudingen voor de Molenbeek te Massemen

Totale runoff

(mm/jaar) Basis- afvoer (mm/jaar) Snelle afvoer (mm/jaar) RC globaal (%) (mm/jaar)Neerslag

Verbeterd 274.9 141.0 133.9 17.9 746.7

Onverbeterd 294.7 161.8 135.0 18.1

Verhouding (%) 93.3 87.1 99.3 99.3

BESLUIT OPTIMALISATIE

Het station 009, op de Molenbeek te Massemen vertoont enkele perioden van ontbrekende waarden. De reeks wordt verder gekenmerkt door veel ruis op de laagwaterafvoer en onverklaarbare pieken/dalen. Ook blijft de vlotter af en toe haperen. Een groot deel van deze problemen kon door de verbetering van de reeks weggewerkt worden.

De aanpak van zowel debietkrommen als de reeks zelf garandeerd een ‘integrale’ benadering en een zo volledig mogelijke verbetering. Het onderzoek van de debietkromme heeft een invloed op alle gegevens, zowel hoog- als laagwater, waar de reeksverbetering zich voornamelijk concentreert op aanpassingen van laagwater, gezien de grote onnauwkeurigheid en de vele fouten die hier optreden. De modellering met behulp van PDM geeft aanvaardbare resultaten die als basis kunnen gebruikt worden voor de verbetering. Uiteindelijk worden de volgende output bekomen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Met behulp van de opmerkingen uit de visuele inspectie, opmerkingen uit de analyse van de debietkromme, de reeks van Thiessenneerslag voor het stroomgebied, de gemodelleerde reeks

Deze reeks werd gebruikt als input voor een eenvoudig PDM-model.. Het resultaat van dit model kan dienen als hulpmiddel bij de verbetering van de

Met behulp van de opmerkingen uit de visuele inspectie, opmerkingen uit de analyse van de debietkromme, de reeks van Thiessenneerslag voor het stroomgebied, de gemodelleerde reeks

SintJansbeek te Merkem, AMWA nr. De nulhoogte van de peilschaal bedraagt sindsdien 3,581 m. De limnigraaf werd geplaatst in mei 1986 afwaarts van de brug.. De maximaal

Deze spreiding gebeurde met de KMI- pluviograaf EA25 te Geel die zich op een afstand van 40 km van het centrum van het stroomgebied bevindt, waarvan de waarden op hun beurt

De limnigraafpeilen kunnen niet eenduidig omgezet worden naar debiet waardoor de reeks onbruikbaar is voor de calibratie van hydrologische modellen zoals PDM.. Laten we het model

Ook voor de periode voor 1990 kan moeilijk met zekerheid gezegd worden of de limnigraaf een werkelijk hydrologische beeld geeft van de afvoer van het stroomgebied, gezien

Met behulp van de opmerkingen uit de visuele inspectie, opmerkingen uit de analyse van de debietkromme, de reeks van Thiessenneerslag voor het stroomgebied, de gemodelleerde reeks