• No results found

Marceline Dolfin, E.M. Kylstra en Jean Penders, Utrecht. De huizen binnen de singels. Overzicht · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Marceline Dolfin, E.M. Kylstra en Jean Penders, Utrecht. De huizen binnen de singels. Overzicht · dbnl"

Copied!
547
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Utrecht. De huizen binnen de singels. Overzicht

Marceline Dolfin, E.M. Kylstra en Jean Penders

bron

Marceline Dolfin, E.M. Kylstra en Jean Penders Utrecht. De huizen binnen de singels. Overzicht.

SDU uitgeverij, Den Haag / Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist 1989

Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/dolf001utre02_01/colofon.php

Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn.

i.s.m.

(2)

VII

Verantwoording

Utrecht was in de middeleeuwen de grootste stad van de noordelijke Nederlanden.

Deze middeleeuwse stad is ook tegenwoordig nog heel goed te herkennen. Enkele grote ingrepen zoals de nieuwbouw van Wijk C, de demping van een deel van

Afb. 1. Plattegrond en profielen van de stad in 1598. Kopergravure door A. van Vianen. Gemeentelijke Archiefdienst Utrecht.

de singels en de bouw van Hoog-Catharijne hebben daarin voor een klein gedeelte verandering aangebracht.

Niet alleen de straten en de singels, of stadsbuitengrachten, behoren tot de oude stad. Ook veel van de bijna vierduizend huizen daarin dragen nog bouwkundige sporen van de middeleeuwen in zich. Doordat vaak verbouwingen zijn uitgevoerd is dat echter niet altijd zo goed te zien. Sommige huizen dateren nog uit de 12de eeuw. Deze huizen konden zo lang blijven bestaan omdat ze toen al van steen waren.

De meeste huizen waren echter nog van hout omdat natuur- en baksteen duur waren.

De houten huizen zijn allemaal vrijwel geheel verdwenen. Bij stadsbranden gingen

ze vaak verloren. Vooral in de 17de eeuw werd het bouwen van houten huizen daarom

verboden.

(3)

VIII

Doordat grote, voormalige kerkelijke terreinen vrij kwamen, werden er in de 17de eeuw veel nieuwe huizen gebouwd. Voor het maken van een beschrijving van deze huizen - van soms in Nederland zeldzame typen -, werd in 1983 een duizendtal huizen bezocht. Veel over deze huizen is ook bekend geworden dankzij onderzoek, dat al sinds 1975 door de onderafdeling monumenten van de dienstenstructuur ROVU van de gemeente Utrecht tijdens verbouwingen werd gedaan. De resultaten hiervan zijn verwerkt in het eerste deel van de Geïllustreerde Beschrijving, Utrecht: de huizen binnen de singels.

Niet alle bezochte huizen konden in dat deel aan de orde komen. Daarom is gekozen voor het samenstellen van een tweede deel, waarin vrijwel alle huizen, die onderdeel hebben uitgemaakt van het onderzoek, in het kort worden beschreven en worden afgebeeld met een foto of tekening van de voorgevel als illustratie. Een belangrijk onderdeel om meer inzicht te bieden in de historie van de grachten, straten en stegen afzonderlijk vormt de geboden historische karakterisering daarvan.

Aangezien het tweede deel een overzicht biedt over de in de oude stad aanwezige

historische bebouwing is dit deel der Beschrijving zodanig samengesteld, dat het

tevens interesse van een breed publiek kan wekken voor de geschiedenis en de

bebouwing van Utrecht.

(4)

IX

Opzet van de uitgave

De stad binnen de singels wordt per straat alfabetisch behandeld. Ook de niet meer openbaar toegankelijke stegen, die nog wel officieel een naam dragen, zoals de Hemdsmouwsteeg en de 2e Buurkerksteeg worden genoemd. In de beschrijving van de straten komen in het kort hun geschiedenis en karakter aan de orde.

Vervolgens wordt in bijna elke straat een aantal huizen behandeld.

De beschrijving van de huizen richt zich vooral op de constructie en het inwendige ervan. De gevelopbouw is zichtbaar op de afbeeldingen.

Een sterretje bij verschillende beschrijvingen geeft aan, dat het huis uitgebreid in het eerste deel van de Beschrijving behandeld wordt.

Afb. 2. Inkijk in de 2e Buurkerksteeg in 1925. Foto door J.W. Deetman. Gemeentelijke Archiefdienst Utrecht.

(5)

XI

Inleiding

Utrecht in de vroege middeleeuwen

Omstreeks het jaar 47 n. Chr. werd ter plaatse van het huidige Domplein een Romeins legerkamp, castellum, op de zuidelijke oever van de Rijn gevestigd. Het castellum bleef tot ca 260 n. Chr. in gebruik. Weinig is bekend over de periode die hierop volgde. Mogelijk werd het castellum in de 4de eeuw nogmaals door de Romeinen betrokken. Er zullen rond het door de Romeinen verlaten castellum mensen gewoond hebben, zoals blijkt uit twee kindergraven, die in de buurt van het Pieterskerkhof in 1982 zijn teruggevonden. Deze kinderen werden aldaar tussen 450 en 550 begraven.

In het tweede kwart van de 7de eeuw werd door de Merovingische koningen waarschijnlijk in het voormalige castellum een kerkje gesticht, gewijd aan Sint Maarten. Tot aan het einde van de 16de eeuw, met een onderbreking tussen het midden van de 9de eeuw en 922, toen de bisschop uitgeweken was uit vrees voor de Vikingen, drukte de Kerk een belangrijk stempel op de ontwikkeling van Utrecht.

In 690 herbouwde bisschop Willibrord (695-739) de rond 650 door de Friezen verwoeste kerk. In de loop van de volgende eeuwen werd de Maartenskerk verschillende malen door brand vernield, herbouwd en vergroot. Een tweede kerk binnen het castellum, gewijd aan Sint Salvator, werd ook door Willibrord gesticht.

Bisschop Bernold (1027-1054) begon met de uitvoering van een groot plan, dat

de vorm van Utrecht in sterke mate zou gaan bepalen. Rondom de door bisschop

Adelbold II (1010-1026) herbouwde Domkerk of Maartenskerk zouden vier kerken

verrijzen, die samen een kruis vormden. Nog in de 11de eeuw kwamen de vier kerken

rond de Domkerk - de Janskerk, Pieterskerk, Paulusabdij en Mariakerk - voor een

groot deel gereed. De kerken, die geen parochiekerken waren, lagen op grote eigen

territoria, de

(6)

Afb. 3. Aanzicht en plattegrond van de kerk van Sint Salvator. Tekening door Abraham Rademaker, ca. 1720. Gemeentelijke Archiefdienst Utrecht.

(7)

XII

Afb. 4. De Wittevrouwenpoort in 1646, uit het noorden gezien. Anonieme tekening in spiegelbeeld, naar H. Saftleven. Gemeentelijke Archiefdienst Utrecht.

zogeheten immuniteiten. De aanwezigheid van de bisschop en de kerken heeft ook burgerlijke bevolking aangetrokken. Aan de Rijn kon zo een handels- en

nijverheidsnederzetting ontstaan. In 1007 werd deze nederzetting, die in 1127 en 1242 Stathe werd genoemd voor het eerst vermeld. In dat jaar staken de burgers hun huizen tijdens een strooptocht van de Vikingen in brand. Stathe lag langs de

tegenwoordige Steenweg. In de late 11de eeuw kreeg de burgerij daar een eigen kerk, de Buurkerk.

Stadsrechten

Het 11de-eeuwse Utrecht zag er vermoedelijk als volgt uit. Ter hoogte van Tolsteeg splitste de rivier de Rijn zich in Vecht en Rijn. De Rijn volgde de bocht bij de Twijnstraat, liep richting Kromme Nieuwegracht, Minrebroederstraat en de

Ganzenmarkt. De Oudegracht tussen Stadhuisbrug en de Bakkerbrug is een restant van deze Rijnloop. Tot rond het jaar 1000 stroomde de rivier van daaraf naar het westen. Na die tijd echter is de Rijn door verzanding geen echte doorgaande rivier meer.

De Vecht stroomde oostwaarts om de huidige oude stad heen, boog westwaarts af en stroomde langs de latere noordelijke stadsgrens. De doodlopende Rijnarm vormde een haven, waaraan de handelsnederzetting Stathe kon ontstaan.

Mogelijk werd al in de 10de of 11de eeuw het noordelijke deel van de Oudegracht gegraven als verbinding tussen de Rijn en de Vecht. Aan de noordzijde van de latere stad bestond langs de Vecht al vroeg bewoning, zoals dat mogelijk ook in het zuiden, in de buurt van de latere Nicolaaskerk bij de Rijnbocht, het geval was.

In 1122 werd het stadsrecht van Utrecht bevestigd. De bewoners kregen onder

andere het recht het stadsgebied te omwallen. De noord- en de zuidgrens werden

bepaald door de loop van de Vecht. De oost- en westgrens werden zo gekozen, dat

(8)

ook de immuniteiten van Sint Pieter en Sint Marie binnen de omwalling kwamen te liggen. De stad had een voor die tijd zeer groot oppervlak. Er kwamen op vier plaatsen poorten in de stadsversterking: de Catharijne-, Weerd-, Wittevrouwen- en een dubbele Tolsteegpoort. Binnen de wallen lagen grote, open terreinen die vooral in het bezit van de bisschop en van de kerken waren, waaronder open gebieden die ‘kamp’ of

‘land’ werden genoemd. Ze zullen in eerste instantie een agrarische functie hebben gehad of vrijwel braak gelegen hebben. Ten oosten van de Lange Nieuwstraat in de

‘Oudelle’ verdween dit open karakter pas tegen het einde van de 14de eeuw. Daar werden toen nieuwe straten zoals de Keukenstraat aangelegd en het gebied werd in kavels aan particulieren uitgegeven. De namen Oude en Nieuwe Kamp herinneren nog aan de oude situatie.

De verdichting van de bebouwing

In 1122 werd de Vaartse Rijn, een nieuwe verbinding met de Hollandse IJssel, gegraven. Dit was noodzakelijk geworden na de afdamming door bisschop Godebald (1114-1127) van de Kromme Rijn bij Wijk bij Duurstede. Hierop aansluitend werd het zuidelijke deel van de Oudegracht gegraven. Rond het midden van de 12de eeuw werd de parochie van de Buurkerk, het gebied van de groeiende stad en de wijde omgeving bestrijkend, in vieren verdeeld. Zo ontstonden de parochies van de Buurkerk, Jacobskerk, Nicolaaskerk en Geertekerk. De Geertekerk was tot 1259 nog buiten de stadsomwalling gelegen. Ter plaatse van het huidige Vredenburg nam het mogelijk al vroeg in de 12de eeuw gestichte Catharijneklooster een belangrijke plaats in. In 1173 trof de stad een grote watervloed, die uit het noorden kwam. Hierdoor werden grote delen van de stad weggeslagen. Vrijwel alle grote, stenen gebouwen zoals kerken bleven gespaard. Een gevolg van deze overstroming is, dat er weinig sporen van bewoning vóór 1173 zijn teruggevonden. Wél teruggevonden zijn de drastische ophogingen na en naar aanleiding van deze overstroming.

In de loop van de 13de eeuw groeide steeds meer de indeling van de stad, zoals die tegenwoordig nog goed is terug te vinden. Het aantal kloosters breidde zich uit. Al vroeg in de 13de eeuw kreeg de Oudegracht de eerste werven en werfkelders, die zo karakteristiek zijn voor Utrecht.

Uit de late 12de eeuw dateren ook de oudste restanten van huizen. Van de volledig

houten gebouwen zijn bij

(9)

XIII

archeologische opgravingen slechts sporen gevonden. Van stenen huizen zijn nog delen aanwezig. Het in de achtergevel van het gebouw Wed 5 en 7 nog herkenbare tufstenen huis dateert bijvoorbeeld van rond 1200. Ook delen van het huis Oudegracht 218, met name de kelders, dateren uit die tijd. In de loop van de eeuw werden langs de Oudegracht, Ganzenmarkt en Achter Clarenburg steeds meer zeer grote stenen huizen gebouwd. Fresenburg, Oudegracht 113, uit het tweede kwart van de 13de eeuw en Oudaen, Oudegracht 99, van rond 1270, zijn twee van deze nog geheel bestaande huizen. Van de kleinere huizen is, omdat ze vaak van hout waren, vrijwel niets meer bekend.

Verschillende openbare gebouwen kregen ook hun plaats in de stadsstructuur. Ten zuiden van de nog bestaande straat Massegast lag het Schoonhuis, waarin de stedelijke Raad zetelde. Op de begane grond van een deel van dit complex bevond zich het wanthuis, waar zich de lakenhandel afspeelde. Ook in de

Afb. 5. Uitbreidingsplan van Everard Meyster uit 1670. Kopergravure door Ant. Winter naar B. de Roy. Gemeentelijke Archiefdienst Utrecht.

Choorstraat werd in 1227 een wanthuis genoemd. Tussen de Choorstraat en de Zoutmarkt lag de Schoenmakershal. Ten westen van de Buurkerk zetelde de Schepenbank.

In de loop van de 14de eeuw werden steeds meer straten aangelegd en bebouwd met - vaak ook stenen - huizen.

Een belangrijke stedebouwkundige ingreep was het graven van de Nieuwegracht.

Tussen 1390 en 1393 werd tussen de stadsbuitengracht bij het Servaasklooster en het deel bij de Plompetoren een kanaal gegraven. Hierbij werd gebruik gemaakt van een restant van de voormalige Rijnloop; in het noordelijke deel van de Kromme Nieuwegracht.

Tegen het eind van de 14de eeuw is de stedelijke infrastructuur in hoofdzaak afgerond.

De Hervorming

(10)

De Hervorming, die rond 1580 in Utrecht een feit werd, had ook grote stedebouwkundige gevolgen. Voor de tegen die tijd geheel volgebouwde stad betekende de opheffing van de immuniteiten en de sluiting en soms afbraak van kloosters een oplossing voor de ruimtenood in de vorm van interne stadsuitbreiding.

Het schiep een eeuw lang de mogelijkheid tot de aanleg van nieuwe straten en de bouw van huizen daarlangs alsook op vrijgekomen terreinen. Tot omstreeks 1670 werd er op grote schaal gebouwd en verbouwd. De Pieterstraat (1644), Keistraat (1663) en Ridderschapstraat (1663) zijn hiervan voorbeelden.

Verschillende locaties boden gelegenheid voor de bouw van verschillende soorten huizen. Zo werd bijvoorbeeld tussen 1618 en 1620 aan de zuidzijde van de Trans, op het gebied van de voormalige Paulusabdij, een rij van vrijwel identieke huizen met trapgevels gebouwd. Rond 1660 kreeg de noordzijde van het Janskerkhof een aantal grote vierkante huizen (zie blz. 13), ontworpen door Ghijsbert Thonisz van Vianen (ca 1612-1707).

Grote dwarse huizen (zie blz. 12) verrezen onder andere langs de Boothstraat en Zuilenstraat.

In 1642 probeerde de stedelijke overheid greep te krijgen op de ontwikkelingen door het uitvaardigen van stedebouwkundige en welstandsbepalingen in de ‘Ordre op het timmeren’. Het bouwen van kleine huizen met slechts één bouwlaag werd uit de hoofdstraten geweerd.

De mogelijkheid in de 17de eeuw veel nieuwe, en vaak voorname, huizen binnen de

middeleeuwse stadsomwalling te bouwen heeft er mede toe geleid, dat

(11)

XIV

plannen voor stadsuitbreiding uiteindelijk niet tot uitvoering zijn gekomen. Na het midden van de 17de eeuw raakte de oude stad opnieuw volgebouwd. In 1664 maakte Hendrick Moreelse (1615-1666) een goed onderbouwd plan voor stadsuitbreiding.

Naar de westzijde zou de stad worden verdubbeld en er werden huizen geprojecteerd langs een aantal nieuw gegraven grachten. Na de aanleg van de grachten bleven de plannen echter steken. Everard Meyster (ca 1617-1679) maakte in 1670 een grootsere variant op de plannen van Moreelse. Rondom de gehele stad moest volgens hem een nieuwe stadsversterking worden aangelegd. Hierdoor zou de stad de vorm van een grote ovaal krijgen.

Het tij keerde echter voor Utrecht. Het rampjaar 1672 maakte van de stad een economische ruïne. Twee jaar later volgde de stormramp van 1674, die het aanzien van de stad plotseling drastisch veranderde. Een cycloon trok over de stad. Veel huizen werden verwoest en ondermeer de torens van de Pieterskerk en het schip van de Dom stortten in.

Tussen 1674 en 1828 veranderde er weinig structureels meer in Utrecht. Slechts de bouw van een enkel groot gebouw, zoals de Fundatie van Renswoude aan het einde van de Lange Nieuwstraat in 1757 en de modernisering van gevels, hadden invloed op het aanzien van Utrecht. De laatste houten gevels werden vervangen, en veel topgevels werden verbouwd tot lijstgevels. Hierbij werd vaak het voorste gedeelte van het huis met een verdieping verhoogd, en het dak op dat deel met een kwart slag gedraaid.

Slechting van de stadswallen en -muren

In 1828 keurde koning Willem I de slechting van de Utrechtse stadsomwalling goed.

Hierdoor werd het mogelijk het gezicht van de stad radicaal te veranderen. Tijdens het burgemeesterschap van H.M.A.J. van Asch van Wijck werden door J.D. Zocher jr (1791-1870) plannen ontworpen voor het aanleggen van kaden met woonhuizen en werkplaatsen en zogeheten wandelingen (plantsoenen). De plannen waren bedoeld als aanpassing van de 17de-eeuwse plannen van Moreelse. Vooral aan de noordzijde zijn de kaden nog goed herkenbaar in de Van Asch van Wijckskade en Nieuwe Kade.

Ook aan de oostzijde (Wittevrouwenkade) en westzijde (Rijnkade en Catharijnekade)

werden de kaden aangelegd. Ten zuiden van het Lucas Bolwerk en de Mariaplaats

werden langs de stadsbuitengracht plantsoenen aangelegd. Hierin werden de

bolwerken, min of meer herkenbaar opgenomen. Het duurde tot omstreeks 1870, na

het

(12)

Afb. 6. De Bijlhouwerstoren tijdens de afbraak in 1872. Foto door E.F. Georges. Gemeentelijke Archiefdienst Utrecht.

aannemen van de Vestingwet, voordat de stad zich op grote schaal buiten de singels begon uit te breiden. En dat was ook wel nodig.

In 1868 werd namelijk door een raadscommissie een rapport uitgebracht over de uitbreiding buiten de stad. Hierin werden ook de woontoestanden in de oude stad beoordeeld. Vooral Wijk C zou gesaneerd moeten worden. Pas in de dertiger jaren van de 20ste eeuw kwam de sanering op gang. Deze sanering hield echter niet meer in dan sloop. Slechts langs de grote verkeersdoorbraak, de St Jacobsstraat, verrezen flats en kantoorgebouwen. Vijftig jaar later werd gestart met woningbouw ten oosten van de St Jacobsstraat.

Rond 1900 werd begonnen met de verbreding van straten. Nadruk werd vooral gelegd op de oost-westverbinding Vredenburg, Lange Viestraat, Potterstraat, Neude, Lange Jansstraat, Janskerkhof en Nobelstraat.

Tot 1968 was de oude stad nog volledig omgeven door de stadsbuitengracht. In die tijd was het de bedoeling, dat door een totale demping een rondweg om de stad kon worden aangelegd. Onder andere door verzet uit de burgerij is dat plan slechts gedeeltelijk uitgevoerd.

De laatste jaren wordt getracht de stad weer meer bewoond te laten worden door

rehabilitatie van buurten, zoals de Springweg en Haverstraat en omgeving, het

volbouwen van ooit door sloop ontstane gaten in de gevelwand, Springweg

(13)

XV

Afb. 7. Uitbreidingsplan van J.D. Zocher Jr uit 1829, gezichten op de stad. Tekeningen in kleur door J.D. Zocher. Gemeentelijke Archiefdienst Utrecht.

56, het verbouwen van industriegebouwen tot woningen, Begijnehof (1976) en Pieterstraat 8 (1986) en het restaureren van grote huizen en de verdeling hiervan in appartementen, Oudegracht 307 (1985).

Het bouwen van huizen

Er is niets bekend over de huizen, die eens in de oude handelswijk Stathe stonden.

Op de plaats van die huizen zijn in de loop van de eeuwen steeds nieuwe huizen gebouwd. Doordat deze huizen meestal kelders hebben zijn de sporen van de voorgangers vrijwel volledig uitgewist. Tot nu toe zijn de oudste restanten van niet kerkelijke bebouwing gevonden bij een archeologische opgraving aan de Lange Lauwerstraat. Het betrof hier een volledig houten gebouw dat dateerde uit de tweede helft van de 11de eeuw. Wat voor functie het had is niet duidelijk, mogelijk was het een pakhuis. Helaas zijn bij dit gebouw geen wandconstructies teruggevonden. Slechts de restanten van de dragende palen of staanders werden aangetroffen.

Jonger waren de restanten van houten gebouwtjes, die werden gevonden aan de Boterstraat. Hier waren nog wel wandconstructies te zien: tussen de staanders stonden wandjes van vlechtwerk of planken. Bij oudere huizen zullen dergelijke constructies ook wel toegepast zijn.

Het volledig houten huis ontwikkelde zich verder. Werd eertijds het vlechtwerk

nog gewoon in de grond bevestigd, na verloop van tijd werd het in een horizontale

balk,

(14)

XVI

Afb. 8. Een bedrijfspand in de Pieterstraat dat in 1985 tot appartementen werd omgebouwd.

een onderregel, verankerd. Ook werden de staanders door regels met elkaar verbonden.

Dit vakwerk-huis kon ook op een stenen fundering of kelder worden gebouwd.

Ook de wandconstructie was niet altijd meer van vlechtwerk of hout, ook stenen vulling van de vakken werd meer en meer toegepast. In Oudegracht 133 is dit nog goed zichtbaar. De draagconstructie van hout is ook aan de buitenkant te zien. Het huisje is de voorste helft van een 14de-eeuws huis.

Al vroeg werden in Utrecht stenen huizen gebouwd. Andere gebouwen dan huizen zoals kerken en stadspoorten waren dan meestal al van natuursteen. In de fundering van het huis Achter Sint Pieter 180 zijn restanten gevonden van een 12de-eeuws stenen huis. Het was een zogenaamd claustraal huis dat behoorde bij het kapittel van Sint Pieter. De oudste stenen huizen waren gebouwd van natuursteen, met name tufsteen. In de achtergevel van het huis Wed 5 en 7 is nog het tufstenen huis van rond 1200 herkenbaar.

Tegen het laatst van de 12de eeuw kwam ook baksteen in gebruik. Vaak werd het nog in combinatie met tufsteen toegepast. Een zeldzaam voorbeeld van het bouwen met deze baksteen is het huis Rodenburgh, Oudegracht 218. Van dit grote laat 12de-eeuwse huis op de hoek van de Hamburgerstraat zijn de kelders nog vrijwel volledig aanwezig.

In deze stenen huizen bestonden alleen de balklagen en de kapconstructie uit houten onderdelen. De draagconstructie was van steen.

Afb. 9. Nieuwbouw uit 1985 ter plaatse van een voormalig koetshuis in de Schalkwijkstraat.

In de loop van de 13de eeuw werden verschillende grote stenen huizen gebouwd.

(15)

In het begin van de 14de eeuw verdrong het eikehout het gebruik van dennehout.

Eikehout werd in houten en vakwerk-huizen al veel langer gebruikt. Aanvankelijk werden in de stenen huizen naast het eikehout ook bepaalde constructiemethoden uit het vakwerk-huis toegepast.

De balken werden niet meer direct in de stenen muur opgelegd, maar op houten stijlen met korbelen. Ook in de kap werden ‘vakwerk’-constructies zoals de spanten overgenomen. In een deel van het huis Valckensteijn, Oudegracht 215 en 217, is een dergelijk stenen huis met houtskelet nog terug te vinden.

Vanaf het begin van de 15de eeuw bleef vrijwel alleen in de kapconstructie de houtbouwtraditie herkenbaar. Wel bleef nog de houten gevel in gebruik. Het voordeel van een houten gevel was dat het vrij eenvoudig was veranderingen aan te brengen.

Ook was het makkelijker om veel vensters te hebben in een houten dan in een stenen gevel. De gebruikelijke uitkragingen betekenden ook ruimtewinst op de verdieping.

In 1610 werd het bouwen van houten gevels verboden. Niet alleen waren houten gevels brandgevaarlijker dan stenen, maar ze werden ook niet ‘mooi’ gevonden.

Omdat deze verordening niet genoeg invloed had, werd in 1636 en 1643 ook het onderhouden en schilderen van de houten gevel verboden. Het duurde tot omstreeks 1750 voordat alle houten gevels uit het stadsbeeld waren verdwenen.

In de 17de eeuw werd steeds meer grenehout in plaats van eikehout bij de bouw van huizen gebruikt. Ongeveer vanaf dezelfde periode werd ook de samengestelde balklaag steeds minder toegepast. De balken werden meestal dichter bij elkaar gelegd, waardoor de kinderbinten kwamen te vervallen.

Interieur

Interieurs zijn sterk onderhevig aan veranderingen van smaak. Het interieur werd steeds weer aangepast aan de eisen, die aan het woongerief en de mode werden gesteld. Hierdoor komt het slechts zelden voor dat er volledige, oorspronkelijke interieurs zijn terug te vinden. Het blijft over het algemeen slechts bij onderdelen als plafonds of schouwen. Slechts een enkele maal bestaat er nog een kamer met een compleet historisch interieur.

Gevels

Voor gevels geldt voor een deel hetzelfde als voor de interieurs. Vooral vensters zijn veranderd. Zij werden in de loop van de tijd steeds groter waardoor de lichttoetreding beter werd. Ook de ruiten in de vensters worden door de verbetering van de

fabricagetechniek steeds groter.

Van de soms zeer rijke middeleeuwse gevels, die Utrecht gekend heeft, is weinig

meer bewaard gebleven. Dit had meer te maken met het veranderen van de smaak

dan met het verbeteren van het woongerief.

(16)

XVII

De 13de-eeuwse gevel met geglazuurde baksteen en arkeltorentjes van het huis Fresenburg, Oudegracht 113, is eerst in 1858 vervangen door een gepleisterde gevel.

Toch is het wel mogelijk een indruk te krijgen hoe middeleeuwse huizen er aan de buitenkant uitzagen. Dit betreft echter alleen grote huizen. Oudaen, Oudegracht 99, laat duidelijk het ‘strenge’ weerbare uiterlijk zien. Speelser is de in oorsprong van ca 1500 daterende gevel van Leeuwenbergh, Oudegracht 307, met recent weer aangebrachte kantelen met leeuwenfiguren.

Iets meer is nog over van 17de-eeuwse gevels.

D'Coninck van Poortugael, Voorstraat 14, Ganzenmarkt 30, Janskerkhof 12 en 13 tonen de rijkdom van de eerste helft van de 17de eeuw. De eveneens nog gave gevels van de huizen Janskerkhof 15, 15a en 16 zijn minder uitbundig.

In de 18de eeuw begon de voorkeur voor lijstgevels boven topgevels steeds meer terrein te winnen. De lijst werd vaak fraai versierd met bijvoorbeeld koppen, zoals goed te zien is bij Plompetorengracht 1/3. Ook werd veel aandacht besteed aan de ingangspartij.

Het verdwijnen van topgevels werd in de 19de eeuw versneld voortgezet. Het steeds vaker pleisteren van oude gevels had duidelijk een verandering van het straatbeeld tot gevolg. Bij nieuwbouw was het pleisterwerk veelal verzorgder en werd vaak voorzien van decoratieve elementen. In de loop van de tweede helft van de 19de eeuw werd een groot aantal gevels in schoon werk opgetrokken. Hierin werden verschillende neostijlen, waarbij werd teruggegrepen op stijlen uit voorgaande eeuwen, toegepast.

Ook de Jugendstil passeerde Utrecht niet onopgemerkt. Van kort na 1900 dateren verschillende sierlijke winkelhuizen.

Zadelstraat 19 (1901), Voorstraat 6 (1904), Steenweg 65 (1906) en Servetstraat 4 (1908) zijn hiervan goede voorbeelden.

Uitzonderlijk is Choorstraat 14 (1906), dat een gepolijst roze granieten gevel in Moorse stijl heeft.

De verschillende opvolgende 20ste-eeuwse stijlen komen in woonhuizen in de binnenstad vrijwel niet meer voor.

Het Schröder huis aan de Prins Hendriklaan 50 (1924) van G. Rietveld is een beroemd voorbeeld van De Stijl. In de binnenstad zijn van deze stijl slechts details aanwezig. De deurpartij van Oudegracht 53 en de pui en de opzet van het

winkelinterieur van Oudegracht 119 zijn eveneens van de hand van Rietveld.

Restauraties

Na 1900 begon men in Utrecht restauraties

(17)

Afb. 10. Het 17de-eeuwse huis D'Coninck van Poortugael, Voorstraat 14.

uit te voeren. Lange tijd werd onder restauratie verstaan het reconstrueren van een

‘oorspronkelijke’ toestand. Dit is goed te zien bij het huis Zoudenbalch in de Donkerstraat, dat na een brand in 1905 werd gerestaureerd. De voorgevel kreeg weer een middeleeuws uiterlijk door het aanbrengen van kantelen, kruiskozijnen, driepassen boven de vensters en luiken. Ook bij Drift 17 (1900), Voorstraat 14 (1895-1925), Breedstraat 1 (1946), Keizerstraat 35 (1947), Hoogt 2 (1949) en Ganzenmarkt 30 (1954) werd een toentertijds niet meer bestaand karakter hersteld. Na verloop van tijd werd er meer aandacht besteed aan het handhaven van elementen, die in

verschillende perioden aan en in een huis werden toegevoegd. Er werden niet steeds weer kruiskozijnen opnieuw aangebracht, ook werden niet altijd meer topgevels gereconstrueerd. Hierdoor veranderde een gerestaureerd huis niet zo sterk meer van uiterlijk.

Onder andere bij de huizen Nieuwegracht 165 (1974 e.v.) en Oudegracht 279 (1976) is dit te zien. Ook de recent afgeronde restauratie van de werfmuren, die vanaf 1979 heeft plaatsgevonden, is een goed voorbeeld van het restaureren met behoud van het bestaande karakter.

Wel heeft er in de jaren zestig en zeventig een voorliefde bestaan voor het aanbrengen van ramen in 18de-eeuwse stijl, met roedenverdeling.

Het herstellen van een 18de-eeuws karakter is wel zeer duidelijk zichtbaar na de restauratie van Lichte Gaard 2 tot 7 tussen 1961 en 1973.

Huistypen

Bij de beschrijvingen in het eerste deel van de Geïllustreerde Beschrijving van Utrecht: de huizen binnen de singels, is gebruik gemaakt van een indeling in typen.

De benamingen, die daar wat hun betekenis betreft uitvoerig uiteen worden gezet,

(18)

worden ook in dit deel gehanteerd. Het zal duidelijk zijn, dat het steeds om bedachte naamgevingen gaat en dat deze in het verleden niet zo gebruikt zijn.

Het ‘diepe huis’:

Het meest komt in de hoofdstraten van de oude stad het zo genoemde diepe huis voor. Het is meestal te herkennen aan de nok van het dak, die loodrecht op de voorgevel staat. De (hoofd)balken lopen evenwijdig aan de voorgevel. Ook heeft de plattegrond een grotere diepte dan breedte.

Het diepe huis kan ook voorkomen met één of meer achterhuizen.

Lange tijd hebben veel van de diepe huizen slechts een begane grond en een zolder gehad. Tegenwoordig bestaat er echter nog slechts een klein aantal van deze zo genoemde éénlaags huizen. In de loop van de tijd werden deze huizen in de oude stad uitgebreid en kregen een verdieping. Buiten de singels, met name aan de Bemuurde Weerd en Lauwerecht, zijn deze éénlaags huizen talrijker.

Wanneer een aantal gelijke diepe huizen tegelijkertijd wordt gebouwd, zoals bij de huizen Wittevrouwenstraat 26 tot 36 het geval is, wordt er gesproken van gekoppelde diepe huizen.

Het ‘dwarse huis’:

Wanneer het diepe huis een kwart slag gedraaid zou worden komt de nok van het

dak evenwijdig aan de voorgevel te lopen. De balklagen komen dan loodrecht

(19)

XVIII

Afb. 11. Het rond 1644 gebouwde huis Hoogt 2 in 1944, vóór de restauratie van 1949. Foto door de Dienst Openbare Werken. Gemeentelijke Archiefdienst Utrecht.

Afb. 12. Hoogt 2 in 1950 kort na de restauratie van 1949. Foto door de Rijksdienst voor de monumentenzorg.

Afb. 13. De tussen 1961 en 1973 grotendeels gerestaureerde Lichtegaard.

(20)

XIX

Afb. 14. Het diepe hoekhuis Guldeberch/Silverberch, Voorstraat 25.

Afb. 15. Reconstructie van de rij middeleeuwse dwarse huizen aan de zuidzijde van de Korte Smeestraat.

Tekeningen door A.F.E. Kipp.

Afb. 16. Twee van de ‘Kameren van Jan van Campen’ aan de Schalkwijkstraat.

daarop. Een huis met deze kenmerken wordt hier een dwars huis genoemd. Het dwarse éénlaags huis komt tegenwoordig veelvuldiger voor dan het diepe. Vaker dan bij het diepe huis het geval is kan er bij het dwarse huis sprake zijn van gekoppelde huizen. Vooral komt dit veel voor bij éénlaags dwarse huizen, zoals te zien is in het complex ‘Zeven Steegjes’. Een aantal kleine dwarse huisjes met een begane grond en een zolder werd dan als een serie onder één doorlopend dak gebouwd.

De meest eenvoudige vorm hiervan zijn de zogenaamde kameren. Deze huisjes hadden niet meer dan één kamer. Vaak werden deze huisjes door rijke lieden gebouwd als ‘vrijwoningen’ voor de armen.

Natuurlijk kan ook het dwarse huis met achterhuizen voorkomen. In Utrecht is

het meestal 17 de-eeuwse, tweebeukige dwarse huis hiervan een goed voorbeeld. Bij

dit huis is het dwarse achterhuis vrijwel even groot als het dwarse voorhuis.

(21)

Vooral aan de noordzijde van het Janskerkhof staat een voornaam type huis dat

vrijwel vierkant is. Dit type is over het algemeen in de 17de eeuw gebouwd. Het

vierkante huis heeft meestal aan alle vier de zijden een dakschild. De balken hebben

niet zoals bij het diepe en dwarse huis allemaal dezelfde richting. Bij het vierkante

huis rusten zij niet alleen op de voor- en achtergevel of op de zijgevels, maar ook op

de tussenmuren.

(22)

XX

Het ‘samengestelde huis’:

Afb. 17. Het in 1664 door Ghijsbrecht Thonisz van Vianen gebouwde tweebeukige dwarse huis Keistraat 9.

Een aantal huizen is samengesteld uit verschillende bouwdelen waardoor ze tot een bijzondere soort behoren: het samengestelde huis.

Van dit type zijn vier verschillende groepen in Utrecht terug te vinden. De eerste hiervan komt in Utrecht vooral aan de Oudegracht voor. Het grote middeleeuwse huis met een zijhuis bestaat uit een (zeer) omvangrijk hoofdhuis en één of meer zijhuizen. Het hoofdhuis was door zijn omvang voor normale bewoning nauwelijks geschikt. Het kleinere zijhuis heeft een meer geschikte grootte. De meeste huizen hebben een diep hoofdhuis met een hoge begane grond en twee hoge verdiepingen.

Vaak hadden deze huizen een kasteelachtig uiterlijk met weergangen met kantelen, zodat wel gesproken wordt van ‘stadskastelen’. Duidelijk is dit te zien bij Oudaen, Oudegracht 99.

Werden de ‘stadskastelen’ gebouwd door burgers, de groep van huizen midden op een perceel werd vaak gebouwd door kerkelijke heren. Zij behoorden tot de kapittels van de Dom, Sint Salvator, Sint Jan, Sint Pieter of Sint Marie. Grote stukken grond rond deze kerken stonden ter beschikking. Hierdoor was het mogelijk een huis midden op een perceel te bouwen en op den duur aan alle kanten uit te breiden. Deze huizen zijn tegenwoordig moeilijk meer te herkennen. In de 17de eeuw werden steeds meer nieuwe delen aan de straat bijgebouwd. Bij Mariaplaats 14 is de oorspronkelijke situatie nog wel te zien.

Ook op percelen in handen van wereldlijke personen kwam dit verschijnsel wel

voor. Achter de rooilijn lag de hoofdbebouwing, meestal in de vorm van een dwars

huis. Tot aan de rooilijn kon een voorhuis van kleinere omvang staan. Nergens is dit

meer als zodanig te herkennen. Een goed voorbeeld was het huis Rosendael, achter

(23)

Een veel minder vaak in Utrecht voorkomende groep is het huis, dat met twee of meer vleugels op een binnenplaats aansluit. Bij deze huizen lag de hoofdingang dan meestal aan die binnenplaats, die door

Afb. 18. Het in 1640 gebouwde vierkante huis Janskerkhof 12, op de hoek van de Drift.

(24)

XXI

Afb. 19. Het midden op het perceel gelegen dwarse claustrale huis van Sint Pieter tussen het Pieterskerkhof en de Kromme Nieuwegracht. Tekening door A.F.E. Kipp.

Afb. 20. Reconstructie van het huis Kromme Nieuwegracht 3, 5, dat in 1744 en 1753 naar ontwerp van Jacob Marot achter één nieuwe gevel werd samengevoegd. Tekening door A.F.E. Kipp.

een poort bereikt kon worden. Bij twee huizen is dat ook nu nog goed te zien. Bij Paushuize, Kromme Nieuwegracht 49, en het huis Loenersloot, Nieuwegracht 20, moet men nog steeds eerst door een poort.

Om een groot huis te krijgen op de plaats van een aantal kleinere huizen kon alles worden afgebroken waarna het grote huis nieuw gebouwd werd. Ook kon worden gekozen voor het samenvoegen van twee of meer huizen achter een nieuwe gevel.

Het meest sprekende voorbeeld is wel het huis Zoudenbalch in de Donkerstraat. De

heer Zoudenbalch kocht echter niet alleen grond en huizen aan de Donkerstraat, hij

breidde zijn gebied uit tot aan de Mariaplaats en Mariastraat. Hier bouwde hij

ondermeer een poort en een zomerhuis.

(25)

XXII

Het ‘blok’:

Afb. 21. Het winkelwoonhuisblok Nobelstraat 14 t/m 18.

Rond 1900 komt er een nieuw soort huizenbouw in zwang. Kenmerk hiervan is het in één opzet en architectuur bouwen van een aantal woningen en eventueel enige winkels. In een dergelijk blok zijn de afzonderlijke woningen niet duidelijk meer te herkennen.

Vooral op die plaatsen waar door straatverbreding of verkeersdoorbraken nieuw

gebouwd kon worden kwamen deze blokken tot stand. Voorbeelden hiervan zijn

vooral in de Nobelstraat en de Korte Jansstraat te vinden.

(26)

XXIII

Lijst van gebruikte termen

alternerend regelmatig afwisselend, om en om.

balklaag het samenstel van balken waarop de vloer rust. Wanneer er slechts sprake is van dicht bij elkaar en evenwijdig lopende balken wordt gesproken van een enkelvoudige balklaag. Liggen de zware balken, de moerbalken, verder van elkaar en liggen hiertussen kleinere balkjes, de kinderbinten, dan wordt over een samengestelde balklaag gesproken.

bel étage hoofdverdieping van een aanzienlijk huis, gelegen boven de begane grond, vaak echter boven een souterrain. De bel étage is gewoonlijk hoger dan de onder- en bovengelegen verdiepingen.

binnenportaal achterwand van de achter de voordeur gelegen ruimte, voorzien van één of meer doorgangen.

binnenpui achterwand, die de winkelruimte scheidt van de woonruimte.

blindnis een terugliggend vlak in de gevel, vaak met het formaat van de vensters.

blokkeel horizontaal houten onderdeel van de kapconstructie, dat een spantbeen verbindt met de muurplaat op de muur, of waarop spoor en standzoon rusten.

bolkozijn een kozijn met twee openingen naast elkaar, dikwijls een lichtopening en een luik.

bolwerk een voor de wal uitspringend verdedigingswerk.

bordestrap een trap in twee of meer delen verdeeld door bordessen of rustplaatsen.

bouhuys bijgebouwen bij grote huizen waarin werkplaatsen, stallen en dergelijke zijn ondergebracht.

claustraal huis woonhuis van een kanunnik of koorheer, behorend tot de immuniteit van een kapittelkerk.

dubbelportaal achterwand van de achter de voordeur gelegen ruimte met twee poortjes die meestal toegang gaven tot de erachter gelegen gang en trap.

duivejager profilering aan houten ramen, kozijnen en balklagen, bestaande uit

een ingesnoerde kwartronde overgang tussen twee haaks op elkaar staande

(27)

fronton bekroning van een gevel, venster of ingang, door een strak, gebroken, driehoekig, of segmentvormig element.

fundatie een stichting, waaraan vaak een aantal huisjes voor behoeftigen is verbonden.

Gelderse gevel een topgevel met in- en uitgezwenkte contouren.

gordelboog boog, die bij een langgerekt gewelf of bij een opeenvolging van gewelfvlakken, troggewelven, loodrecht op de lengteas hiervan staat.

godskameren huisje waarin behoeftigen gratis konden wonen, ook wel vrijwoningen genoemd.

gording houten balk aangebracht in de lengterichting van een kap, waarvan twee zijden loodrecht staan op het dakvlak.

grisaille een in verschillende tinten grijs getekende voorstelling.

halsgevel gevel waarvan het middeldeel hoger is opgetrokken tot een rechthoekige top of hals, die meestal een zoldervenster omsluit, tussen gebeeldhouwde vleugelstukken is gevat en door een fronton is bekroond.

hangkamer in een hoogopgaand voorhuis bij wijze van opkamer uitgebouwd, aan de zoldering opgehangen klein vertrek. Een uitbreiding ervan is de insteek.

immuniteit een aan de wereldlijke rechtspraak onttrokken gebied rond de kapittelkerken, min of meer afgesloten van het overige stadsgebied.

insteek klein vertrek dat in een hogere ruimte werd getimmerd. In talrijke oude voorhuizen is op deze wijze een lage verdieping tussengevoegd.

kaarsnis kleine nis in muur, waarin kaars of olielamp werd geplaatst ter verlichting van een ruimte. Dikwijls voorkomend in middeleeuwse huizen in kelders en ter weerszijden van een stookplaats.

kapittel college van kanunniken of koorheren van een kathedraal of collegiale kerk.

kelderkeuken een keuken in de kelder of onder een opkamer.

klokgevel gevel, waarvan de top gevormd wordt door een ingezwenkte afdekking.

De bovenzijde van de top is afgedekt met een gebogen fronton.

kloosterkozijn kozijn met twee openingen boven elkaar, de onderste opening afgesloten door een luik, de bovenste met glas.

koetshuis bijgebouw van een buitenplaats of groot stadshuis, waarin koetsen en

paarden werden ondergebracht.

(28)

kolossale orde de uitvoering van een pilastergevel, waarbij de pilasters ononderbroken over de volle hoogte van de gevel, of over meer dan één bouwlaag, doorlopen.

korbeel een vaak kromme schoor tussen een verticaal of schuin en een

horizontaal onderdeel van een houtconstructie. In een kapconstructie bevindt

het korbeel zich tussen het spantbeen en de jukdekbalk. In een houtskelet komt

het korbeel voor tussen de muurstijl en de moerbalk.

(29)

XXIV

kraalproviel een profiel dat in doorsnede meer dan halfrond, of meer dan kwartrond op de hoek van een balk, is.

krommer krom eiken onderdeel van een kapspant, met name de stijlen of spantbenen van het onderste gebint.

kruisgewelf wanneer twee tongewelven elkaar kruisen ontstaat een gewelf waarbij de snijlijnen vanuit het midden in vier punten uitkomen. De snijlijnen kunnen versterkt worden door ribben, waardoor een kruisribgewelf ontstaat, bij afwezigheid van deze ribben wordt gesproken van kruisgraatgewelven.

kruisgaatgewelf zie kruisgewelf.

kruisribgewelf zie kruisgewelf.

kruisvenster een veelal middeleeuwse of 17de-eeuws venster met een kozijn dat door een middenstijl en een tussendorpel in vieren is verdeeld. De beide bovenvakken waren voorzien van glas-in-lood, of glas in houten roeden, onder waren luiken of ramen, die open te zetten waren.

lambrizering wandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen het onderste gedeelte van een muur.

lessenaardak op de wijze van een lessenaarblad hellend dak, rustend tegen een muur.

lijstgevel gevel, die wordt beëindigd door een over de gehele breedte doorgaande kroonlijst.

mansardedak een dak waarbij dakvlakken een knik hebben.

mezzanino halve verdieping, lage verdieping voorzien van vensterlichten in de vorm van een liggende rechthoek of een ovaal, aangebracht onderlangs de dakrand.

muurstijl houten stijl in of tegen de muur, meestal verbonden en een hecht geheel vormend met een balk, sleutelstuk en korbeel.

neerkamer vertrek onder een opkamer, waarvan het vloerpeil onder dat van de begane-grondvloer ligt.

oeil de boeuf klein rond, ovaal of achthoekig licht, aangebracht waar weinig dagverlichting is: onder gewelven, in zolderingen, in kelders of trappehuizen.

opkamer kamer die enkele treden hoger ligt dan de andere vertrekken van

dezelfde verdieping. Eronder ligt meestal een neerkamer of kelderkeuken.

(30)

osendrop strook naast het huis, tussen twee huizen in, die onbebouwd moest worden gelaten om het hemelwater van het dak te laten druipen.

overkluizen overdekken met een gewelf.

overstek horizontale voorsprong van een bouwdeel ten opzichte van het eronder gelegene.

Philibertspant houten boogspant, samengesteld uit korte planken in de vorm van cirkelsegmenten, die aan elkaar zijn verbonden door spijkers. In Utrecht vooral in het derde kwart van de 19de eeuw gebruikt, vaak in combinatie met een mansardedak.

pilastergevel een gevel horizontaal verdeeld door pilasters.

pilaster vlakke muurzuil, met kapiteel en basement.

piscina reinigingsbekken voor kerkelijke doeleinden, gewoonlijk in een diepe muurnis.

pothuis halfbovengrondse uitbouw van een kelder, met de bedoeling de gebruiksmogelijkheden van de kelder te vergroten ten behoeve van de keuken of van kleine ambachtelijke bedrijfjes.

pui gevelzijde van de onderbouw van een huis, zich veelal onderscheidend doordat zij met een ander materiaal (natuursteen) bekleed is, of, zoals bij veel oude woonhuizen en vooral winkels het geval was, grotendeels of geheel uit een samengesteld houten kozijn bestond.

regentenkamer vergaderkamer van de regenten van een stichting.

samengestelde balklaag zie balklaag.

schilddak een dak gevormd door vier dakvlakken.

schoon werk zorgvuldig afgemaakt metselwerk, bestemd om in het zicht te blijven.

sieranker een gesmeed ijzeren anker om balken, stijlen of muren tegen uitwijken te beschermen. De ankers werden aan gevels soms rijk bewerkt.

siermetselwerk gevelmetselwerk waarin met - meestal anderskleurige - baksteen patronen zijn aangebracht.

sleutelstuk langwerpig plat stuk hout ter ondersteuning van een balkeinde, het

draagvlak onder het einde van een moer - of zolderbalk vergrotend, rustend op

(31)

slingermuur tuinmuur bestaande uit vierkante gemetselde pijlers, waartussen gebogen halfsteensmuren, waartegen gewassen als druiven en abrikozen beschut kunnen groeien.

slingertrap wenteltrap opgaande om een opening. De treden zijn aan beide zijden in trapbomen ingelaten.

souterrain benedenverdieping die gedeeltelijk lager dan de beganegrond ligt, maar niet zo diep is als een kelder.

speklaag natuurstenen band als afwisseling in baksteenmuurwerk.

spiltrap wenteltrap waarvan de treden aan het ene eind in een spil opgesloten en aan het andere eind in een wand of buitenboom gemonteerd zijn.

standvink verticale stijl waarop een horizontale balk rust.

steekkap klein gewelf of overspanning, insnijdend in de zijde van een groter gewelf teneinde dit over een deel minder laag te doen neerkomen en gelegenheid te geven tot meer lichtinval of een doorgang.

steektrap rechte trap.

stoep geplaveide verhoging langs de straat of afzonderlijke verhoging van een of meer treden voor de ingang van een huis, veelal uitgegroeid tot bordes. Vaak is de stoep uitgevoerd in hardsteen.

stucplafond een in stucwerk uitgevoerd plafond, vaak met uitgebreide versieringen.

suitedeur deur tussen twee in elkaar overgaande kamers, kamers en suite.

tentdak een dak gevormd door in één punt samenkomende driehoekige dakschilden.

tongewelf een tunnelvormig doorlopend gewelf, vaak gelijkend op een halve cylinder.

trapgevel gevel beëindigd door in trapvorm oplopende top.

traptoren een uitbouwsel op ronde, veelhoekige, of rechthoekige plattegrond, waarin zich een trap bevindt.

troggewelf een tongewelf, waarvan de welflijn een gedeelte van een halve cirkel is.

tuinkamer een kamer, die op de tuin geörienteerd is.

(32)

vlechting een metselwijze waarbij, loodrecht op de schuine zijkanten van een

bakstenen puntgevel, wigvormige stukken in de horizontale lagen worden

ingelaten ter versteviging van het verband.

(33)

XXV

vlechtwerk dooreengewonden takken en tenen, gebruikt voor het maken van primitieve schuttingen, heiningen en wanden.

wanthuis gebouw waar grof laken werd verhandeld.

wed schuin lopende straat vanaf het straatniveau naar de werf, gebruikt om goederen, paarden en karren op de werf te brengen.

werf in Utrecht een onderkade langs de gracht, waarop kelders uitkomen.

werfkelder een straatkelder die voor de kelder onder de huizen aan de gracht, onder de straat door tot aan de werf loopt.

zadeldak een dak gevormd door twee meestal volledig rechthoekige dakschilden

tegen elkaar opstaande.

(34)

1

Beknopt overzicht in woord en beeld

A

ABC-straat

Een reeds in 1485 in de schutmeestersrekeningen voorkomende straat, die aan de zuidzijde rond 1965 geheel is afgebroken ten behoeve van de uitbreiding van het Wilhelmina-Kinderziekenhuis. Aan de noordzijde staan merendeels dwarse huizen.

Opvallend is het afwijken van de rooilijn bij de bouw van de huizen ABC-straat 8-18 (even) in 1899. De afgebroken bebouwing aan de

zuidzijde bestond uit dwarse (een)- en tweelaags huizen, waaronder de vrijwoningen van Thomas van Nijkerken.

ABC-straat 8-18, even

Zes in 1899 gebouwde benedenen bovenwoningen, bestaande uit drie bouwlagen en een plat dak met voorschild. De begane grond is laag en bevat de toegangen van de huizen. Aan de achterzijde zijn de keukens uitgebouwd. Hiertussen zijn balkons aangebracht. De huizen zijn gebouwd in de voormalige tuin van Zuilenstraat 7.

ABC-straat 20

Een 17de-eeuws dwars éénlaags huis met een zadeldak. Boven de begane grond ligt een enkelvoudige balklaag. Het huis is rug- aan-rug gebouwd met het huis

Nieuwegracht 95, onderdeel van de ‘Sionskameren’ (zie Nieuwegracht 95-117).

(35)

Het pleintje, toegankelijk door de poort onder Lange Nieuwstraat 3, draagt sinds kort de naam Abraham Dolehof. De naam is afkomstig van het in het begin van de 15de eeuw op deze plek gestichte Abraham Doleklooster.

Abraham Dolesteeg

Al in 1459 komt deze steeg, echter niet onder de huidige naam, voor in een acte waarin de stad Utrecht het eigendom van het Sint Ursulaconvent of Abraham Doleklooster tot aan de steeg bevestigde. Nadat in 1505 het klooster ook aan de zuidzijde een erf in eigendom kreeg werd, vanuit Abraham Dolesteeg 10 een onderdoorgang gemaakt: de kloosterzuster was het niet toegestaan zich buiten de kloostermuren te bevinden. De steeg is aan beide zijden voorzien van, overwegend éénlaags, dwarse huizen. Sinds 1982 vindt een uitgebreide rehabilitatie van de steeg plaats.

Abraham Dolesteeg 1 Middeleeuws klein dwars huis,

bestaande uit twee bouwlagen en een laat 19de-eeuws zadeldak. Boven zowel begane grond als verdieping ligt een tot enkelvoudige balklaag verbouwde samengestelde balklaag.

Abraham Dolesteeg 10

Rond 1459 gebouwd éénlaags dwars ‘bouhuys mitte solders’ behorend bij het

Abraham Doleklooster, in ca 1645 verbouwd tot vier kameren. Bij een restauratie

van 1985 is de in 1858 toegevoegde verdieping afgebroken en werden samengestelde

balklagen en kap gereconstrueerd.

(36)

Achter Clarenburg

Achter Clarenburg vormde tot rond 1080, toen het kapittel van Sint Marie werd

gevormd, het verlengde van de Springweg. Sinds die tijd loopt de straat dood op de

voormalige kapittelommuring. De straat bleef echter van groot belang getuige de

twee omvangrijke middeleeuwse huizen ‘Claren-

(37)

2

burg’, in verbouwde vorm aanwezig in de Oud-Katholieke kerk ‘Maria Minor’, en Schaffenburg, gesloopt in 1970. Het aanzien van de straat is sinds 1965, door de bouw van de huizen aan de oostzijde en Hoog Catharijne, waarbij de rooilijn werd verlegd, sterk veranderd. Hierbij werd het in 1491 gestichte Elisabethsgasthuis, tussen de Korte Elisabethstraat en het Vredenburg, gesloopt.

De bebouwing aan de westzijde was oorspronkelijk voor een belangrijk deel van opmerkelijk grote omvang, de andere zijde van de straat was van mindere allure.

*Achter Clarenburg 2

Een uit een vroeg 14de-eeuws claustraal huis van Sint Marie ontstaan complex, bestaande uit een ten opzichte van de rooilijn terugliggende kern van twee bouwlagen en een zadeldak, een rond 1500 vergroot deel van rond 1400 met twee bouwlagen, een kelder onder het laatstgenoemde deel, en een zadeldak.

Langs de straat Achter Clarenburg staat een tweelaags gedeelte van 1950 ter plaatse van een middeleeuws achterhuis. Onder de tuin ligt een kelder van een verdwenen vleugel. In het interieur bevinden zich een middeleeuwse en twee 18de-eeuwse schouwen en restanten van middeleeuwse balkenbeschildering. De middeleeuwse delen bezitten samengestelde balklagen met verschillende typen sleutelstukken.

Achter Clarenburg 4

In 1860 ter plaatse van een deel van het huis ‘Clarenburg’ gebouwd diep huis, bestaande uit twee bouwlagen, een kleine kelder en een schilddak. Het huis behoort als pastorie bij de Oud-Katholieke kerk ‘Maria Minor’.

Achter Clarenburg 6

(38)

Het in 1836, 1851 en 1860 ingrijpend tot het kerkgebouw ‘Maria Minor’ van de Oud-Katholieke kerkgemeente verbouwd restant van het laat-romaanse huis

‘Clarenburg’, met rechts achter een uitbouw. Van het middeleeuwse huis resteren de kelder, waarvan het voorste deel is dichtgeworpen, de fundamenten en de gehele noordmuur.

Achter de Dom

Van oorsprong had deze straat twee namen, het deel achter het koor van de Domkerk tot aan nummer 7 droeg de huidige naam, het deel tot aan Pausdam werd Domtrans genoemd. In 1641 werd de Domtrans verbreed. De huizen aan deze straat zijn overwegend dwars van opbouw.

Achter de Dom 3

Een 17de-eeuws dwars huis gebouwd tegen de kloostergang van de Dom, bestaande uit één bouwlaag op een geheel op straatniveau liggende lage kelder en een geknikt lessenaarsdak. Boven de kelder en de eerste bouwlaag liggen enkelvoudige balklagen.

De toegang van het huis bevindt zich in de rechter muur. Het linker deel van het huis behoort bij Achter de Dom 5.

Achter de Dom 5

Een 15de-eeuws dwars huis gebouwd tegen de kloostergang

van de Dom met twee bouwlagen boven een hooggelegen kelder en een zadeldak.

Boven het linker deel van de kelder, boven de begane grond en de verdieping liggen

(39)

*Achter de Dom 7

Een rond 1500 met een dwarse vleugel vergroot torenvormig claustraal huis, van het kapittel van de Dom of mogelijk van het kapittel van Oud-Munster, uit ca. 1400. Het torenvormige deel bestaat uit drie bouwlagen, een kelder en een schilddak met de nok loodrecht op de aan een voorterrein gelegen voorgevel. Sedert de restauratie in de late 19de eeuw is dit deel weer voorzien van kantelen. Het dwarse deel heeft twee bouwlagen, een kelder met gordelbogen en een zadeldak. Aan de achterzijde staat op de overgang van beide delen een 17de-eeuwse traptoren met een houten spiltrap.

Boven begane grond en verdiepingen van

(40)

3

zowel het torenvormige als het dwarse deel liggen samengestelde balklagen.

Achter de Dom 12

In 1860 als stal en koetshuis, behorend bij Achter Sint Pieter 21, gebouwd huis. In 1887 werd het bij Achter de Dom 14 getrokken, dat sinds 1867 als postkantoor dienst deed, waarbij de staldeuren op de begane grond tot vensters werden verbouwd. Het is ontworpen door I.H.J. van Lunteren sr.

Achter de Dom 14

In de 19de eeuw verbouwd dwars 18de-eeuws huis, bestaande uit drie bouwlagen, kelders en een zadeldak. Het heeft een middeleeuwse en een 19de-eeuwse

achtervleugel, bestaande uit twee bouwlagen, kelders en zadeldaken. Het huis heeft een hardstenen Lodewijk XV voorgevel. Het middeleeuwse achterhuis heeft eiken spanten met krommers.

Achter de Dom 16

Een in 1643 gebouwd dwars huis, bestaande uit twee bouwlagen, een kelder en een

zadeldak. Het heeft een 17de-eeuwse spiltrap. In 1968 is het huis gerestaureerd en

voorzien van ‘18de-eeuwse’ schuiframen. Het vormt één geheel met nr. 18.

(41)

Achter de Dom 18

Een in 1643 gebouwd dwars huis met twee bouwlagen, een kelder en een zadeldak.

Het heeft een 18de-eeuwse aanbouw. Sinds de 19de eeuw is het samengevoegd met Achter de Dom 16. In 1968 is het huis gerestaureerd waarbij in de voorgevel de schuiframen zijn aangebracht.

Achter de Dom 20

Een uit een middeleeuws claustraal huis van de Dom gegroeid 17de-eeuws tweebeukig dwars huis, bestaande uit twee bouwlagen, kelders en twee zadeldaken en in de voorste beuk een hangkamer. Boven de verdieping liggen samengestelde balklagen met sleutelstukken.

Achter de Dom 28, 30

In 1643 min of meer nieuwgebouwd diep hoekhuis. Het kwam in de plaats van een

oorspronkelijk twee maal zo breed middeleeuws dwars hoekhuis. Rond 1740 werd

het voorzien van een nieuwe pui. In 1976 werd het na een verbouwing in 1888

gerestaureerd, waarbij de gevels in schoon werk werden uitgevoerd en de 18de-eeuwse

(42)

pui werd gereconstrueerd. Het bestaat uit twee bouwlagen, kelders, straatkelders en een zadeldak. Boven zowel begane grond, verdieping en een deel van de kelder ligt een samengestelde balklaag met sleutelstukken.

Achter Sint Pieter

De straat vormde van oorsprong de grens tussen het kapittel van Sint Pieter en dat van de Dom. In de westelijke helft van de huidige straat lag de immuniteitssloot lopend van Pausdam tot ongeveer Achter Sint Pieter 9 waar hij naar het westen afboog. Na 1548 werd de sloot meer en meer overkluisd en in 1616 geheel opgeruimd en vervangen door een riool. De straat heeft een 17de-eeuws karakter met hardstenen stoepen, trappen en stoeppalen. Het merendeel van de huizen behoort tot het dwarse of vierkante type.

Achter Sint Pieter 5

Een 17de-eeuws dwars huis, bestaande uit twee bouwlagen, deels een kelder en een zadeldak. Boven de begane grond en de verdieping liggen enkelvoudige balklagen.

Achter Sint Pieter 9

Een 19de-eeuws dwars koetshuis, behorend bij Domstraat 6, bestaande uit twee bouwlagen en een zadeldak. Het is mogelijk oorspronkelijk als éénlaags huis opgezet.

Achter Sint Pieter 11

(43)

Groot vrijwel vierkant laat 18de-eeuws huis, bestaande uit

(44)

4

drie bouwlagen, kelders en een schilddak. Links achter staat een kleine aanbouw met tentdak. Het huis bevat een fraaie laat 19de-eeuwse slingertrap.

Achter Sint Pieter 17 Zie Voetiusstraat 3.

Achter Sint Pieter 21

Een 17de-eeuws tweebeukig dwars huis van oudere oorsprong, bestaande uit twee bouwlagen, kelders en twee zadeldaken. Het huis heeft boven de begane grond een samengestelde balklaag en een kap bestaande uit grenen spanten. Het huis is in 1970 grondig gerestaureerd.

Achter Sint Pieter 4

Oorspronkelijk middeleeuws samengesteld claustraal huis van St. Pieter, in de 17de eeuw tot het huidige huis uitgebouwd. Het bestaat uit een dwars voorhuis, twee diepe achterhuizen en een tuinkamer links achter. Tegen de tuinkamer staat een 17de-eeuwse traptoren met houten spiltrap. De bouwdelen bestaan uit twee bouwlagen, deels kelders en zadeldaken. Tussen de achterhuizen ligt een vroeg 18de-eeuwse

‘T’-vormige tuingang met een geschilderd tongewelf. In het voorhuis bevindt zich

een 17de-eeuws dubbelportaal met een schilderstuk.

(45)

In 1663 voor Everard Meyster gebouwd ‘vierkant huis’ op een vijfhoekige plattegrond, bestaande uit twee bouwlagen, kelders en een schilddak. Boven begane grond en verdieping liggen zowel enkelvoudige als samengestelde balklagen. De beide straatgevels bevatten allegorische decoratie. De bijzondere deurpartij met op de deur een gebeeldhouwde palm heeft een schuin naar achteren verlopende omlijsting.

*Achter Sint Pieter 140

Een in 1642 gebouwd en uitgebreid tweebeukig dwars huis, bestaande uit twee bouwlagen, kelders en twee zadeldaken. Boven begane grond en verdieping liggen samengestelde balklagen met 17de-eeuwse sleutelstukken. Het interieur bevat een schouw uit de bouwtijd, een midden 18de-eeuwse Lodewijk XV schouw en een in 1968 gereconstrueerde

bordestrap met rijk snijwerk uit de eerste helft van de 18de eeuw. De zandstenen pilastergevel is in 1986 gerestaureerd.

Achter Sint Pieter 180

Een in de 17de eeuw gebouwd tweebeukig dwars huis, bestaande uit twee bouwlagen,

kelders en een geheel vernieuwd plat dak met voor- en achterschild. Het huis staat

op de 12de-eeuwse funderingen van een claustraal huis van St Pieter. In de ‘grote

notariskamer’ bevindt zich een in 1974 gerestaureerde Lodewijk XIV schouw met

in de houten boezem een reliëf, de roof van Proserpina voorstellende. Naast deze

schouw bezit het huis een tweede schouw en een fraaie trap. Rechts van het huis

(46)

staat een vroeg 20ste-eeuwse notariszaal. Dit is de vervanging van een aantal traveeën van het oorspronkelijk bredere huis.

Achter Sint Pieter 200

Omstreeks 1650 gebouwd tweebeukig dwars huis, bestaande uit twee bouwlagen, kelders en twee zadeldaken. Het huis heeft een pilastergevel van de kolossale orde.

Links achter is in het begin van de 20ste eeuw een kantoorvleugel aangebouwd.

Achter Sint Pieter 220, ‘Klein Paushuize’

In 1663 verbouwd dwars huis, bestaande uit twee bouwlagen, kelders en een mansardedak. De voorgevel heeft speklagen in aansluiting op Paushuize. Het heeft een halverwege verspringende rooilijn. Rechts achter staat een aanbouw.

Achterom

De straat is in de huidige vorm tegelijk met de Nieuwe Kamp in 1645 aangelegd. De

bebouwing is overwegend van het dwarse type. In 1981 is het aanzien van de straat

door nieuwbouw ingrijpend veranderd.

(47)

5

*Achterom 2-6, even, ‘Hofje van Metelerkamp’

Zie Nieuwe Kamp 2-12, even.

1e Achterstraat

Een straat ontstaan uit de weg achter de stadswal. Na de sloop van de stadsmuren en het afgraven van de wal in 1828 kwam voor de huizen 1-3 een pleintje te liggen.

Door de bouw van de huizen Van Asch van Wijckskade 1-5 in 1834 werd het overige deel van de straat een nauwe steeg langs de achterzijde van deze huizen.

1e Achterstraat 1, 2 en 3

32 1

Een 15de-eeuws groot dwars huis, dat reeds vroeg is opgedeeld in drie aparte huizen, bestaande uit twee bouwlagen en een zadeldak met de nok evenwijdig aan de voorgevel. Nummer 3 heeft een achterhuis met een zadeldak loodrecht op de voorgevel. De balklagen zijn samengesteld en bezitten vrijwel allemaal

peerkraalsleutelstukken.

1e Achterstraat 7

Dit diepe huis met twee bouwlagen en een zadeldak is ontstaan uit een middeleeuws

éénlaags huis, dat in de 17de eeuw aan de voorzijde met een verdieping werd

verhoogd. Het achterste gedeelte werd later afgebroken. De balklagen van het huis

zijn enkelvoudig. Op de verdieping bevindt zich de nog mogelijk 17de-eeuwse

indeling met bedstee.

(48)

7

2e Achterstraat

De ontstaansgeschiedenis van deze straat is gelijk aan die van de 1e Achterstraat.

Aan deze doodlopende straat grenzen echter slechts de achterhuizen en achtergevels van de huizen aan de Lange Lauwerstraat en de Van Asch van Wijckskade.

3e Achterstraat

Dit korte stukje straat in het verlengde van de Lange Lauwerstraat is eveneens ontstaan uit de achterweg langs de stadswal. Aan de zuidzijde staan enige dwarse huizen.

Agnietenstraat

De Agnietenstraat valt in twee delen uiteen, het westelijk deel is het oudste. Het wordt aan de noordzijde begrensd door het Willem Arntsz. huis en aan de zuidzijde door het voormalige Agnietenklooster. Het deel tussen de Lange Nieuwstraat en de Nieuwegracht werd in 1651 aangelegd. Dit deel wordt vooral door de

‘Beijerskameren’ en de ‘Kameren van Maria van Pallaes’ gekarakteriseerd. De beide delen van de Agnietenstraat worden aan de zuidzijde door de ‘Fundatie van

Renswoude’ met elkaar verbonden.

*Agnietenstraat 4/6, Lange Nieuwstraat 108-132, even, ‘Beijerskameren’

Zie Lange Nieuwstraat 108-132.

*Agnietenstraat 8-30, even, Nieuwegracht 205, ‘Kameren van Maria van

Pallaes’

(49)

refectiehuis onder een doorlopend zadeldak. De fundatie is gefinancierd uit een legaat

van Maria van Pallaes. Boven de begane grond van de huisjes

(50)

6

ligt een enkelvoudige balklaag. De sinds het einde van de 17de eeuw als woning in gebruik zijnde refectiekamer met een geglazuurd tentdak heeft boven de begane grond een samengestelde balklaag. In de woonkamer staat een monumentale schouw op Toscaanse zuilen.

Alendorpstraat

Vanaf de 17de tot in het begin van de 20ste eeuw was de Alendorpstraat doodlopend op het erf van Springweg 8. De enige woonbebouwing in deze straat dateert uit de vroege 20ste eeuw.

Ambachtstraat

De reeds in 1360 vermelde smalle zijstraat van de Kromme Nieuwegracht, onderging in 1644 op last van het stadsbestuur een grote verandering: de straat werd verbreed, verbeterd en bebouwd met ruime huizen. Uit deze periode dateren de huizen 5, 7 en 11 en het toentertijds terugliggend grote huis achter Ambachtstraat 6-12.

*Ambachtstraat 5

Een midden 17de-eeuws tweebeukig dwars huis, bestaande uit twee bouwlagen, een kelder en één zadeldak over de twee beuken. Tot 1942 bevond zich in de achterste beuk een opkamer boven een kelderkeuken. Op grond van de detaillering van de pilastergevel wordt het huis toegeschreven aan G.T. van Vianen en P.J. van Cooten.

In de hal bevindt zich een oorspronkelijk dubbelportaal. Boven begane grond en

verdieping liggen samengestelde balklagen met 17de-eeuwse sleutelstukken.

(51)

Ambachtstraat 7

Een 17de-eeuws tweebeukig dwars huis, bestaande uit twee bouwlagen, een kelder onder de voorste beuk en een plat dak met voorschild. Boven de verdieping ligt een samengestelde balklaag met sleutelstukken. In de voorste beuk staat een 17de-eeuwse spiltrap van de verdieping naar de zolder.

Ambachtstraat 11

Een 17de-eeuws dwars huis, bestaande uit twee bouwlagen en een zadeldak. Het huis heeft twee naast elkaar gebouwde achterhuizen bestaande uit twee bouwlagen en zadeldaken loodrecht op de voorgevel. Het linker achterhuis is onderkelderd.

Ambachtstraat 2

Een 17de-eeuws dwars hoekhuis, bestaande uit twee bouwlagen, een kelder en een

mansardedak. Na een brand in 1971 is het in 1974 gerestaureerd.

(52)

Het interieur is in de 19de-eeuwse opzet hersteld. Van de verdieping naar de zolder

loopt een 17de-eeuwse spiltrap.

(53)

7

Ambachtstraat 6, 8 en 10

6 8 10 12

Rond 1860 gebouwd blok van drie huizen, bestaande uit twee bouwlagen en een zadeldak met een flauwe dakhelling met de nok evenwijdig aan de voorgevel. Ook de ingang van Ambachtstraat 12 bevindt zich in de neo-klassieke gepleisterde voorgevel. De huizen werden gebouwd in de tuin van een grotendeels terugliggend

‘L’-vormig huis (zie Ambachtstraat 12).

Ambachtstraat 12

Een 17de-eeuws tweebeukig diep huis, bestaande uit drie bouwlagen, kelders en een schilddak. Boven begane grond en eerste verdieping liggen samengestelde balklagen met op enige plaatsen sleutelstukken. Links achter het huis staat een 17de-eeuws dwars achterhuis, bestaande uit twee bouwlagen en een zadeldak met de nok evenwijdig aan de Ambachtstraat. Het huis heeft een geprofileerde bakstenen gootlijst.

Het achterhuis is verdeeld tussen Ambachtstraat 10 en 12. De mogelijk nog

middeleeuwse éénlaags aanbouw links daarnaast is rond 1860 verbouwd tot keukens voor de nummers 6 en 8. Boven de verdieping ligt een samengestelde balklaag met sleutelstukken.

Andreasstraat

Een middeleeuwse straat voorheen met de naam Molensteeg, doorlopend tot aan de stadswal. In het derde kwart van de 20ste eeuw is de straat ernstig in verval geraakt.

In 1986 is begonnen met de rehabilitatie van de straat. De bebouwing bestaat hoofdzakelijk uit dwarse éénlaags huizen.

Andreasstraat 9, 11, 13, 15

(54)

Een rij van vier 18de-eeuwse kameren. De kameren liggen aan een slop achter de Andreasstraat. De gebintenconstructie van het over de vier huizen doorlopend zadeldak is in de 20ste eeuw vervangen door gordingen. Boven de begane grond liggen enkelvoudige balklagen evenwijdig aan de voorgevel. De stookplaatsen staan tegen de achtergevel. Tegen de achtergevel van

nummer 9 is recent een aanbouw geplaatst.

Andreasstraat 33, 35, 37, 39, 41

Oorspronkelijk een rij van vijf 16de-eeuwse kameren behorend tot de fundatie van G. van der Eem. Twee kameren rechts van een overbouwde poort (33 en 35) zijn in het begin van de 20ste eeuw gesloopt. Boven de begane grond liggen eiken moer- en kinderbalklagen met enige ojiefvormige sleutelstukken. De daken zijn rond 1900 vernieuwd.

Andreasstraat 10

Een in de eerste helft van de 17de eeuw gebouwd dwars huis met twee bouwlagen

en een zadeldak. Boven de begane grond ligt de balklaag evenwijdig aan, boven de

verdieping loodrecht op de voorgevel. Van de begane grond tot de zolder leidt een

spiltrap.

(55)

Annastraat

Deze middeleeuwse straat, voorheen Vuilsteeg genaamd, vormt de achterstraat voor Oudkerkhof en Minrebroederstraat. Aan de zuidzijde staan kleine huizen afgewisseld door achteruitgangen. de noordzijde wordt gedomineerd door de Sint Willibrorduskerk uit 1877, ontworpen door de architect Alfred Tepe.

Annastraat 1

Een vroeg 17de-eeuws diep huis, bestaande uit twee

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ouderen hebben een kleinere kans om in een verpleeghuis terecht te komen wanneer ze in een toegankelijk huis wonen. Dit onderzoek brengt de relatie in kaart tussen de

Aan het eind van zijn eerste jaar had Donald Trump vier keer zoveel fede- rale rechters voor hoger beroep benoemd als Barack Obama had gedaan en meer dan enige andere president in

Op 17 december 2013 houdt de gemeente Velsen een inloopavond voor het nieuwe bestemmings- plan voor Santpoort-Zuid.. Dit bestemmingsplan beschrijft per bestaand pand wat er wel

Gebaseerd op het model huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW, zoals is vastgesteld door de Raad voor Onroerende

Voor iedereen afzonderlijk wordt binnen een VervoerPlan zo goed mogelijk benaderd welke tijd, afstand en kosten gemoeid zijn met het reizen per openbaar vervoer en per auto..

Rianne Vons, voorzitter van het bestuur van de Vrienden van ZorgSaam: “Wij richten ons dus op projecten en “de extra’s” die enorm belangrijk zijn, maar niet uit het

Bijwonen viering 10-jarig bestaan stichting Move Koning Bijwonen Conferentie 'Mental Health and Psychosocial Support' Koningin Bijwonen presentatie ‘Jaarbericht Staat van het

• Prenatale werkgroep en project “Het jonge kind… Eeklo schakelt naar de toekomst” (kinderopvang,. gezondheidzorg, maatschappelijke