• No results found

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven · dbnl"

Copied!
146
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

kikvorschenleven

Maria Delannoy

bron

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven. Met illustraties van Jan Waterschoot. Jos. Janssens, Antwerpen 1937

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/dela006kikk01_01/colofon.php

© 2011 dbnl

i.s.m.

(2)

De gevaarvolle tocht.

Kaa, de groote groene kikkermoeder met haar kinderen Kaatje, Keetje, Kootje en Kiki lieten zich op de beek met het water meedrijven. Ze kwamen van heel ver en ze waren blij zonder inspanning verder te komen.

Het ging een tijdje goed, maar de beek werd breeder en woester en de strooming werd zoo sterk dat Kaa, die al veel ondervinding had opgedaan, ongerust werd.

Het was net of ze door het water weggezogen werden, altijd maar sneller. Zou er een waterval of zooiets in de buurt zijn? Het leek er wel op, maar Kaa kon niets zien, want de beek maakte hier een bocht.

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(3)

‘Opgepast voor de bocht!’ riep Kaa. ‘Naar het midden van de beek!’

De kikkerkinderen stuurden zoo goed mogelijk op het midden aan, om niet tegen den boomwortel, welke net op de bocht vooruitsprong, aan te botsen.

‘O, moeder, heerlijk!’ riep Keetje. ‘Ik vlieg over et water!’

‘Ja, leuk!’ riep ook Kootje.

Maar Kaatje, de oudste, zweeg en kleine Kiki werd angstig en drong dicht tegen moeder aan.

Toen ze de bocht voorbij waren, schrok Kaa eerst recht. Een eind verder rees een dikke steenen dam uit het water op, met een smallen watergang in het midden.

De beek stortte met geweld tegen den dam aan, alsof ze hem omver wilde loopen.

Maar de dam stond pal en wierp haar met even veel kracht terug. Ziedend van toorn bleef ze een oogenblik kolken en draaien, om zich dan plots door den watergang te werpen. Kaa hoorde hoe zij aan den anderen kant van den dam donderend in de diepte stortte.

De kikkermoeder begreep, dat ze allen in levensgevaar verkeerden en dat ze snel ingrijpen moest. Ze moest er wat op vinden om uit de strooming te geraken, vóór ze bij den dam waren. Wanneer ze daar

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(4)

tegen aan geslingerd werden, dan was het met hen gedaan. Gingen ze door den watergang heen, dan werden ze waarschijnlijk aan den anderen kant ook doodgekwakt.

In doodsangst keek Kaa naar alle kanten uit. Aan omkeeren viel niet te denken.

De zwemkunst der kikkers is niet tegen sterk stroomend water opgewassen. Ze moesten maar trachten zoo dicht mogelijk bij den kant te komen. Misschien vonden ze nog een kreekje of greppel.

Al vlugger en vlugger voerde de stroom hen mee, den dood te gemoet. Keetje en Kootje schenen het niet te begrijpen, want ze hadden een reuzepret.

‘Zwemmen!’ riep Kaa hen toe. ‘Zwemmen! Hierlangs! Vlug, 't wordt gevaarlijk!’

Ze had opgemerkt, hoe een deel van het water naar links wegzwenkte; daar moest een greppel zijn.

Kiki drong zich angstig tegen moeder aan en Kaatje spande alle krachten in om al zwemmend de aangewezen richting te bereiken. Het lukte haar ook, heelemaal links bij Kaa te landen.

Maar Keetje en Kootje luisterden niet; ze deden geen moeite om te zwemmen en lieten zich, kwakend van plezier, verder meevoeren, den gevaarlijken dam te gemoet.

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(5)

Kaa merkte het gevaar. Vlug gaf ze Kiki een duwtje, zoodat hij met den kalmeren, veiligen stroom meedreef naar links, waar inderdaad een greppel was. Kaatje volgde vanzelf. Die twee waren dus voorloopig in veiligheid.

Keetje en Kootje waren de laatste plek, die nog veiligheid bood, reeds voorbij en werden nu meegesleurd in de steeds wilder en bruisender strooming. Nu zagen ze plots het gevaar voor zich oprijzen. Ze wilden terug, doch konden niet eens meer keeren en begonnen uit alle macht te gillen.

Kaa sloeg de lange, sterke achterpooten krachtig uit en zwom haar twee eigenwijze kinderen voorbij. Dan hield ze zich in en keerde met veel moeite om. Ze voelde zich achterwaarts gezogen door het kol-

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(6)

kende water en een oogenblik leek het wel of zij haar moederliefde met den dood zou bekoopen.

Maar Kaa was een oude, sterke kikkervrouw, een beroemde zwemster; in haar land hield zij het record voor vrouwelijke kikkers.

Weer sloeg ze met volle kracht de achterpooten uit, de zwemvliezen sterk gespannen, wist het een oogenblik op dezelfde plaats uit te houden en zwom dan terug, tegen den woesten stroom in.

Daar kwam Keetje al aandrijven. Kaa zwom met geweld op haar aan en door den schok der botsing maakte de kleine kikkermeid een halven draai links.

‘Zwemmen!’ riep Kaa. ‘Zwemmen voor je leven! Daarheen!’

Ze gaf Keetje nog een paar stevige stooten in den rug, naar den kant toe van de greppel, waar de strooming dadelijk veel zwakker was.

Keetje voelde zich nu goed op dreef en zwom uit alle macht naar de aangeduide plaats. Ze won veld en kreeg moed, trapte nog krachtiger en geraakte in de greppel.

Intusschen was Kootje echter zijn moeder voorbijgedreven en Kaa moest haar waagstuk herhalen. Ze had zich al erg moeten inspannen om haar dochtertje te helpen en nu viel het haar nog zwaarder om tegen

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(7)

den stroom in te zwemmen. Het gelukte haar echter ook haar zoontje om te keeren.

Maar deze had de schrik zoo te pakken, dat hij vergat te zwemmen en zich maar liet gaan. Kaa moest hem heelemaal opstuwen, naar de greppel toe.

Toen hij de reddende gleuf zag, sloeg hij eindelijk ook de beenen uit en zwom er alleen in. Het was meer dan tijd, want Kaa was heelemaal uitgeput en had alle moeite om er zelf te komen. Wat een geluk, dat Kaatje zoo'n verstandig, meegaand meisje was! Kaa zou geen derde kind hebben kunnen redden!

Ze keerde de greppel in en liet zich nu rustig drijven op de kalme strooming.

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(8)

Maar wat was dat? Plots verdween de hemel boven haar en bevond ze zich in een donkeren tunnel, waarvan het einde niet te zien was.

Lieve hemel, waar zou dat eindigen? En had ze in deze onzekere duisternis haar kinderen gezonden?

‘Kaatje!’ riep ze, ‘Kaatje, waar ben je?’

‘Hier, moeder, in de tunnel!’ hoorde ze tot haar geruststelling. Het klonk echter tamelijk ver af.

‘En is Kiki bij je?’

‘Ja, moeder, Kiki is bij mij.’

‘En Keetje?’

‘Hier, moeder!’ klonk het jammerend. ‘O, ik weet niet waar ik ben! Het is zoo donker en ik heb zoo'n angst!’

‘Ik geloof, dat we hier doodgaan!’ jammerde Kootje eveneens, vlak vóór Kaa.

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(9)

Maar nu deze al haar kinderen in haar nabijheid wist, ongedeerd, kreeg ze weer moed.

‘Er is niets, waar jullie bang voor hoeven te zijn,’ verzekerde ze. ‘Hier is het veilig.

Het gevaar ligt achter ons.’

Ze was niet zoo heel zeker van wat ze zei; ze had de laatste dagen zooveel doorgemaakt, dat het haar toescheen dat het gevaar overal loerde. Ze wilde echter haar kinderen niet angstig maken.

‘Kaatje!’ riep ze weer, ‘Kaatje, wacht even op me, maar hou Kiki goed bij je!’

‘Ja, moeder.’

‘En hou Keetje en Kootje ook tegen, wanneer ze bij je komen.’

‘In orde, moeder.’

‘Vooruit, Keetje en Kootje, zwemmen tot bij Kaatje.’

‘Ja, moeder.’

Ze zwom zelf ook een beetje, maar liet zich meedrijven op den zwakken stroom.

Toen ze op haar kinderen stootte, die hier nu alle vier bij elkaar op haar wachtten, nam zij de leiding.

‘Ik zal voorgaan; volg me maar zoo kort mogelijk op de hielen,’ beval ze. ‘Je hoeft haast niet te zwemmen; je drijft zoo op de strooming.’

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(10)

Heelemaal gerust was ze niet, maar in dat kalme water kon hun toch niet veel overkomen. Eindelijk merkte ze een zwakken lichtschijn in de verte.

‘Vooruit! Zwemmen maar!’ riep ze vroolijk. ‘Ik zie het daglicht al!’

Het werd steeds lichter en ten slotte waren ze het gewelf boven hun kop kwijt en kwamen ze weer onder den vrijen hemel. De sloot, waarin zij zich nu bevonden, werd steeds breeder, maar bleef kalm; die moesten ze maar volgen.

‘Moeder, ik ben zoo moe!’ klaagde Keetje.

‘En ik heb zoo'n honger!’ drensde Kootje.

‘Jullie moeten niet zoo zeuren!’ zei Kaa. ‘Ik krijg grooten lust om jullie maar achter te laten!’

Keetje en Kootje wisten heel goed dat hun moeder dit niet meende, maar ze begrepen dat ze het haar al moeilijk genoeg gemaakt hadden en volgden zwijgend.

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(11)

Het wreedste van alle dieren.

Nog een heele tijd werd de sloot gevolgd en daar alles veilig en kalm bleef, besloot Kaa naar een geschikte plaats uit te kijken om wat te rusten en misschien ook wat te eten. Het water vloeide diep tusschen steile oevers en 't was dus niet zoo gemakkelijk om er uit te komen.

Eindelijk merkte Kaa dat de oevers meer begonnen te glooien. Ze kwamen weer bij een bocht. Hier achter was misschien wel een geschikte rustplaats te vinden.

Toen Kaa de bocht omzwom, kwaakte ze van opluchting. De beek eindigde hier in een wijden vijver, waarvan de met lisch en ander kruid begroeide oevers zacht afliepen. Het was de ideale plaats om uit te rusten. Dat moest eerst en vooral gebeuren, want ze was bek-af. Daarna zou ze dan wel op zoek gaan naar voedsel.

Maar zoo lang hoefden haar hongerige kinderen niet te wachten! In een wip zaten allen op den oever, waar het wemelde van muggen, vliegjes en ander gevleugeld goedje, dat hen als 't ware in den bek vloog.

Keetje had dit al dadelijk in de gaten. Ze klapte

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(12)

haar kleverige tong naar buiten, hield zich even doodstil en, ja hoor, er was al dadelijk zoo'n argloos vliegje dat er tegenaan vloog. Het arme insect schrok; het voelde, dat het op iets levends terecht was gekomen. Het wilde er gauw terug vandoor gaan, doch dat was mis. Het bleef aan Keetje's tong kleven als aan het nijdigste

vliegenpapier. Het was gevangen! En op haar gemak peuzelde Keetje het vliegje op.

Kootje had intusschen een waterspin gevangen en werkte die eveneens naar binnen.

‘Hier zullen we het goed hebben,’ meende Kaa.

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(13)

‘Misschien kunnen we hier wel een paar dagen blijven.’

Maar plots werd ze opgeschrikt door een geplas dicht bij haar. Van onder een plompenblad kwam een andere groene kikker haar te gemoet gesprongen. Ze was dadelijk gerust gesteld. Het was ten minste geen mensch! Ze merkte ook dadelijk dat de andere kikkervrouw er nog al wat jonger uitzag dan zijzelf, en zij besloot zich niet door haar te laten overbluffen. Ze zou zich bijvoorbeeld niet dadelijk laten wegjagen. Ze was hier en ze bleef hier met haar kinderen, tot die goed uitgerust en verzadigd waren.

‘Goeden middag,’ zei de jonge kikkervrouw. ‘Ik heet Wanna en ik woon hier met mijn man. Het is heel vriendelijk van u ons eens te komen bezoeken.’

Haar toon was heel vriendelijk en beschermend. Hoewel dit niet paste tegenover de veel oudere Kaa, was deze toch dankbaar dat de vijverbewoonster er niet aan scheen te denken haar met haar kinderen te verjagen.

‘Het is mij een waar genoegen, Wanna,’ antwoordde zij eveneens vriendelijk.

‘Mijn naam is Kaa, en dit zijn mijn kinderen: Kaatje, Keetje, Kootje en Kiki.’

‘Och, wat een snoezen!’ zei Wanna verteederd.

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(14)

‘Komt U van ver? U ziet er zoo vermoeid uit?’

‘O ja! Wij hebben een lange reis achter den rug, en een moeilijke ook. Wij woonden bij de groote sloot van 't Sterrenhof. Kent u dat?’

‘Neen,’ bekende Wanna, ‘ik ben hier geboren en getogen en nog nooit hier vandaan geweest. Maar Peepee, mijn echtgenoot, zal uw land wel kennen. Die heeft al veel van de wereld gezien.

‘Hebt u daar altijd gewoond?’ vroeg Wanna.

‘Ik ben daar ingetrouwd. Mijn eigen vaderland ligt nog meer naar 't Noorden; ik ben geboren in 't Klokkeven. Daar bleef ik met mijn ouders tot ik mijn echtgenoot leerde kennen, de koning van de Sterrenhof-sloot.’

‘Is uw man een koning?’ vroeg Wanna met ontzag.

‘Dat was hij, helaas, want hij is niet meer!’ zuchtte Kaa.

‘O, mijn innige deelneming,’ zei Wanna medelijdend. ‘Bent U al lang weduwe?’

‘Neen, nog maar pas.’

‘Ach zoo! Wel, ik ben in elk geval zeer vereerd een koningin te gast te hebben.

Ik hoop dat u met uw lieve kindertjes een poosje blijven zult’

‘Dat zal ik heel graag.’

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(15)

‘Keert U daarna naar Sterrenhof terug, of gaat U terug naar uw familie bij het Klokkeven?’

‘Noch het een, noch het ander. Naar het Klokkeven kan ik moeilijk terugkeeren.

Familie heb ik daar haast niet meer. Mijn vriendinnen waren bij mijn huwelijk met een koning zoo jaloersch, dat ze er maar leedvermaak in zouden scheppen dat ik als weduwe met vier kinderen naar mijn land terug moest keeren.’

‘Als het zoo is, dan blijft U misschien liever in uw vroegere koninkrijk?’

‘Ach neen, dat gaat ook niet. Daar heb ik zooveel ellende beleefd, dat ik er nooit meer wil terugkomen.’

Bij de herinnering aan al haar ongelukken liepen Kaa de tranen uit de oogen.

Wanna had zeer met haar te doen en trachtte haar te troosten.

‘Stort uw hart maar eens uit, Kaa,’ zei ze vriendelijk. ‘En wanneer ik iets voor U doen kan, zal ik het vast doen.’

‘We waren zoo gelukkig na ons huwelijk,’ snikte Kaa, ‘en nu! Ach, wat een kikker toch lijden kan! Duizenden en duizenden eieren heb ik reeds gelegd in mijn leven.

Vele zijn verslonden door de vraatzuchtige visschen. Vele andere zag ik groeien tot larven,

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(16)

waarvan de meeste ook weer den dood vonden. En onder de kikkertjes, die van mijn broed overbleven, richtten de reigers, kraaien, eksters en raven groote verwoestingen aan. Maar dat alles moet elke kikkervrouw doormaken. Ten slotte hield ik toch nog zestien kinderen over, tusschen één en vier jaar oud. Ik was gelukkig en trotsch op ze, want het was een knappe familie. Het waren alle waardige koningskinderen.

Tusschen de overblijvenden van mijn eerste broed was er een, die alle andere kikkers in schoonheid, grootte en lichaamskracht ver vooruit was. Koo, mijn man, zei: die zullen we Rex noemen, naar

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(17)

mijn vader, den ouden koning. Hij zal onze kroonprins zijn.

Iedereen was ingenomen met die beslissing, want het liet zich aanzien dat Rex de waardige opvolger van zijn voorvaderen zou worden. Wij gaven hem dan ook een speciale opvoeding, want een koning moet veel leeren; hij moet de verstandigste zijn van het heele rijk.’

‘U moet wel heel gelukkig geweest zijn, Kaa?’

‘O, dat was ik! We waren zeer geëerd en bemind door ons volk. Ons rijk bloeide als geen ander, tot de groote ramp kwam.’

Kaa moest even uitsnikken. Wanna eerbiedigde haar droefheid en wachtte tot Kaa verder vertelde:

‘We hadden elk soort roover leeren kennen, van de onnoozele bliek tot de

vraatzuchtige snoek en zelfs de gulzige ooievaar en de onverzadigbare reiger. Maar het wreedste van alle dieren hadden we nog niet ontmoet: de mensch!

Vóór een paar dagen verscheen een heele horde; onverhoeds vielen ze met stokken op ons aan. Wie zich niet dadelijk wist te bergen werd neergeslagen, gegrepen en wreedaardig de achterpooten afgesneden. Heele families vielen in handen van de bloeddorstige barbaren. Onder mijn eigen oogen zag ik mijn kin-

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(18)

deren verminken. Met wat ik in der haast van mijn kroost bij elkaar kon scharrelen vluchtte ik diep in de sloot. Maar Koo, mijn dappere man en koning, vluchtte niet.

En tot mijn grooten schrik zag ik ook mijn heerlijke Rex, die ondanks mijn smeeken niet mee wilde vluchten, naast zijn vader staan, slagvaardig.

De koning wou opkomen voor zijn volk en sprong onvervaard op de woestaards in. Hij dreef zooveel mogelijk kikkers de sloot in en bleef, samen met mijn Rex, op de gevaarlijkste plaats. Door zijn vlugheid wist hij echter nog lang buiten het bereik van de moordende knuppels te blijven, tot hij en Rex de eenige ongedeerden waren.

‘De sloot nu in, en vlug!’ riep hij nog tot Rex. ‘Wij kunnen hier niets meer doen!’

Maar op hetzelfde oogenblik velde een der woestaards Rex neer. Koo sprong op hem af, om zijn zoon te beschermen, maar tegen zoo'n wreed geweld was hij niet opgewassen. Een hevige stokslag trof ook hem. Ik was op het punt te voorschijn te springen, om mijn man en zoon bij te staan, maar vol afgrijzen zakte ik terug in het water om niet verder te zien. Want een paar grove kerels grepen nu ook den koning en den kroonprins beet en, wreed lachend, sneden ze

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(19)

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(20)

hun de achterste ledematen af. Toen wierpen ze de arme, verminkte lichamen terug in de sloot, waar ze rillend van pijn op den bodem zonken.

‘Dit was een vette!’ riep een woestaard uit. ‘Dat zullen lekkere hapjes geven! Smijt de lichamen terug in de sloot, mannen; de pooten groeien weer aan en dan kunnen we nog eens terug komen!’

In der haast werden nu alle mishandelde kikkers bijeen gegrist en terug geworpen in het water. Sommige werden er zelfs ruw-weg ingetrapt, met een klompenvoet. De pooten werden meegenomen om, zooals ik vernam, door de menschen te worden opgegeten.

Onder de slachtoffers vond ik buiten mijn Rex nog elf van mijn kinderen. Al mijn flinke, oudste zonen waren er bij! Van mijn eerste broedsel bleef mij alleen Kaatje over; van mijn tweede Keetje en Kootje en van mijn laatste Kiki.

Iedereen zocht zijn familieleden bij elkaar en jammerlijk geweeklaag klonk den heelen nacht, zoowel van de bedroefde ongedeerden als van de verminkte dieren.

Deze leden natuurlijk gruwelijk. ‘De pooten groeien weer aan!’ had die kerel geroepen. Hij dacht zeker, dat wij hagedissen waren! Van hen heb ik wel gehoord dat de afgebroken staart weer kan

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(21)

aangroeien, maar de pooten van een kikvorsch! Wie hoorde ooit zooiets?

Toch moet ik bekennen, dat ik me aan deze woorden vastklampte als een landdier, dat, te water geraakt, aan een rietstengel. Als het eens waar was!

Maar het wás niet waar! De menschen kletsten er zoo maar wat op los, zooals het hun gewoonte is, schijnt het. Een voor een stierven de martelaren een ellendigen dood. Mijn arme Koo heeft het 't langst volgehouden. Hij trachtte me nog moed in te spreken. Maar hij had ook die woorden gehoord: ‘We komen nog eens terug’.

‘Ze zullen komen, zoolang ze één kikker vinden, Kaa,’ zei hij. ‘Vertrek met onze overblijvende kinderen en zeg dat alle anderen ook moeten gaan. Onze mooie, vrije sloot! Mijn gelukkig, braaf volk! Zeg dat ze zich verspreiden; de wereld is groot genoeg. Maar zoek een plaats waar geen menschen zijn. Geen enkel ander dier is zoo wreed als hij!’

Hierop gaf ook hij den geest. Ik heb de lichamen van mijn geliefden onder de bloeiende waterlelies gelegd, heb ons jammerend volk bijeengeroepen en de laatste boodschap van den koning overgebracht.

Iedereen was het erover eens, dat het een wijze raad was. De koning was altijd een goed vorst ge-

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(22)

weest en zijn moedig optreden bij den overval had veel bewondering gewekt. Veel moeders dankten hem nog het leven van een of meer kinderen en niemand is heengegaan zonder bij zijn arm, verminkt lichaam een traan te storten.

We besloten maar dadelijk de wereld in te gaan, ieder z'n eigen weg. We konden de ellende niet langer aanzien van al die kikkerlijken, beroofd van hun nuttigste ledematen, van hun prachtigste sieraad: hun veerkrachtige, mooie achterpooten.

Het afscheid was hartbrekend; ik omhelsde alle vrouwen en kinderen en drukte de paar overgebleven mannen de hand.

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(23)

We verspreidden ons naar alle richtingen. Ik wilde niet naar 't Noorden, waar het Klokkeven ligt, en trok dus naar 't Zuiden; de tocht was lang en moeilijk. Eerst trok ik over een weide, dan over een veld en vervolgens door een bosch. Ik vreesde al, dat ik nooit meer water zou tegenkomen, maar ten slotte kwamen we toch bij een zacht-stroomende beek. We lieten ons drijven, op hoop van zegen.

Dat ging een tijd lang goed. Ik hoopte ergens een kreek te vinden, doch dat was mis. De beek werd breeder en krachtiger en de strooming zeer hevig. We werden ten slotte naar een steenen dam gedreven en slechts met moeite konden we ons redden langs een greppel, die uitliep in een tunnel. Ten slotte kwamen we hier in den vijver uit.’

‘Wat een geluk!’ riep Wanna uit. ‘Die dam ken ik. Hij is werkelijk heel gevaarlijk en er zijn al meer kikkers in verongelukt. Maar nu ben je hier veilig en wel bij ons.’

‘Het zal het beste zijn, dat ik den koning om een paar dagen gastvrijheid verzoek,’

vond Kaa. ‘Wil je me bij hem brengen, Wanna?’

‘Maar... we hebben hier geen koning.’

‘Geen koning? Wien hoort dan dit land?’

‘Aan mij en m'n man. Wanneer hij straks thuis

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(24)

komt, zal ik hem uw geschiedenis vertellen en hij zal U vast welkom heeten.’

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(25)

In Kersouwenland.

Peepee was echter niet zoo erg ingenomen met zijn bezoekers. Toen Wanna hem zag aankomen, sprong zij hem een eind te gemoet om hem op de hoogte te stellen.

Hij had de vreemde kikkerfamilie al van ver aan den oever van den vijver zien zitten en schrok geweldig.

‘Wat zullen we nu hebben?’ riep hij barsch, nog vóór Wanna een woord kon zeggen. ‘Ik duld geen indringers, hoor!’

‘Luister eerst eens naar mij, lieve man,’ zei Wanna.

Maar Peepee was niet te bedaren. In een paar sprongen was hij bij Kaa en zei, met rollende oogen:

‘Ik hoop dat jullie er vanzelf uitgaan, hé, eer ik geweld gebruik?’

Kaa voelde zich diep in haar koninklijke waardigheid gekrenkt; zij was gewoon altijd met eerbied toegesproken te worden. Sedert haar huwelijk had niemand haar ooit iets bevolen, maar iedereen had haar, als een echte moeder van den stam, steeds om hulp en raad gevraagd. Hoe hachelijk haar toestand ook was, aan dien bruut wilde ze niet om gastvrijheid smeeken.

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(26)

‘Kom, kinderen, we gaan verder. We vinden zeker nog wel beschaafder en gastvrijer kikkers in de buurt, die het als een eer zullen beschouwen een koningin en

koningskinderen te herbergen,’ zei ze, zonder Peepee een blik te gunnen.

Haar waardige toon en houding troffen dezen zoo, dat hij vragend Wanna aankeek, om nu den uitleg te hooren, welke zij hem al eerder wilde geven. Maar Wanna, diep beschaamd over het onbetamelijk optreden van haar man, keek dezen ook niet aan en wendde zich tot Kaa:

‘Trek U maar niets aan van wat Peepee zei, Kaa; hij weet niet wie U bent en in welke omstandigheden U verkeert. Maar toch is dit geen manier van optreden tegenover vreemdelingen. Hij zal U zijn verontschuldigingen aanbieden, zoodra hij alles weet. Ik heb U gastvrijheid aangeboden en U heeft die aangenomen. Ik hoop dat U niet zult heengaan. Sta toe, dat ik even met mijn man praat.’

Kaa's gezicht stond nog zeer beleedigd, maar ze gaf Wanna een genadig knikje, dat ze wachten zou. Ze wenschte eigenlijk niets liever dan hier te blijven. Het leek hier wel het land van belofte! Voedsel in overvloed, slechts één kikkerpaar, behalve de bruine landkikkers, die van een minder soort waren en niet

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(27)

meetelden. Zij had deze nog niet gezien, maar dat ze er waren wist ze al, want ze had aan de oppervlakte van den vijver op verschillende plaatsen kikkerdril zien drijven. De eitjes waren al groot en binnen een paar dagen zouden de larven er wel uitkomen.

Dat het eitjes van landkikkers waren, wist Kaa goed. Het was immers pas Maart, en zoo vroeg leggen de waterkikkers nooit eieren; die wachten tot Juni of minstens tot einde Mei. Zij zoeken ook een lekker plaatsje uit op den bodem van het water, dat is veiliger.

Maar de leelijke bruine landkikkers, met hun kleine zwemvliezen, zijn in het water niet zoo goed thuis. En ook, op den bodem is het zoo vroeg nog te koud voor de eitjes. Alleen aan de oppervlakte van het water, waar ze dadelijk van de zon kunnen genieten, kunnen ze uitkomen.

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(28)

Ja, ja, het zou hier best uit te houden zijn, wanneer er ten minste geen gevaar was voor menschen. Dat moest ze nog eerst onderzoeken, eer ze er in toestemde hier te blijven. Want ze verwachtte wel dat Wanna haar dat zou aanbieden. Het was een heele eer voor zoo'n paar eenvoudige kikkers, een koningin en koningskinderen te herbergen.

En dan, wie weet? Wanna en Peepee waren nog zeer jong; ze zullen nog wel dik in de kinderen raken en, wanneer de vijver maar eens goed bevolkt was, dan moest er toch een koning zijn? En wie was daar beter voor geschikt dan een van haar zoontjes? Ze zou alvast beginnen met Kootje daarvoor de noodige opleiding te geven, zooals ze vroeger met haar armen Rex gedaan had.

Terwijl Kaa dit overwoog, praatte Wanna met Peepee.

‘Ik schaam me over je,’ zei ze. ‘Is dat een houding van een kikker van eer, tegenover een dame?’

‘Wist ik dan dat het een koningin was?’

‘Je wilde niet naar me luisteren.’

‘Ja, goed, kom er dan maar mee voor den dag! Wat is dat voor een koningin en wat wil ze?’

‘Het is de weduwe van Koo, den koning van de Sterrenhofsloot.’

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(29)

‘De weduwe? Is Koo dan dood?’

‘Ja, en al zijn kinderen, op de vier na die je hier gezien hebt.’

Wanna vertelde, wat in de Sterrenhofsloot gebeurd was. Met oogen die uitpuilden van ontsteltenis luisterde Peepee. Zoo'n uitmoording!

‘Je ziet, dat we hier in een gezegend land wonen,’ zei hij, en tusschen zijn oogen bleef een diepe, zorgelijke rimpel. ‘Nu wil je hier met alle geweld vreemde kikkers binnenhalen!’

‘En wat zou dat? Er is voedsel genoeg!’

‘Dat wel, maar ten slotte zullen zij hier baas spelen en ons verdringen!’

Wanna lachte hartelijk.

‘Dat meen je niet! Een vrouw en vier kinderen, die ons zullen verdringen! Voel jij je zoo weinig mans?’

Nu had Wanna haar man in zijn zwakke zijde getroffen! Hij was er altijd heel fier op, dat hij een man was, een ras-echte groene-water-kikker-man.

‘Het is waar, die zullen mij nooit de baas worden,’ gaf hij toe. ‘Maar waarom kunnen ze nergens anders wonen?’

‘Ik wil ook wel graag gezelschap hebben, wanneer jij op reis bent,’ antwoordde Wanna. ‘Ik voel

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(30)

me altijd zoo eenzaam! En ik kan toch werkelijk geen praatje gaan maken met de bruine landkikkers!’

Neen, dat paste niet voor een groene waterkikker; dat wist Peepee ook wel. Maar toch zag hij nog iets anders in de plannen van Wanna.

‘De waarheid is,’ zei hij, ‘dat je dit gezelschap wenscht, omdat ze van zoo'n hoogen komaf zijn! Je hoogmoed zal je nog wel eens parten spelen, Wanna!’

‘Ik zal je maar alles zeggen, dat is beter,’ vond Wanna. ‘Ik heb inderdaad nog een ander plan, en daarbij kan alleen iemand als Kaa mij helpen. Je

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(31)

weet, dat we een familie gaan stichten. Binnen een paar maanden ga ik eitjes leggen, wel duizend!’

‘Juist! En dan zul je toch werkelijk geen vreemd gezelschap meer noodig hebben, wanneer daar allemaal kikkertjes uit groeien.’

‘Juist daarom wil ik Kaa hier houden. We hebben geen koning, Peepee.’

‘Een koning? Wat moeten we daar mee? Die kunnen we best missen! Ik ben een vrije kikker en wil geen koning dienen!’

‘Dat is niet noodig ook! Wanneer die koning je eigen zoon is, hoef je hem niet te dienen, maar zal je zeer geëerd worden.’

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(32)

‘Je wilt dus de moeder worden van een koning?’

‘Precies!’

‘En over wie moet hij koning spelen? Over z'n eigen familie?’

‘En over de familie van Kaa om te beginnen.’

‘Als die hem maar niet de baas worden!’

‘Hahaha! Die vier stumpers! En ik wil duizend eitjes leggen!’

‘Hoor eens hier, je kunt je gang gaan, maar ik voel niets voor een koning, zelfs niet als het mijn eigen zoon is!’

‘Wat is nu een land zonder koning?’

‘Dat is een republiek! En ik vind dat we 't er best hebben!’

‘Denk na, Peepee! Wanneer je ergens komt, dan ben je gewoon Peepee van Kersouwenland. Maar als je zoon koning is, dan wordt jijzelf ook bij elken koning ontvangen.’

‘Ik geef niet veel om al die eer. Maar je kunt je zin hebben. Alleen zie ik nog niet goed in, waarom die vreemdelingen dan hier moeten blijven.’

‘Om te beginnen, om den koning te dienen. En dan, Kaa heeft haar eigen zoontje, dat nu vermoord is, kroonprins Rex, opgeleid om later koning te worden. Ze weet dus hoe dat moet. Ik heb daar immers

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(33)

geen ondervinding van. Ik denk haar tot gouvernante van den toekomstigen koning aan te stellen.’

‘Wel, we zijn rijk genoeg om ons wat hulp bij de opvoeding van onze kinderen te veroorloven; houd ze dan maar hier!’

‘Jawel, maar dat gaat zoo niet!’

‘Hoezoo?’

‘Jij hebt Kaa beleedigd; je moet je verontschuldigingen aanbieden.’

‘Nu nog mooier! Ik sta toe, dat ze met haar vier kinderen hier blijft, en ik zou haar nog te voet moeten vallen!’

‘Ja, hoor nu eens hier, Peepee, je bent een beste man, maar manieren heb je eigenlijk niet. Die zal je moeten leeren.’

‘Waarom zou ik nu nog veranderen? 'k Ben altijd zoo geweest en jij was tevreden met me. En nu komt daar zoo'n verloopen koningin, en dat slaat je in het hoofd! Nu moet ik zus en nu zal ik zoo! Ik bedank je!’

‘O, als ik dát toch had kunnen voorzien!’ klaagde Wanna, terwijl zij in tranen uitbarstte. ‘Nu zou mijn zoon koning kunnen worden, maar zijn eigen vader belet het hem door zijn lompheid!’

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(34)

Peepee was nog al ruw uitgevallen, maar tranen kon hij niet goed zien en dadelijk gaf hij toe:

‘Nu, zoo'n herrie hoef je er heelemaal niet over te maken! Als je er dan toch zoo op gesteld bent, welnu, dan zal ik me aanstellen als een paljas en in mijn eigen huis complimentjes verkoopen. Wat wil je, dat ik haar zeg?’

‘O, ga naar haar toe en zeg alleen: ‘Kaa, mijn vrouw vertelde me wie U bent en wat U heeft doorgemaakt. Het spijt me, dat ik zoo heftig ben uitgevallen. Als ik alles geweten had, zou het niet gebeurd zijn. Neem het me niet kwalijk.’

‘Ik zal het allemaal trachten te onthouden.’

‘Best. Ze zal dan wel zeggen dat het niet erg is of zooiets. En dan moet jij weer zeggen, dat het een eer voor je zou zijn, wanneer zij met haar kinderen hier wilde blijven wonen.’

‘Goed. Ik zal zeggen, dat ze dan gouvernante kan worden van den toekomstigen koning.’

‘Neen, zeg dat niet, alsjeblieft! Laat dat maar aan mij over.’

‘Goed; ik ga al!’

Peepee begaf zich naar Kaa, verontschuldigde zich zoo goed mogelijk, en bood haar aan in Kersouwen-

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(35)

land te blijven wonen. Kaa kon niets beters verlangen, maar dat liet ze niet dadelijk blijken.

‘Ik wil graag in uw land blijven, maar komen hier soms menschen?’ vroeg ze, voorzichtig.

‘Ja, af en toe komen er wel bewoners van het kasteel langs den vijver gewandeld.

Sommige komen er zelfs visschen,’ zei Peepee.

‘En doen ze jullie geen kwaad?’ vroeg Kaa.

‘O, neen! Ze houden van ons! Ze luisteren dikwijls naar ons gekwaak,’ antwoordde Wanna.

‘Wat zegt dat?’ flapte Peepee er uit. ‘Ze luisteren ook naar 't gezang der vogels, maar toch schieten zij ze dood in den herfst.’

‘O jee!’ schrok Kaa.

‘Maar ons doen ze toch niets,’ verzekerde Wanna gauw.

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(36)

‘Neen, wij hebben geen klagen over hen,’ gaf Peepee toe.

‘Maar er kunnen toch andere menschen komen dan de bewoners van het kasteel, van die wilde horden, zooals bij de sloot?’

‘Neen, dat is uitgesloten. Kersouwenland is een afgesloten eigendom, zooals de menschen dat noemen. Dat wil zeggen, dat er niemand mag komen zonder

toestemming van de kasteelbewoners.’

‘Ja, dat ziet er dan nog al veilig uit,’ vond Kaa. ‘Wanneer die kasteelbewoners enkel visschen en vogels dooden en geen kikkers, dan zijn het waarschijnlijk beschaafde menschen, die weten dat wij tot een hoogere orde van dieren behooren.’

‘Daar heb ik nog nooit over nagedacht,’ bekende Peepee. Maar als U het zoo zegt, zal het wel zoo zijn.’

Peepee vond het lastig praten met een koningin. Ze gebruikte altijd van die hooge woorden: beschaafd, hoogere orde en zoo. Maar Wanna scheen het heel aangenaam te vinden; ze nam dadelijk deze spreekwijze over en nu was het al ‘beschaafd’ en

‘ontwikkeld’ wat de klok sloeg. Maar Peepee ging nog meer van huis dan vroeger en liet de vrouwen maar praten.

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(37)

Kikkerdril.

De kinderen waren gauw genoeg gewend in Kersouwenland. Kaa besteedde nu veel zorg aan hun opvoeding en riep elken dag Kootje wel een uur lang bij zich, voor speciaal onderricht. Ze leerde hem alles, wat ze haar armen Rex vroeger geleerd had:

Bijzonderheden over verschillende dieren, vrienden en vijanden, de voordeelen van het land, waar zij nu woonden, en wat er voor kikkers uit te halen was en vooral kikker-wetgeving en kikker-rechtspraak. Ze leidde hem dus in het geheim op voor koning, want het is bij de kikkers de koning die een oordeel vormt, die een vonnis velt en het doet voltrekken.

Wanna zag haar vol bewondering bezig, maar ze snapte niet wat die bijzondere lessen voor Kootje beduidden. Ze vond Kaa een zeer geleerde vrouw en vroeg haar als een gunst, of zij zich ook met de opvoeding van haar eerste kinderen wilde bezig houden.

‘Zie je, Kaa,’ zei Wanna, ‘binnen een paar maanden leg ik eitjes. Wanneer de kikkertjes opgroeien, dan wil ik ze een goede opvoeding geven. Maar ik ben slechts een eenvoudige vrouw, en Peepee is nog eenvoudiger, al zijn we eigenaars van dit mooie land.’

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(38)

‘Wel, ik wil graag iets voor je doen, Wanna, als vergelding voor je vriendelijke ontvangst. Ik wil je nog heel andere diensten bewijzen ook.’

‘O, dat is heelemaal niet noodig,’ weerde Wanna af. ‘Als je de kleinen wat les wilt geven, zal ik heel blij zijn. Ik zou niet weten, welke diensten je me nog meer zoudt kunnen bewijzen. Wij hebben immers alles wat ons hartje lust en doen wat we verkiezen.’

‘Het is wel te hooren, dat je nog nooit eitjes gelegd hebt, Wanna. Je bent nog heel jong, maar je zult gauw begrijpen dat ik je van groot nut kan zijn. Je zult nog eens den dag zegenen, dat je me gevraagd hebt hier te blijven.’

‘Ja, je hebt wel veel ervaring,’ gaf Wanna toe, maar ze geloofde toch niet, dat Kaa meer voor haar doen kon dan haar kinderen onderrichten.

‘Ik wil je nog iets toevertrouwen,’ hernam Wanna. ‘Je was verwonderd, dat wij hier geen koning hadden. Nu, maar dat kon niet, hé, want we waren maar met ons tweeën.

We hadden niemand boven ons en we konden onze eigen koning niet zijn. Maar nu wordt dat allemaal anders. We zullen veel kinderen hebben, en dan is er uw familie ook. Het wordt dus tijd, dat er iemand het bewind in handen neemt.’

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(39)

‘Denkt Peepee er over zich koning te laten uitroepen?’ vroeg Kaa.

‘Ach, neen, dat is niets voor hem. Maar ik wil de flinkste zoon van mijn broed tot koning opleiden. Ik hoop, dat je mij daarbij helpen zult.’

‘Ja,’ zei Kaa aarzelend, ‘dat wil ik wel. Maar je kunt je eigen kind niet tot koning kronen als je wilt.’

‘O, neen? Hoe moet dat dan gebeuren?’

‘De koning wordt gekozen door het volk en gekroond door den oudsten bewoner van het land,’ legde Kaa uit.

‘Maar je zei toch, dat je je zoon voor koning hadt opgeleid?’

‘Jawel, maar hij was van rechtswege de troonopvolger. En dan nog moet het gebeuren met goedvinden van den heelen stam.’

‘O, maar dan is er geen bezwaar! Er zijn buiten jou en je kinderen geen vreemden in het land. Jullie zullen wel voor ons stemmen,’ lachte Wanna. ‘En daar Peepee de oudste man is, moet hij zijn eigen zoon kronen. Dat is dus in orde.’

Maar Kaa had andere plannen, die ze stilletjes voor zich hield.

Het was Kootje die hier koning worden zou!

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(40)

Kootje zelf vermoedde niets van die plannen. Hij pruttelde wel, omdat hij zooveel leeren moest, maar Kaa hield stand.

Intusschen vermaakte hij zich zoo goed mogelijk met Keetje. Ze zwommen saam voor hun plezier wat op den vijver rond en kwamen bij de kikkerdril.

‘Kijk eens, Kootje,’ wat kan dat zijn?’ vroeg Keetje.

‘Dat?’ zei Kootje, en meteen hapte hij in de glazige gelei, die de eitjes beschermde.

‘Bah! Wat een kleverig goedje! Haast even kleverig als m'n eigen ton!’

Keetje wilde er ook meer van weten en hapte insgelijks toe.

‘Hé, Kootje, het leeft!’ riep ze verschrikt uit.

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(41)

Kootje keek toe. Inderdaad, de zwarte stippen in de gelei begonnen te bewegen; het leken wel beestjes.

‘O, dat ding zit vol wormpjes!’ riep Kootje. ‘Die moeten we opeten!’

‘Alles goed en wel, maar hoe moeten we dat doen? Ik heb geen trek in de gelei,’

antwoordde Keetje.

‘Ik weet wat! We zwemmen er altijd maar doorheen, tot de klomp heelemaal uit elkaar ligt! Dan valt de gelei er wel vanzelf af en kunnen we de wormen opeten.’

Zoo gezegd, zoo gedaan. Keetje en Kootje begonnen kris-kras door de kikkerdril te zwemmen, zoodat alles uit elkaar raakte.

‘Kijk! Elke worm zit in zoo'n balletje van gelei!’ riep Kootje.

‘Daar kan hij toch niet eeuwig in blijven,’ vond Keetje. ‘Als ze er uit komen, kunnen we ze opeten.’

‘Maar ik heb nu trek!’ zei Kootje. ‘Ik zou wel eens willen weten, hoe je er aan beginnen moet!’

Nauwelijks had hij dit gezegd, of daar dook plots een stekelbaars uit het water op, hapte toe en verzwolg achter elkaar wel een dozijn van de geleiballetjes naar binnen, met wormpjes en al natuurlijk.

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(42)

‘Zeg eens,’ viel Kootje brutaal uit, ‘wie geeft jou het recht onze wormen op te eten?’

De stekelbaars lachte valsch.

‘Wormen? Ja, zeg dat wel! Zoo'n worm ben jij ook geweest! Je bent er eigenlijk nog een!’

In de sloot, waar Kootje vandaan kwam, zaten geen stekelbaarzen en hij kende deze dieren met hun nijdige manieren dus niet.

‘En wie ben jij, smerige visch?’ vroeg hij. ‘Maak je dat je wegkomt!’

Hij schoot op den stekelbaars toe, om hem een duw te geven, maar dat bekwam hem slecht. De stekelbaars wendde zijn gepinden rug naar Kootje toe. De stekels staken den armen kikker diep in het vel, zoodat hij kwaakte van pijn.

Kaa, die een dutje deed, ontwaakte bij dit noodgeschrei van haar kind en schoot in allerijl toe. De stekelbaars ging niet eens voor haar aan den haal! Keetje meende, dat haar moeder hem wel mores zou leeren, maar Kaa bekeek den visch alleen erg minachtend en nam haar kinderen met zich mee, naar den vijverkant.

In plaats van Kootje te troosten, gaf ze hem zelfs nog een standje.

‘Domme jongen!’ zei ze. ‘Waarvoor dienen al

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(43)

mijn lessen, als je ze in den wind slaat! Heb ik je niet verteld van den stekelbaars, met zijn pinnen?’

Ja, nu herinnerde Kootje het zich.

‘Maar ik wist toch niet dat hij het was!’ klaagde hij.

‘Je had hem alleen maar te bekijken, en dan uit zijn buurt te blijven,’ kijfde Kaa.

‘Zulke gemeene visschen! Hoe kwam het, dat hij je aanviel?’

Kootje vertelde van de wormpjes, die zij eten wilden, en die voor hun neus door den stekelbaars werden weggekaapt.

‘Hij vrat ze op met de gelei en al!’ vertelde Kootje.

‘Wat, met gelei en al? Kom eens mee terug!’ beval Kaa.

Tegen hun zin volgden de kikkerkinderen hun moeder naar de kikkerdril.

‘Je bedoelt dit toch niet?’ vroeg Kaa.

Ja, dat bedoelden ze inderdaad.

‘Wel, wat een domme kinderen!’ zei Kaa boos. ‘Weet je nu heusch niet, dat dit kikkerdril is? Zou je nu de eitjes van je eigen diersoort willen opeten?’

‘Eitjes? Maar de dingen bewegen! Kijk maar!’ zei Kootje. ‘Het zijn echt wormen!’

‘Nu zal ik van voren af aan mijn lessen over het

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(44)

kikkerras moeten herhalen,’ klaagde Kaa. ‘Van zulke domme kinderen groeit nooit wat!’

Kaa riep Kaatje en Kiki ook bij zich en zocht een rustig plekje uit in een weitje dicht bij den vijver. Hier begon ze de les, die zij reeds vroeger gegeven had, te overhooren:

‘Kaatje, tot welke klasse behoort de kikvorsch?’

‘Tot de amphibiën of tweeslachtige dieren, moeder.’

‘Heel goed. En wat beteekent dat, een amphibie? Jij, Keetje.’

‘Dat is een dier dat in het water en op het land kan leven.’

‘Heel goed. En in hoeveel orden zijn de amphibiën verdeeld, Kootje?’

‘In twee orden: de kikvorschen en de salamanders.’

‘Dat is niet bepaald verkeerd, maar heel juist is het toch ook niet. Laten we liever zeggen: de kikvorschachtigen en de salamanderachtigen. Anders gaat een gewone pad ook nog denken dat zij zich kikvorsch mag noemen. Noem eens op, welke kikvorschachtige dieren je kent, Kiki?’

‘De schoone groene waterkikker, de leelijke bruine

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(45)

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(46)

landkikker, de boomkikker en de pad,’ antwoordde Kiki rad.

‘Dat is heel, heel goed, Kiki! Ik geloof, dat ik me wat meer met jouw opvoeding zal bezighouden; Kootje verdient het niet. En die niet hooren wil moet voelen; als hij dan onaangenaamheden heeft, zooals straks met die stekelbaars, dan is het zijn verdiende loon.

We gaan nu verder met de les. De salamanders, hoewel nog heel verre familie, zijn niet zoo belangwekkend voor ons. Daar zullen we later wel op terug komen. We houden ons dus bij de kikvorschachtigen. Waaraan kun je zien, dat een pad van veel geringer afkomst is dan een kikker? Jij, Kootje!’

‘Een pad is een leelijk beest, met wratten op het lijf; ze heeft veel kortere achterpooten en bijna geen zwemvliezen. Ze kan dus niet zoo goed zwemmen en heelemaal niet springen. Als ze angstig is zweeten haar wratten een vies, stinkend vocht uit. Bah!’ zei Kootje.

‘Dat alles is waar, en we hoeven ons met de pad niet af te geven. Maar dat groenachtige, scherpe vocht beschermt haar tegen veel dieren,’ legde Kaa uit. ‘Je moet begrijpen, dat ze niet springen kan en ook niet hard wegloopen. Vluchten is voor haar niet

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(47)

mogelijk, wanneer er een gevaarlijk dier verschijnt. Dan zweet ze inderdaad dat vieze vocht, waarvoor de meeste dieren den neus optrekken. Ze laten haar dan ongemoeid en ze is gered. Het is haar eenige verdedigingsmiddel.

En nu jij, Keetje, hoe herken je een boomkikvorsch?

‘Een boomkikvorsch heeft aan elken teen een zuignapje, waarmee hij zich aan de takken van de boomen, waarop hij klimt, vasthecht. Jakkes, hoe gek!’ voegde zij er bij, ‘een kikker die klimt!’

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(48)

‘Goed. Vertel eens alles wat je weet van de bruine landkikker, Kaatje.’

‘De bruine landkikker heeft kleinere zwemvliezen dan de groene waterkikker. Hij is ook kleiner van gestalte en hij heeft geen uitwendige keelblazen zooals wij.

Daardoor kan hij ook niet zoo goed zingen. Van eigenlijk kwaken is bij hem geen sprake; hij bromt of knort maar zoo'n beetje, omdat zijn keelblazen van binnen zitten.’

‘Goed. Waar zitten de keelblazen van den boomkikker, Keetje?’

‘De boomkikker heeft maar één keelblaas, onder aan den kop.’

‘Is de landkikker altijd bruin, Kootje?’

‘Meestal, ja.’

‘Hoe kan hij ook nog zijn?’ vroeg Kaa, ‘en waarom kan hij anders zijn?’

Kootje bleef het antwoord schuldig. Hij boog beschaamd het hoofd, en kleine Kiki stak een pootje op, om te toonen dat hij het antwoord wist.

‘Zeg jij 't eens, Kiki,’ zei Kaa.

‘Wanneer een landkikker altijd in de weide leeft, dan heeft hij een groene kleur, maar nooit zoo mooi als wij; het is bruingroen. Leeft hij in een mastbosch,

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(49)

dan kan hij bijna zwart zijn of grijs. Op de heide is hij bruin.’

‘Heel, heel goed, Kiki. De landkikvorsch is een bescheiden dier, niet erg gezien, en daarom neemt het ongeveer de kleur aan van de streek waar het woont. Dat beschermt hem tegen veel vijanden. En wanneer legt de landkikker eitjes, Kootje?’

Ook dat wist Kootje niet. Kaatje moest het zeggen:

‘Al heel vroeg, in Maart reeds, legt de landkikvorsch eitjes. Hij groeit veel trager dan wij en zou nooit klaar zijn voor den winterslaap, als hij zoo laat uit het ei kwam.’

‘Hoe en waar legt de landkikkervrouw haar eitjes?’

‘Aan de oppervlakte van het water, opdat ze van de zon kunnen genieten. De eitjes zijn omgeven door een gelei-achtige massa, die dient om ze te beschermen en die later tot voedsel dient van de larven als ze uitkomen.’

‘Heb je 't gehoord, Kootje?’ vroeg Kaa. ‘En zul je 't nu onthouden?’

‘Ja, moe,’ zei Kootje beschaamd.

‘Nu zal ik zelf nog eens vertellen, hoe 't met de groene waterkikker gaat,’ zei Kaa.

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(50)

Allen luisterden nu aandachtig toe, terwijl zij vertelde:

‘De groene waterkikkervrouw legt haar eitjes pas einde Mei of begin Juni. Dan is het water warm genoeg en ze kan ze gerust op den bodem van sloot of vijver leggen.

Ook deze eitjes zijn omringd door de gelei-achtige massa, kikkerdril genaamd. Na acht dagen komen de larven uit de eitjes en beginnen zich te bewegen. Die larven zien er heelemaal nog niet uit als een kikkertje. Ze zien er eer uit als een vischje.

Kootje vond zelfs dat de larven der landkikkers op wormen leken! De larven hebben een dikken kop, geen pooten, maar een langen staart en uitwendige kieuwen. Deze laatste verliezen ze al na een paar weken, maar dan hebben ze ook reeds inwendige kieuwen, die ze weer wat later voor longen verwisselen. Intusschen hebben ze achterpooten gekregen; kort daarop groeien de voorpooten aan en de staart begint in te krimpen. Dan begint het diertje al heel veel op een kikker te lijken. Na drie maanden is de gedaanteverwisseling heelemaal afgeloopen en is de larve een kikkertje geworden. Al dien tijd heeft zij in het water geleefd, en zich gevoed met afval van planten en heel kleine waterdiertjes. Eenmaal kikker, kan het dier ook op het land leven, waar het over alles kan

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(51)

beschikken wat het eten kan: vliegende en kruipende insecten, slakken, spinnen en wormen. Doordat onze tong naar buiten omslaat en zoo kleverig is, valt het vangen van deze dieren ons zeer gemakkelijk. Je ziet het, de insecten zijn speciaal voor ons op de wereld. Als er geen kikkers waren om ze op te eten, hoefden er heelemaal geen insecten te zijn.’

Wanna was stilletjes bij gekomen en ze had de les mee aangehoord.

‘Je bent een geboren professor, Kaa,’ zei ze.

‘Och, ja, de kinderen moeten toch wat leeren,’ antwoordde Kaa. ‘Ze moeten de voordeden van het leven, maar ook de gevaren leeren kennen. Er zit onder andere stekelbaars in den vijver. Ik had de kinderen al gewaarschuwd, maar ze kenden dien visch

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(52)

niet en Kootje is tegen hem aangebotst en heeft zich bezeerd. Stekelbaars is een groot nadeel voor een land,’ zei Kaa.

‘Ja, als we die maar kwijt raakten!’ zuchtte Wanna, terwijl ze aan haar eigen toekomstig kroost dacht. ‘Gelukkig zitten er maar een paar en de vijver is groot. We hebben er dus niet te veel last van.’

De kinderen mochten weer gaan spelen, en Keetje en Kootje raakten niet meer aan de kikkerdril. Ze pasten ook goed op niet meer met de stekelbaars in botsing te komen.

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(53)

De list van Kaa.

Van Lente werd het stilaan Zomer. De eene mooie dag volgde op de andere en het leven in Kersouwenland leek wel een voortdurend feest voor onze jonge kikkers.

Alleen Kaatje dacht nog dikwijls aan de gruwelijke moordpartij op Sterrenhof. Zij alleen merkte dat haar moeder in stilte treurde over het verlies van haar man en kinderen.

Vaak zag Kaatje haar moeder zitten peinzen met diepe, zorgelijke rimpels tusschen de oogen, wanneer ze zich alleen waande. Tegenover de kinderen deed Kaa altijd opgewekt. Ze wilde hun jeugdige blijmoedigheid niet bederven en zorgde er voor dat ze zoo veel mogelijk van hun jong leventje genoten.

Zijzelf treurde intusschen niet alleen over haar dooden, maar ook over het verlies van haar troon. Het was natuurlijk wel vriendelijk van Wanna en Peepee, dat zij haar hier lieten wonen, maar elken dag lieten zij haar voelen dat zij van hun gunsten afhing.

Elken dag werd Wanna een beetje hoogmoediger. Zij praatte niet anders dan van haar zoon, den kroonprins, terwijl ze nog heelemaal geen zoon had, zelfs nog geen eitjes gelegd had. Ze behandelde Kaa langzamerhand als een ondergeschikte, en liet goed doorschemeren

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(54)

dat de Koningskinderen zoo'n beetje de dienstboden van haar eigen klientjes zouden zijn.

Dat griefde Kaa sterk, en het plan dat zij eenmaal gevormd had om haar eigen zoon, Kootje, hier in dit heerlijke land te zien heerschen als koning, gaf zij niet meer op. Al leerde Kootje dan niet zoo vlug als haar Rex, het was toch een verbazend vlug kereltje en je kon heel goed merken dat hij van koninklijken bloede was.

Ze liet Wanna maar in haar wijsheid, dat een van haar kinderen hier koning worden zou, maar ze nam zich voor dat met alle macht te beletten. Hoe ze dat

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(55)

zou kunnen wist ze nog niet. Als Wanna veel kinderen had, dan waren zij natuurlijk de sterksten. Kaa moest trachten ergens hulp en steun te vinden voor haar eigen plannen.

Die hulp zou haar niet in den schoot vallen, dat wist ze wel; zij moest ze elders gaan zoeken. Ze nam zich voor, elken dag een tochtje te maken en haar tijd zoo goed mogelijk te gebruiken. De kinderen kon ze best alleen laten; Kootje en Keetje konden wel op zichzelf passen en Kaatje zorgde als een moedertje voor Kiki. Er was ook niet het minste gevaar hier, in vollen zomer. Reigers en ooievaars had ze hier nog niet gezien; kraaien, eksters en andere kleinere roofvogels hadden nu volop te eten in het bosch en vertoonden zich niet eens bij den vijver.

Ze zou maar dadelijk haar plan uitvoeren. Ze verwittigde Wanna, dat ze een verkenningstocht in den omtrek ging maken.

‘Waarvoor is dat noodig?’ vroeg deze, want zoo ver was het gekomen, dat Kaa rekenschap van haar doen en laten moest geven aan Wanna.

‘Ja, ik moet de kinderen toch ook in aardrijkskunde onderrichten,’ vertelde ze.

‘Wanneer de kleintjes eenmaal uit het ei zijn, dan hebben ze al

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(56)

onze zorg noodig en blijft er geen tijd meer voor verkenningstochten.’

‘Inderdaad,’ gaf Wanna toe, ‘dan moet je nu maar gaan. Ik zelf ben nooit verder geweest dan tot bij den steenen dam.’

‘Je moet de kinderen toch kunnen voorlichten,’ vond Kaa. ‘Maar misschien kan Peepee ze wel les geven in aardrijkskunde?’

Ze wist heel goed dat Peepee daar te dom voor was. Wanna wilde dat echter niet bekennen, hoewel ze het ook wel wist.

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(57)

‘Mijn man heeft zooveel te doen!’ zei Wanna. ‘Voor de kleinen heeft hij waarlijk geen tijd meer. Dat is vrouwenwerk, nietwaar?’

‘Bij gewone burgerkikkers is dit inderdaad vrouwenwerk,’ gaf Kaa toe met een fijn lachje. ‘Mijn man echter hield zich veel met zijn zonen bezig, vooral met den kroonprins, en leerde hem alles wat een koning weten moet. Maar het is waar. Koo was heel geleerd.’

Wanna keek een beetje misnoegd.

‘Die was raak!’ dacht Kaa. ‘Ze voelt het, hoe burgerlijk bekrompen zij en haar man zijn! Ze moet toch weten, dat wij van hoogere komaf zijn!’

‘Ja, je hebt ons dadelijk verteld dat jij ook zooveel verstand had van opvoeding en zoo,’ zei Wanna. ‘Het is daarom dat we besloten je maar hier te laten wonen.’

De vrouwen deden nu altijd haar best om elkaar onaangenaamheden te zeggen.

Wanna wilde Kaa laten voelen, hoe afhankelijk zij van hen was.

‘O,’ zei Kaa, ‘was het daarom? Ik meende dat het uit meegevoel was met een ongelukkige vorstin.’

‘Daarom was het in de eerste plaats, maar we

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(58)

dachten dat de eene dienst toch den andere waard was.’

‘O, natuurlijk! Ik heb in mijn glanstijd wel nooit gedroomd dat ik nog eens gouvernante zou worden, maar dat belet niet dat ik mij uw kinderen zeer ter harte zal nemen. Nu ga ik dan maar.’

Kaa ging inderdaad. Wanna tuurde haar na, en wist niet goed hoe ze het met haar had. Mocht ze haar vertrouwen of niet? Peepee had indertijd gewaarschuwd tegen haar, maar zij had er niet het minste gevaar in gezien de vreemdelingen op te nemen.

Ze meende er integendeel veel voordeel uit te trekken, maar het scheen wel dat Kaa zich niet kon schikken in haar rol van ondergeschikte. Ze wilde haar, Wanna, telkens laten voelen dat ze van een beteren stand is. Maar ze mag niet vergeten, dat de rollen nu omgekeerd zijn! Wacht maar! Wanneer haar kindertjes haar omringen, zal ze Kaa en haar ondeugende rakkers wel op hun plaats zetten! Met Kaatje was wel om te springen; daar zou ze zeker een gewillig kindermeisje voor haar eigen kleinen aan hebben. Als het Kaa niet aanstond, dan kon ze wel gaan!

Terwijl Wanna deze weinig vriendelijke gedachten koesterde tegenover haar gasten, nam Kaa zich voor

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(59)

dat zij noch haar kinderen ooit de ondergeschikten van Wanna en haar familie zouden zijn.

Ze was haar tocht begonnen naar het Zuiden. In heel Kersouwenland was geen andere groene kikker te bekennen. Ze verliet het land, onder den afsluitdraad door, en kwam op een beplante plaats met veel wegen en bloemen. Een vijver of sloot was er echter niet te vinden.

Nog verschillende afsluitingen moest Kaa voorbij, maar het scheen hier een heele buurt van kleine tuinen te zijn, met veel menschen in de buurt en nergens water, dus ook geen groene kikkers. Ze volgde haar weg zoo goed mogelijk verscholen in het groen, maar

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(60)

op zeker oogenblik kwam een groote hond snuffelend op haar toe. Kaa dacht dat ze 't bestierf. Die beesten zijn vaak heel gevaarlijk! De hond bleef even naar haar kijken, scheen niet goed te weten wat hij voor had en begon dan te blaffen en om haar heen te springen.

‘Hier! Nero!’ riep een menschelijke stem. Maar intusschen kwamen vlugge schreden nader, om te kijken waarom Nero blafte, waarschijnlijk.

Kaa wachtte niet af. Met een paar sprongen ontweek ze den hond. Ze wipte onder een afsluiting door en hoe hij ook te keer ging, de hond kon haar niet verder volgen.

Zonder omkijken repte Kaa zich nu terug naar huis.

Elken dag maakte Kaa nu zoo'n tochtje, telkens in een andere richting. Ze hoopte zoo, eens iemand van haar eigen volk te ontmoeten. Die zouden haar zeker bijstaan, zooals zij hen altijd had bijgestaan. Maar niet alleen ontmoette ze niemand van haar stam, ze zag zelfs geen enkele andere groene kikker.

‘Kaa,’ zei Wanna op zekeren dag, ‘vandaag ga ik mijn eitjes leggen.’

‘Ja, dat wordt ook tijd,’ antwoordde Kaa. ‘We zijn nu al Juni. Heb je al een plaatsje uitgekozen?’

‘Ik heb zooveel goede gevonden, dat ik niet weet

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(61)

welke het beste is. Wat denk je van die kleine bocht hier?’

‘Veel te dicht bij de beek!’ vond Kaa. ‘Daar is nog strooming op het water en liggen de eitjes niet rustig.’

‘Daar kan je gelijk in hebben,’ gaf Wanna toe. Ze moest bekennen, dat Kaa van veel dingen verstand had.

‘Ik zou, geloof ik, voor mijzelf deze plek kiezen,’ zei Kaa, terwijl ze een plaats aanwees tusschen twee lischplanten in. Hier ligt de dril langs drie zijden beschermd:

achter door den vijveroever, links en rechts door het lisch. We hoeven dus alleen op de kleine open ruimte vlak voor te letten. Bovendien ligt die open kant nog heelemaal naar het Zuiden, zoodat de eitjes van de zon kunnen genieten.’

‘Ik geloof, dat ik maar niet verder zoek, Kaa! Ik dank je wel voor je hulp! Ik ga me daar nu maar neerzetten.’

‘Best,’ zei Kaa. ‘Ik ga nog even een tochtje maken. Wanneer ik terug kom heb je waarschijnlijk je eitjes gelegd. Ik hoop dat het er veel zullen zijn! Dan kan je wat gaan rusten en zal ik waken.’

‘Wel bedankt, Kaa,’ zei Wanna, nu bijna nederig. Ze voelde zich wel wat angstig voor dat groote feit

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(62)

in haar leven: het leggen van haar eerstje eitjes. Kaa was nu ook erg aardig, vond ze.

Kaa voelde ook een beetje warmer voor dat toekomstige moedertje. Ze wist nog, hoe zij zich zelf gevoeld had, toen ze haar eerste eitjes ging leggen. Ze was toen door de zorgen van verschillende oudere kikkervrouwen omringd. Allen gaven ze haar raad, zochten de beste plaats voor haar uit, hielden haar gezelschap. Wanna was heel eenzaam, vond zij. Zelfs Peepee was vandaag niet thuis gebleven! Zij had niemand dan haar! Ze zou straks dan ook bij haar blijven, maar een wandeling wilde ze nog maken.

Het was zonder veel hoop dat Kaa haar tocht aanvatte. Ze was reeds iederen kant uit geweest, behalve den kant waar het kasteel stond. Haar angst voor de menschen had haar ervan terug gehouden. Vandaag wilde ze het echter toch probeeren. Ze zou een omweg maken door het bosch.

Met een grooten zwaai om het kasteel heen wipte ze door het bosch. Toen het gevreesde menschenverblijf ver achter haar lag, kwam ze terug in het open veld. Wat verder lag een weiland. Daarheen begaf ze zich. Een slootje, haast heelemaal uitgedroogd sneed het weitje midden door. Hier hoefde ze ook geen groene kikkers te zoeken.

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(63)

Maar plots hield ze stil. Ze luisterde, en inderdaad, niet ver vandaan klonk een klaaglijk gekwaak, het gekwaak van een groenen kikker.

Zonder verder nadenken ging Kaa op het geluid af. Toen ze dichter bij kwam, kwaakte ze ook. De andere stem antwoordde haar. Om beurten kwaakten ze, en telkens klonk het dichter bij. Beide kikkers kwamen elkaar te gemoet.

Toen Kaa voor de eenzame kikker stond, die zoo klaaglijk had gekwaakt, sprong ze hoog op van vreugde. Het was Bet, een jonge kikkervrouw van haar eigen stam.

Bet huilde van blijdschap, haar koningin te zien.

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(64)

‘Wel, Bet, je schijnt verdriet te hebben?’ vroeg Kaa.

‘O Kaa, ik ben toch zoo ongelukkig!’ klaagde Bet. ‘Ik was met Piet, mijn man, naar het Zuid-Oosten getrokken. Piet wist, dat daar in de heide een klein ven lag, nog onbewoond. Daar zouden we heen trekken en daar kon ik mijn eitjes leggen.

We vonden het ven en het zag er goed uit. Samen met Piet maakte ik uitstapjes door de hei en in het bosch. Maar voor een paar dagen schiet plots, in het bosch, een roodbruin monster op ons af. Het pakt Piet beet; ik hoor nog hoe hij in doodsangst kwaakt. Star en stom van ontzetting kijk ik toe. Met een hap kraakt het monster mijn armen Piet alsof het een vlieg was, en vreet hem op!’

‘O, dat was een vos!’ zei Kaa.

‘Ik had nog nooit zoo'n beest gezien,’ antwoordde Bet. ‘Het was of de angst me vleugels gaf! Nooit in mijn leven heb ik zoo gesprongen! Ik wist me door het monster achtervolgd, maar gelukkig kwam ik bij een beek, waarin ik kon onderduikelen en mij in het slijk verbergen. Een heelen dag en een nacht heb ik daar in doodsangst doorgebracht. Toen waagde ik het mijn weg te vervolgen. Ik vluchtte zoo ver mogelijk en belandde in deze weide. Nu ben ik heelemaal al-

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(65)

leen en hulpeloos! Kijk, in dit uitgedroogde slootje zal ik mijn eitjes moeten leggen!

Wat zal daar van overblijven?’

‘Dit is inderdaad een slechte plaats, Bet, en ik geloof dat ik iets beters weet!’

‘Ik zou je mijn leven lang dienen, met al mijn kinderen, als je mij meenam en hielp,’ schreide Bet.

‘Wel, dat is aangenomen!’ zei Kaa. ‘Ik woon in een prachtigen vijver. Voedsel te over, en veilig zijn we er ook. Maar er woont een echtpaar waarvan de vrouw vandaag eitjes legt. Ze zullen je niet toelaten, want ze zijn heel wantrouwend. Maar je kunt mij volgen tot vlak bij huis. Dan kom ik je van avond halen, wanneer het echtpaar slaapt. Je legt je eitjes op een veilig plaatsje op den bodem van den vijver, en dan kan niemand je meer verjagen.’

‘Nooit zal ik vergeten wat je voor mij doet in mijn nood, Kaa! Nooit zal ik een andere koningin erkennen dan jou of een van je stam!’

‘Ja, dat is heel mooi, Bet, maar waar ik nu woon word ik niet als koningin behandeld.’

‘Is er een andere koningin?’

‘Neen, dat niet; zooals ik zei, woont er alleen een jong echtpaar in den vijver. Ze zijn heel burgerlijk, maar nu hebben die zich in 't hoofd gezet, dat een van

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(66)

hun zonen daar koning moet worden om over mij en mijn kinderen te heerschen. En natuurlijk ook over jou en je kinderen, als je er eenmaal woont!’

‘Wat? Zoo'n burgerjog zou over jou heerschen? En heb jij zelf dan geen zoon die binnen een paar jaren koning wezen kan?’

‘O, jawel, maar ze zullen hem niet erkennen, nietwaar? En wat kan ik met mijn vier kinderen tegen hen? Wie weet hoeveel kinderen zij hebben tegen dien tijd!’

‘Maar ik ben er toch ook nog, Kaa! Ik zal ook veel kinderen hebben! En als we nu nog iemand van onzen stam konden krijgen, een trouw, jong echtpaar, dan werden wij er later de baas! Dan had dat burgerpaartje zich neer te leggen bij ons besluit, wanneer we jouw zoon tot koning verkozen!’

‘Helaas, ik vrees dat het uit is met de erfrechten van mijn kinderen!’

‘Dat kunnen we niet dulden! De afstammelingen van den dapperen Koo, van den grooten Rex, ondergeschikt aan zoo'n burgerzoontje, dat men een kroontje op het hoofd drukt? Nooit!’ riep Bet uit.

‘Dan zal ik, wanneer ik mijn eitjes gelegd heb, wel weer de wereld intrekken en ons volk bij elkaar zoeken!’

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(67)

Die woorden klonken Kaa als muziek in de ooren. Ze spraken af dat deze plannen voorloopig nog strikt geheim zouden blijven. Bet zou, wanneer ze haar eitjes gelegd had, stilletjes verdwijnen. Kaa zou op het broed passen en zich voorloopig naar Wanna schikken. Nog een jaartje geduld moesten ze hebben en alle vernederingen verdragen. Maar dan was Kootje zoo goed als volwassen. Ze liet hem dan meerderjarig verklaren en tot koning uitroepen. En dan zou Wanna en Peepee en heel hun kroost, dat tegen dien tijd nog niet eens halfwas kon zijn, wel een toontje lager zingen.

Dan was zij, Kaa, koningin-moeder en Wanna en Peepee waren haar onderdanen.

Kaa ging nu terug naar den vijver. Ze ging vooreerst eens kijken naar Wanna. Die was inderdaad begonnen met eitjes leggen. Ze was heel zenuwachtig en blij dat Kaa terug was.

‘Had jij ook altijd zoo'n angst, wanneer je eitjes moest leggen, Kaa?’ vroeg ze.

‘Welneen! Het is de eerste maal een beetje vreemd, maar ik wist, dat het mijn plicht was als koningin, voor een mooi nakomelingschap te zorgen, nietwaar. Ik heb mijn plicht altijd moedig volbracht.’

‘Ja, zoo is het nu ook met mij. Ik moet nu ook

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(68)

zorgen voor den jongen kroonprins en zijn zusjes en broertjes. Ik wil ook moedig zijn.’

‘Ik Iaat je nu maar weer alleen,’ zei Kaa. ‘Wanneer je klaar bent met je eitjes, dan ga je maar slapen. Ik waak vannacht.’

‘Dank je wel, Kaa.’ zei Wanna.

Kaa ging naar haar kinderen kijken. Kiki was heel lief en braaf geweest, maar Kootje en Keetje hadden zoo wild gezwommen en geduikeld, en daarna haasje over gesprongen, dat Kaatje telkens bang was, dat ze zouden verongelukken.

‘Och wat! Die heeft altijd angst!’ riep Kootje. ‘Vader heeft ons toch zelf leeren duikelen en springen! En hij was zoo trotsch wanneer we het goed deden!’

‘Maar Wanna en Peepee willen het niet hebben, dat zij zoo wild zijn!’ klaagde Kaatje.

‘Natuurlijk! Wanna en Peepee zouden ons best willen temmen! Maar dat zal hen toch niet lukken!’ riep Kootje uitdagend.

‘O zoo!’ zei Keetje, om haar instemming te betuigen.

Kaa keek haar kinderen aan. Het was echt ras!

Daar zat koningsbloed in, vooral in die twee! Ze waren wel eens ondeugend, maar ze lieten zich niet

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

(69)

temmen tenminste! Dat zou haar later bij haar plannen nog meevallen!’

‘Kom, kinderen, nu gauw naar bed en niet kibbelen!’ beval Kaa. De kleinen kwamen haar één voor één een nachtzoen geven en verdwenen onder een plompen blad.

Toen ze even later naar Wanna ging kijken, had deze duizenden kleine eitjes gelegd, heel, heel kleine zwarte stipjes, met een vliesje omringd. Het heele broed lag rustig tusschen de twee lischstruiken en Kaa bracht Wanna, die heelemaal uitgeput was, naar haar mosbed.

Maria Delannoy, Kikkerkoning. Een verhaal uit het kikvorschenleven

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Verder hoorde Connor Max bestraffend toe te spreken als hij dingen deed zoals het meubilair in sloophout veranderen, maar hem nu bestraf- fend toespreken had helemaal geen zin

Als je de bladzijde snel beweegt, veranderen de plaatjes in een tekenfilm. En vergeet dus niet jouw eigen

Ook al was George V geruime tijd ziek geweest, er waren na zijn dood niet direct zegels beschikbaar met het portret van de nieuwe koning Edward.. Tot aan het moment waarop deze

Maar niet tevreden met zijn nieuwe leven, keert Jonathan terug naar de aarde om anderen zoals hij te vinden om hen te vertellen wat hij had geleerd en om zijn liefde voor het

Wat mijn woordje betreft, bij ouderen be- gin ik niet over het trouwboekje, maar voorts is de liefde hetzelfde voor jong en oud.” „Bij ons was het intiem, sfeervol en

Terug naar het leven, want dat is de palliatieve afdeling toch eerst en vooral. 'Leven dat is ook feesten'

Buiten het verdriet dat we hebben om de zieken en de mensen die we door dat virus voor altijd moeten missen zijn de economi- sche, sociale en maatschappelijke gevolgen die corona

Maar goed, geadviseerd werd dus om de boom te rooien en conform de advie- zen uit de BEA (‘bedenk eenvoudige alternatieven’) werd aangeraden in de directe omgeving voor