Beeldkwaliteit & Inrichtingsplan Keizershoeve II te Ewijk
8 februari 2011
3 Inhoudsopgave
1.1 Inleiding
1.2 Spelregels PVEW 1 1.3 Globale spelregels 1.4 Verkavelingsplan
2 Architectuur
2.1 Spelregels architectuur 2.2 Cluster 1: de Carrés 2.3 Cluster 2: de Boomgaard 2.4 Cluster 3: de Enk 2.5 Cluster 4: het Hof 2.6 Cluster 5: de Uitkijk 2.7 Cluster 6: de Weide 2.8 Cluster 7: het Hof 2.9 Cluster 8: de Terp 2.10 Het Lint
5 7 7 9
11 12 14 17 20 23 26 29 32 35 38
3 Openbare ruimte
3.1 Spelregels verharding 3.1.1 Verharding 3.2 Verlichting
3.3 Straatmeubilair en spelen 3.4 Waterhuishouding
3.4.1 Duikers en bruggen 3.5 Spelregels groen
3.5.1 Hoofdgroenstructuur 3.5.2 Cluster 1
3.5.3 Cluster 2 3.5.4 Cluster 3 3.5.5 Cluster 4 3.5.6 Cluster 5 3.5.7 Cluster 6 3.5.8 Cluster 7 3.5.9 Cluster 8
Colofon
45 47 47 54 54 55 56 59 59 65 66 67 68 69 70 71 72
73
4
Plangebied
Fruitbomen
Afbuigende wegen
Buitengebied
5 1.1 Inleiding
Met de realisatie van Keizershoeve II zal Ewijk aan de oost- zijde van het dorp verder uitgroeien. Het stedenbouwkundig plan/ verkavelingsplan (d.d. 8 februari 2011) is in concept ge- reed en dient samen met het PVEW 1 (Uitgangspunten en ontwerprichtlijnen voor het stedenbouwkundig ontwerp, d.d.
24 februari 2009) en het PVEW 3 (Eisen inrichting openbare ruimte, d.d. 20 april 2009) als leidraad voor het opstellen van het Beeldkwaliteitsplan & Inrichtingsplan Ewijk, Keizershoe- ve II.
Dit document beschrijft de beeldkwaliteit voor Keizershoe- ve II betreffende de architectuur de globale inrichting van de openbare ruimte. Het document bevat de spelregels uit het PVEW 1 voor de architectuur en de openbare ruimte en de uitwerking daarvan voor deze aspecten. Op basis van dit beeldkwaliteitsplan kan de eerste stap richting de reali- satie gezet worden. Dit betekent dat bij vaststelling van het Stedenbouwkundig plan en het Beeldkwaliteitsplan een VO Stedenbouw en een DO Stedenbouw opgesteld kan worden om vervolgens te komen tot een bestek en een begroting (exploitatie) op hoofdlijnen.
Leeswijzer
Het eerste hoofdstuk beschrijft nogmaals de spelregels voor de opzet van het stedenbouwkundig plan vanuit het PVEW 1 aan de orde. Vervolgens volgt de beschrijving en verbeelding van de beeldkwaliteit voor achtereenvolgens de architectuur en de openbare ruimte. Deze aspecten worden voorafge- gaan door de spelregels gegeven vanuit het PVEW 1.
Ewijk | deel 1 PVEW Keizershoeve 2
uitgangspunten en ontwerprichtlijnen voor het stedenbouwkundig ontwerp
6
7
8. partieel ophogen
De “buurtjes” kunnen partieel worden opgehoogd, dit ter ver- sterking van het contrast tussen “buurtje” en omgeving en als aansluiting op de diversiteit van het landschap. Het is voor de ontwerper een extra middel om de overgang van het buurtje naar het landschap vorm te geven.
9. accenten toevoegen
De mogelijkheid voor accenten moet worden onderzocht, bijvoorbeeld bij belangrijke kruispunten en de entrees van Keizershoeve 2. Te denken valt aan een markante boom of kunstobject.
10. overgangen naar het landschap d.m.v. bebouwing / wegen / haag /sloot / houtwal
Overgangen worden gevormd door een subtiel hoogtever- schil (zie partieel ophogen) of bijvoorbeeld een greppel, of haag. De houtwal ligt iets verhoogd ten opzichte van het om- ringende landschap.
1.2 Spelregels PVEW 1
Voor de ontwikkeling van Keizershoeve 2 is door LOS stad om land op basis van het Masterplan Ewijk en de Toolbox Dorps Bouwen (BRO d.d. 27 februari 2007) een programma van eisen en wensen opgesteld (PVEW). Dit PVEW is het vertrekpunt geweest voor het opstellen van het stedenbouw- kundig plan/ verkavelingsplan (d.d. 8 februari 2011).
De spelregels uit dit PVEW gelden ook voor het beeldkwali- teitsplan & het inrichtingsplan. Daarnaast is ook het PVEW deel 3; Eisen inrichting openbare ruimte (objectenspecifica- tie), leidend en dienen de te gebruiken materialen van met name het Lint passend te zijn bij de gebruikte materialen in plan Keizershoeve 1. Hieronder volgen nogmaals kort de globale spelregels uit het PVEW 1.
1.3 Globale spelregels
1. “buurtje” van lint af
- onderscheid lintbebouwing en “buurtje”
Het lint vormt zich als een herkenbare structuur door Ewijk.
Dit lint moet herkenbaar zijn door zijn profilering, maar ook door de aangrenzende bebouwing. Verder worden er ruimte- lijk herkenbare “buurtjes” onderscheiden, deze clusters van woningen liggen van het lint af in contrast met de lintbebou- wing.
2. variatie in “buurtjes” (bijv. introvert / extrovert) De “buurtjes” zijn flexibel en afwisselend in hun ontwerp, ie- der “buurtje” heeft een eigen sfeer. Een contrast kan ont- staan door bijvoorbeeld introverte vs extroverte “buurtjes” te creëren.
3. integratie met houtwallen
Houtwallen geven Keizershoeve 2 een duidelijk beeld, inte- gratie tussen houtwallen en “buurtjes” zorgt voor een samen- hangend geheel. Houtwallen vormen steeds aan minimaal een zijde de grens van een buurtje.
4. “buurtjes” dienen een afgeronde eenheid te zijn Elk “buurtje” is een eigen eenheid, de “buurtjes” dienen dan ook een beëindiging te hebben om deze eenheid te bewerk- stelligen, maar ook om toekomstige uitbreiding en daarmee aantasting van het concept zoveel mogelijk tegen te gaan.
Een deel van het landschap kan worden verpacht aan bur- gers. Dat verpachte landschap past qua karakter bij het openbare landschap. Het is bijvoorbeeld ingericht als weide, boomgaard of volkstuintje.
5. verpacht landschap dient minstens aan 1 zijde een openbaar informeel pad te hebben
Het landschap dat verpacht is zal steeds aan een zijde een informeel pad kennen. Zo ontstaat een geheel van aaneen- gesloten langzaamverkeerroutes door
Keizershoeve 2.
6. houtwal dient aan 1 zijde ruimte te hebben
Door aan een zijde van de houtwallen vrije ruimte te hou- den, blijven er doorzichten mogelijk. Er ontstaat een spel van open en gesloten ruimtes.
7. variabele maat openbare ruimte aan “buurtjes”
Een divers landschap resulteert ook in variabele maten van de openbare ruimte. Dit versterkt het afwisselende beeld wat Keizershoeve 2 moet oproepen.
S / T H
Bebouwing Houtwal Laan Bomen overig Haag Water Stuw
Speelplek / Informeel trapveldje Hondenuitlaatplek
Hondenravotplek Ecologische zone
A1 - Lint A2 - Busroute B1 - Fietsstraat B2 - Fietspad
C1 - Verbindende paden (recreatief) C2 - Paden langs watergangen D - Clusterwegen
E1 -Voetpaden E2 - Paadjes F - Parkeren verhard F - Parkeren onverhard
Legenda
HR
in gebruik te geven gronden, in te richten als (dieren)weitje, boomgaard of moestuin
S / T H
Bebouwing Houtwal Laan Bomen overig Haag Water Stuw
Speelplek / Informeel trapveldje Hondenuitlaatplek
Hondenravotplek Ecologische zone
A1 - Lint A2 - Busroute B1 - Fietsstraat B2 - Fietspad
C1 - Verbindende paden (recreatief) C2 - Paden langs watergangen D - Clusterwegen
E1 -Voetpaden E2 - Paadjes F - Parkeren verhard F - Parkeren onverhard
Legenda
HR
in gebruik te geven gronden, in te richten als (dieren)weitje, boomgaard of moestuin
8
Verkavelingsplan
9 1.4 Verkavelingsplan
Het verkavelingsplan is op basis van het PVEW deel 1 (Uitgangspunten en ontwerprichtlijnen voor het Steden- bouwkundig Ontwerp) en het PVEW deel 2 ( eisen woning- bouwprogramma en woningen) opgesteld. Als basis voor dit beeldkwaliteitsplan dient het verkavelingsplan d.d. 8 februari 2011. Hierbij dient opgemerkt te worden dat het verkave- lingsplan nog gewijzigd kan worden i.v.m.:
- wijzigingen in het woningbouwprogramma, waaronder de plannen van de corporatie.
- het vaststellen van de exacte locatie van de eigendommen van den Alst/Boekhorst.
- een nieuw definitief PVE deel 3 van de gemeente.
2. Architectuur
12
2.1 Spelregels architectuur
Stijlfamilies
Per buurt zoeken naar een architectuurstijl een verwant- schap in beeldkwaliteitskenmerken. Binnen de stijlfamilie bestaat de ruimte om te varieren.
Afwisseling
Aandacht voor zorgvuldige detaillering. Gevelcompositie en kap (goothoogte) spelen hierin een belangrijke rol.
Eenvoud
Hoofdbouwvormen zijn eenvoudig, de differentiatie zit in het detail. Goot- en nokhoogte mogen afwisselend zijn ook op pandniveau. Hetzelfde geldt voor de variatie in verdiepings- hoogte.
Korrel
De regel is een beperkte korrelgrootte van de bebouwing.
Kappen
Woningen en bijgebouwen hebben bij voorkeur een kap. De kapvorm is vrij, maar wel eenvoudig of traditioneel. Langs- en dwarskappen wisselen elkaar af.
Materiaal
Natuurlijke en/of streekeigen materialen gebruiken. Het kleurgebruik is natuurlijk en ingetogen.
Hoogte
Bebouwing heeft een lage goot. Bij hogere dichtheden, bij- zonder plekken of bijzondere panden kan een goot afwijken.
Gevels
De gevelcompositie is bescheiden en legt de nadruk op de- tails. Kleinschalige raamoppervlakken in de gevel, ramen zijn eventueel opgedeeld door spijlen. Individuele gevelbeel- den. Het verticale overheerst het horizontale.
Een eenvoudige hoofdvorm, afwisselende silhouetten en een springende rooilijn zijn gewenst.
Matrix
De spelregels voor de architectuur zijn omgevormd naar een matrix. In de matrix wordt een drietal hoofdvolumes benoemd en daarnaast transformaties die kunnen worden toegepast op deze hoofdvormen. In de paragrafen over de verschillende clusters wordt de keuze voor de hoofdvorm en transformaties toegelicht en vertaald naar een icoon voor het betreffende cluster. Per cluster dient minimaal één trans- formatie te worden toegepast op elke stedenbouwkundige entiteit (ter verheldering: een vrijstaande woning is een en- titeit, een blok rijtjeswoningen ook). Vervolgens worden één of meerdere accenten aan de getransformeerde hoofdvorm toegevoegd. Per cluster dienen minimaal twee van de aan- gegeven accenten te worden toegepast. Iedere woning dient minimaal één van de aangegeven accenten te bevatten.
13
Hoofdvolumes Transformaties Accenten
2. Oud-Hollands huis 1. Archetypisch Hollands huis
3. Dorps huis
1. Dwarskap
2. Ronde kap
4. Uitsnijden volume
5. Toevoegen volume
6. Toevoegen subvolumes
7. Asymmetrische kap
8. Verhogen nok 3. Doortrekken kap
9. Verlagen nok
1. Dakkapel
2. Entree markeren
3. (Vergroten) luiken
4. Verticaal accent
5. (Vergroten) schoorsteen
6. Aantasten hoek
7. Veranda
8. Balkon
9. Erker 10. Verlagen goot (deels)
4. Boerderijtype
10. Doorgestoken dakkapel
H H
H
H
H H
HR
H
S
T
Materialisatie
Voor het hoofdvolume worden bakstenen in het roodbrui- ne scala en dakpannen in antracietgrijs voorgestaan. Op hoeken en andere markante punten mogen witte woningen worden toegepast. Hier dient echter terughoudend mee te worden omgegaan, dit middel dient met mate te worden toegepast. De witte woningen zijn ‘gekeimd’, zodat de bak- steenstructuur zichtbaar blijft.
4. Verticaal accent
14
Transformatie
Op markante hoeken of bijzondere punten wordt de nok- richting gedraaid om een accent te creëren. Ook wordt op het einde van een rij de goothoogte plaatselijk verlaagd om een hoek te markeren en/of een zachtere overgang naar het landschap te maken.
Accenten
De hoofdvorm (type 2) wordt verrijkt door gebruik te maken van moderne toevoegingen en accenten. Grote hoekramen en doorgestoken dakkapellen bepalen hier het beeld. De accenten kennen een materialisering die afwijkt t.o.v. het hoofdvolume door de toepassing van hout, zink, plaatmate- riaal etc. De detaillering is traditioneel met uitzondering van de accenten die een meer moderne detaillering kennen. De bijgebouwen kennen een vergelijkbare materialisering en detaillering als de accenten, relatief modern dus.
2.2 Cluster 1
Stedenbouwkundige opzet
Dit meest noordelijke cluster kenmerkt zich door zijn rela- tief formele opzet. Deze opzet komt voort vanuit de wens een overgang te bewerkstelligen tussen Keizershoeve I en II. Ook in de gewenste beeldkwaliteit komt deze aansluiting terug. Het cluster kent een extraverte opzet, waarbij de wo- ningen zich met hun voorkanten naar buiten richten, naar het omliggende landschap. Hier liggen ofwel rijweggetjes (west- zijde) of woonpaden, waarop de woningen zich oriënteren.
Hieraan liggen ook de entrees. Het cluster bestaat in feite uit twee eenheden, een westelijk en een oostelijk deel. In hoofdopzet hebben ze veel verwantschap. Het oostelijk deel is echter groter, waardoor middenin ruimte ontstaat voor een hof met parkeren onder de bomen. In het westelijk deel ge- beurt dit aan de rand van de hof in parkeerkoffers.
Hoofdvolume
De woningen vallen onder type 2. Dit betekent dat het zadel- dak met aan weerszijden doorgemetselde schoorstenen de dominante dakvorm is.
2. Oud-Hollands huis
1. Dwarskap
Hoofdvolume Transformaties Icoon Accenten
9. Erker 10. Verlagen goot
(deels)
6. Aantasten hoek
10. Doorgestoken dakkapel
15 Materialen
Dwarskap
Dwarskap Wit
Verticaal element
Verlagen goot
Wit
Sprong in goot of rooilijn Verlagen goot
T1 A6
T10
H2
A4
T10
Toetsingscriteria
Hoofdvorm
• Type 2, zadeldak met aan weerszijden doorgemetselde schoorstenen en ‘schouders’.
Transformatie(s)
• Eventuele verdraaiing van de kaprichting op hoeken en markante punten.
• Goothoogte wordt plaatselijk verlaagd om een hoek te markeren en/of een zachtere overgang naar het land- schap te maken.
Accenten
• De hoofdvorm wordt verrijkt door gebruik te maken van moderne toevoegingen en accenten.
• Grote hoekramen en doorgestoken dakkapellen bepa- len het beeld.
• Deze hebben een bijzondere vormgeving.
Materialisering
• Voor het hoofdvolume worden bakstenen in het rood- bruine scala en dakpannen in antracietgrijs voorge- staan.
• Op hoeken en andere markante punten mogen witte wo- ningen worden toegepast. Hier dient echter terughou- dend mee te worden omgegaan, dit middel dient met mate te worden toegepast.
• De witte woningen zijn ‘gekeimd’, zodat de baksteen- structuur zichtbaar blijft.
• De accenten kennen een materialisering die afwijkt t.o.v.
het hoofdvolume door de toepassing van hout, zink, plaatmateriaal etc.
Detaillering
• De detaillering is traditioneel met uitzondering van de accenten, die een meer moderne, strakke detaillering kennen.
Bijgebouwen
• De bijgebouwen kennen een vergelijkbare materialise- ring en detaillering als de accenten, relatief modern dus.
16
H H
H
H
H H
HR
H
S
T
Transformatie
Behalve het afwijkende hoofdvolume is een duidelijk verschil met cluster 1 dat hier, naast accenten, ook toevoegingen in de vorm van echte subvolumes plaats vinden. Dit zijn liefst niet zomaar verkleiningen van het hoofdvolume. Deze sub- volumes hebben bij voorkeur een eigen beeldtaal en mate- rialisering.
Accenten
De archetypische hoofdvorm aangevuld door en aangetast door moderne volumes en accenten. Men moet hierbij den- ken aan verlengde erkers, bijzondere entrees, doorgestoken dakkapellen, hoekramen etc. Deze toevoegingen hebben een relatief moderne, strakke en minimalistische vormge- ving.
Hoofdvolume Transformaties Icoon Accenten
10. Verlagen goot (deels)
17
Materialisering
Wat betreft de materialisering is de vrijheid relatief beperkt.
Baksteen in het scala van roodbruin tot donkerbruin-man- gaan is toegestaan. Stenen in het zandkleurige en gele scala zijn echter uitgesloten, het zelfde geldt voor grijstinten. Voor het dak geldt dat de pannen antracietgrijs, gebakken en ge- smoord dienen te zijn. De materialisering van de accenten is voor het overgrote deel afwijkend van of contrasterend met het hoofdvolume. Men moet bijv. denken aan zink e.d. Ele- menten als hoekramen en uitvergrote kozijnen mogen, om de harmonie geen geweld aan te doen, echter ook in het hetzelfde materiaal als de overige kozijnen worden uitge- voerd. Bijgebouwen hebben dezelfde materialisering als het hoofdvolume.
2.3 Cluster 2
Stedenbouwkundige opzet
Dit cluster kent een geheel andere opzet dan cluster 1. Het hart van het cluster wordt gevormd door een groene hof met bomen. De woonstraten liggen rondom deze hof. De wonin- gen zijn ditmaal naar binnen gericht en op de groene hof en woonstraten gericht. De schikking is semi-formeel d.w.z.
rondom de hof gerangschikt met lichte hoekverdraaiingen.
Het parkeren geschiedt deels op de rijbaan en deels in zoge- naamde parkeerkoffers aan de randen van het cluster.
Hoofdvorm
De hoofdvorm is type 1, d.w.z. het archetypische Hollandse huis met zadeldak. De nokrichting is hoofdzakelijk parallel aan de hof en de straat , met de mogelijkheid tot een draaiing van de nokrichting op bijzondere punten.
1. Archetypisch Hollands huis
6. Toevoegen subvolumes
9. Erker
6. Aantasten hoek 4. Verticaal accent
10. Doorgestoken dakkapel
18
Materialen
Toevoegen subvolume
T6
Verticaal element Hoofdvolume Aantasten hoek
Lage goot
A10 A4
H1
A10 A4 T10
Materialisering
• Baksteen in het scala van roodbruin tot donkerbruin- mangaan is toegestaan.
• Stenen in het zandkleurige en gele scala zijn uitgeslo- ten, het zelfde geldt voor grijstinten.
• Voor het dak geldt dat de pannen antracietgrijs, gebak- ken en gesmoord dienen te zijn.
• De materialisering van de accenten is voor het overgro- te deel afwijkend van of contrasterend met het hoofdvo- lume. Men moet bijv. denken aan zink e.d.
• Elementen als hoekramen en uitvergrote kozijnen mo- gen, om de harmonie geen geweld aan te doen, echter ook in het hetzelfde materiaal als de overige kozijnen worden uitgevoerd.
Detaillering
• De detaillering is traditioneel met uitzondering van de accenten, die een meer moderne, strakke detaillering kennen.
Bijgebouwen
• De bijgebouwen hebben dezelfde materialisering en detaillering als het hoofdvolume.
Toetsingscriteria
Hoofdvorm
• Type 1, archetypisch Hollands huis met zadeldak.
• De nokrichting is hoofdzakelijk parallel aan de hof en de straat.
Transformatie(s)
• Mogelijkheid tot draaiing van de nokrichting op bijzon- dere punten.
• Toevoegingen in de vorm van echte subvolumes.
• Dit zijn niet zomaar verkleiningen van het hoofdvolume.
Deze subvolumes hebben een eigen beeldtaal en materialisering.
• Toevoegingen aan en aantastingen van het hoofdvo- lume zoals verlengde erkers, bijzondere entrees etc.
verrijken het beeld.
Accenten
• De archetypische hoofdvorm wordt aangevuld met en aangetast door moderne volumes en accenten.
• In de vorm van verlengde erkers, bijzondere entrees, doorgestoken dakkapellen, hoekramen etc.
• Deze toevoegingen hebben een relatief moderne, strakke en minimalistische vormgeving.
19
H H
H
H
H H
HR
H
S
T
Transformatie(s)
De transformatie van het volume houdt in dit geval in dat de kap plaatselijk naar beneden dient te worden doorgetrokken en de goothoogte voor een deel wordt verlaagd naar 3.00 tot 3.50 meter.
Accenten
Naast de transformaties van de kap is er sprake van moder- ne accenten, die de basislijnen van goot en kap wijzigen en/
of doorbreken. De gootlijn is hierbij het leidmotief. Deze lijn loopt als een continuüm steeds door en accentueert hiermee de afwijkingen op het klassieke thema.
Hoofdvolume Transformaties Icoon Accenten
3. Dorps huis
Materialisatie
De materialisatie bestaat uit een gevel in baksteen in een aantal tinten variërend van roodbruin tot donkergrijs en don- kerbruin. Er dient echter één hoofdtint voor het cluster als geheel te worden gekozen. De pannen zijn ook hier gebak- ken (gesmoord) in de kleur donkerrood. De detaillering van het hoofdvolume is traditioneel. De accenten zijn modern in detaillering en wijken duidelijk af van het hoofdvolume. De materialisatie mag echter op hoofdlijnen gelijk zijn aan het hoofdvolume. De bijgebouwen hebben een vergelijkbare materialisering en detaillering als het hoofdgebouw.
10. Verlagen goot
(deels) 10. Doorgestoken dakkapel
20
2.4 Cluster 3
Stedenbouwkundige opzet
Cluster 3 heeft een opzet die in hoofdlijnen overeen komt met cluster 2. Ook hier is sprake van een schegvormige groene ruimte die het hart van het cluster vormt. De opzet is echter wat minder symmetrisch. Men rijdt hier niet rond het groen, maar slechts aan een zijde daarvan. De woningen aan de oostzijde van het cluster worden via smalle, door het groen lopende weggetjes ontsloten. Daardoor krijgt het clus- ter een asymmetrische organisatie. Dit wordt ondersteund door de verschillende typologieën aan weerszijden van de hof. Het parkeren wordt hoofdzakelijk op eigen terrein of op de rijbaan opgelost. De nokrichting is in hoofdlijnen parallel aan de hof. De vrijstaande woningen kunnen hierop een uit- zondering vormen.
Hoofdvolume
Het hoofdvolume behoort tot type 3. De dakvorm is dus ge- baseerd op de mansardekap.
4. Verticaal accent 6. Aantasten hoek
9. Erker 3. Doortrekken kap
21 Materialen
Verticaal element
Verticaal accent
Verlagen goot
Doortrekken kap
T10 A10
A4 T3
Toetsingscriteria
Hoofdvorm
• Het hoofdvolume behoort tot type 3.
• De dakvorm is dus gebaseerd op de mansardekap.
• De nokrichting is op hoofdlijnen parallel aan de hof ge- richt.
• De vrijstaande (geschakelde) woningen kunnen hierop een uitzondering vormen.
Transformatie(s)
• De transformatie van het volume houdt in dit geval in dat de kap plaatselijk naar beneden dient te worden door- getrokken.
• De goothoogte dient voor een deel te worden verlaagd naar 3.00 tot 3.50 meter.
Accenten
• Er is sprake van moderne accenten, die de basislijnen van goot en kap plaatselijk wijzigen.
• De gootlijn is hierbij het leidmotief.
• Deze lijn loopt als een continuüm steeds door en accen- tueert hiermee de afwijkingen op het klassieke thema.
Materialisering
• De materialisatie bestaat uit een gevel in baksteen van een tint in het scala van roodbruin tot donkerbruin of donkergrijs.
• Er dient echter één tint te worden gekozen voor het clus- ter als geheel.
• De pannen zijn ook hier gebakken (gesmoord) in de kleur donkerrood.
• De materialisatie van de accenten mag op hoofdlijnen gelijk zijn aan het hoofdvolume.
22
Detaillering
• De detaillering van het hoofdvolume is traditioneel.
• De accenten zijn modern in detaillering en wijken dui- delijk af van het hoofdvolume. De bijgebouwen hebben een vergelijkbare materialisering en detaillering als het hoofdgebouw.
Bijgebouwen
• De bijgebouwen hebben een vergelijkbare materialise- ring en detaillering als hoofdgebouw
2.5 Cluster 4
Stedenbouwkundige opzet
Het betreft hier een extrovert cluster. De woningen zijn ge- oriënteerd op het omliggende landschap, met hun entrees aan de rondom liggende woonpaden. De woningen liggen hier met hun achtertuinen naar binnen toe. Centrale ruimte kan dus laagdrempelig vanuit de achtertuin worden bereikt.
De ruimte is hierdoor zeer geschikt voor een functie als par- keerkoffer.
Hoofdvorm
De hoofdvorm betreft hier type 1, de basis is dan ook het zadeldak.
H H
H
H
H H
HR
H
S
T
Transformatie
De hoofdvorm wordt getransformeerd door de kap door te trekken en het dakvlak te vergroten en/of door de goothoogte te verlagen. Dit vergroot de analogie met de rurale, agrari- sche architectuur. Deze verlenging/vergroting van de kap hoeft niet persé symmetrisch te gebeuren, ook een asymme- trische kap behoort tot de wenselijke beeldtaal. Achterkant- situaties worden op deze manier op eenvoudige wijze om- gezet in een zijde met een aantrekkelijk beeld. Een andere mogelijkheid is het optillen van de gootlijn en/of het opensnij- den van kap. Deze transformaties bieden goede mogelijk- heden om extra programma te genereren en/of overdekte buitenruimten mogelijk te maken.
Accenten
De getransformeerde kapvorm biedt vele mogelijkheden om accenten vorm te geven in de vorm van veranda’s, overkap- pingen en/of terrassen als onderdeel van het hoofdgebouw.
Transformaties Icoon Accenten
Hoofdvolume
1. Archetypisch Hollands huis
10. Verlagen goot (deels)
23
Materialisatie
De basis van de gevel wordt gevormd door baksteen in aar- detinten, maar een substantieel deel van de gevel wordt in hout of houtvervangend materiaal uitgevoerd. Dit materiaal is gekoppeld aan de transformaties en accenten. Het wordt toegepast ter plaatse van de veranda’s, insnijdingen etc.
Als dakbedekking worden hier traditionele gebakken pan- nen gekozen, antracietgrijs is hier het uitgangspunt. De ac- centen kennen een materialisering die overeen komt met het hoofdvolume. De toegevoegde vormentaal is op zichzelf expressief genoeg. De detaillering is modern met een traditi- onele inslag en ambachtelijk vakwerk. De bijgebouwen heb- ben een vergelijkbare materialisering en detaillering als het hoofdvolume en zijn duidelijk familie van ontwerp.
1. Dakkapel 7. Asymmetrische kap
7. Veranda
3. (Vergroten) luiken
Materialen 24
Veranda
Verlagen goot
A7 A7 T7
T10
A1
Toetsingscriteria
Hoofdvorm
• De hoofdvorm betreft hier type 1, de basis is dan ook het zadeldak.
Transformatie
• De hoofdvorm wordt getransformeerd door de kap door te trekken en het dakvlak te vergroten en/of door de goothoogte te verlagen. Dit vergroot de analogie met de rurale, agrarische architectuur.
• Deze verlenging/.vergroting van de kap hoeft niet per sé symmetrisch te gebeuren, ook een asymmetrische kap behoort tot de wenselijke beeldtaal.
• Een andere mogelijkheid is het optillen van de gootlijn en/of het opensnijden van kap.
Accenten
• De getransformeerde kapvorm biedt vele mogelijkhe- den om accenten vorm te geven in de vorm van ve- randa’s, overkappingen en/of terrassen als onderdeel van het hoofdgebouw.
Materialisatie
• De basis van de gevel wordt gevormd door baksteen in aardetinten maar een substantieel deel van de gevel wordt in hout of houtvervangend materiaal uitgevoerd.
• Dit hout is gekoppeld aan de transformaties en accen- ten. Het wordt toegepast ter plaatse van de veranda’s, insnijdingen etc.
• Als dakbedekking worden hier traditionele gebakken pannen gekozen, antracietgrijs is hier het uitgangspunt.
• De accenten kennen een materialisering die sterk overeen komt met het hoofdvolume. De toegevoegde vormentaal is op zichzelf expressief genoeg. De detail- lering is modern met een traditionele inslag en ambach- telijk vakwerk. De bijgebouwen hebben een vergelijk- bare materialisering en detaillering als het hoofdvolume en zijn duidelijk familie van ontwerp.
Detaillering
• De detaillering van het hoofdvolume is traditioneel, van de accenten en subvolumes modern.
• De accenten zijn ook modern in materiaalkeuze en wijken duidelijk af van de materialisatie van het hoofd- volume.
Bijgebouwen
• De bijgebouwen zijn ofwel in de stijl van de subvolumes ofwel als de accenten uitgevoerd.
• Keuze hiervoor is vrij.
25
H H
H
H
H H
HR
H
S
T
Hoofdvolume Transformaties Icoon Accenten
26
2.6 Cluster 5
Stedenbouwkundige opzet
Dit cluster kent een relatief losse structuur met een lagere mate van ordening dan de vorige clusters. Kenmerkend is dat het cluster wordt doorsneden door één van de hoofd- groenstructuren (houtwal). Verder wordt dit cluster rondom omzoomd door een greppel om het terpachtige karakter nog eens extra te versterken. De oriëntatie van de woningen is naar binnen gericht (introvert). De woningen staan in klei- nere eenheden van 4 tot 7 woningen gegroepeerd rondom pleintjes en insteekweggetjes. De voordeuren zijn naar deze pleintjes en weggetjes gericht. Veel woningen hebben echter een ‘hoekligging’ waardoor sprake is van een zogenaamde dubbele oriëntatie. Mede door het omliggende terrein dienen de randen open te blijven en is zicht op en vanaf het cluster van wezenlijk belang.
Hoofdvorm
De hoofdvorm betreft hier type 4, de vorm geïnspireerd op de klassieke, lokale boerderij met een relatief lange gevellengte en een kap met wolfseinden.
Transformatie
Het hoofdvolume blijft hier vrijwel onaangetast. De transfor- matie van het hoofdvolume houdt in dit geval in dat de kap plaatselijk naar beneden dient te worden doorgetrokken en de goothoogte voor een deel wordt verlaagd naar 3.00 - 3.50 meter. Dit gegeven is vooral bij dit type van het grootste be- lang. Nog meer dan bij de andere typen geeft een (gedeel- telijke) verlaging van de goothoogte naar één verdieping het typische agrarische karakter. Deels mag er een hogere goot- hoogte worden toegepast, maar dit mag nooit meer zijn dan de helft van het volume.
Accenten
Het belang ligt hier bij de accenten in de vorm van uitvergrote of metaforisch gebruikte details. Hierbij moet men denken aan uitvergrote stijlkenmerken of onderdelen van het hoofd- volume, zoals het vergroten van luiken, raamlijsten en het toepassen van elementen als een (opengewerkte) staldeur etc. Terughoudendheid wat betreft de toepassing van dak- kapellen is gewenst: de bovenzijde dient altijd onderdeel van het dak te zijn en tevens gelijk te zijn gematerialiseerd.
7. Asymmetrische kap
Materialisatie
De materialisatie is sober. Er wordt een sterke link gelegd met de oorspronkelijke streekeigen boerderijen. Dit betekent dat zowel de gevels als het dak rustig van kleur en vorm zijn. De kleur van de baksteen is rood of diep zandkleurig.
Dit laatste betekent niet dat beige, licht zandkleurige steen gewenst zijn. Het handelt hier om diep zandkleurige, warme stenen. Het dak bestaat uit gebakken, gesmoorde pannen. In het geval van een rode baksteen dient er te worden gekozen voor een antracietkleurige kap. In het geval dat er zandkleu- rige woningen worden gerealiseerd, mogen de pannen hier bij uitzondering rood zijn. Er dient echter wel voor een kleur pannen voor het gehele cluster te worden gekozen. De eer- ste woningen zetten de toon. De detaillering is in zijn basis traditioneel. Accenten als erkers, deuren, etc. mogen worden uitgewisseld, echter nooit in sterk contrast met het hoofdvo- lume. Een vergelijkbare materialisering en detaillering als het hoofdvolume geldt ook voor de bijgebouwen. Daar het hier een wat groter en ‘landelijker’ cluster betreft, levert dit een wenselijk beeld op.
1. Dakkapel
3. (Vergroten) luiken 4. Boerderijtype
10. Verlagen goot (deels)
2. Entree markeren
Materialen
T7
T10 H4
Antraciet
27
A3
Rood
Toetsingscriteria
Hoofdvorm
• De hoofdvorm betreft hier type 4.
• Het volume is geïnspireerd op de klassieke plaatselijke boerderij met een relatief lange gevel en een kap met wolfseinden.
Transformatie
• Het hoofdvolume blijft hier vrijwel onaangetast.
• De transformatie van het hoofdvolume houdt in dit geval in dat de kap plaatselijk naar beneden dient te worden doorgetrokken.
• De goothoogte wordt voor een deel verlaagd naar 3.00 tot 3.50 meter.
• Dit gegeven is vooral bij dit type van het grootste belang.
• Deels mag er een hogere goothoogte worden toege- past.
• Dit mag nooit meer zijn dan de helft van het volume.
Accenten
• Het belang ligt hier bij de accenten in de vorm van uitvergrote of metaforisch gebruikte details.
• Hierbij moet men denken aan uitvergrote stijlkenmer- ken of onderdelen van het hoofdvolume.
• Denk hierbij aan het vergroten van de typische accen- ten en details als luiken, raamlijsten en het toepassen van elementen als een (opengewerkte) staldeur etc.
Detaillering
• De detaillering is in zijn basis traditioneel.
• Accenten kennen een modernere detaillering, echter nooit in sterk contrast met het hoofdvolume.
Materialisatie
• De materialisatie is sober.
• De kleur van de baksteen is rood of diep zandkleurig.
• Dit laatste betekent niet dat beige, licht zandkleurige steen gewenst zijn.
• Het handelt hier om diep zandkleurige, warme stenen.
• Het dak bestaat uit gebakken, gesmoorde pannen.
• In het geval van een rode baksteen dient er te worden gekozen voor een antracietkleurige kap.
• In het geval dat er zandkleurige woningen worden ge- realiseerd, dan mogen de pannen hier bij uitzondering rood zijn.
• Er dient echter voor één kleur pannen voor het gehele cluster te worden gekozen.
• De eerste woningen zetten hierbij de toon.
Bijgebouwen
• De bijgebouwen hebben een vergelijkbare materialise- ring en detaillering als en zijn duidelijk familie van het hoofdvolume.
28
2.7 Cluster 6
Stedenbouwkundige opzet
Cluster 6 kent een wat formelere opzet rondom een groen hofje. Het hof heeft een open karakter zonder formele groen- structuur, enkele solitaire bomen volstaan. Het parkeren is geclusterd in een aantal groepen. Aan de zuidzijde zijn eigen parkeerplaatsen en openbare plekken gebundeld eventueel onder een carportconstructie. Het overige parkeren gebeurt centraal in de hof (langsparkeren op de rijbaan). De enigs- zins formele opzet wordt doorbroken door te spelen met rooilijnen. De tweekappers verspringen en de rooilijn van de rijen wordt geknipt. Zo blijft er sprake van een relatief kleine schijnbare korrelgrootte.
Hoofdvorm
De hoofdvorm is hier type 3, het dorpse huis met mansarde- kap. De goothoogte is extra laag door op sommige plaatsen de kap over de gevel naar beneden door te trekken. Het ac- cent ligt op de langsgevel, die de hof maximaal begeleidt.
H H
H
H
H H
HR
H
S
T
Transformatie
De hoofdvorm wordt, inclusief de doorgetrokken kap, ge- transformeerd middels toegestane contrasterende elemen- ten. Deze hebben een duidelijk afwijkende vormgeving en materialisering. Een sterk middel is het verlagen en vervol- gens doorbreken van de gootlijn en het deels aantasten van het traditionele dakvlak.
Een goede beëindiging van de ‘koppen’ is, voornamelijk in het geval van de rijen, extra belangrijk.
Dit kan o.a. geschieden door de koppen op een bijzondere manier te materialiseren en door ramen en of accenten aan te brengen. Ook kan de kap worden ‘omgezet’.
Accenten
Om die hierboven genoemde doorbreking van de gootlijn en aantasting van het dakvlak te bereiken, dient men moder- ner getinte toevoegingen en vergrote basiselementen in te zetten. Men moet hierbij denken aan verlengde ramen en entreepartijen, erkers etc.
Hoofdvolume Transformaties
1. Dakkapel
Icoon Accenten
5. (Vergroten) schoorsteen 10. Doorgestoken dakkapel
29
Materialisatie
De gevel wordt in zijn basis in baksteen gematerialiseerd. In tegenstelling tot cluster 3, waar ook basistype 3 wordt toe- gepast, is hier wat betreft de kap echter geen sprake van traditionele pannen. Mogelijkheid is dat de gevel in traditi- onele baksteen wordt uitgevoed. De kap dient in dat geval in een bijzonder materiaal te worden uitgevoerd, bijv. leien.
De gevel mag echter ook in wit worden uitgevoerd (uitslui- tend in de vorm van gekeimde bakstenen, zodat de structuur zichtbaar blijft). De kap dient in dat geval in riet te worden uitgevoerd. De gevel en de dakbekleding harmoniëren wat betreft hun kleur. Is de gevel in baksteen in een roodachtige tint uitgevoerd, dan is de dakbekleding met leien in (gemê- leerde) grijstinten. Wordt de gevel wit gekeimd dan is de kap in riet etc. Er dient echter voor één combinatie voor het ge- hele cluster te worden gekozen. Er dient in alle gevallen een derde materiaal worden toegevoegd aan de gevel. Zo kan een deel van de gevel met hout worden bekleed. Het hoofd- materiaal en de toegevoegde bekleding zijn altijd in overeen- komstige tinten uitgevoerd. De bijgebouwen zijn in de stijl van de subvolumes of accenten uitgevoerd.
1. Dwarskap 4. Verticaal accent
3. Dorps huis
10. Verlagen goot (deels)
Materialen
T1 A10
A4 H3
Verlagen goot
30
31 Toetsingscriteria
Hoofdvorm
• De hoofdvorm is hier type 3 met mansardekap.
• De goothoogte is plaatselijk extra laag door op som- mige delen de kap over de gevel naar beneden door te trekken.
• Het accent ligt op de langsgevel, die de hof maximaal begeleidt.
Transformatie
• De hoofdvorm wordt, inclusief de verlengde kap, ge- transformeerd door aanvullende volumes toe te staan.
• Deze hebben een duidelijk afwijkende vormgeving en materialisering.
• Het verlagen en vervolgens doorbreken van de gootlijn en het deels aantasten van het traditionele dakvlak.
Accenten
• Moderner getinte toevoegingen en vergrote basisele- menten inzetten.
• Men moet hierbij denken aan verlengde ramen en entreepartijen, erkers etc.
• Een goede beëindiging van de ‘koppen’ is, voorname- lijk in het geval van de rijen, extra belangrijk.
• Dit kan o.a. geschieden door de koppen op een bij- zondere manier te materialiseren en door ramen en of accenten aan te brengen.
• Ook kan de kap worden ‘omgezet’.
Materialisatie
• De gevel wordt in zijn basis in baksteen gemateriali- seerd.
• Hier is wat betreft de kap echter geen sprake van tradi- tionele pannen.
• Er zijn twee mogelijkheden voor dit cluster:
1. Ofwel de gevel wordt in traditionele baksteen uitgevoerd. De kap dient in dat geval in een bijzon- der materiaal te worden uitgevoerd, bijv. leien.
2. De gevel mag echter ook in wit worden uitgevoerd (uitsluitend in de vorm van gekeimde bakstenen zodat de structuur zichtbaar blijft). De kap dient in dat geval in riet te worden uitgevoerd.
• Er dient in alle gevallen een derde materiaal te worden toegevoegd aan de gevel. Zo kan een deel van de gevel bijvoorbeeld met hout worden bekleed.
• De gevel en de dakbekleding harmoniëren wat betreft hun kleur.
• Hetzelfde geldt voor het hoofdmateriaal en de toege- voegde bekleding.
• Deze zijn altijd in overeenkomstige tinten uitgevoerd.
• Er dient voor het gehele cluster één combinatie te worden gekozen.
Detaillering
• De detaillering is in zijn basis traditioneel.
Bijgebouwen
• De bijgebouwen zijn in de stijl van de subvolumes of accenten uitgevoerd.
2.8 Cluster 7
Stedenbouwkundige opzet
Cluster 7 is een introvert cluster, waarin de woningen zich naar binnen richten op een schegvormige groene hof. De op- zet is hier relatief formeel met vrij strakke rooilijnen. Slechts de woningen aan de zuidwestkant onttrekken zich even aan dit stramien om een uitnodigend gebaar te maken voor fiet- sers en voetgangers. Om de vorm van de binnenruimte te ondersteunen is hier voor een nokrichting gekozen die paral- lel aan de straten ligt..
Hoofdvorm
De hoofdvorm is hier type 2, het Oudhollandse huis. De bij- behorende dakvorm is het zadeldak tussen twee opgemet- selde kopgevels met doorlopende schoorstenen.
H H
H
H
H H
HR
H
S
T
Transformatie
De transformaties van het hoofdvolume blijven in dit cluster relatief beperkt. Het betreft hier voornamelijk het plaatselijk naar beneden doortrekken van de kap. Deze wordt, op het einde van een rij of aan één zijde van een tweekapper asym- metrisch vormgegeven door de goot (deels) naar beneden te halen. Eventueel kan er sprake zijn van een verdraaiing van de kaprichting op de hoeken.
Accenten
Het hoofdvolume blijft hier vrijwel onaangetast. Het belang ligt hier bij de accenten in de vorm van uitvergrote of meta- forisch gebruikte details. Hierbij moet men denken aan uit- vergrote stijlkenmerken of onderdelen van het hoofdvolume, bijvoorbeeld het vergroten van de typische schoorstenen of van accenten als luiken, raamlijsten etc. De detaillering is in zijn basis traditioneel. Een vergelijkbare materialisering en detaillering als het hoofdvolume geldt ook voor de bijgebou- wen.
Hoofdvolume Icoon Accenten
Materialisatie
De gevels bestaan uit baksteen in een aantal tinten van rood tot bruin. De dakpannen zijn gebakken en gesmoord. Daar het hier een vrij kleine hof betreft, is de kleur van de wo- ningen echter zoveel mogelijk gelijk. Dit geldt voor zowel de baksteen als de dakpannen. De pannen zijn dan ook alle- maal antracietkleurig. Enkele woningen mogen in wit worden uitgevoerd. Het gaat dan om maximaal twee woningen op markante punten. Sterke kleuraccenten en – contrasten die- nen verder te worden vermeden.
5. (Vergroten) schoorsteen 10. Doorgestoken dakkapel
32
2. Entree markeren
2. Oud-Hollands huis
Transformaties
1. Dwarskap
10. Verlagen goot (deels)
3. (Vergroten) luiken
Materialen
A5
T10 H2
A3 H2
Doorgestoken dakkapel
Verlaagde goot
Vergroten schoorsteen
Dwarskap
33 Materialen
34
Toetsingscriteria
Hoofdvorm
• De hoofdvorm is hier type 2, het Oudhollandse huis.
• De bijbehorende dakvorm is het zadeldak tussen twee opgemetselde kopgevels met doorlopende schoorste- nen.
Transformatie(s)
• De transformaties van het hoofdvolume blijven in dit cluster relatief beperkt.
• Het betreft hier voornamelijk het plaatselijk naar bene- den verlengen van de kap.
• Deze wordt, op het einde van een rij of aan één zijde van een tweekapper asymmetrisch vormgegeven door de goot (deels) naar beneden te halen.
• Eventueel kan er sprake zijn van een verdraaiing van de kaprichting op de hoeken.
Accenten
• Het hoofdvolume blijft hier vrijwel onaangetast.
• Het belang ligt hier bij de accenten in de vorm van uitver- grote of metaforisch gebruikte details.
• Hierbij gaat het om uitvergrote stijlkenmerken of onder- delen van het hoofdvolume.
• Denk hierbij aan het vergroten van de typische schoor- stenen of van accenten als luiken, raamlijsten etc.
• De detaillering is in zijn basis traditioneel.
Materialisatie
• De gevels bestaan uit baksteen met keuze uit een aan- tal tinten van rood tot bruin.
• De dakpannen zijn gebakken en gesmoord.
• Daar het hier een vrij kleine hof betreft, is de kleur van de woningen zoveel mogelijk gelijk.
• Dit geldt voor zowel de baksteen als de dakpannen.
• De pannen zijn dan ook allemaal antracietkleurig.
• Woningen mogen in wit worden uitgevoerd.
• Het gaat dan om maximaal twee woningen op markante punten.
• Sterke kleuraccenten en – contrasten dienen verder te worden vermeden.
Detaillering
• De detaillering is traditioneel.
Bijgebouwen
• Voor de bijgebouwen geldt een zelfde vormgeving en materialisering als de hoofdgebouwen.
2.9 Cluster 8
Stedenbouwkundige opzet
Het laatste cluster heeft een vrij lineaire opbouw. De wonin- gen staan losjes gegroepeerd aan een structuur van insteek- weggetjes, geflankeerd door groene veldjes. Het parkeren wordt grotendeels op eigen terrein opgelost. Slechts het bezoekersparkeren ligt in het openbaar gebied in de vorm van langsparkeren op de rijbaan. De oriëntatie is in hoofd- lijnen introvert, maar aan de insteekweggetjes staan de wo- ningen 90 graden gedraaid t.o.v. de hoofdrichting, waardoor de oriëntatie wordt genuanceerd. Deze woningen zullen aan minstens twee zijden een representatieve gevel dienen te hebben die zich naar het openbaar gebied oriënteert. Rijen komen hier niet voor. De korrelgrootte is daardoor relatief klein.
Hoofdvorm
De hoofdvorm is type 4. De gewenste dakvorm is het dak met wolfseind(en), niet gedraaid, omdat dit de analogie met de traditionele boerderij doorbreekt.
H H
H
H
H H
HR
H
S
T
Transformatie(s)
Om de analogie met agrarische (bij)gebouwen te vergro- ten is het belang van een verlaagde goot hier evident. Dit is t.o.v. het basistype echter geen grote verandering. De kap zal daarnaast ook op andere wijze worden getransformeerd.
Deelobjecten zoals dakkapellen, entree- en raampartijen etc.
zullen worden uitvergroot en als verticaal element gaan op- treden. Deze elementen snijden op enkele plaatsen door de kap heen en verbreken plaatselijk de lage gootlijn.
Accenten
Om die hierboven genoemde doorbreking van de gootlijn en aantasting van het dakvlak te bereiken, dient men moder- ner getinte toevoegingen en vergrote basiselementen in te zetten. Men moet hierbij denken aan verlengde ramen en entreepartijen, erkers etc.
Hoofdvolume Transformaties Icoon Accenten
4. Boerderijtype
4. Verticaal accent
35
Materialisatie
De materialisering bestaat uit een basis van baksteen in een tint tussen rood en bruin. Enkele woningen op markante pun- ten mogen wit worden gekeimd. Het is echter uitdrukkelijk niet de bedoeling dat het gehele cluster in wit wordt uitge- voerd. De kap dient, in het geval van bakstenen gevels, in gebakken pannen te worden uitgevoerd. De kleur is dan an- traciet. Ook in het geval van wit ‘gekeimde’ woningen ligt de pannenkleur vast, nl. antracietgrijs. Een goed alternatief is riet. Dit kan incidenteel als verbijzondering worden ingezet.
Het is echter niet de bedoeling het gehele cluster in dit mate- riaal uit te voeren. De detaillering is in hoofdzaak traditioneel.
Delen als de uitvergrote accenten kunnen echter moderner worden uitgevoerd. Voor de bijgebouwen geldt een zelfde vormgeving en materialisering als de hoofdgebouwen.
3. (Vergroten) luiken 4. Uitsnijden volume
10. Verlagen goot
(deels) 10. Doorgestoken
dakkapel 2. Entree markeren
Materialen
T4 T10
A4
A2 H4
36
Toetsingscriteria
Hoofdvorm
• De hoofdvorm is type 4.
• De gewenste dakvorm is het dak met wolfseind(en), bij voorkeur niet gedraaid
Transformatie(s)
• Het belang van een verlaagde goot hier evident.
• De kap zal daarnaast ook op andere wijze worden getransformeerd.
• Deelobjecten zoals dakkapellen, raampartijen etc. zul- len als verticaal element gaan optreden.
• Deze elementen snijden plaatselijk door de kap heen en verbreken hier de lage gootlijn.
Accenten
• Om die hierboven genoemde doorbreking van de gootlijn en aantasting van het dakvlak te bereiken, dient men moderner getinte toevoegingen en vergrote basiselementen inzetten.
• Men moet hierbij denken aan verlengde ramen en entreepartijen, erkers etc.
Detaillering
• De detaillering van het hoofdvolume is traditioneel.
• De accenten kennen een modernere, meer uitgeklede detaillering.
Materialisatie
• De materialisering bestaat uit een basis van baksteen in een tint van rood tot bruin.
• Enkele woningen op markante punten mogen wit worden gekeimd.
• Het is echter uitdrukkelijk niet de bedoeling dat het gehele cluster in wit wordt uitgevoerd.
• De kap dient, in het geval van onbehandelde bakste- nen gevels, in gebakken pannen te worden uitgevoerd.
• De pannenkleur ligt vast en is antracietgrijs.
• Een goed alternatief hiervoor is riet.
• In dat geval dient het gehele cluster in dit materiaal te worden uitgevoerd.
Detaillering
• De detaillering is in hoofdzaak traditioneel.
• Delen als de uitvergrote accenten kunnen echter mo- derner worden uitgevoerd.
Bijgebouwen
• Voor de bijgebouwen geldt een zelfde vormgeving en materialisering als de hoofdgebouwen.
37