Henriëtte Blaauw
bron
Henriëtte Blaauw, In regenweertje. Gebr. Kluitman, Alkmaar 1924
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/blaa012inre01_01/colofon.php
© 2011 dbnl
2
Henriëtte Blaauw, In regenweertje
[In regenweertje]
Klein Klaasje moest er nog op uit, 't Was buiten leelijk weertje;
Hij nam z'n vaders paraplu, 't Was voor dit ééne keertje...
En boven, op het zwarte dak, Ging 't rikke-tikke-tikke-tak!
Klein Klaasje vond 't grappig, hoor, Die tikkende geluidjes;
Er kwamen uit de zwarte lucht Maar steeds nog harder buitjes, En Klaasje bleef zoo droog als wat, Omdat hij 't paraplu-tje had.
Henriëtte Blaauw, In regenweertje
4
Henriëtte Blaauw, In regenweertje
De menschen liepen als 'n haas, Verlangden naar 'n vuurtje, Maar Klaasje dacht: 't Is veel te fijn,
Ik kuier nog een uurtje;
In 't wollen pakje dat hij droeg Had Klaasje 't immers warm genoeg.
Daar kwam hij Lucie en Marie Z'n beide buurtjes tegen, Die werden, zonder paraplu,
Brr, kletsnat in dien regen.
En vriendelijk vroeg Klaasje nu:
‘Zeg, wil je soms mijn paraplu?’
Henriëtte Blaauw, In regenweertje
6
Henriëtte Blaauw, In regenweertje
Ze riepen allebei om 't hardst:
‘Welnee, m'n beste Klaasje, We loopen ieder aan 'n kant
En jij in 't midden, baasje.’
Ze staken lachend, een voor een, Haar arm door dien van Klaasje heen.
Ze werden met hun drietjes toen De allerbeste maatjes;
Wat hadden ze 'n dolle pret, Wat hadden ze 'n praatjes!
Die kreeg een drup en die een spat, Maar niemand die er erg in had.
Henriëtte Blaauw, In regenweertje
8
Henriëtte Blaauw, In regenweertje
Maar wat gebeurde? - sapperloot, Daar kwam een leelijk windje;
Hoei, hoei! - ‘Die kan toch blazen, hè?’
Zei Klaas, het kleine vrindje.
En raadt eens wat dat windje deed, Hij greep Marietjes hoedje beet.
Hij rukte het van 't hoofdje af, En ging er mee aan 't rollen;
De kleintjes deden erg hun best Het hoedje na te hollen.
En Klaas, natuurlijk ook van streek, Liet 't paraplu-tje in den steek.
Henriëtte Blaauw, In regenweertje
10
Henriëtte Blaauw, In regenweertje
't Leek wel een hoepeltje, die hoed, Dat ging maar door de plassen, En 't windje dacht er ook niet aan,
Een beetje op te passen.
't Fluweelen hoedje met den strik Bedierf hij in een oogenblik.
Marietje wist gewoon geen raad, Wat stond ze sneu te kijken, Net als ze 't hoedje pakken wou,
Ging 't windje er mee strijken.
Opeens, wie had zooiets gedacht, Verdween het hoedje in de gracht.
Henriëtte Blaauw, In regenweertje
12
Het dreef er als een schuitje rond, Geen bootsman kon het sturen, En 't had van 't water en den wind
Veel meer nog te verduren.
Straks zou 't nog naar de diepte gaan, En dan... o wee... wat dàn gedaan?
Die arme, arme kleutertjes!
Geloof maar, dat ze schreiden, En 't windje lachte er wat om,
Die had geen medelijden.
Want onderwijl, verbeeld je nu, Verscheurde hij de paraplu.
Henriëtte Blaauw, In regenweertje
Henriëtte Blaauw, In regenweertje
14
Hij trok en trok er nog eens aan, Rrrt, rrrt, ging 't zwarte goedje;
Dat was er even erg aan toe Als 't mooi fluweelen hoedje.
Wel drie baleinen braken stuk, Foei, foei toch, wat een ongeluk!
Toen Klaas, met z'n vriendinnetjes, Nog om het hoedje treurde, Toen zag hij niet, wat vreeselijks
Er achter hem gebeurde.
Maar nu, ja nu bedacht hij pas, Waar of z'n paraplu-tje was.
Henriëtte Blaauw, In regenweertje
Henriëtte Blaauw, In regenweertje
16
Precies op 't zelfde oogenblik Was weer de wind gekomen, En blies de arme paraplu
Naar boven, in de boomen.
‘Hier,’ smeekte Klaasje, ‘blijf toch hier,’
Maar 't hielp ons kereltje geen zier.
't Leek net een echte luchtballon, Je zag 'm àl maar stijgen, Nee, Klaasje kon de paraplu
Onmogelijk meer krijgen.
Krak... weer 'n scheur, dat deed een tak, Die ook nog een baleintje brak.
Henriëtte Blaauw, In regenweertje
Henriëtte Blaauw, In regenweertje
18
Aan flarden ging de paraplu, Alleen de stok bleef leven;
Daar zou papa, zoo meende Klaas, Geen sikkepit om geven.
En boven in dien boom te gaan, Was ook zoo gauw nog niet gedaan.
Marie en Lucie, alle twee, Die bleven maar aan 't huilen, En niemand, die er ook aan dacht
Om ergens nog te schuilen.
Ze kwamen al zóó slecht te pas, 't Kon toch niet erger dan 't al was.
Henriëtte Blaauw, In regenweertje
Henriëtte Blaauw, In regenweertje
20
Zoo stapten ze naar huis terug, Ze dropen van den regen, Arm Klaasje, st, vertel 't maar niet,
Heeft voor z'n broek gekregen.
En waarom, waarom was dat nu?
Om vaders mooie paraplu.
Marietje kwam er beter af, Wel keek mamaatje treurig, Maar 't kindje kreeg een nieuwe hoed,
Een grijze, o, zoo keurig!
Daar zal Marietje nu voortaan Wel nooit mee in den regen gaan.
Henriëtte Blaauw, In regenweertje
Henriëtte Blaauw, In regenweertje