LEREN LOONT!
Rotterdams
onderwijsbeleid 2015 – 2018
www.onderwijsbeleid010.nl
Colofon:
Uitgave:
Gemeente Rotterdam,
Rotterdamse schoolbesturen en Rotterdamse organisaties voor voor- en vroegschoolse educatie Grafische vormgeving:
Trichis Communicatie en Ontwerp
Fotografie:
Levien Willemse
LEREN LOONT!
Rotterdams
onderwijsbeleid
2015 – 2018
/7 /9
/13 /19
/25 /31
/37 /43
Woord vooraf / 7
01 Waarom Leren Loont! / 9 02 een vliegende start / 13
03 de beste leraren voor Rotterdam / 19 04 Werken aan vakmanschap / 25
05 aansluiting onderwijs en jeugdhulp / 31 06 Kwaliteit door schoolontwikkeling / 37
07 sturing, Organisatie, monitoring en Financiën / 43
bijlage 1 / 47
Inhoudsopgave
Woord vooraf
Rotterdam is dé onderwijsstad van Nederland, dé stad waar je onderwijs wilt krijgen én geven.
Rotterdam is een jonge stad. Het vele talent van onze jonge Rotterdammers is een geweldige kans voor de stad én brengt de verplichting met zich mee om al dat talent tot ontwikkeling te brengen. Daarom kiezen we voor ambitieus onderwijsbeleid. We leg- gen de lat hoog. Ons onderwijs moet goed zijn en iedere dag beter worden dan het gisteren was. Dat zijn we verplicht aan onze jonge Rotterdammers.
Leren loont.
We hebben in de afgelopen jaren, ten opzichte van veel andere steden, in Rotterdam een inhaalslag gemaakt met het verhogen van de onderwijsresul- taten. En juist in de Rotterdamse context met alle grootstedelijke vraagstukken is dit een groot compli- ment aan alle leidsters en leraren die er in geslaagd zijn de onderwijsresultaten te verbeteren. Daarmee hebben zij het verschil gemaakt in het leven van onze kinderen en jongeren. Leren loont.
We vertrouwen erop deze trend de komende jaren te kunnen doorzetten. Hogere onderwijsresultaten, daar gaat het om. Want Rotterdam is een stad van ontwikkeling, experimenteren en groei. En als het onderwijs iedere dag beter wordt, als we er in sla- gen alle talent van onze jonge mensen daadwerke- lijk tot ontwikkeling te brengen dan hebben we een wereld gewonnen. Leren Loont in Rotterdam.
Samen de stad sterker maken. Die opdracht heeft de gemeente zich de komende jaren gegeven.
Dat vraagt om nauwe samenwerking tussen alle betrokken partners binnen het onderwijsveld. Dit Rotterdamse onderwijsbeleid ‘Leren Loont! 2015 – 2018’ is dan ook tot stand gekomen door co-creatie tussen al die betrokken leraren, ouders, schoolbe- stuurders en directeuren. Het onderwijsveld en de gemeente zijn gezamenlijk eigenaar van dit docu- ment. En deze bijzondere samenwerking zetten we in de uitvoering voort. Samenwerken begint met wederzijds vertrouwen. Daarom geeft Leren Loont!
instellingen en scholen de ruimte om zelf verbeter- plannen te maken. We beperken de administratieve lastendruk en we maken maatwerk per school mogelijk.
Leidsters, leraren en schoolleiders vormen het klop- pend hart van excellent onderwijs. Voor hen is in dit nieuwe Rotterdamse onderwijsbeleid de sleutelrol weggelegd. Het stimuleren van en ruimte bieden
aan hun professionele kwaliteit is het doel. Lesge- ven in Rotterdam is niet voor iedereen weggelegd, maar kun je dat hier, dan mag je daar trots op zijn.
Onze Rotterdamse leerlingen verdienen de beste leidsters en leraren. Hen willen we boeien en binden. En ook voor onze leraren geldt dat Leren loont.
Rotterdam gelooft in de kracht van goed onderwijs,
voor kinderen en jongeren zelf, voor onze samen-
leving en voor de stad. Goed onderwijs daagt uit,
vormt, brengt talent tot ontwikkeling en maakt
jongeren wendbaar en weerbaar op de arbeids-
markt. En daar willen we dag in dag uit aan werken.
Waarom Leren Loont!
We presenteren het nieuwe Rotterdams Onderwijsbeleid Leren Loont! 2015 – 2018. Rotterdam inves- teert de komende jaren extra in onder- wijs, om zoveel mogelijk kinderen en jongeren in Rotterdam hun kansen te laten verzilveren. Het onderwijsveld en de gemeente hebben gezamenlijk afgesproken de onderwijsresultaten te verbeteren, het aantal schooluitvallers verder omlaag te brengen en te zorgen voor een betere aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt.
De afgelopen jaren heeft de gemeente Rotterdam flink geïnvesteerd in onderwijs door middel van onder meer de programma’s Aanval op Uitval en Beter Presteren. En met succes. Dankzij de inzet van leraren, pedagogisch medewerkers, directeu- ren, bestuurders en de gemeente, zitten de onder- wijsloopbanen van Rotterdamse leerlingen in de lift. Dit blijkt ook uit de Staat van het Rotterdamse onderwijs 2014, die tegelijkertijd met dit nieuwe Rotterdamse onderwijsbeleid wordt uitgebracht.
Wat hebben we al bereikt?
De voorschoolse educatie is verbeterd. In vier jaar tijd zijn er ruim 205 groepen nul gekomen. Voor ruim 3.500 peuters betekent dit meer ontwikkelings- kansen. In het Rotterdamse basis- en voortgezet onderwijs zijn de taal- en rekenprestaties verbeterd:
in de Cito-eindtoetsscores worden de verschillen met andere grote steden flink kleiner. We kennen basisscholen die al jarenlang op of boven de lan- delijke normen presteren en inmiddels hebben vijf Rotterdamse scholen voor voortgezet onderwijs het predicaat ‘excellent’ gekregen. In het voortgezet on- derwijs naderen de cijfers op het centraal schriftelijk eindexamen Nederlands en wiskunde die van het landelijk gemiddelde. In het mbo zijn de eerste taal- en rekentoetsen landelijk ingevoerd en inmiddels weten we dat de rekenscores van de Rotterdamse mbo 4-studenten van de grote mbo-instellingen, bovengemiddeld zijn. Die van de havisten benade-
ren het landelijke gemiddelde. Het studiesucces van mbo-studenten neemt de laatste jaren bovendien toe; het diplomarendement in het mbo is gestegen.
En Rotterdam vormt de thuisbasis van prachtige onderwijsplekken zoals de RDM-campus en het Erasmus University College. De Erasmus Univer- siteit scoort goed op een aantal internationale en nationale rankings
1. In een scorelijst van Elsevier, mede gebaseerd op de uitkomsten van de nationale studentenenquête, staat de Hogeschool Rotterdam in de top 3. Binnen de gehele onderwijssector heb- ben scholen, schoolbesturen en gemeente boven- dien bereikt, dat het aantal voortijdig schoolverla- ters de afgelopen vier jaar met 40% is gedaald. Het absoluut verzuim daalde met 6,5%
2.
Er is dus een goede basis om op voort te bouwen.
Maar het laat ook genoeg ruimte voor verbetering.
Een deel van de groeiende peuterpopulatie maakt nog géén vliegende start en de Inspectie van het Onderwijs is kritisch over een aantal kwaliteits- aspecten van de voor- en vroegschool. De gemid- delde Rotterdamse onderwijsresultaten lopen nog steeds achter op die van de rest van ons land. De taalscores in de bovenbouw van het basisonderwijs blijven achter ten opzichte van vergelijkbare scholen in Nederland. En in de onderbouw van het voort- gezet onderwijs haalt een hoog percentage leer- lingen nog niet het Nederlandse taalniveau dat van hen verwacht mag worden. Ook vormt het taal- en rekenniveau van studenten op de laagste mbo- niveaus reden tot bezorgdheid. Het slagingspercen- tage van Rotterdamse mbo-studenten is lager en er is vaker sprake van studiewisselingen en uitval, dan in de andere grote steden
3. We zien dat veel Rotterdamse leerlingen die doorstromen naar een hbo-opleiding, vanwege onvoldoende taal-, reken-, studie- en onderzoeksvaardigheden, uitvallen in het eerste hbo-jaar. Het aantal uitvallers en thuiszitters kan en moet nog verder omlaag.
Een evaluatie van het programma Beter Presteren laat zien dat stedelijke sturing van onderwijskwali- teit als impuls voor onderwijs- en schoolverbetering en verhoging van onderwijsprestaties, zin heeft.
Professor dr. Edith Hooge beveelt in Leren van Be- ter Presteren aan om de Rotterdamse scholen het aangrijpingspunt te laten zijn voor sturing op onder- wijskwaliteit: Door de sturingskracht van school- besturen, gemeente en eventuele andere partners te bundelen wordt deze versterkt. Om daarbij wel recht te doen aan ieders eigen verantwoordelijk-
01
heid, verdient het de aanbeveling fors te investeren in gezamenlijke en integrale stedelijke sturing op alle niveaus. Dit kan door sturing en leiderschap op schoolniveau, schoolbestuurlijk, bovenbestuurlijk en stedelijk niveau in lijn met elkaar te brengen door voortdurende uitwisseling en afstemming. Hiervoor zijn openheid, aanspreekbaarheid en onderling ver- trouwen, stevige en continue dialoog over de inhoud (doelen en ambities) en eenvoudige bestuurlijke constructies nodig. Kwaliteitsverbetering van alle Rotterdamse scholen en opleidingen zou daarbij de focus van de stedelijke sturing van onderwijskwa- liteit moeten zijn. Zo’n brede verbeteraanpak van scholen en opleidingen moet voldoen aan een bij Rotterdam passende combinatie van de vier con- dities sturing, ruimte, toerusten en ‘gezag en druk’
uitoefenen
4.
In de evaluatie van Beter Presteren wordt geadvi- seerd ook de aanpak van de ‘professionele school’
verder uit te bouwen tot een stedelijke aanpak, in nauwe samenwerking met de Rotterdamse educa- tieve infrastructuur (initiële opleidingen mbo, hbo en universiteit en de Kenniswerkplaats Rotterdams Talent): Een dergelijke, breed gedragen, doortas- tende effectieve aanpak voor voldoende kwalitatief hoogwaardige leraren, andere onderwijsprofes- sionals, medewerkers vve, leidinggevenden en bestuurders, versterkt kwaliteitsverbetering van alle Rotterdamse scholen.
Hoe zijn we te werk gegaan?
Mede op basis van de evaluatie van het programma Beter Presteren is in het voorjaar 2014 gezamen- lijk een Opmaat voor een nieuw onderwijsbeleid geschreven. Begin 2014 zijn evaluaties gemaakt van de programmalijnen van Beter Presteren 2010 – 2014 en heeft prof. dr. Hooge een evaluatierap- port uitgebracht. In de tweede helft van 2014 zijn medewerkers van gemeente en scholenveld aan de slag gegaan met het schrijven van het nieuwe Rotterdamse onderwijsbeleid. Er zijn bijeenkom- sten geweest met leraren, ouders en andere bij het onderwijs betrokken partners. Er is een grote onderwijsconferentie gehouden in oktober 2014.
Leren Loont! 2015 – 2018 is daarmee het resul- taat van een bijzondere samenwerking; co-creatie tussen het onderwijsveld en de gemeente. Van schooldirecteur tot leerkracht; vele onderwijsprofes- sionals en –partners hebben door het bijwonen van
een onderwijsconferentie, consultaties of door een schriftelijke reactie, een bijdrage geleverd aan dit document. Het onderwijsveld en de gemeente zijn dan ook gezamenlijk eigenaar van Leren Loont!
De co-creatie die heeft geleid tot Leren Loont! zet- ten we ook in de uitvoering voort. Een voorstel voor een aangepaste Rotterdamse overlegstructuur met alle onderwijspartners is in voorbereiding. Elke sec- tor heeft daarin een eigen sectorkamer en van elke sectorkamer neemt een vertegenwoordiging deel aan een onderwijsbreed (strategisch) overleg. In de uitvoering heeft en houdt iedere partner uiteraard zijn eigen verantwoordelijkheid. Want de stad heeft het onderwijs hard nodig én natuurlijk vice versa.
Wat hebben we nodig?
Rotterdam heeft een goed vestigingsklimaat voor bedrijven en investeert in innovatie en ontwikkeling.
De arbeidsmarkt is veelzijdig, met de Rotterdamse haven als aanjager van de economie. In 2014 groeit deze sector naar schatting met 1%. Het aantal banen in de techniek stijgt spectaculair en er is werkgelegenheid in de foodsector, de zorg, consu- mentendiensten, creatieve industrie en in andere sectoren. De behoefte aan vakmanschap op alle niveaus is groot. Rotterdam heeft een relatief jonge bevolking en er zijn ruim 31.000 hoger onderwijs- studenten in de stad. Die willen we dan ook voor Rotterdam behouden.
Naast een veelzijdige arbeidsmarkt die toekomst biedt, hebben we in Rotterdam te maken met groot- stedelijke problemen. De stad kent probleemwijken, risicojongeren en kinderen die met een taalachter- stand starten op de basisschool. In verhouding heb- ben veel gezinnen een lage sociaaleconomische positie en relatief veel Rotterdamse ouders zijn laag opgeleid. De culturele rijkdom van ruim 170 nationa- liteiten in Rotterdam vergroot het risico op taalach- terstanden: er is sprake van een hoge tussentijdse instroom van anderstalige nieuwkomers in alle onderwijssectoren. Deze rijkdom vormt tegelijkertijd culturele verschillen die overbrugd moeten worden.
De leefwereld van leerlingen thuis, op straat en in
de school verschilt vaak sterk en daardoor kan het
ingewikkeld zijn bijvoorbeeld ouderbetrokkenheid
op een goede manier vorm te geven. Een afgewo-
gen onderwijsaanbod en een goed pedagogisch
klimaat zijn daartoe onontbeerlijk.
Eén gebied verdient extra aandacht, namelijk Rot- terdam Zuid. Het Nationaal Programma Rotterdam Zuid kent een speciale aanpak waarbij nadrukkelijk wordt ingezet op extra leertijd, preventieve inzet van de wijkteams en sturing op een hogere uitstroom naar de sectoren zorg, haven en techniek. Dit onderwijsbeleid Leren Loont! geldt voor de gehele stad Rotterdam en sluit daarnaast ook naadloos aan op het Nationaal Programma Rotterdam Zuid 2014 – 2018.
Wat gaan we doen?
Omdat elke ontwikkeling op onderwijsgebied ten goede moet komen aan het kind, de leerling of de student, staat in Leren Loont! schoolontwikkeling centraal. Elke organisatie, school of onderwijsin- stelling in Rotterdam streeft ernaar zich verder te ontwikkelen. Daarmee bedoelen we: met de beste mensen voor de groep of klas, het maximale uit alle kinderen halen. De focus ligt op kwaliteitsverbete- ring van alle Rotterdamse scholen en opleidingen.
Voor zo’n brede verbeteraanpak wordt nauwe samenwerking gezocht met de Rotterdamse educa- tieve infrastructuur, de initiële opleidingen mbo, hbo en universiteit en de Kenniswerkplaats Rotterdams Talent.
Rotterdam heeft onderwijs nodig dat alle kinderen ongeacht afkomst of achtergrond een vliegende start garandeert. Dat fasegewijs naadloos op elkaar aansluit en uitval geen kans geeft. Dat kwalitatief hoogwaardig is. Dat inzet op goede taal- en reken- vaardigheid, het laten groeien van talent en tegelij- kertijd op ontwikkeling van sociale vaardigheden en competenties die leerlingen klaarstoomt voor de ar- beidsmarkt van de 21
steeeuw. Onderwijs dat naast kwaliteit en resultaat ook onmisbare waarden en sociale vaardigheden overbrengt. En dat aandacht besteedt aan het ontwikkelen van eigen identiteit, burgerschap en wederzijds respect. Binnen school en daarmee ook daarbuiten.
Taalbarrières en culturele verschillen vragen om sterke leerkrachten die hiermee om kunnen gaan en de verbindende schakel tussen deze leefwerelden kunnen zijn. We vragen veel van docenten als we inzetten op educatief partnerschap tussen ouders en de school. En Rotterdam heeft onderwijs nodig met een rechtstreeks doel: een baan. Want de sleutel tot duurzame verbetering ligt in opleiding en
voorsorteren naar kansrijke beroepen. Toponderwijs maakt de leerlingen sterker, maakt de stad sterker.
Met Leren Loont! bouwen we door op de bestaande basis én we leggen de lat de komende jaren nog flink wat hoger. Zodat we in Rotterdam onze kinde- ren en jongeren het beste onderwijs kunnen bieden.
Leeswijzer Leren Loont! 2015 – 2018
Het Rotterdamse onderwijsveld en de gemeente werken de komende jaren binnen Leren Loont! op in totaal vijf thema’s intensief samen:
• Een vliegende start
• De beste leraren voor Rotterdam
• Werken aan vakmanschap
• Aansluiting onderwijs en jeugdhulp
• Kwaliteit door schoolontwikkeling
In de volgende hoofdstukken worden de vijf thema’s uitgewerkt. Dit zijn de actielijnen voor de komende vier jaar. Als ‘school’ of ‘onderwijs’ wordt genoemd, bedoelen we hiermee alle genoemde sectoren, tenzij een specifieke sector wordt bedoeld. In hoofd- stuk zeven gaan we in op de sturing, de organisatie en de financiën. De bijlage bevat de concept indica- toren per sector en per thema ten behoeve van de monitoring. Bij indicatoren worden streefwaarden genoemd daar waar mogelijk. Daar waar nog geen streefwaarde is bepaald, volgt deze in de verdere uitwerking van de Onderwijsindex.
daarbij opgemerkt
Dit document omvat niet alles wat er in het Rotter- damse onderwijs gebeurt. Er zijn enkele beleids- documenten waarin specifieke onderwerpen al zijn uitgewerkt of nog gezamenlijk uitgewerkt worden.
Die onderwerpen zijn in Leren Loont! 2015 – 2018 dan ook niet opnieuw beschreven. Dit zijn onder andere:
• Integraal Huisvestingsplan Onderwijs 2015 – 2019
• Uitvoeringsprogramma Nationaal Programma Rotterdam Zuid 2014 – 2018
• Aanpak risicojongeren
• Masterplan onderwijs 2015 – 2025
• Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel
alle Rotterdamse peuters verdienen een vliegende start. Om zo zonder achterstanden en goed voorbereid aan de basisschool te kunnen begin- nen. daarom ontwikkelen we in de voorschoolse periode door tot één integrale voorziening voor alle kinde- ren vanaf twee jaar. elke basisschool heeft bovendien over maximaal vier jaar één of meerdere groepen nul.
Voor elk kind (doelgroep én niet-doel- groep) is een geschikte plek binnen de voorschoolse educatie. een plek waar jonge kinderen zich spelenderwijs kunnen ontwikkelen en waar zij al op jonge leeftijd ontdekken waar ze goed in zijn. en dat in een veilige, taalrijke en stimulerende omgeving.
Als we erin slagen om onderwijsachterstanden te voorkomen en weg te werken, hebben we voor de gehele onderwijsloopbaan veel gewonnen. Op veel terreinen is winst te boeken. Op dit moment zijn er op verschillende plekken wachtlijsten, waardoor peuters niet (op tijd) terecht kunnen in een voor- schoolse voorziening. Daarbij kiest een te groot aantal Rotterdamse ouders van doelgroepkinderen, de groep die juist risico loopt om bij aanvang van de basisschool met een achterstand te beginnen, nog niet voor een voorschoolse voorziening.
Daarnaast is het zaak nóg steviger te werken aan de kwaliteit van de voor- en vroegschool. Te beginnen bij de kwaliteit van de voor- en vroeg- school. Uit de rapportage in 2014 van de Inspectie van het Onderwijs, blijkt dat er nog een aantal tekortkomingen is. Bijvoorbeeld op het gebied van het maken van resultaatafspraken, het betrekken van ouders en op de doorgaande leerlijn. Boven- dien bestaat een diversiteit in voorschoolse voor- zieningen voor het jonge kind. Door die verschillen in voorzieningen sluit de voor- en vroegschool niet altijd even goed aan op het basisonderwijs. Dit kan leiden tot onderbroken leerlijnen en dat komt niet ten goede aan de ontwikkeling van het kind. Hier kan verdere winst geboekt worden.
ambities
• in Rotterdam is er een integrale voorschoolse voorziening voor alle peuters.
• aan alle Rotterdamse peuters wordt de gelegenheid geboden om deel te nemen aan een voorschoolse voorziening; voor alle doel- groeppeuters is er een plaats.
• in Rotterdam zijn de voor- en vroegschoolse voorzieningen van goede kwaliteit en voldoen aan de normen van de inspectie.
Een vliegende start
02
actielijn 1:
Herontwerp van de voorschoolse periode
De voorschoolse periode kent op dit moment een te grote diversiteit aan voorzieningen. Aansluitend op de behoefte van het kind, gaan we versnippering in de opvang van onze peuters tegen, door
het uitbouwen van de huidige groepen nul tot een integrale voorschoolse voorziening. Peuter- speelwerk, kinderopvang en groep nul krijgen hierin een plek. We werken toe naar één integrale voorschoolse voorziening met gemengde groe- pen, waar peuters van werkende en niet-werkende ouders voor opvang terechtkunnen. En waar alle peuters, zowel peuters mét als peuters zonder (taal) achterstanden een passend ontwikkelingsaanbod krijgen. Alle Rotterdamse peuters vanaf twee jaar hebben tegen een geringe vergoeding recht op vijf uur opvang, verdeeld over minimaal twee dagdelen.
We ontwikkelen groep nul verder en streven ernaar dat de kwaliteit van de Rotterdamse voorschoolse voorzieningen overal gelijk is. Het onderscheid tussen peuterspeelzaal, kinderopvang en groep nul verdwijnt waar mogelijk. De gemeente maakt met de partners een actieplan om deze harmonisatie vorm te geven.
Goed voorbereid op de overgang
Op plekken waar de voorschoolse voorziening is gekoppeld aan een basisschool, wordt groep nul als uitgangspunt genomen. Dat betekent: inzet van een hbo’er, een doorgaande leerlijn én doorgaande zorgstructuur en een stevige start met ouderbetrokkenheid, die vervolgens in de basis- school wordt doorgezet. De komende jaren zal daarvoor een groeiend aantal peuterspeelzalen tot groep nul worden omgevormd en onder verantwoordelijkheid van een basisschool komen te vallen. Dat maakt de overstap van de voorschool naar de basisschool een natuurlijke. Bovendien leggen we de vaardigheden per kind vast in het kindvolgsysteem, dat aansluit op het systeem van de basisschool.
Daarnaast realiseren we de komende vier jaar tien zogenoemde Kindcentra. Anders dan de basis- voorziening zijn deze centra voor kinderen van nul tot twaalf jaar oud. Ze komen daar gedurende de dag om te leren, spelen, ontwikkelen en ontmoeten. Alle ontwikkelingsterreinen van de kinderen komen hier aan bod. De omgeving biedt
een totaalpakket op het gebied van educatie, opvang en ontwikkeling. Het onderwijs en vve-veld nemen het initiatief tot de ontwikkeling van deze Kindcentra en betrekken de gemeente hierbij om verdere realisatie mogelijk te maken. In een aantal wijken op Zuid vormt het Kindcentrum een goede aansluiting op de Children’s Zone, onderdeel van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid.
actielijn 2:
investeren in bereik
Alle kinderen hebben recht op een goede voorbereiding op de basisschool: zowel op taal- en rekenvaardig, als sociaal-emotioneel, cognitief en motorisch gebied. Daarom investeren we in de ontwikkeling van alle peuters, met extra inzet op de doelgroepkinderen: kinderen die zonder voor- school groot risico lopen om met een achterstand op de basisschool in te stromen en door het Centrum voor Jeugd en Gezin als doelgroepkind worden aangemerkt.
elke peuter bereikt
Leren Loont! begint al spelenderwijs op peuterleeftijd. We werken dan ook aan een contextrijke, voorschoolse educatie in Rotterdam.
Alle Rotterdamse peuters vanaf twee jaar hebben tegen geringe vergoeding recht op twee dagdelen opvang. Dus zowel peuters van werkende, als peuters van niet-werkende ouders. En peuters mét en peuters zonder (taal)achterstand. Speciale aandacht gaat uit naar de doelgroepkinderen.
Deze peuters hebben vanaf 2,5 jaar recht op minimaal 10 tot 12,5 uur opvang verspreid over drie tot vijf dagdelen.
We gebruiken de Rotterdam-specifieke definitie van een doelgroepkind die we eind 2014 hebben geformuleerd en die voor het hele voor- en vroegschoolse veld gaat gelden. Het Centrum voor Jeugd en Gezin bepaalt welke peuter doelgroepkind is. De gemeente zet vanaf januari 2015 de toeleiding van de doelgroepkinderen via peuterconsulenten en Centrum voor Jeugd en Gezin voort, met gebruikmaking van deze Rotterdamse definitie. Dit geldt ook voor
toeleiding van doelgroepkinderen in de zogeheten
‘focuswijken’ die onder het Nationaal Programma
Rotterdam Zuid vallen.
actielijn 3:
een kwaliteitsstap zetten
Jonge kinderen hebben recht op een voorziening van goede kwaliteit. De integrale, voorschoolse voorzieningen voldoen minimaal aan de kwaliteits- eisen voor voor- en vroegschoolse educatie van de Inspectie van het Onderwijs en de vereisten vanuit de inspectie vanuit de GGD.
Hoge kwaliteit op alle vlakken
Op veel plekken voegt het vve-veld extra kwaliteit toe, door de groep nul binnen deze voorziening verder te ontwikkelen en door kwaliteitsimpulsen binnen de voor- en vroegschoolse educatie. Waar mogelijk worden instrumenten voor kwaliteits- bevordering in het primair onderwijs ook ingezet in de voorschool. Belangrijker nog dan een rijke leeromgeving is dat peuters zich in en door spel ontwikkelen in de volle breedte. De vve-instellingen ondersteunen deze ontwikkeling door middel van opbrengstgericht werken in de voor- en vroeg- schoolse educatie.
Met het betrekken van ouders bij de onderwijscar- rière van hun kind kun je niet vroeg genoeg begin- nen. Ouders en voorschoolse voorziening werken samen vanuit de overtuiging dat een peuter het meeste leert als hij of zij zowel thuis als op de opvang, zoveel mogelijk wordt gestimuleerd. Het is een eerste, belangrijke stap in de ouderbetrokken- heid binnen de verdere onderwijsloopbaan van een kind. We ontwikkelen de ouderbetrokkenheid door op de locaties en maken gebruik van thuisprogram- ma’s voor ouders met hun kind. De sector neemt het voortouw en de gemeente ondersteunt.
Hoger gekwalificeerd personeel
Leidinggevenden, leerkrachten en pedagogisch medewerkers in Rotterdam zijn goed opgeleid.
Zij hebben specifieke kennis van het jonge kind, beheersen de taal en weten hoe zij ouders kunnen betrekken bij de ontwikkeling van hun kind. In alle groepen werkt een hbo’er, bij voorkeur als peda- gogisch medewerker op de groep of als coach op meerdere groepen.
We werken met een Rotterdam-specifiek profiel voor de pedagogisch (educatief) medewerker. Dit wordt in samenwerking tussen de praktijk en de opleidings- en kennisinstellingen ontwikkeld en vastgelegd voor de pedagogisch (educatief) mede-
werkers en leerkrachten in de voor- en vroegschool (mbo-3/4, hbo-Ad en hbo-bachelor en pabo).
Daarin krijgt het stimuleren van nieuwsgierigheid bij kinderen een expliciete plaats. De sector maakt af- spraken met de opleidingen over het aanpassen van de curricula conform dit profiel en over de randvoor- waarden. Om zo tot kwalitatieve begeleiding in de opleidingspraktijk te komen. De vve-sector stuurt op de kwaliteit van de pedagogisch medewerkers, zo- dat deze voldoen aan de inhoudelijke uitgangspun- ten van het Rotterdamse profiel. Tot in 2015 blijft de gemeente financieel investeren in het verhogen van de taalvaardigheid en het opbrengstgericht werken van pedagogisch medewerkers in de vve. Het hoger onderwijs draagt bij aan de kwaliteit en de doelen van vve door inzet van studenten, onderzoek en het delen van kennis.
Een aandachtspunt vormt de zorgstructuur binnen de voorschoolse periode. Vroegsignalering is im- mers belangrijk, zowel op jonge leeftijd als vroeg in het ontstaan van eventuele problematiek. Binnen de groep nul is de intern begeleider van de basisschool betrokken, bij de overige voorschoolse voorzienin- gen is behoefte aan een zorgcoördinator. Beiden moeten goed toegerust zijn voor de ontwikkelings- fase van het jonge kind. In het bestuurlijk overleg jonge kind agendeert de gemeente dit punt en komt het vve-veld met voorstellen. In 2015 neemt de gemeente het voortouw in het uitzetten van een analyse en werken gemeente en vve-veld modellen uit, die aansluiten bij de jeugdhulp.
Huisvesting groepen nul
Niet alle groepen nul bevinden zich in de gebouwen van de basisscholen. Zowel de scholen, vve-instel- lingen als de gemeente, vinden dit wel wenselijk.
Daarom is in het Integraal Huisvestingsplan 2015-
2019 opgenomen dat er nader onderzoek en over-
leg met betrokkenen, zoals de uitvoerders, nodig
is om te bepalen of en hoe structureel kan worden
voorzien in de benodigde ruimte voor voorschoolse
educatie en hoe dit gefinancierd kan worden. Naar
verwachting kan hier voor 1 juli 2015 – in samen-
spraak met schoolbesturen en uitvoerders - een
besluit over worden genomen.
Resultaten
actielijn 1:
Herontwerp van de voorschoolse periode
• In 2018 is de integrale voorschoolse voorziening ingevoerd (gefaseerd vanaf 2017). Alle peuters vanaf twee jaar hebben recht op vijf uur/twee dagdelen opvang; doelgroepkinderen vanaf 2,5 jaar hebben recht op minimaal 10 uur.
actielijn 2:
investeren in bereik
• Vanaf 2015 is de toeleiding voor alle doelgroep- peuters naar een voorschoolse voorziening georganiseerd (via het Centrum voor Jeugd en Gezin). In 2018 is er voor alle peuters een plek binnen de integrale voorschoolse voorziening.
actielijn 3:
een kwaliteitsstap zetten
• De integrale voorschoolse voorziening voldoet minimaal aan de kwaliteitseisen van de Inspectie van het Onderwijs.
indicatoren
indicator 1: Het percentage driejarigen Rotterdamse doelgroepkinderen dat een vve- programma volgt stijgt (2013 = 67%). In 2018 wordt 80% bereikt.
indicator 2: Verbetering van resultaten van doelgroepkinderen in groep 1 en in groep 3 (nul- meting in 2015), zowel in reguliere vve als in groep nul.
indicator 3: De voor- en vroegschoolse educatie in
Rotterdam voldoet aan de kwaliteitsindicatoren van
de Inspectie van het Onderwijs.
de beste leraren en pedagogisch
5medewerkers kiezen de komende jaren voor Rotterdam. Zij willen lesge- ven in een stad die verjongt en waar zij een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van jonge Rotterdammers. de complexiteit van de stadse samenleving vraagt om professionele leraren die om kunnen gaan met de uiteenlopende uitdagin- gen van leerlingen in Rotterdam. Om leraren die zich doorlopend willen blijven ontwikkelen. en het vraagt om schoolleiders die hen daartoe in staat stellen. daar zetten we de komende jaren op in, door onder meer de Rotterdamse Lerarenagenda.
Kwalitatief hoogwaardig onderwijs begint met elke pedagogisch medewerker in de vve, elke leraar op de basisschool of school voor voortgezet onderwijs, iedere mbo- en hbo-docent. Het aandeel lessen dat door onbevoegde docenten wordt gegeven, is in Rotterdam hoger dan elders in het land, afhankelijk van het vakgebied
6. Het probleem van onbevoegde docenten speelt vooral op vmbo-scholen in achter- standswijken. Het feit dat het vmbo beroepspraktijk- docenten uit het werkveld in dienst heeft, speelt hier een rol.
In het primair onderwijs neemt de werkgelegen- heid de komende jaren licht toe door groei van het leerlingenaantal. Door vertrek van leraren ontstaat een aanzienlijke vraag naar nieuw personeel. Tege- lijkertijd is de pabo-uitstroom laag. De verwachting is daarom dat komende jaren een tekort aan leraren
ontstaat. In het voortgezet onderwijs gaat een steeds groter aantal oudere leraren met pensioen.
Schoolleiders in het voortgezet onderwijs geven aan
7moeite te hebben met het vinden van vol- doende goed personeel, vooral voor de algemeen vormende vakken. Het gemiddelde percentage on(der)bevoegd gegeven lessen in het voortgezet onderwijs in Rotterdam is hoger dan in de rest van het land. En in het voortgezet onderwijs en mbo wordt bovendien een tekort verwacht aan docenten techniek. De instroom van techniekdocenten vanuit de opleidingen is te laag om te kunnen voldoen aan de toekomstige vraag.
Er is dus werk aan de winkel om onderwijsprofes- sionals met ambitie en lef voor Rotterdam te behou- den en aan te trekken. Professionals die dagelijks in hun eigen professionaliteit willen investeren en die hun kennis en ervaring met collega’s willen delen (zoals nu al gebeurt binnen Passie op Zuid, Leraren met Lef en de leergemeenschap Hillesluis).
Deze professionals zijn voor de onderwijscarrière van Rotterdamse kinderen van het grootste belang;
van alle schoolse factoren is het hún handelen dat de leerprestaties van Rotterdamse leerlingen het meeste beïnvloedt
8. Niet voor niets staat ook in het manifest Samen Leren de leraar centraal. Leraren zorgen voor toponderwijs, en zijn samen elke dag bezig om het onderwijs te verbeteren en het maxi- male uit elke leerling te halen
9.
Het is vanzelfsprekend dat Rotterdam aansluit op de landelijke ontwikkelingen, zoals het Nationaal Onderwijsakkoord, de landelijke Lerarenagenda 2013 – 2020 en de cao’s. Onderwijsinstellingen én gemeente maken daar een Rotterdamse aanvul- ling op. Over vier jaar kent Rotterdam vrijwel geen kwantitatieve of kwalitatieve lerarentekorten meer.
Voor het middelbaar en hoger onderwijs leiden we hier kwalitatief hoogwaardig onderwijspersoneel op.
En we blijven ons inzetten voor een eerstegraads lerarenopleiding.
5)
Voor maatregelen op het gebied van ontwikkeling en professionalisering pedagogisch medewerkers, zie hoofdstuk 2
6)
Researchned, de Rotterdamse onderwijsarbeidsmarkt in beeld, 2012
7)
Researchned, de Rotterdamse onderwijsarbeidsmarkt in beeld, 2012
8)