• No results found

Alle Rotterdamse peuters naar school

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Alle Rotterdamse peuters naar school"

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

LEREN LOONT!

Rotterdams

onderwijsbeleid 2015 – 2018

www.onderwijsbeleid010.nl

(2)

Colofon:

Uitgave:

Gemeente Rotterdam,

Rotterdamse schoolbesturen en Rotterdamse organisaties voor voor- en vroegschoolse educatie Grafische vormgeving:

Trichis Communicatie en Ontwerp

Fotografie:

Levien Willemse

(3)

LEREN LOONT!

Rotterdams

onderwijsbeleid

2015 – 2018

(4)

/7 /9

/13 /19

/25 /31

/37 /43

(5)

Woord vooraf / 7

01 Waarom Leren Loont! / 9 02 een vliegende start / 13

03 de beste leraren voor Rotterdam / 19 04 Werken aan vakmanschap / 25

05 aansluiting onderwijs en jeugdhulp / 31 06 Kwaliteit door schoolontwikkeling / 37

07 sturing, Organisatie, monitoring en Financiën / 43

bijlage 1 / 47

Inhoudsopgave

(6)
(7)

Woord vooraf

Rotterdam is dé onderwijsstad van Nederland, dé stad waar je onderwijs wilt krijgen én geven.

Rotterdam is een jonge stad. Het vele talent van onze jonge Rotterdammers is een geweldige kans voor de stad én brengt de verplichting met zich mee om al dat talent tot ontwikkeling te brengen. Daarom kiezen we voor ambitieus onderwijsbeleid. We leg- gen de lat hoog. Ons onderwijs moet goed zijn en iedere dag beter worden dan het gisteren was. Dat zijn we verplicht aan onze jonge Rotterdammers.

Leren loont.

We hebben in de afgelopen jaren, ten opzichte van veel andere steden, in Rotterdam een inhaalslag gemaakt met het verhogen van de onderwijsresul- taten. En juist in de Rotterdamse context met alle grootstedelijke vraagstukken is dit een groot compli- ment aan alle leidsters en leraren die er in geslaagd zijn de onderwijsresultaten te verbeteren. Daarmee hebben zij het verschil gemaakt in het leven van onze kinderen en jongeren. Leren loont.

We vertrouwen erop deze trend de komende jaren te kunnen doorzetten. Hogere onderwijsresultaten, daar gaat het om. Want Rotterdam is een stad van ontwikkeling, experimenteren en groei. En als het onderwijs iedere dag beter wordt, als we er in sla- gen alle talent van onze jonge mensen daadwerke- lijk tot ontwikkeling te brengen dan hebben we een wereld gewonnen. Leren Loont in Rotterdam.

Samen de stad sterker maken. Die opdracht heeft de gemeente zich de komende jaren gegeven.

Dat vraagt om nauwe samenwerking tussen alle betrokken partners binnen het onderwijsveld. Dit Rotterdamse onderwijsbeleid ‘Leren Loont! 2015 – 2018’ is dan ook tot stand gekomen door co-creatie tussen al die betrokken leraren, ouders, schoolbe- stuurders en directeuren. Het onderwijsveld en de gemeente zijn gezamenlijk eigenaar van dit docu- ment. En deze bijzondere samenwerking zetten we in de uitvoering voort. Samenwerken begint met wederzijds vertrouwen. Daarom geeft Leren Loont!

instellingen en scholen de ruimte om zelf verbeter- plannen te maken. We beperken de administratieve lastendruk en we maken maatwerk per school mogelijk.

Leidsters, leraren en schoolleiders vormen het klop- pend hart van excellent onderwijs. Voor hen is in dit nieuwe Rotterdamse onderwijsbeleid de sleutelrol weggelegd. Het stimuleren van en ruimte bieden

aan hun professionele kwaliteit is het doel. Lesge- ven in Rotterdam is niet voor iedereen weggelegd, maar kun je dat hier, dan mag je daar trots op zijn.

Onze Rotterdamse leerlingen verdienen de beste leidsters en leraren. Hen willen we boeien en binden. En ook voor onze leraren geldt dat Leren loont.

Rotterdam gelooft in de kracht van goed onderwijs,

voor kinderen en jongeren zelf, voor onze samen-

leving en voor de stad. Goed onderwijs daagt uit,

vormt, brengt talent tot ontwikkeling en maakt

jongeren wendbaar en weerbaar op de arbeids-

markt. En daar willen we dag in dag uit aan werken.

(8)
(9)

Waarom Leren Loont!

We presenteren het nieuwe Rotterdams Onderwijsbeleid Leren Loont! 2015 – 2018. Rotterdam inves- teert de komende jaren extra in onder- wijs, om zoveel mogelijk kinderen en jongeren in Rotterdam hun kansen te laten verzilveren. Het onderwijsveld en de gemeente hebben gezamenlijk afgesproken de onderwijsresultaten te verbeteren, het aantal schooluitvallers verder omlaag te brengen en te zorgen voor een betere aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt.

De afgelopen jaren heeft de gemeente Rotterdam flink geïnvesteerd in onderwijs door middel van onder meer de programma’s Aanval op Uitval en Beter Presteren. En met succes. Dankzij de inzet van leraren, pedagogisch medewerkers, directeu- ren, bestuurders en de gemeente, zitten de onder- wijsloopbanen van Rotterdamse leerlingen in de lift. Dit blijkt ook uit de Staat van het Rotterdamse onderwijs 2014, die tegelijkertijd met dit nieuwe Rotterdamse onderwijsbeleid wordt uitgebracht.

Wat hebben we al bereikt?

De voorschoolse educatie is verbeterd. In vier jaar tijd zijn er ruim 205 groepen nul gekomen. Voor ruim 3.500 peuters betekent dit meer ontwikkelings- kansen. In het Rotterdamse basis- en voortgezet onderwijs zijn de taal- en rekenprestaties verbeterd:

in de Cito-eindtoetsscores worden de verschillen met andere grote steden flink kleiner. We kennen basisscholen die al jarenlang op of boven de lan- delijke normen presteren en inmiddels hebben vijf Rotterdamse scholen voor voortgezet onderwijs het predicaat ‘excellent’ gekregen. In het voortgezet on- derwijs naderen de cijfers op het centraal schriftelijk eindexamen Nederlands en wiskunde die van het landelijk gemiddelde. In het mbo zijn de eerste taal- en rekentoetsen landelijk ingevoerd en inmiddels weten we dat de rekenscores van de Rotterdamse mbo 4-studenten van de grote mbo-instellingen, bovengemiddeld zijn. Die van de havisten benade-

ren het landelijke gemiddelde. Het studiesucces van mbo-studenten neemt de laatste jaren bovendien toe; het diplomarendement in het mbo is gestegen.

En Rotterdam vormt de thuisbasis van prachtige onderwijsplekken zoals de RDM-campus en het Erasmus University College. De Erasmus Univer- siteit scoort goed op een aantal internationale en nationale rankings

1

. In een scorelijst van Elsevier, mede gebaseerd op de uitkomsten van de nationale studentenenquête, staat de Hogeschool Rotterdam in de top 3. Binnen de gehele onderwijssector heb- ben scholen, schoolbesturen en gemeente boven- dien bereikt, dat het aantal voortijdig schoolverla- ters de afgelopen vier jaar met 40% is gedaald. Het absoluut verzuim daalde met 6,5%

2

.

Er is dus een goede basis om op voort te bouwen.

Maar het laat ook genoeg ruimte voor verbetering.

Een deel van de groeiende peuterpopulatie maakt nog géén vliegende start en de Inspectie van het Onderwijs is kritisch over een aantal kwaliteits- aspecten van de voor- en vroegschool. De gemid- delde Rotterdamse onderwijsresultaten lopen nog steeds achter op die van de rest van ons land. De taalscores in de bovenbouw van het basisonderwijs blijven achter ten opzichte van vergelijkbare scholen in Nederland. En in de onderbouw van het voort- gezet onderwijs haalt een hoog percentage leer- lingen nog niet het Nederlandse taalniveau dat van hen verwacht mag worden. Ook vormt het taal- en rekenniveau van studenten op de laagste mbo- niveaus reden tot bezorgdheid. Het slagingspercen- tage van Rotterdamse mbo-studenten is lager en er is vaker sprake van studiewisselingen en uitval, dan in de andere grote steden

3

. We zien dat veel Rotterdamse leerlingen die doorstromen naar een hbo-opleiding, vanwege onvoldoende taal-, reken-, studie- en onderzoeksvaardigheden, uitvallen in het eerste hbo-jaar. Het aantal uitvallers en thuiszitters kan en moet nog verder omlaag.

Een evaluatie van het programma Beter Presteren laat zien dat stedelijke sturing van onderwijskwali- teit als impuls voor onderwijs- en schoolverbetering en verhoging van onderwijsprestaties, zin heeft.

Professor dr. Edith Hooge beveelt in Leren van Be- ter Presteren aan om de Rotterdamse scholen het aangrijpingspunt te laten zijn voor sturing op onder- wijskwaliteit: Door de sturingskracht van school- besturen, gemeente en eventuele andere partners te bundelen wordt deze versterkt. Om daarbij wel recht te doen aan ieders eigen verantwoordelijk-

01

(10)

heid, verdient het de aanbeveling fors te investeren in gezamenlijke en integrale stedelijke sturing op alle niveaus. Dit kan door sturing en leiderschap op schoolniveau, schoolbestuurlijk, bovenbestuurlijk en stedelijk niveau in lijn met elkaar te brengen door voortdurende uitwisseling en afstemming. Hiervoor zijn openheid, aanspreekbaarheid en onderling ver- trouwen, stevige en continue dialoog over de inhoud (doelen en ambities) en eenvoudige bestuurlijke constructies nodig. Kwaliteitsverbetering van alle Rotterdamse scholen en opleidingen zou daarbij de focus van de stedelijke sturing van onderwijskwa- liteit moeten zijn. Zo’n brede verbeteraanpak van scholen en opleidingen moet voldoen aan een bij Rotterdam passende combinatie van de vier con- dities sturing, ruimte, toerusten en ‘gezag en druk’

uitoefenen

4

.

In de evaluatie van Beter Presteren wordt geadvi- seerd ook de aanpak van de ‘professionele school’

verder uit te bouwen tot een stedelijke aanpak, in nauwe samenwerking met de Rotterdamse educa- tieve infrastructuur (initiële opleidingen mbo, hbo en universiteit en de Kenniswerkplaats Rotterdams Talent): Een dergelijke, breed gedragen, doortas- tende effectieve aanpak voor voldoende kwalitatief hoogwaardige leraren, andere onderwijsprofes- sionals, medewerkers vve, leidinggevenden en bestuurders, versterkt kwaliteitsverbetering van alle Rotterdamse scholen.

Hoe zijn we te werk gegaan?

Mede op basis van de evaluatie van het programma Beter Presteren is in het voorjaar 2014 gezamen- lijk een Opmaat voor een nieuw onderwijsbeleid geschreven. Begin 2014 zijn evaluaties gemaakt van de programmalijnen van Beter Presteren 2010 – 2014 en heeft prof. dr. Hooge een evaluatierap- port uitgebracht. In de tweede helft van 2014 zijn medewerkers van gemeente en scholenveld aan de slag gegaan met het schrijven van het nieuwe Rotterdamse onderwijsbeleid. Er zijn bijeenkom- sten geweest met leraren, ouders en andere bij het onderwijs betrokken partners. Er is een grote onderwijsconferentie gehouden in oktober 2014.

Leren Loont! 2015 – 2018 is daarmee het resul- taat van een bijzondere samenwerking; co-creatie tussen het onderwijsveld en de gemeente. Van schooldirecteur tot leerkracht; vele onderwijsprofes- sionals en –partners hebben door het bijwonen van

een onderwijsconferentie, consultaties of door een schriftelijke reactie, een bijdrage geleverd aan dit document. Het onderwijsveld en de gemeente zijn dan ook gezamenlijk eigenaar van Leren Loont!

De co-creatie die heeft geleid tot Leren Loont! zet- ten we ook in de uitvoering voort. Een voorstel voor een aangepaste Rotterdamse overlegstructuur met alle onderwijspartners is in voorbereiding. Elke sec- tor heeft daarin een eigen sectorkamer en van elke sectorkamer neemt een vertegenwoordiging deel aan een onderwijsbreed (strategisch) overleg. In de uitvoering heeft en houdt iedere partner uiteraard zijn eigen verantwoordelijkheid. Want de stad heeft het onderwijs hard nodig én natuurlijk vice versa.

Wat hebben we nodig?

Rotterdam heeft een goed vestigingsklimaat voor bedrijven en investeert in innovatie en ontwikkeling.

De arbeidsmarkt is veelzijdig, met de Rotterdamse haven als aanjager van de economie. In 2014 groeit deze sector naar schatting met 1%. Het aantal banen in de techniek stijgt spectaculair en er is werkgelegenheid in de foodsector, de zorg, consu- mentendiensten, creatieve industrie en in andere sectoren. De behoefte aan vakmanschap op alle niveaus is groot. Rotterdam heeft een relatief jonge bevolking en er zijn ruim 31.000 hoger onderwijs- studenten in de stad. Die willen we dan ook voor Rotterdam behouden.

Naast een veelzijdige arbeidsmarkt die toekomst biedt, hebben we in Rotterdam te maken met groot- stedelijke problemen. De stad kent probleemwijken, risicojongeren en kinderen die met een taalachter- stand starten op de basisschool. In verhouding heb- ben veel gezinnen een lage sociaaleconomische positie en relatief veel Rotterdamse ouders zijn laag opgeleid. De culturele rijkdom van ruim 170 nationa- liteiten in Rotterdam vergroot het risico op taalach- terstanden: er is sprake van een hoge tussentijdse instroom van anderstalige nieuwkomers in alle onderwijssectoren. Deze rijkdom vormt tegelijkertijd culturele verschillen die overbrugd moeten worden.

De leefwereld van leerlingen thuis, op straat en in

de school verschilt vaak sterk en daardoor kan het

ingewikkeld zijn bijvoorbeeld ouderbetrokkenheid

op een goede manier vorm te geven. Een afgewo-

gen onderwijsaanbod en een goed pedagogisch

klimaat zijn daartoe onontbeerlijk.

(11)

Eén gebied verdient extra aandacht, namelijk Rot- terdam Zuid. Het Nationaal Programma Rotterdam Zuid kent een speciale aanpak waarbij nadrukkelijk wordt ingezet op extra leertijd, preventieve inzet van de wijkteams en sturing op een hogere uitstroom naar de sectoren zorg, haven en techniek. Dit onderwijsbeleid Leren Loont! geldt voor de gehele stad Rotterdam en sluit daarnaast ook naadloos aan op het Nationaal Programma Rotterdam Zuid 2014 – 2018.

Wat gaan we doen?

Omdat elke ontwikkeling op onderwijsgebied ten goede moet komen aan het kind, de leerling of de student, staat in Leren Loont! schoolontwikkeling centraal. Elke organisatie, school of onderwijsin- stelling in Rotterdam streeft ernaar zich verder te ontwikkelen. Daarmee bedoelen we: met de beste mensen voor de groep of klas, het maximale uit alle kinderen halen. De focus ligt op kwaliteitsverbete- ring van alle Rotterdamse scholen en opleidingen.

Voor zo’n brede verbeteraanpak wordt nauwe samenwerking gezocht met de Rotterdamse educa- tieve infrastructuur, de initiële opleidingen mbo, hbo en universiteit en de Kenniswerkplaats Rotterdams Talent.

Rotterdam heeft onderwijs nodig dat alle kinderen ongeacht afkomst of achtergrond een vliegende start garandeert. Dat fasegewijs naadloos op elkaar aansluit en uitval geen kans geeft. Dat kwalitatief hoogwaardig is. Dat inzet op goede taal- en reken- vaardigheid, het laten groeien van talent en tegelij- kertijd op ontwikkeling van sociale vaardigheden en competenties die leerlingen klaarstoomt voor de ar- beidsmarkt van de 21

ste

eeuw. Onderwijs dat naast kwaliteit en resultaat ook onmisbare waarden en sociale vaardigheden overbrengt. En dat aandacht besteedt aan het ontwikkelen van eigen identiteit, burgerschap en wederzijds respect. Binnen school en daarmee ook daarbuiten.

Taalbarrières en culturele verschillen vragen om sterke leerkrachten die hiermee om kunnen gaan en de verbindende schakel tussen deze leefwerelden kunnen zijn. We vragen veel van docenten als we inzetten op educatief partnerschap tussen ouders en de school. En Rotterdam heeft onderwijs nodig met een rechtstreeks doel: een baan. Want de sleutel tot duurzame verbetering ligt in opleiding en

voorsorteren naar kansrijke beroepen. Toponderwijs maakt de leerlingen sterker, maakt de stad sterker.

Met Leren Loont! bouwen we door op de bestaande basis én we leggen de lat de komende jaren nog flink wat hoger. Zodat we in Rotterdam onze kinde- ren en jongeren het beste onderwijs kunnen bieden.

Leeswijzer Leren Loont! 2015 – 2018

Het Rotterdamse onderwijsveld en de gemeente werken de komende jaren binnen Leren Loont! op in totaal vijf thema’s intensief samen:

• Een vliegende start

• De beste leraren voor Rotterdam

• Werken aan vakmanschap

• Aansluiting onderwijs en jeugdhulp

• Kwaliteit door schoolontwikkeling

In de volgende hoofdstukken worden de vijf thema’s uitgewerkt. Dit zijn de actielijnen voor de komende vier jaar. Als ‘school’ of ‘onderwijs’ wordt genoemd, bedoelen we hiermee alle genoemde sectoren, tenzij een specifieke sector wordt bedoeld. In hoofd- stuk zeven gaan we in op de sturing, de organisatie en de financiën. De bijlage bevat de concept indica- toren per sector en per thema ten behoeve van de monitoring. Bij indicatoren worden streefwaarden genoemd daar waar mogelijk. Daar waar nog geen streefwaarde is bepaald, volgt deze in de verdere uitwerking van de Onderwijsindex.

daarbij opgemerkt

Dit document omvat niet alles wat er in het Rotter- damse onderwijs gebeurt. Er zijn enkele beleids- documenten waarin specifieke onderwerpen al zijn uitgewerkt of nog gezamenlijk uitgewerkt worden.

Die onderwerpen zijn in Leren Loont! 2015 – 2018 dan ook niet opnieuw beschreven. Dit zijn onder andere:

• Integraal Huisvestingsplan Onderwijs 2015 – 2019

• Uitvoeringsprogramma Nationaal Programma Rotterdam Zuid 2014 – 2018

• Aanpak risicojongeren

• Masterplan onderwijs 2015 – 2025

• Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel

(12)
(13)

alle Rotterdamse peuters verdienen een vliegende start. Om zo zonder achterstanden en goed voorbereid aan de basisschool te kunnen begin- nen. daarom ontwikkelen we in de voorschoolse periode door tot één integrale voorziening voor alle kinde- ren vanaf twee jaar. elke basisschool heeft bovendien over maximaal vier jaar één of meerdere groepen nul.

Voor elk kind (doelgroep én niet-doel- groep) is een geschikte plek binnen de voorschoolse educatie. een plek waar jonge kinderen zich spelenderwijs kunnen ontwikkelen en waar zij al op jonge leeftijd ontdekken waar ze goed in zijn. en dat in een veilige, taalrijke en stimulerende omgeving.

Als we erin slagen om onderwijsachterstanden te voorkomen en weg te werken, hebben we voor de gehele onderwijsloopbaan veel gewonnen. Op veel terreinen is winst te boeken. Op dit moment zijn er op verschillende plekken wachtlijsten, waardoor peuters niet (op tijd) terecht kunnen in een voor- schoolse voorziening. Daarbij kiest een te groot aantal Rotterdamse ouders van doelgroepkinderen, de groep die juist risico loopt om bij aanvang van de basisschool met een achterstand te beginnen, nog niet voor een voorschoolse voorziening.

Daarnaast is het zaak nóg steviger te werken aan de kwaliteit van de voor- en vroegschool. Te beginnen bij de kwaliteit van de voor- en vroeg- school. Uit de rapportage in 2014 van de Inspectie van het Onderwijs, blijkt dat er nog een aantal tekortkomingen is. Bijvoorbeeld op het gebied van het maken van resultaatafspraken, het betrekken van ouders en op de doorgaande leerlijn. Boven- dien bestaat een diversiteit in voorschoolse voor- zieningen voor het jonge kind. Door die verschillen in voorzieningen sluit de voor- en vroegschool niet altijd even goed aan op het basisonderwijs. Dit kan leiden tot onderbroken leerlijnen en dat komt niet ten goede aan de ontwikkeling van het kind. Hier kan verdere winst geboekt worden.

ambities

• in Rotterdam is er een integrale voorschoolse voorziening voor alle peuters.

• aan alle Rotterdamse peuters wordt de gelegenheid geboden om deel te nemen aan een voorschoolse voorziening; voor alle doel- groeppeuters is er een plaats.

• in Rotterdam zijn de voor- en vroegschoolse voorzieningen van goede kwaliteit en voldoen aan de normen van de inspectie.

Een vliegende start

02

(14)

actielijn 1:

Herontwerp van de voorschoolse periode

De voorschoolse periode kent op dit moment een te grote diversiteit aan voorzieningen. Aansluitend op de behoefte van het kind, gaan we versnippering in de opvang van onze peuters tegen, door

het uitbouwen van de huidige groepen nul tot een integrale voorschoolse voorziening. Peuter- speelwerk, kinderopvang en groep nul krijgen hierin een plek. We werken toe naar één integrale voorschoolse voorziening met gemengde groe- pen, waar peuters van werkende en niet-werkende ouders voor opvang terechtkunnen. En waar alle peuters, zowel peuters mét als peuters zonder (taal) achterstanden een passend ontwikkelingsaanbod krijgen. Alle Rotterdamse peuters vanaf twee jaar hebben tegen een geringe vergoeding recht op vijf uur opvang, verdeeld over minimaal twee dagdelen.

We ontwikkelen groep nul verder en streven ernaar dat de kwaliteit van de Rotterdamse voorschoolse voorzieningen overal gelijk is. Het onderscheid tussen peuterspeelzaal, kinderopvang en groep nul verdwijnt waar mogelijk. De gemeente maakt met de partners een actieplan om deze harmonisatie vorm te geven.

Goed voorbereid op de overgang

Op plekken waar de voorschoolse voorziening is gekoppeld aan een basisschool, wordt groep nul als uitgangspunt genomen. Dat betekent: inzet van een hbo’er, een doorgaande leerlijn én doorgaande zorgstructuur en een stevige start met ouderbetrokkenheid, die vervolgens in de basis- school wordt doorgezet. De komende jaren zal daarvoor een groeiend aantal peuterspeelzalen tot groep nul worden omgevormd en onder verantwoordelijkheid van een basisschool komen te vallen. Dat maakt de overstap van de voorschool naar de basisschool een natuurlijke. Bovendien leggen we de vaardigheden per kind vast in het kindvolgsysteem, dat aansluit op het systeem van de basisschool.

Daarnaast realiseren we de komende vier jaar tien zogenoemde Kindcentra. Anders dan de basis- voorziening zijn deze centra voor kinderen van nul tot twaalf jaar oud. Ze komen daar gedurende de dag om te leren, spelen, ontwikkelen en ontmoeten. Alle ontwikkelingsterreinen van de kinderen komen hier aan bod. De omgeving biedt

een totaalpakket op het gebied van educatie, opvang en ontwikkeling. Het onderwijs en vve-veld nemen het initiatief tot de ontwikkeling van deze Kindcentra en betrekken de gemeente hierbij om verdere realisatie mogelijk te maken. In een aantal wijken op Zuid vormt het Kindcentrum een goede aansluiting op de Children’s Zone, onderdeel van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid.

actielijn 2:

investeren in bereik

Alle kinderen hebben recht op een goede voorbereiding op de basisschool: zowel op taal- en rekenvaardig, als sociaal-emotioneel, cognitief en motorisch gebied. Daarom investeren we in de ontwikkeling van alle peuters, met extra inzet op de doelgroepkinderen: kinderen die zonder voor- school groot risico lopen om met een achterstand op de basisschool in te stromen en door het Centrum voor Jeugd en Gezin als doelgroepkind worden aangemerkt.

elke peuter bereikt

Leren Loont! begint al spelenderwijs op peuterleeftijd. We werken dan ook aan een contextrijke, voorschoolse educatie in Rotterdam.

Alle Rotterdamse peuters vanaf twee jaar hebben tegen geringe vergoeding recht op twee dagdelen opvang. Dus zowel peuters van werkende, als peuters van niet-werkende ouders. En peuters mét en peuters zonder (taal)achterstand. Speciale aandacht gaat uit naar de doelgroepkinderen.

Deze peuters hebben vanaf 2,5 jaar recht op minimaal 10 tot 12,5 uur opvang verspreid over drie tot vijf dagdelen.

We gebruiken de Rotterdam-specifieke definitie van een doelgroepkind die we eind 2014 hebben geformuleerd en die voor het hele voor- en vroegschoolse veld gaat gelden. Het Centrum voor Jeugd en Gezin bepaalt welke peuter doelgroepkind is. De gemeente zet vanaf januari 2015 de toeleiding van de doelgroepkinderen via peuterconsulenten en Centrum voor Jeugd en Gezin voort, met gebruikmaking van deze Rotterdamse definitie. Dit geldt ook voor

toeleiding van doelgroepkinderen in de zogeheten

‘focuswijken’ die onder het Nationaal Programma

Rotterdam Zuid vallen.

(15)

actielijn 3:

een kwaliteitsstap zetten

Jonge kinderen hebben recht op een voorziening van goede kwaliteit. De integrale, voorschoolse voorzieningen voldoen minimaal aan de kwaliteits- eisen voor voor- en vroegschoolse educatie van de Inspectie van het Onderwijs en de vereisten vanuit de inspectie vanuit de GGD.

Hoge kwaliteit op alle vlakken

Op veel plekken voegt het vve-veld extra kwaliteit toe, door de groep nul binnen deze voorziening verder te ontwikkelen en door kwaliteitsimpulsen binnen de voor- en vroegschoolse educatie. Waar mogelijk worden instrumenten voor kwaliteits- bevordering in het primair onderwijs ook ingezet in de voorschool. Belangrijker nog dan een rijke leeromgeving is dat peuters zich in en door spel ontwikkelen in de volle breedte. De vve-instellingen ondersteunen deze ontwikkeling door middel van opbrengstgericht werken in de voor- en vroeg- schoolse educatie.

Met het betrekken van ouders bij de onderwijscar- rière van hun kind kun je niet vroeg genoeg begin- nen. Ouders en voorschoolse voorziening werken samen vanuit de overtuiging dat een peuter het meeste leert als hij of zij zowel thuis als op de opvang, zoveel mogelijk wordt gestimuleerd. Het is een eerste, belangrijke stap in de ouderbetrokken- heid binnen de verdere onderwijsloopbaan van een kind. We ontwikkelen de ouderbetrokkenheid door op de locaties en maken gebruik van thuisprogram- ma’s voor ouders met hun kind. De sector neemt het voortouw en de gemeente ondersteunt.

Hoger gekwalificeerd personeel

Leidinggevenden, leerkrachten en pedagogisch medewerkers in Rotterdam zijn goed opgeleid.

Zij hebben specifieke kennis van het jonge kind, beheersen de taal en weten hoe zij ouders kunnen betrekken bij de ontwikkeling van hun kind. In alle groepen werkt een hbo’er, bij voorkeur als peda- gogisch medewerker op de groep of als coach op meerdere groepen.

We werken met een Rotterdam-specifiek profiel voor de pedagogisch (educatief) medewerker. Dit wordt in samenwerking tussen de praktijk en de opleidings- en kennisinstellingen ontwikkeld en vastgelegd voor de pedagogisch (educatief) mede-

werkers en leerkrachten in de voor- en vroegschool (mbo-3/4, hbo-Ad en hbo-bachelor en pabo).

Daarin krijgt het stimuleren van nieuwsgierigheid bij kinderen een expliciete plaats. De sector maakt af- spraken met de opleidingen over het aanpassen van de curricula conform dit profiel en over de randvoor- waarden. Om zo tot kwalitatieve begeleiding in de opleidingspraktijk te komen. De vve-sector stuurt op de kwaliteit van de pedagogisch medewerkers, zo- dat deze voldoen aan de inhoudelijke uitgangspun- ten van het Rotterdamse profiel. Tot in 2015 blijft de gemeente financieel investeren in het verhogen van de taalvaardigheid en het opbrengstgericht werken van pedagogisch medewerkers in de vve. Het hoger onderwijs draagt bij aan de kwaliteit en de doelen van vve door inzet van studenten, onderzoek en het delen van kennis.

Een aandachtspunt vormt de zorgstructuur binnen de voorschoolse periode. Vroegsignalering is im- mers belangrijk, zowel op jonge leeftijd als vroeg in het ontstaan van eventuele problematiek. Binnen de groep nul is de intern begeleider van de basisschool betrokken, bij de overige voorschoolse voorzienin- gen is behoefte aan een zorgcoördinator. Beiden moeten goed toegerust zijn voor de ontwikkelings- fase van het jonge kind. In het bestuurlijk overleg jonge kind agendeert de gemeente dit punt en komt het vve-veld met voorstellen. In 2015 neemt de gemeente het voortouw in het uitzetten van een analyse en werken gemeente en vve-veld modellen uit, die aansluiten bij de jeugdhulp.

Huisvesting groepen nul

Niet alle groepen nul bevinden zich in de gebouwen van de basisscholen. Zowel de scholen, vve-instel- lingen als de gemeente, vinden dit wel wenselijk.

Daarom is in het Integraal Huisvestingsplan 2015-

2019 opgenomen dat er nader onderzoek en over-

leg met betrokkenen, zoals de uitvoerders, nodig

is om te bepalen of en hoe structureel kan worden

voorzien in de benodigde ruimte voor voorschoolse

educatie en hoe dit gefinancierd kan worden. Naar

verwachting kan hier voor 1 juli 2015 – in samen-

spraak met schoolbesturen en uitvoerders - een

besluit over worden genomen.

(16)
(17)

Resultaten

actielijn 1:

Herontwerp van de voorschoolse periode

• In 2018 is de integrale voorschoolse voorziening ingevoerd (gefaseerd vanaf 2017). Alle peuters vanaf twee jaar hebben recht op vijf uur/twee dagdelen opvang; doelgroepkinderen vanaf 2,5 jaar hebben recht op minimaal 10 uur.

actielijn 2:

investeren in bereik

• Vanaf 2015 is de toeleiding voor alle doelgroep- peuters naar een voorschoolse voorziening georganiseerd (via het Centrum voor Jeugd en Gezin). In 2018 is er voor alle peuters een plek binnen de integrale voorschoolse voorziening.

actielijn 3:

een kwaliteitsstap zetten

• De integrale voorschoolse voorziening voldoet minimaal aan de kwaliteitseisen van de Inspectie van het Onderwijs.

indicatoren

indicator 1: Het percentage driejarigen Rotterdamse doelgroepkinderen dat een vve- programma volgt stijgt (2013 = 67%). In 2018 wordt 80% bereikt.

indicator 2: Verbetering van resultaten van doelgroepkinderen in groep 1 en in groep 3 (nul- meting in 2015), zowel in reguliere vve als in groep nul.

indicator 3: De voor- en vroegschoolse educatie in

Rotterdam voldoet aan de kwaliteitsindicatoren van

de Inspectie van het Onderwijs.

(18)
(19)

de beste leraren en pedagogisch

5

medewerkers kiezen de komende jaren voor Rotterdam. Zij willen lesge- ven in een stad die verjongt en waar zij een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van jonge Rotterdammers. de complexiteit van de stadse samenleving vraagt om professionele leraren die om kunnen gaan met de uiteenlopende uitdagin- gen van leerlingen in Rotterdam. Om leraren die zich doorlopend willen blijven ontwikkelen. en het vraagt om schoolleiders die hen daartoe in staat stellen. daar zetten we de komende jaren op in, door onder meer de Rotterdamse Lerarenagenda.

Kwalitatief hoogwaardig onderwijs begint met elke pedagogisch medewerker in de vve, elke leraar op de basisschool of school voor voortgezet onderwijs, iedere mbo- en hbo-docent. Het aandeel lessen dat door onbevoegde docenten wordt gegeven, is in Rotterdam hoger dan elders in het land, afhankelijk van het vakgebied

6

. Het probleem van onbevoegde docenten speelt vooral op vmbo-scholen in achter- standswijken. Het feit dat het vmbo beroepspraktijk- docenten uit het werkveld in dienst heeft, speelt hier een rol.

In het primair onderwijs neemt de werkgelegen- heid de komende jaren licht toe door groei van het leerlingenaantal. Door vertrek van leraren ontstaat een aanzienlijke vraag naar nieuw personeel. Tege- lijkertijd is de pabo-uitstroom laag. De verwachting is daarom dat komende jaren een tekort aan leraren

ontstaat. In het voortgezet onderwijs gaat een steeds groter aantal oudere leraren met pensioen.

Schoolleiders in het voortgezet onderwijs geven aan

7

moeite te hebben met het vinden van vol- doende goed personeel, vooral voor de algemeen vormende vakken. Het gemiddelde percentage on(der)bevoegd gegeven lessen in het voortgezet onderwijs in Rotterdam is hoger dan in de rest van het land. En in het voortgezet onderwijs en mbo wordt bovendien een tekort verwacht aan docenten techniek. De instroom van techniekdocenten vanuit de opleidingen is te laag om te kunnen voldoen aan de toekomstige vraag.

Er is dus werk aan de winkel om onderwijsprofes- sionals met ambitie en lef voor Rotterdam te behou- den en aan te trekken. Professionals die dagelijks in hun eigen professionaliteit willen investeren en die hun kennis en ervaring met collega’s willen delen (zoals nu al gebeurt binnen Passie op Zuid, Leraren met Lef en de leergemeenschap Hillesluis).

Deze professionals zijn voor de onderwijscarrière van Rotterdamse kinderen van het grootste belang;

van alle schoolse factoren is het hún handelen dat de leerprestaties van Rotterdamse leerlingen het meeste beïnvloedt

8

. Niet voor niets staat ook in het manifest Samen Leren de leraar centraal. Leraren zorgen voor toponderwijs, en zijn samen elke dag bezig om het onderwijs te verbeteren en het maxi- male uit elke leerling te halen

9

.

Het is vanzelfsprekend dat Rotterdam aansluit op de landelijke ontwikkelingen, zoals het Nationaal Onderwijsakkoord, de landelijke Lerarenagenda 2013 – 2020 en de cao’s. Onderwijsinstellingen én gemeente maken daar een Rotterdamse aanvul- ling op. Over vier jaar kent Rotterdam vrijwel geen kwantitatieve of kwalitatieve lerarentekorten meer.

Voor het middelbaar en hoger onderwijs leiden we hier kwalitatief hoogwaardig onderwijspersoneel op.

En we blijven ons inzetten voor een eerstegraads lerarenopleiding.

5)

Voor maatregelen op het gebied van ontwikkeling en professionalisering pedagogisch medewerkers, zie hoofdstuk 2

6)

Researchned, de Rotterdamse onderwijsarbeidsmarkt in beeld, 2012

7)

Researchned, de Rotterdamse onderwijsarbeidsmarkt in beeld, 2012

8)

Marzano, 2003, 2009, Hattie, 2009

De beste leraren voor Rotterdam

03

(20)

ambities

• in Rotterdam zijn er voldoende leraren en pedagogisch medewerkers van zeer goede kwaliteit, die voldoende zijn toegerust voor de groot- stedelijke pedagogische didactische opdracht.

• in Rotterdam werken leraren en pedagogisch medewerkers continue aan hun vakdidactische- en/of persoonlijke ontwikkeling, waar het kan samen met collega’s, om zo een lerende cultuur op en tussen scholen op te bouwen.

• Rotterdam werft en behoudt de beste onderwijsprofessionals voor de stad.

actielijn 1:

Voldoende leraren en pedagogische medewerkers: strategische personeels- planning

Een lerarentekort kan Rotterdam zich niet veroor- loven. Het is belangrijk de huidige en toekomstige vraag naar onderwijspersoneel te kennen, zodat we hier in de werving door de lerarenopleidingen rekening mee kunnen houden. Het is net zo belang- rijk goed onderwijspersoneel voor de stad te behou- den. De werkomstandigheden en randvoorwaarden worden hier de komende jaren zó aantrekkelijk, dat meer (top) leraren in Rotterdam wil blijven of naar Rotterdam wil komen.

strategisch personeelsbeleid

Alle schoolbesturen voeren de komende jaren een strategisch personeelsbeleid. Elk bestuur weet voor zijn eigen organisatie wat er kwantitatief nodig is op de korte en lange termijn. Ook verborgen kwanti- teitstekorten, die opgelost worden door het inzetten van on(der)bevoegde docenten, worden daarbij zichtbaar. Dit sluit aan bij landelijke maatregelen zoals de cao-vo ‘Alle leraren bekwaam en bevoegd’, het Nationaal Onderwijsakkoord en de registratie in het Lerarenregister, waarmee de bevoegdheid en bekwaamheid van alle leerkrachten inzichtelijk wordt voor werkgevers. Uiterlijk in 2017 moeten alle leraren in het mbo, voortgezet en primair onderwijs staan ingeschreven in dit Lerarenregister

10

. Vanaf 2017 gaat de Inspectie van het Onderwijs erop toe- zien dat enkel geregistreerde leraren lesgeven.

Afstemming tussen het onderwijs over profes- sionalisering en het kwalitatief en kwantitatief personeelsbeleid, vindt plaats binnen de Platforms Onderwijsarbeidsmarkt po en vo. Het mbo zet onverminderd in op de ontwikkeling van een soortgelijk platform voor hun sector: nieuw of door aansluiting bij bestaande (regionale) varianten.

Dat betekent dat werkgevers, opleiders en gemeenten hierin kunnen participeren.

actielijn 2:

Topleraren: blijvend professionaliseren

Het onderwijs en de gemeente stellen gezamenlijk een Rotterdams lerarenprofiel op; een speciaal voor Rotterdam geldende aanvulling op de beno- digde competenties om goed onderwijs te kunnen geven. Dit profiel doet recht aan de grootstedelijke context, de pedagogische en didactische vakbe- kwaamheid en het omgaan met ouders als pedago- gische partners. De gemeente roept de onderwijs- partners bijeen om hier een start mee te maken.

Het lerarenprofiel sluit aan bij het landelijke lera-

renregister. Daarbij bouwen we voort op initiatieven

die er op dit vlak al zijn. Denk aan het profiel dat

ontwikkeld wordt door Leraren met Lef, de module

Rotterdamkunde van het hoger onderwijs en het

door de Hogeschool Rotterdam en de Erasmus

Universiteit ontwikkelde competentieprofiel voor

leraren in een grootstedelijke context.

(21)

Werving en toelating

Gezamenlijk geven we al onze leraren en peda- gogisch medewerkers de ruimte zich optimaal te ontwikkelen. We leiden hier ook de topleraren op.

Doordat het hoger onderwijs alle nieuwe studenten die instromen beter gaat testen op de juiste voor- kennis en geschiktheid voor het beroep, sluiten we aan op de landelijke Lerarenagenda 2013 – 2020.

Het hoger onderwijs ontwikkelt samen met het voortgezet onderwijs aantrekkelijke en flexibele routes naar het leraarschap om de instroom op de opleidingen verder omhoog te schroeven. Hierbij is extra aandacht voor de opleiding tot techniek- docent. De pabo en lerarenopleidingen bereiden hun studenten voor op het ontwikkelen van hun Rotterdamse lerarenprofiel, zodat iedereen die uiteindelijk slaagt meer dan voldoende kennis en vaardigheden bezit voor een gedegen start voor de klas.

eerstegraads lerarenopleiding en leraren- opleiding (v)mbo docent

We zetten in op een eerstegraads lerarenopleiding in Rotterdam, op basis van de toekomstige behoefte aan onderwijzend personeel

11

. We vissen daarbij ook nadrukkelijk in eigen vijver. Dat wil zeggen: we laten onze goede havo- en vwo-leerlingen warmlo- pen voor de pabo en voor de lerarenopleiding. Op grond van de strategische personeelsplanningen zal met behulp van het decanaat en loopbaanoriën- tatie actief ingezet worden om een carrière in het Rotterdamse onderwijs te stimuleren.

Het onderwijs en de gemeente ondersteunen de ontwikkeling ingezet door betrokken partners (mbo- hbo BOSS

12

) tot een module in de lerarenopleiding gericht op (v)mbo-docent. Daarbij wordt gezamen- lijk gezorgd voor voldoende randvoorwaarden, zoals voldoende kwalitatief geschikte stages en opleidingsplaatsen in het (v)mbo.

afstemmen met de werkvloer en loopbaan- mogelijkheden

Het voortgezet en hoger onderwijs brengt loop- baanperspectieven in het voortgezet onderwijs en mbo nadrukkelijker onder de aandacht bij Rotter- damse studenten. Onder andere door een stage in het (v)mbo te stimuleren en door een mbo-module of -profiel te ontwikkelen. Het hoger onderwijs werkt

voor studenten aan de pabo en lerarenopleiding aan meer praktijkervaring en aan het gezamenlijk met het onderwijsveld opleiden. Projecten als Opleiden in de School worden verbreed en verbeterd.

blijvend leren

De opdracht voor het onderwijzend personeel is groot in Rotterdam en vergt zeer vakbekwame en ambitieuze leraren. De stad heeft dus topleraren nodig, met een hoge pedagogische en didactische vakbekwaamheid, die ouders zien als pedagogi- sche partners en die om kunnen gaan met taal- en rekenachterstanden en de enorme diversiteit op dit terrein. Die om kunnen gaan met identiteitsontwik- keling en een brug kunnen slaan tussen de leefwe- relden van leerlingen.

In Rotterdam streven we daarom naar voortdurende professionalisering van leraren, lerarenteams en schoolleiders. We monitoren de successen en wer- ken samen met de Rotterdamse lerarenopleidingen en opleidingen voor pedagogisch medewerkers als kennisinstellingen, om dat wat geleerd wordt, breder in de Rotterdamse praktijk te verspreiden en mee te nemen in curricula van de lerarenopleidingen. De Rotterdamse schoolbesturen maken zich er hard voor, dat beginnende leraren in Rotterdam goed be- geleid en opgenomen worden binnen de bestaande lerarenteams. Zij stimuleren Rotterdamse leraren te blijven leren. We willen verder dat tweedegraads leraren vaker een eerstegraads bevoegdheid halen en dat meer leraren op het primair en voortgezet onderwijs een masterprofiel halen, aansluitend bij ambities zoals de Lerarenbeurs uit de landelijke Lerarenagenda 2013 – 2020.

actielijn 3:

de beste onderwijsprofessionals binden aan Rotterdam

De komende jaren verbeteren we gezamenlijk de

randvoorwaarden en werkcondities van leraren zo-

danig dat Rotterdam de populairste stad wordt om

als pedagogisch medewerker of leraar voor de klas

te staan. Bijvoorbeeld door aantrekkelijkere Rot-

terdam-eigen Complementaire Arbeidsafspraken

13

Onderwijs (Rotterdamse leraren-C.A.O.). Denk aan

(scholings)beloning bij topprestaties, hulp bij huis-

(22)

vesting en uitbreiden van loopbaanmogelijkheden.

Maar ook door te investeren in professionaliserings- en scholingsmogelijkheden rondom de grootstede- lijke en specifiek Rotterdamse thema’s. Leraar zijn heeft status in Rotterdam. De gemeente nodigt de schoolbesturen uit om met ideeën te komen en zo gezamenlijk vorm te geven aan de Rotterdam-eigen Complementaire Arbeidsafspraken Onderwijs.

innovatiefonds

De gemeente richt een innovatiefonds voor leraren in. We ondersteunen hiermee initiatieven van leraren, lerarenteams en schoolleiders ‘vanuit de werkvloer’ gericht op permanente, innovatieve ontwikkeling en professionalisering. We laten deze projecten (wetenschappelijk) begeleiden door ken- nisinstellingen, zodat ‘dat wat werkt’ breder wordt verspreid. Omdat professionaliseren in teams een belangrijk effect heeft op het verankeren van professionalisering binnen de schoolorganisatie

14

, richten we ons hierbij ook nadrukkelijk op onder- wijsteams, op ‘samen leren en innoveren’. Op dit terrein zijn al vele initiatieven succesvol, zoals Le- raren met Lef, Passie op Zuid en de professionele leergemeenschappen.

Verbonden beroepsgroep

Rotterdamse leraren betrekken we bij de verdere uitwerking. Die uitwerking vertalen we vervolgens in de Rotterdamse Lerarenagenda, geïnspireerd door aanbevelingen uit het manifest Samen Leren.

Een groep vooruitstrevende onderwijsspecialisten doet in dit manifest verbetervoorstellen voor het Nederlandse onderwijs, voortbouwend op onder andere het Nationaal Onderwijs Akkoord en de landelijke Lerarenagenda. Zo creëren we een sterke en representatieve beroepsgroep, waarin iedereen zich binnen het Rotterdamse onderwijs vertegen- woordigd voelt en waar alle onderwijsprofessionals zich met trots aan verbinden.

Resultaten

actielijn 1:

Voldoende leraren en pedagogische medewer- kers: strategische personeelsplanning

• Per 2017 zijn alle docenten bevoegd, of nog stu- derend voor hun bevoegdheid en hebben binnen twee jaar een wettelijke bevoegdheid behaald.

actielijn 2:

Topleraren: blijvend professionaliseren

• Alle leerkrachten, zowel startende als zittende, voldoen aan het Rotterdams lerarenprofiel en krijgen hiertoe voldoende ontwikkel- en profes- sionaliserings- en opleidingsmogelijkheden zowel tijdens de studie als in het werk.

actielijn 3:

de beste onderwijsprofessionals binden aan Rotterdam

• In 2015 zijn afspraken vastgelegd over aantrek- kelijke Rotterdam-eigen Complementaire Arbeids- afspraken Onderwijs (bijvoorbeeld over ontwik- keling, scholing en huisvesting). In 2016 zijn deze Complementaire Arbeidsvoorwaarden Onderwijs in uitvoering.

indicatoren

indicator 1: Het percentage bevoegde en eerste- graads leraren in vo en leraren met een masterop- leiding in het po en mbo stijgt.

indicator 2: Scholen voldoen aan de inspectie-

indicatoren met betrekking tot het professioneel

handelen.

(23)
(24)
(25)

de arbeidsmarkt is sterk in bewe- ging. de vraag naar vakmensen die hun werk met trots doen en die oog hebben voor ontwikkelingen in hun vakgebied groeit. Rotterdam heeft die vakmensen hard nodig. We willen het imago van het beroepsonderwijs ver- sterken, meer leerlingen een diploma laten behalen op een hoger niveau en een hechtere band vormen tussen beroepsonderwijs en werkgevers. Het beroepsonderwijs (van vmbo tot en met hbo), dat van oudsher tot vakman- schap opleidt, moet aan aantrekkelijk- heid winnen om aan de veranderende vraag van de arbeidsmarkt te voldoen.

dat is belangrijk voor leerlingen, ouders en voor werkgevers. Het toe- rusten van leerlingen op hun loopbaan is daarom van belang. Rotterdamse jongeren kunnen zo met trots een diploma behalen, met een goede baan als gevolg.

Meer dan 50% van de Rotterdamse jeugd doorloopt het (v)mbo. Het Rotterdamse hoger onderwijs telt bijna 60.000 studenten (www.wonenalsstudent.nl) en dit aantal groeit. Uitstekend beroepsonderwijs verzilvert de talenten van al deze leerlingen maxi- maal, is flexibel en weet daardoor goed in te spelen op de snel veranderende (regionale) arbeidsmarkt.

Het huidige beroepsonderwijs voldoet nog niet aan dit ideaalbeeld. Aansluiting op de snelle technolo- gische ontwikkelingen en nieuwe behoeften van de kenniseconomie, kan beter. En ondanks de inge- zette daling kan het aantal uitvallers verder worden teruggebracht. Nog relatief veel leerlingen wisselen tussentijds van opleiding en niet alle leerlingen

krijgen de zorg en begeleiding die zij nodig hebben.

Tenslotte kan het imago van het beroepsonderwijs beter: de keuze voor het beroepsonderwijs wordt te vaak als een negatieve gezien, terwijl goed geschoolde vakmensen juist dé motor zijn voor de (regionale) economie. Het Rotterdamse beroepson- derwijs staat voor de uitdaging hierin verandering te brengen: de Veranderagenda Beroepsonderwijs.

Als gevolg van mondalisering zien we grote veran- deringen in de economie en op de arbeidsmarkt.

Nieuwe generaties staan voor nieuwe beroepen met steeds minder vastomlijnde beroepsomschrijvingen.

Arbeidscontracten zijn niet langer ‘voor het leven’.

Dat vraagt om een andere benadering. De Weten- schappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR) schetst in het rapport Een lerende economie (2014) het belang van investeren in het vernieuwingsver- mogen en de wendbaarheid van de economie. Het signaleren en toepassen van ideeën, kennis en technologieën vanuit andere bedrijven, sectoren of landen, wordt steeds belangrijker. Dit vraagt een andere focus van het onderwijs: andere inhouden, andere didactische principes, andere -meer actieve- betrokkenheid van de leerlingen. Kennis signaleren, opnemen en gebruiken is minstens zo belangrijk als kennis ‘produceren’, en is belangrijk voor alle niveaus van het onderwijs en voor alle beroepen.

Daarbij gaat het om internationaal erkende kern- competenties, vaak aangeduid als 21

ste

-eeuwse vaardigheden. Denk daarbij aan samenwerken, creativiteit, ict-geletterdheid, probleemoplossend vermogen, kritisch denken en communicatieve en sociale vaardigheden.

De Rotterdamse schoolbesturen en de gemeente willen inspelen op die ontwikkelingen door het vinden van oplossingen op meerdere fronten en een betere samenwerking in de driehoek overheid, onderwijs en bedrijfsleven.

Werken aan vakmanschap

04

(26)

actielijn 1:

aantrekkelijk en herkenbaar beroeps- onderwijs

Het voortgezet onderwijs, mbo en hbo werken aan de zogeheten herwaardering van vakmanschap en ondernemerschap en zien het beroepsonderwijs als dé voorbereiding hierop. In dit verband is de om- vorming van de roc’s Albeda College en Zadkine tot vier vakgerichte mbo-colleges en één startcollege, van groot belang. De herkenbaarheid van het mbo- onderwijs in Rotterdam wordt daarmee aanzienlijk vergroot.

nieuwe leerroutes

De roc’s, mbo-vakinstellingen en scholen in het voortgezet onderwijs richten samen nieuwe leer- routes voor het beroepsonderwijs in. Een flexibel aanbod van leerroutes komt beter tegemoet aan de vraag van de arbeidsmarkt én de interesses en mogelijkheden van de leerlingen. Leerroutes die leerlingen in staat stellen zich breed te oriënteren binnen het v(mb)o, voordat ze naar een vervolg- opleiding in het mbo of hbo gaan. Maar we vormen ook ‘smalle’ leerroutes voor leerlingen die al heel vroeg weten welke opleiding ze willen volgen, zoals de vakscholen Techniek, Horeca en Zorg.

Bedrijven worden nadrukkelijk betrokken bij het curriculum van opleidingen en het keuzeproces, ook doordat zij stageplaatsen aanbieden. Verder maken we mogelijk dat jongeren twee mbo-diploma’s tegelijkertijd kunnen behalen en dat het praktijk- onderwijs afgesloten wordt met een Rotterdams arbeidsmarktdiploma. Deze acties moeten leiden tot aantrekkelijker, toekomstbestendig beroepsonder- wijs.

Er is steeds meer besef dat leerlingen soms beter af zijn met vakgericht onderwijs dan algemeen vormend onderwijs (avo). Om dat inzicht bij jonge- ren, hun ouders of verzorgers en bij leraren in het basisonderwijs, te vergroten, worden zij, net als het bedrijfsleven, nadrukkelijk bij de ontwikkelingen op het gebied van leerroutes betrokken.

actielijn 2:

Loopbaanleren

Sommige leerlingen sturen bewust en vanzelfspre- kend hun eigen ontwikkeling. Andere kiezen meer intuïtief en ongepland. Dat laatste kan goed gaan, maar leidt in te veel gevallen tot een verkeerde opleidingskeuze, onnodig wisselen van opleiding en zelfs tot voortijdige uitval. We willen het aantal voor- tijdig schooluitvallers verder terugdringen. Daarom rusten we iedere leerling, samen met zijn of haar ouders, goed toe voor het maken van keuzes in zijn of haar (school)loopbaan. De leerling kan zo zelf verantwoordelijkheid nemen; eigenaar worden van zijn of haar eigen loopbaan. Leren kiezen begint al in het basisonderwijs en zetten we -passend bij de leefwereld van kinderen- door tot het middelbaar en hoger beroepsonderwijs. Scholen stimuleren leer- lingen om niet alleen cijfers, maar ook gevraagde sociale competenties en fysieke mogelijkheden mee te wegen in het maken van hun (beroeps- of opleidings)keuzes.

Overgang vmbo naar mbo

Ouders spelen een belangrijke rol bij de beroeps- oriëntatie van leerlingen. Daarom heeft het mbo de afgelopen jaren flink ingezet op ouderbetrokken-

ambities

• Het beroepsonderwijs in Rotterdam is herkenbaar en wordt gewaardeerd door de aandacht voor vakmanschap én

ondernemerschap, heeft een positief imago en is goed herkenbaar voor leerlingen, ouders en werkgevers.

• Een Rotterdamse aanpak Loopbaanleren is verankerd in de curricula van de scholen, van primair tot hoger onderwijs.

• Onderwijs en het bedrijfsleven zijn goed op elkaar aangesloten.

(27)

heid. Zo worden ouders proefsgewijs betrokken bij de intake, plaatsing en studievoortgang van hun kind. Dit zetten we voort en breiden we uit. Het mbo en voortgezet onderwijs werken samen, om te zorgen dat leerlingen en ouders een beter beeld krijgen van de inhoud én eisen van vervolgonder- wijs en bijbehorend arbeidsmarktperspectief. Dit gebeurt onder andere door het organiseren van proeflessen en stages. Loopbaanbegeleiding, door zowel docenten als praktijkopleiders (leermeesters), wordt versterkt.

Om de overgang van voortgezet onderwijs naar mbo beter te laten verlopen, gaat het voortgezet onderwijs over tot het afgeven van een schoolad- vies voor beroepsrichting, opleiding en het best passende opleidingsniveau van de vervolgoplei- ding in het mbo. We sluiten hierbij aan op goede voorbeelden in onze stad, zoals de Rotterdamse Vakschool en Rotterdams vakcollege De Hef op Zuid. De doorlopende leerlijn voortgezet onderwijs - mbo, met extra aandacht voor vakoverstijgende vaardigheden, wordt uitgebreid naar meerdere opleidingsrichtingen en -niveaus. Hierbij is aan- dacht voor duurzaam, toekomstgericht opleiden.

Goede voorbeelden zijn de Vakwerf en het Vakhuis van Rotterdam Vakmanstad, waar aandacht is voor zowel de fysieke en sociale als mentale ontwikke- ling van leerlingen.

digitale talentportfolio’s en leerroutekaart De Rotterdamse Aanpak Loopbaanoriëntatie wordt geïntensiveerd en verder verweven in de oriëntatie- programma’s van de scholen; met ingang van het schooljaar 2015 – 2016 voeren we de aanpak struc- tureel in vanaf primair tot hoger onderwijs. Ouders worden hier meer bij betrokken.

Op dit moment hebben meerdere scholen in het primair en voortgezet onderwijs en mbo ervaring opgedaan met leerling-portfolio’s. Het betreft hier tot nu toe verschillende systemen. Elk kind, elke jongere heeft een persoonlijk (digitaal) portfolio no- dig, dat uitwisselbaar is bij de overgang van de ene naar de andere school. Binnen Leren Loont! 2015 – 2018 gaan we de inhoud van het digitaal talent- portfolio in het primair onderwijs (vanaf groep 7) het voortgezet onderwijs en mbo op elkaar afstemmen, zodat deze uitwisselbaar zijn. En we verkennen of en zo ja, onder welke voorwaarden in de toekomst één gezamenlijk en uniform digitaal talentportfolio te ontwikkelen is.

We gaan ook werken met een leerroutekaart. Dit is een verbreding van de huidige arbeidsmarktbij- sluiter. Zo’n leerroutekaart maakt de aansluitingen tussen primair, voortgezet, middelbaar en hoger beroepsonderwijs inzichtelijk, net als de toelatings- criteria en het arbeidsmarktperspectief van opleidin- gen. Leerlingen en hun ouders krijgen zo een beter overzicht van opleidingsmogelijkheden en ze wor- den gestimuleerd te kiezen voor een opleiding met goede arbeidsperspectieven, zoals in de techniek.

De vier Rotterdamse hogescholen ontwikkelen daarnaast de komende jaren samen met het voortgezet onderwijs een zogenoemde ‘doorstroom gereedschapskist’ met instrumenten voor loopbaan- oriëntatie, begeleiding, vakinhoudelijke aansluiting en hbo-vaardigheden. De opleidingen voor een Associate Degree in het hbo worden uitgebreid en de aansluiting van mbo-4 en havo op het hbo wordt verbeterd. Wat betreft alle overgangsmomenten wisselen de onderwijsinstellingen en scholen altijd informatie uit.

actielijn 3:

Verbinding onderwijs met het

bedrijfsleven/werkgevers

(28)

en bij- en omscholing van werknemers besproken.

Speciale aandacht gaat uit naar stages; de beste ingang voor scholen om in contact te komen met bedrijven en voor leerlingen vaak de opstap naar een baan na de opleiding. De gemeente zorgt als grote Rotterdamse werkgever voor uitbreiding van de eigen stageplekken. En we betrekken stagebe- drijven meer bij innovaties, het lesprogramma en de examinering. Dat vraagt van stagebegeleiders én vakdocenten extra inzet om leerlingen te plaatsen en te begeleiden.

sectorale speerpunten: techniek en haven We geven voorrang aan sectoren die voor de economische structuur in de regio van groot belang zijn, omdat zij groot groeipotentieel hebben. Voorbeelden daarvan zijn de sectoren food, life science, zorg, clean tech, offshore, maritieme dienstverlening én techniek. Bèta- technische kennis wordt steeds belangrijker, niet alleen in de technische sectoren zelf. Ontwik- kelingen op het gebied van milieu en klimaatbe- scherming, zorgbehoefte, voedselproductie en energievoorziening vragen hier in toenemende mate om. Omgekeerd bieden deze nieuwe toepassings- gebieden kansen om groepen scholieren en studenten aan te spreken die niet zo snel voor de traditionele technische richtingen kiezen. Roboti- sering, sensorisering, afstandsbesturing en digitale maakindustrie vergen nieuwe competenties. Het Rotterdamse onderwijs kan en mag de technologi- sche ontwikkelingen dan ook niet missen.

Er ontstaat een grote vraag naar arbeidskrachten op ieder niveau -het Techniekpact

15

besteedt hier aandacht aan- én naar vakbekwame docenten techniek. De gemeente onderzoekt mogelijkheden tot de vorming van een studiefonds voor specifieke, technische opleidingsrichtingen. En de al ingezette lijn van Toptechniek in bedrijf, waar één vmbo- en vier mbo-scholen intensief samenwerken, wordt

geïntensi0(e)2(n)3(2(n12(n3a 0 Tw(x(j)-8(f)26(i)A)g)5(,D[(E7.004 Td)-4( s)-28(d(d)-1(i)-3(u)-ls)1(t)-1[( b)-5)-ls2-ls2-e)-8(s)1(tu)4(e si)2(n)-bo)-8(j16(i)2-2(i)6b)-5(e)-8-16(i)-1cs4(e)2(t(o)-5(r)5(r s)-2t(k)22((f)e si)2(n)-z(k)22(enals)1(t)-3)-5(k)18(e)8(,)10( )]TJ0.014 Tc -0.004 Tw 0 -1.26 TD[(t)8(e)-4(c)-11(h)2ieik nhng3(e)-e2-1(c)-11-3(p)-ustng gn1(n)1(c)-11(he)4(w 0 xr)-16(3)22(en)7(,)4(j)2(k)-7(he)-6(den)14( )]TJ0.01 Tc 0 nio niau snel e ve iau amse onderw(i)-3l(f)-3(n)-2(i)eau 8(é)-4(n v0(o)-35(- e)-(dt)14( )0TJ0.016 Tc -0.016 Tw5en)3me8(e)1ensi0(e6( W(w)6(e6( 2he)4n2(g)3(s)50(t)4ge)18(-us53n)2(ï)16( l(1e)2(n)3(s)5en)7()-2u(e)-11(se(i)-1(6-2(o57)16( h)2(8)-116o)-35(- e)-4(n)10( )]TJ0.014 Tc 11()4( d)1(en)7(,94 Tw )1(l)4( i)3(n)-1(g)(e)-4(en)5(t)8(e)4( o)444( o)-3(1Tw T*s2i)-1(ei)-h-3(k)4( nm o)-3(p)5(i( m)-ba)2-2(a)-r2i)-1(ei)-h)-16(s)w )1(l)4()4( o2(k)-7(he)-6(den)14( )]TJ0.01 Tc 0-5(e)-5(6 e)-8(e)c)-14(i(e c))-7(d8-1(i)-5(e)-1(f)-e o)-7(n)96(d)-4(e)-6(r)-48(w-v)-9(22(m)fn)-5(g v)7(a)euwe(i)-1(o)-9(r)2(-e)2(t)4(e)- d-22(- é)-4(n)2(5(l)-1(i)-3(h)1(t an s)-2(t)-3(5(h)1(t)4(e)-4(n)10( )(i)-1(o)6(r)-6i)-1(n b)8(e v)-9 v)10(e)-6(a)-1(c)-15()-31(wa)-44(e)-4(l)-( mb)-neems kadneemijl 274.9606e oo1.675i

(29)

Rotterdams onderwijs, van primair tot en met hoger onderwijs.

• In 2017 is de inhoud van het digitaal talentport- folio in het primair onderwijs (vanaf groep 7), het voortgezet onderwijs en mbo op elkaar afgestemd, zodat deze uitwisselbaar zijn.

• In schooljaar 2016-2017 is de leerroutekaart operationeel.

actielijn 3:

Verbinding onderwijs met het bedrijfsleven/

werkgevers

• Tijdens structureel overleg in de driehoek over- heid, onderwijs, ondernemers in de vorm van bedrijvenkringen of sectortafels, komen in ieder geval de volgende punten aan de orde:

- Arbeidsmarktperspectief-vraagstukken.

- Leren in de praktijk (kwalitatief en kwantitatief).

- Na-, bij- en omscholing in het kader van permanente educatie.

- Inrichting beroepsonderwijs als gevolg van veranderingen in innovaties in bedrijven en instellingen.

indicatoren

indicator 1: Het aantal leerlingen dat instroomt, doorstroomt en gediplomeerd uitstroomt bij oplei- dingen met ‘groeipotentiëel’, in vmbo en mbo stijgt.

indicator 2: Jaarlijks vullen meer scholen voor

primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs

de uitgangspunten van loopbaanleren kwalitatief in.

(30)
(31)

elk kind verdient een goede onder- wijsplek met de juiste ondersteuning en jeugdhulp waar dat nodig is, voor een kansrijke toekomst zonder belemmeringen. de uitdaging voor scholen, jeugdhulpverlening en gemeente ligt in het gericht combine- ren van onderwijs en jeugdhulp om de kansen van leerlingen positief te beïnvloeden. Rotterdam biedt elk kind, elke jongere een passende plek op school, met ondersteuning en wijkgerichte jeugdhulp waar dat nodig is. Het scholenveld en de gemeente hebben hierin elk een eigen verantwoordelijkheid, maar werken nadrukkelijk samen, om thuiszitters te voorkomen.

Niet voor alle Rotterdamse leerlingen is er automa-

tisch een passende plek in het onderwijs. Som-

mige leerlingen hebben een extra steuntje in de

rug nodig. Tijdens de overstap van het primair naar

het voortgezet onderwijs, waren er het afgelopen

schooljaar bijvoorbeeld bijna 1.000 zogenoemde

zorgleerlingen in beeld

16

. Deze leerlingen worden

intensief begeleid bij de overstap van het primair

naar het voortgezet onderwijs. In 2013 zaten er in

Rotterdam 1.213 leerlingen in het speciaal basis-

onderwijs en 4.291 leerlingen in het Rotterdamse

speciaal (voortgezet) onderwijs. De Rotterdamse

(32)

actielijn 1:

Passend onderwijs

Het primair en voortgezet onderwijs kennen sinds augustus 2014 de zogeheten zorgplicht: de wet- telijke verplichting dat schoolbesturen alle kinderen die extra ondersteuning nodig hebben, een pas- sende onderwijsplek bieden. Ouders mogen hun kinderen bij elke gewenste school met het juiste ondersteuningsaanbod aanmelden. Het is aan de school te beslissen of zij het kind de nodige onder- steuning kunnen bieden. Is dit niet het geval, dan is de school verantwoordelijk voor het vinden van een andere (wel passende) plek op een andere school.

Dat kan op een reguliere school zijn of op een school voor speciaal onderwijs

17

. Betrokkenheid van ouders hierbij is een absolute vereiste.

Thuiszitters

Ter voorkoming van zogeheten ‘thuiszitters’ stellen we een speciaal plan van aanpak op, waarin is vastgelegd op welke wijze het onderwijsveld, samen met de afdeling leerplicht van de gemeente, thuis- zitten in alle gevallen voorkomt. Aansluiting op het ondersteuningsplan van het wijkteam is hierbij es- sentieel. Vanuit de Wet gelijke behandeling kent het mbo ook een vergelijkbare inspanningsverplichting.

De gemeente en de schoolbesturen werken daarom in een Taskforce Thuiszitters aan een speciale aan- pak voor deze groep.

speciaal in samenhang

De gemeente en de samenwerkingsverbanden passend onderwijs in Rotterdam werken hard aan inhoud en vorm, om Rotterdamse leerlingen binnen het (voortgezet) speciaal onderwijs, snel de juiste hulp te bieden. Het Primair Passend Onderwijs Rotterdam heeft een transitie ingezet (2015 – 2019) om een dekkend netwerk te vormen met basis- en extra onderwijsondersteuning in de wijk, waarbij de expertise van het speciaal (basis)onderwijs wordt ingezet op de basisschool of in de wijk. Dit heeft een veranderend aanbod van zorg in de wijk tot gevolg; in kansen denken in plaats van in beperkingen.

Let wel: zowel Passend Onderwijs als het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel zijn beide relatief jong en daardoor voorlopig nog volop in ontwikkeling. Dat betekent intensief samenwerken om dit op zo kort

mogelijke termijn goed af te stemmen. En regelma- tig kijken wat werkt en wat niet, om waar nodig bij te sturen. Daartoe voeren gemeente, de schoolbe- sturen en de samenwerkingsverbanden passend onderwijs regelmatig bestuurlijk overleg. Hierin vol- gen zij de voortgang van de gemaakte afspraken, de samenhang Passend Onderwijs en het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel en zij maken indien nodig afspraken over de bijsturing.

Onderwijs-zorgarrangementen

Binnen het speciaal onderwijs is een combinatie van onderwijs-zorgarrangementen voor bijna alle kinderen noodzakelijk. Bovendien komt een deel van deze kinderen -die onderwijs, ondersteuning en jeugdhulp nodig hebben, die niet los van elkaar kunnen worden georganiseerd- van buiten Rotter- dam. Gemeente(n) en scholen verkennen daarom gezamenlijk mogelijkheden om (regionale) onder- wijs-zorgarrangementen voor kinderen met meer- voudige problematiek te ontwikkelen, waarbij ook wordt gewerkt aan transparantie in de toelatings- criteria voor het speciaal onderwijs. Hierover is ook in het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel aangegeven dat de inrichting van een nieuwe aanpak vraagt om samenwerking en afstemming met het onderwijs, jeugdhulpaanbieders, regiogemeenten en ouders.

Onderwijsopvangvoorzieningen

Een onderwijsopvangvoorziening biedt tijdelijke op- vang aan leerlingen die door hun gedrag niet meer te handhaven zijn op school. Leerlingen waarbij een vloeiende schoolloopbaan in gevaar komt. De scholen organiseren de onderwijsondersteuning en exploitatie van deze onderwijsopvangvoorzieningen in het primair en voortgezet onderwijs. De gemeen- te ‘levert’ aanvullend de jeugdhulp. Alles vanuit het principe: 1 kind, 1 gezin, 1 regisseur,

1 plan.

actielijn 2:

aanpak risicojongeren

Een groep jonge Rotterdammers, die ook gebaat is

bij extra zorg en ondersteuning, zijn de zogeheten

risicojongeren. Om een beeld te krijgen: van de

125.000 Rotterdammers tussen de 12 en de 27 jaar

oud, lopen in 2014 zo’n 29.000 jongeren verhoogd

risico in hun loopbaan op weg naar werk. De roc’s

(33)
(34)

en gemeente zijn in overleg over de realisatie van EntreePlus. Onderdeel van de sluitende aanpak is ook De Nieuwe Kans, een bestaande organi- satie voor dagbehandeling van jongeren vanaf 18 jaar, die bijvoorbeeld eerder met hun opleiding zijn gestopt, (nog) niet werken of (nog) geen opleiding volgen, en actief willen werken aan verbetering van hun situatie. De aanpak risicojongeren wordt uitge- werkt in een apart programma

De onderwijssector, het mbo in het bijzonder, de gemeente en waar mogelijk ook het bedrijfsleven, buigen zich bovendien over een nieuwe sluitende aanpak voor risicojongeren, als onderdeel van het integraal jeugdbeleid. In elk geval zal deze nieuwe aanpak de herinrichting van het voorzieningenland- schap voor alle groepen bevatten: onderwijsvoorbe- reiding, rebound en toeleiding tot de arbeidsmarkt.

De aanpak risicojongeren voorziet verder in een samenwerking binnen het scholenveld voor zoveel mogelijk sluitende begeleiding van jongeren uit het praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs, naar werk. Met meer betrokkenheid van ouders in deze begeleiding. We stellen daarmee alles in het werk om ook risicojongeren naar school of (beroeps)opleiding te leiden en daar natuurlijk met succes te houden.

actielijn 3:

jeugdhulp: schoolnabij

Met invoering van het Nieuw Rotterdams Jeugdstel- sel is de gemeente vanaf begin 2015 verantwoor- delijk voor alle (jeugd)hulp en ondersteuning aan jonge Rotterdammers: kinderen, jongeren en na- tuurlijk hun ouders. In totaal 42 integrale wijkteams ondersteunen hen die dit nodig hebben. Rondom deze wijkteams, liggen de wijknetwerken. De scho- len vallen hier uiteraard onder, net als de wijkagent, huisarts, vrijwilligers in de buurt en kinderopvang.

Wijkteams: ondersteuning snel en op maat De jeugd- en gezinscoach is regisseur binnen het wijkteam. Wanneer een gezin ondersteuning nodig heeft, bekijkt hij of zij wat het wijkteam en -netwerk bieden. Hulp op maat, dichtbij en snel. De school- maatschappelijk werker is de schakel in het contact tussen (voor)school en het wijkteam in de buurt waar het kind woont. Daarom mag deze op geen enkele school meer ontbreken. We houden rekening

met de ervaringen van de wijkteams in de Children’s Zone, onderdeel van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid. Belangrijk is dat deze wijkteams ook preventief zullen worden ingezet. Niet alleen worden kinderen en gezinnen daarmee in een vroeg stadium geholpen, ook zal de druk op de zwaardere hulpverlening daarmee verminderen.

Uitstekend signaleren

Een oog voor de talenten maakt de professional gevoelig voor de factoren die de ontwikkeling van een kind verstoren. Daarom signaleren pedago- gisch medewerkers in de voor- en vroegschool al in een vroeg stadium waar extra zorgbehoefte is. De signalering en het bieden van hulp kan een zwaardere zorgvraag in de toekomst voorkomen of verminderen. De gemeente, het voorschoolse en scholenveld ontwikkelen een werkwijze om de consultatie, deskundigheidsbevordering van de professionals, de toeleiding naar het wijkteam en de overdracht van het kind- of leerlingdossier vorm te geven. De bestaande groepen nul leunen nu voor de koppeling met zorg op de schoolmaatschap- pelijk werker van de basisschool waaraan ze zijn verbonden. Voor professionals binnen (nog) niet aan school gekoppelde voorzieningen geldt dat het Centrum voor Jeugd en Gezin, als vraagbaak en sparringpartner dient.

We willen dat pedagogisch medewerkers in de voorschool tot aan docenten in het mbo uitstekend in staat zijn om de eerste zorgsignalen op te vangen en de kans op behoefte aan zorg in een latere fase in te schatten. Als jeugdhulp nodig is, ligt een ver- volg in de wijkteams via de schoolmaatschappelijk werker: voor consultatie, hulp aan het gezin en om eventueel een verdere diagnose in gang te zetten.

Als sprake is van onderwijsondersteuning, dan voeren de scholen dit op maat uit vanuit het pas- send onderwijs. Jeugdhulp en onderwijsondersteu- ning vinden zo in samenhang plaats. De gemeente heeft met de schoolbesturen voor primair en voortgezet onderwijs hierover afspraken gemaakt.

Met het mbo worden afspraken gemaakt over een sluitende aanpak tussen school en hulpverlening.

De volgende stap is een uitvoering van de afspra-

ken gekoppeld aan de basisondersteuning voor

scholen van de samenwerkingsverbanden passend

onderwijs in Rotterdam.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In deze fase wordt er met vragenlijsten voor de leerkracht, ouders en leerling en door het in kaart brengen van het didactisch niveau van de leerling bekeken of er mogelijk sprake

2.2 IQ van de uitgestroomde leerlingen vanuit het voortgezet speciaal onderwijs In figuur 4 is de IQ-verdeling (in percentages) te zien van de leerlingen die in 2013-2014 zijn

2.2 IQ van de uitgestroomde leerlingen vanuit het voortgezet speciaal onderwijs In figuur 4 is de IQ-verdeling (in percentages) te zien van de leerlingen die in 2012-2013 zijn

Voor alle andere leerlingen die niet onder categorie A, B of C vallen en die zijn ingeschreven op een school voor speciaal onderwijs, een basisschool of een school voor

Zoals in het vorige hoofdstuk is vermeld, heeft het oordeel ‘zeer zwak’ per juli 2017 een wettelijke basis: in de wetgeving voor het primair, voortgezet en (voortgezet)

In 2012 maakt de inspectie de inhaalslag naar meer risicogericht toezicht voor het (voortgezet) speciaal

Het is goed dat de inspectie het bestuur beoordeelt op de onderwijskwaliteit van haar scholen Door het toezicht niet uitsluitend meer te richten op scholen krijgen besturen en

De deskundigen geven aan dat het voor een goede governance helpt als het bestuur behalve met de opr en het intern toezicht ook een dialoog voert met andere.. relevante partijen