• No results found

De beproevingsrapporten van de Koninklijke Landmacht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "De beproevingsrapporten van de Koninklijke Landmacht"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

De beproevingsrapporten van de Koninklijke Landmacht

Bijdrage: Dhr. W. Smit

IN 2019 VERWIERF HET NEDERLANDS INSTITUUT VOOR MILITAIRE HISTORIE (NIMH) IN DEN HAAG EEN OMVANGRIJKE COLLECTIE BEPROEVINGSRAPPORTEN VAN DE KONINKLIJKE LANDMACHT (KL). OMDAT ER OVER DEZE RAPPORTEN WEINIG BEKEND WAS INTRIGEERDE HET MIJ WIE DEZE HAD OPGESTELD EN MET WELK DOEL? AL SNEL WERD DUIDELIJK DAT DEZE GOED GEDOCUMENTEERDE WETENSCHAPPELIJKE RAPPORTEN DE BASIS VORMDEN VOOR DE UITRUSTING VAN DE KL NA DE TWEEDE WERELDOORLOG. DIT WAREN DE JAREN VAN VOORTSCHRIJDENDE MOTORISERING EN MECHANISERING GERICHT OP DE EVENTUELE INZET VAN DE KL BUITEN DE NEDERLANDSE LANDSGRENS. LETTERLIJK DUIZENDEN STUKS MODERN MATERIEEL IN ALLERLEI SOORTEN EN MATEN STROOMDEN BIJ DE EENHEDEN BINNEN. MAAR VOOR TOT AANSCHAF KON WORDEN OVERGEGAAN WERD HET MATERIEEL IN DE PRAKTIJK AAN EEN GEDEGEN ONDERZOEK ONDERWORPEN. HOEWEL EEN POSITIEF OORDEEL NOG GEEN GARANTIE WAS VOOR AANSCHAF, MOEST DEZE HORDE WEL ALS EERSTE WORDEN GENOMEN. DE COLLECTIE BEPROEVINGSRAPPORTEN VAN DE KL GEVEN INZICHT MET WELK MATERIEEL HET TOENMALIGE EERSTE LEGERKORPS (1LK) WAS UITGERUST. DAARNAAST PROBEERT DIT ARTIKEL INZAGE TE GEVEN HOE DE BEPROEVINGEN DOOR DE JAREN HEEN WERDEN UITGEVOERD!

De Motorisering van de KL begint op de Frederikkazerne Naar Brits voorbeeld werd direct na de Tweede Wereldoorlog het beheer en de aanschaf van materieel voor de landmacht toevertrouwd aan de Dienst Kwartiermeester Generaal (DKG). De behoefte aan nieuw materieel was groot! In 1948 werd door de Inspectie van de Technische Dienst de ‘Werkgroep Ontwikkeling en Beproeving DAF YA 318’

in het leven geroepen. Hiermee werd de samenwerking tussen DAF en de landmacht nieuw leven ingeblazen. Het voertuig in kwestie, een vrachtwagen, stond aan de wieg van wat bij menig dienstplichtig en beroepsmilitair liefkozend de ‘Dikke DAF’ is gaan heten.

Met dit voertuig legde DAF voor vier decennia lang de basis voor de titel van

‘hofleverancier’ van de KL. Aanschaf was voor de landmacht geen

vanzelfsprekendheid, eerst moet

onderzocht worden of deze wel (of niet) verantwoord is!

Direct na de Tweede Wereldoorlog startte DAF met de productie van commerciële vrachtwagens. De Eindhovense fabrikant was echter ook geïnteresseerd in de mogelijke verkoop van voertuigen aan de krijgsmacht. Eind 1951 werd een klein aantal DAF YA 3181 voertuigen voor beproeving als

‘artillerietrekker’ daadwerkelijk bij de KL in gebruik genomen. Vrijwel direct bij

(2)

2

het beproeven van het voertuig deed zich een dilemma voor want (evenals in de burgerluchtvaart) laat je een toekomstige klant pas beproeven als je als fabrikant er zeker van denkt te zijn dat alles goed zal verlopen. Een langdurige beproeving van het voertuig daarentegen betekent ook het vertragen van het in productie nemen en dus van de invoering ervan. De DAF YA 318 werd ook nog getest door de KL terwijl het productiemodel, de YA 328, in Eindhoven al uit de fabriek kwam.

Hoe ga je zo’n voertuig eigenlijk beproeven? Dit staat vermeld in één van de eerste verslagen van de Werkgroep Motorvoertuigen ‘De proef zou slechts bestaan uit het normaal gebruik van drie wagens gedurende 60.000 km’2. Met als hoofddoel ‘Het verkrijgen van gegevens voor eventuele verbeteringen aan de volgende series [lees YA 328] welke in productie zullen komen’3. Hobbelend over de klinkers van de Frederikkazerne in Den Haag werd in de zomer van 1952 een begin gemaakt met de duurproef van de ‘Dikke DAF’ met de hulp van twaalf medewerkers in een oude loods en twee bureauwagens.

Tot 1969 gebruikte men het Haagse

‘stratencircuit’ voor al het rijdend en rollend materieel van de KL. Nadat het te beproeven voertuig de kazerne had verlaten werd er koers gezet richting Wassenaar, om na het Haagse Bos te hebben gepasseerd, weer links af te slaan. Na Huis ten Bosch te zijn gepasseerd werd wederom links afgeslagen om vervolgens om Renbaan Duindigt heen de Frederikkazerne weer te bereiken!

Hoewel de lijst met tekortkomingen groot was werden de off-road

eigenschappen van de DAF (niet bepaald

onbelangrijk voor een militair voertuig) bijzonder gewaardeerd. De

verbeterpunten van de duurproef werden door de fabrikant direct doorgevoerd om zoveel mogelijk een ongestoorde productievoortgang te kunnen verzekeren. Om aan de gebruikerseisen tegemoet te komen werd in 1953 door de KL een prototype van de YA 328 het vuur na aan de schenen gelegd door de beoogde gebruiker van het voertuig, de Artillerie!

In de Legerplaats bij Oldebroek4 maakte de commandant van de beproevende eenheid er weinig woorden aan vuil. Het voertuig was robuust en betrouwbaar.

Niets stond de uitlevering van de ‘Dikke DAF’ aan de KL meer in de weg en in 1955 al werd de 5.000ste militaire DAF van na de Tweede Wereldoorlog door

directeur Hub van Doorne feestelijk aan de KL overgedragen. Tegelijkertijd werd ritmeester J.J. Pop, hoofd beproeving van de Werkgroep Motorvoertuigen, koninklijk onderscheiden ‘voor zijn grondige kennis van het praktisch gebruik van de voertuigen bij de troep’5. Ook werd de ritmeester eervol

opgenomen in het Dienstvak van de Technische Staf (TS) zonder dat hij de Technische Hogeschool (ir.-opleiding) had doorlopen!

Het Detachement ter Beproeving van Voertuigen (DBV)

In 1954 werd de Technische Staf opgericht, dit Dienstvak stond open voor beroepsmilitairen die beschikten over het brevet Hogere Technische Bekwaamheid. Een hoofdtaak van de Dienst was (en is) praktische uitvoering geven aan de materieelverwerving voor de Koninklijke Landmacht. In de praktijk betekende dit dat de TS zich in de vijftiger jaren steeds meer ging opstellen tussen de gebruiker (met al zijn wensen) en de industrie. Het beproeven van nieuwe voertuigen werd vooral professioneler aangepakt door een beroep te doen op de wetenschap onder het motto ‘meten is weten’. Door ritmeester Pop in 1955 op een voetstuk te plaatsen werd niet alleen afscheid van hem genomen maar ook van zijn jarenlange manier van beproeven, namelijk ‘in het veld en door de gebruiker’. Dit zogenaamde ‘beproeven door de troep’ maakte geleidelijk plaats voor een wetenschappelijk

Figuur 2: Haagse stratencircuit.

Figuur 1: DAF YA 318, met canvas deurtjes! (1951).

(3)

3

onderbouwde beproeving van motorvoertuigen van diverse fabrikanten. Na het ‘vergelijkend warenonderzoek’ volgde de keuze of aanschaf voor de KL wel (of niet) verantwoord was gebaseerd op louter technische gronden.

In 1957 werd het aantal personeelsleden van de Werkgroep Motorvoertuigen uitgebreid naar zo’n 50 man en omgevormd tot het Detachement ter Beproeving van Voertuigen (DBV). De werkplek was niet veel meer dan een barak op de Frederikkazerne waar thans Gebouw 32 staat. Het DBV, nog steeds onderdeel van de Inspectie van de Technische Dienst, had weliswaar eenvoudig toegang tot de officieren van de generale staf op de Julianakazerne in Den Haag, maar onhandig was het vervoer van zwaar materieel richting Scheveningen om vervolgens een stratencircuit om renbaan Duindigt af te leggen.

Eigenlijk was het DBV de locatie in Den Haag ontgroeid. Het ging allang niet meer om het testen van relatief eenvoudige DAF-vrachtwagens door de troep. Een eerste internationale krachtmeting van allure deed zich voor in 1968. De cavalerie zocht allang een vervanger voor de oude Centuriontank.

Tijdens de voorselectie bleven de West- Duitse Leopard en Engelse Chieftaintank over. Maar anders dan bij de

Centuriontank mocht de Nederlandse overheid nu de rekening voor aanschaf zelf betalen. Dit betekende all hands aan dek bij het DBV, want voor de

commandant, luitenant-kolonel van de Technische Staf ir. W.P.A. Alberti, was falen geen optie. Op zijn advies zou de Nederlandse staat meer dan 500 miljoen gulden gaan uitgeven. Onder de codenaam Durfal6 werd dan ook niets aan het toeval overgelaten. Twee maanden lang volgden rij- en

schietproeven, inspecties, onderhoud en metingen aan de beide tanks elkaar in rap tempo op. Alle bevindingen werden opgetekend in een drietal goed gedocumenteerde rapporten getiteld

‘Vergelijkende Technische Beoordeling Leopard – Chieftain’. Om een voorbeeld te noemen: de motoren van de tanks werden op het eind van de rit volledig uit elkaar genomen en ieder onderdeel werd minutieus op defecten en slijtage onderzocht. Het eindoordeel van het DBV was dan ook overtuigend. Niet alleen de voertuigprestaties waren

wetenschappelijk goed

gedocumenteerd, ook het voorziene toekomstige onderhoud en de bijgeleverde technische documentatie kregen ruime aandacht. Na alles te hebben afgewogen kreeg de Leopardtank het groene licht van het DBV en dus van luitenant-kolonel Alberti.

Het zelfde jaar nog maakte de Staatssecretaris van Defensie, J.C.E.

Haex, aan de Vaste Kamercommissie van Defensie bekend dat de Nederlandse regering had besloten tot de aanschaf van de Leopard.

Ondertussen kreeg de Technische Staf de opdracht om te zoeken naar een geschiktere locatie (en betere behuizing) ver weg van de Haagse burelen.

Uiteindelijk werd gekozen voor het voormalige, uit 1953 daterende, mobilisatiecomplex in het Brabantse Huijbergen gelegen bij de Belgische grens. Met militaire oefenterreinen in de nabijheid (zoals de Woensdrechtse Heide) en de verharde start- en landingsbanen van vliegbasis

Woensdrecht om de hoek7. In 1968 werd een begin gemaakt met de verbouwing van het mobilisatiecomplex dat nu officieel het ‘Defensiecomplex Huijbergen’ zou gaan heten en in 1969 de thuisbasis werd van het DBV. De reeds ingezette professionalisering van het detachement kon daarom de toenemende complexiteit van moderne voertuigen naar behoren testen en evalueren. Eind jaren zestig voldeed als beproeving het eindeloos rondrijden van

voertuigen in een zandbak niet meer. Er werd ook omgezien naar het onderhoud en de onderhoudsintervallen van het mogelijk aan te schaffen materieel, terwijl ook de bijgeleverde onderhoudsdocumentatie van de fabrikant veel meer aandacht. Bovendien werd direct na de verhuizing naar het complex een begin gemaakt met de bouw van een speciale hal (Gebouw 3) om daarin een miljoenen kostende voertuigvermogenstestbank onder te brengen de zg. Universele Dynamometer Bank (UDB)8.

Om inzicht te krijgen in eventuele toekomstige defecten gedurende de operationele levensfase van voertuigen zijn beproevingen noodzakelijk. Door de focus te leggen op alleen de zwaarst optredende belasting kan de duur van de beproeving aanzienlijk verkort worden.

Deze belasting is middels

meetapparatuur te achterhalen door trajecten op de weg en het terrein te rijden. In de praktijk blijkt dat de trajecten die de aandrijflijn zwaar belasten niet samenvallen met die voor de overige componenten. Met deze opgedane meetresultaten kan een duurtest voor de aandrijflijn op de UDB samengesteld worden. Andere

componenten worden beproefd door wel op de hiervoor geselecteerde trajecten te rijden. Door beide proeven gelijktijdig uit te voeren bekort dit de beproevingsduur aanzienlijk9.

Figuur 3: Beproeving Leopard vs Chieftain tank.

(4)

4

In plaats van wiel- en rupsvoertuigen in de praktijk een parcours te laten afwerken, kon nu met de UDB onder laboratoriumomstandigheden worden

‘gereden’ en daarmee werden ook kosten en tijd bespaard. In de beginjaren werkten dienstplichtige chauffeurs gesimuleerde ritten af op deze testbank volgens een protocol (zoals remmen en gasgeven) zonder met het voertuig ook maar een meter vooruit te komen. De belasting van het voertuig werd bepaald door de besturing van de aangekoppelde elektrische machines. In de jaren tachtig werden de dienstplichtigen vervangen door een robotchauffeur10 die ieder type versnellingsbak en bijbehorende voetpedalen kon bedienen. Hiermee konden in korte tijd duurproeven worden afgelegd in bijvoorbeeld vier weken volgens een gesimuleerd beladingspatroon waarvoor in het echt 100.000 km zou moeten worden afgelegd!

Daarnaast was er ook in toenemende mate aandacht om defecten en modificaties aan voertuigen die reeds in gebruik waren bij de diverse parate onderdelen van het 1e Legerkorps (1LK)11 respectievelijk te onderzoeken en te beproeven. En defecten waren er, in ruime mate zelfs. Het was niet alleen slecht gesteld met de inzetbaarheid van de in 1963 aangeschafte AMX-13 tanks, maar ook bij andere lichte voertuigen in de jaren 70 zoals de DKW Munga en de Landrover was het vaak niet veel beter.

Ook hier werd een beroep gedaan op het Detachement getuige de in de jaren zestig in opgang komende (en niet meer

aflatende) stroom van

beproevingsrapporten. Het onderzoek ging zich steeds meer richten op klachten en defecten van het reeds in de slagorde opgenomen materieel. De rapporten werden daarom meer analytisch van karakter om de oorzaken van de problemen te achterhalen en werden ruim voorzien van conclusies en aanbevelingen.

In toenemende mate hielden de

‘beproevers’ in het rustige en

lommerrijke Huijbergen, ver weg van de parate troep, feeling met de

weerbarstige praktijk. Het DBV werd betrokken bij een eerste experimentele oefening gehouden in 1969, getiteld Crash and Carry12. Deze oefening was bedoeld om de bevindingen en resultaten vast te leggen van het verplaatsen van rupsvoertuigen over verharde wegen. Voor een duurproef van 400 km zetten 30 rupsvoertuigen13 zich in beweging vanuit Steenwijk over de Nederlandse- en Duitse (snel)wegen richting Truppenübungsplatz Bergen (Hohne). De afstand werd als maatgevend beschouwd voor de verplaatsing over grote afstand van het gehele Eerste Legerkorps dat zich tijdens de algehele mobilisatie een weg zou moeten zoeken naar de uiteindelijke gevechtsopstelling. Na alle storingen en tekortkomingen in kaart te hebben gebracht bleek dat na 400 km het aantal inzetbare AMX-voertuigen nog niet de 30% haalde. Dit in tegenstelling tot de veel nieuwere zogenaamde M- voertuigen14 met een percentage van 80%!

De Materieelbeproevings- afdeling 2 (MBA-2)

Ook het Detachement in Huijbergen ontkwam begin jaren zeventig niet aan de reorganisatiedrang van de Generale Staf. Dit was een rechtstreeks gevolg van de voortgaande mechanisering en motorisering van de KL die halverwege de jaren zestig was ingezet. Met de ingebruikneming in 1967 van het M113 pantservoertuig (en afgeleide types) werd een begin gemaakt met de invoering bij de KL van veel meer modern Amerikaans legermaterieel (de z.g. M-voertuigen). Met de komst van deze grote diversiteit aan voertuigen werd in 1970 begonnen met een studie naar de herziening (ook wel

“rationalisering” genoemd) van met name de Technische Dienst. In 1971 was de reorganisatie afgerond en werden er twee Materieel Beproevingsafdelingen (MBA’s) opgericht:

MBA-1, werd de opvolger van de Commissie van Proefneming (CvP). Deze afdeling had als opdracht het beproeven van geschut en munitie met locaties in Zaandam en Den Haag.

MBA-2, werd de opvolger van de DBV in Huijbergen.

Nog steeds ressorterend onder de Dienst Kwartiermeester Generaal15 ging het DBV nu dus verder onder de naam MBA- 2 maar het takenpakket werd behoorlijk uitgebreid. Er werden nu ook

beproevingen en testen uitgevoerd op intendancematerieel zoals kleding, keukengerei, etenswaar, tenten en de Persoonlijke Standaard Uitrusting (PSU) van de militair. Maar daar hield het niet mee op. Ook het beproeven van zwaar geniematerieel voor het slaan van bruggen en bulldozers voor grondverzet viel onder de verantwoordelijkheid van Huijbergen. Het zal duidelijk zijn dat met de komst van al deze nieuwe activiteiten een reorganisatie onontkoombaar was.

De kernorganisatie van MBA-2 was opgebouwd uit twee secties:

Sectie Beproevingen met aan het hoofd een luitenant-kolonel, met vier beproevingsgroepen: Wielvoertuigen, Rupsvoertuigen, Geniematerieel en Intendancemateriaal.

Sectie Beproevingsfaciliteiten met aan het hoofd een burgeringenieur.

Wat de PSU betreft

(intendancemateriaal) vertoonden de beproevingen een gelijkenis met het overige materieel. Omdat ook hier weer geldt dat bijvoorbeeld militaire kleding anders gebruikt wordt dan burgerkleding YA 318 aangesloten op de Universele Dynamometer Bank.

(5)

5

in het alledaagse leven, kan je een reeds bestaand product zoals een regenjas niet zomaar bij de KL invoeren! Naast een technische beproeving, zoals waterdichtheid en trekkracht, volgde vaak een operationele beproeving in de praktijk. Een heel bataljon kon als proefeenheid worden aangemerkt om te worden uitgerust met nieuw schoeisel, puptenten, ransels, slaapzakken, tankoveralls, gevechtsrantsoenen enz.

Het personeel diende vervolgens z’n ervaringen middels vragenlijsten kenbaar te maken en er werden interviews afgenomen.

Na de genoemde experimentele oefening Crash and Carry werd ook structureel de vinger aan de pols gehouden bij het Eerste Legerkorps als zijnde de hoofdgebruiker van al het rijdend en rollend materieel. Door de zogenoemde Bepalingen Rijpatronen, later SWEROG (Systematische

Waarneming en Registratie Operationeel Gebeuren) genoemd, werd het

afwijkend rijgedrag van o.a. onervaren dienstplichtige chauffeurs in kaart gebracht maar ook het niet organiek bepakken en te zwaar belasten van voertuigen. Met name hiervoor werden vooral oefeningen op bataljonsniveau en hoger in West-Duitsland bijgewoond. In een samenvattend evaluatieverslag uit 1975 meldde de majoor van de Technische Staf ir. G.C.IJ. Nieuwenhuis enigszins verbaasd dat ‘Ten aanzien van de duur van stationair draaien van voertuigmotoren [ … ] dat dit gebruik soms wel het viervoudige kan duren van de rijtijd’16. Oorzaak van deze door hem genoemde ‘vaak vergeten grootheid’

moest worden gezocht in de lage buitentemperatuur in de winter waarbij motoren (vooral van de DAF YP 408) veel langer draaien om de temperatuur in het voertuig nog een beetje op een

comfortabel niveau te brengen. Samen met een ritselkist17 waren dit voor dienstplichtigen, in de rapporten steevast aangeduid als ‘personeel’, zo ongeveer de enige luxes die zij zich in het veld kon permitteren. Nieuwenhuis leidde hieruit terecht af dat er een toenemende behoefte was aan comfort zoals verwarming en goede

slaapomstandigheden. Er werd door hem dan ook geadviseerd de conclusies van zijn verslag mee te nemen bij de slaapzakbeproeving welke toen juist bij MBA-2 werd gehouden.

In 1981 gaf de commandant van MBA-2, kolonel van de Technische Staf ir. J.J.

Hubers van Assenraad, een brochure uit getiteld MBA-2 Huijbergen, informatie

bedoeld om dienstplichtige militairen wegwijs te maken in de bijzondere werkzaamheden van zijn

Materieelbeproevingsafdeling. De brochure geeft een interessant beeld over wat zich daar zoal afspeelde. We kunnen lezen dat er op drukke (beproevings)dagen 200 man in Huijbergen aanwezig waren; zeker als er 24 uur in ploegendienst werd beproefd.

Een aanzienlijk deel van het personeel bestond dan uit enige tientallen

dienstplichtige militairen18 afkomstig van de verschillende wapens en

dienstvakken die ad hoc werden opgeroepen om te worden ingezet zoals chauffeurs, monteurs, bedienaars van aggregaten en motorrijders. Normaliter bevonden zich onder de dienstplichtigen ook een paar vaandrigs. Van deze pas afgestudeerde ingenieurs, zogenaamde Reserve Officieren Academisch Gevormd (ROAG’s), werd graag gebruik gemaakt vanwege hun recentelijk verworven technische kennis (natuurkunde, informatica enz.). In de loop van 1986 werd de infrastructuur van MBA-2 in Huijbergen flink uitgebreid met de bouw van een nieuwe beproevingshal met kantoorruimte van in totaal 1.000 m² (Gebouw 22). Dit zou het onderkomen worden voor de Sectie Beproevingen.

Deze sectie bestond initieel uit vier onderzoeksgroepen: Vermogen (motorprestaties op de weg en op de testbank), Dynamische Sterkte (vermoeiingstest), Onderhoud en Dynamisch voertuiggedrag

(voertuigprestaties). In de jaren tachtig kwam daar nog de groep

Materiaalonderzoek19 bij (in de wandelgangen ‘textiellab’ genaamd) voor het beproeven van o.a. PSU- materialen zoals textiel, handschoenen, sokken, draagriemen enz.

Midden jaren tachtig was de KL uitgegroeid tot een groot en modern uitgerust krijgsmachtdeel. De cavalerie kon alleen al bij mobilisatie maar liefst 16 bataljons in het veld brengen. Het voertuigpark was niet alleen omvangrijk, maar ook zeer divers. Maar over de inzetbaarheid van complexe (en dure) wapensystemen zoals de Pantser Rups Tegen Luchtdoelen (PRTL) en de Leopard 1Verbeterd20 verschenen met regelmaat negatieve berichten in de pers door een veelvoud van technische

tekortkomingen. Dit waren weliswaar grote en in het oog springende projecten, maar in de loop van de jaren tachtig ontstonden steeds vaker problemen met wel meer complexe wapensystemen wat betreft inzetbaarheid, onderhoud en herstel.

Hierdoor kwam de DMKL (tot 1976 Dienst Kwartiermeester Generaal) publiekelijk onder vuur te liggen. Naast korte termijnmaatregelen, zoals de aanschaf van meer reserveonderdelen en automatiseringsprojecten, moest er op de langere termijn ook iets gebeuren.

Onder de naam DOEL’8821 werd midden jaren tachtig de reorganisatie van de DMKL in gang gezet ‘De kern van de reorganisatie […] was de overgang van een functionele organisatie naar een meer product gerichte organisatie’22. Met deze reorganisatie werd ook een Figuur 4: Een overzicht van de uitrusting waar de Materieel Beproevingsafdeling (MBA-2) voor stond, namelijk het beproeven rups- en wielvoertuigen alsmede genie- en intendancematerieel.

(6)

6

begin gemaakt met de ontmanteling van de zes Materieelvoorzieningsafdelingen (MVA’s) die eind jaren zestig nog waren opgericht onder leiding van de Dienst Kwartiermeester Generaal. Hiervan waren MVA-3 (wiel- en rupsvoertuigen en geniematerieel)23 en MVA-6 (PSU en overig intendancematerieel) de belangrijkste aanspreekpunten voor MBA-2. Juist bij complexe

wapensystemen waren voor de aanschaf en de instandhouding verschillende MVA’s betrokken ‘… er ontstond zo een wildgroei van projectbureaus waardoor het overzicht binnen de DMKL geheel verloren ging’24. Deze MVA’s, waarin alles hiërarchisch naar functie was ingedeeld met specialistische kennis op één plek, werden slachtoffer van DOEL’88. Het motto werd ‘weg met de stroperige projectorganisatie’! Het resultaat was dat de DMKL werd opgesplitst in twee systeemgroepen: de bevoorradingsdienstgoederen zoals kleding, munitie en brandstof en de materiaaldienstgoederen zoals wapens, voertuigen, radio’s. Ofwel een indeling naar verbruiksgoederen respectievelijk naar gebruiksgoederen. Zo kwamen aanschaf, modificaties, onderhoud en afstoting per wapensysteem veel meer in één hand te liggen onder één directe chef. Op deze manier werd een team mensen per wapensysteem betrokken bij de gehele levenscyclus van dit wapen.

Kortom MVA-3 verdween na implementatie van DOEL’88 en er ontstonden zes afdelingen waaronder Rupsvoertuigen & Bewapening, Wielvoertuigen & Geniematerieel en de afdeling Tanks. Alle afdelingen hadden een onderverdeling in secties (zoals verwerving) en bureaus. Op deze manier werd alle kennis in één afdeling gebundeld met een personele bezetting van ca. 25 medewerkers, bij elkaar gezet op één gang in Gebouw 35 op de

Frederikkazerne in Den Haag!

Materieelvoorzieningsafdeling 3 (MVA-3)

Uit de voorgaande beschrijving zou kunnen worden afgeleid dat Huijbergen door de jaren heen autonoom besliste welk materieel er beproefd zou gaan worden. Niets is echter minder waar!

Naast een adviserende rol, waar goed en veilig weggedrag van voertuigen zoal aan moesten voldoen, was MBA-2 feitelijk een uitvoerende organisatie. Dit was ze altijd geweest: een afdeling die beproevingen uitvoert in opdracht van MVA-3 in Den Haag. Waar deze afdeling voor zorgde, is kort en bondig

weergegeven in het tijdschrift De Materieelist uit 1987 namelijk ‘de parate troep aan de gang houden’. En wat de gebruiker wil is hen ook duidelijk: ‘De troep wil een stuk materieel dat absoluut geen onderhoud vergt en twintig jaar probleemloos werkt […]’25. In 1985 bestond MVA-3 nog uit ongeveer 300 medewerkers ingedeeld in de secties aanschaffing, techniek en materieelverzorging. Zo was de sectie techniek onderverdeeld in onder andere de bureaus wielvoertuigen en

rupsvoertuigen. Aan de hand van de gebruikerseisen van de Landmachtstaf en marktonderzoek werden samen met de secties aanschaffing en techniek de technische eisen opgesteld waaraan het aan te schaffen materieel moest voldoen. Hiervoor was een projectmanager, afkomstig van

bijvoorbeeld het bureau rupsvoertuigen, verantwoordelijk. Hij stelde het

Technisch Voorschrift Aanschaffing (TVA) op met als logische vervolgstap de

beproeving zelf. Het voormalige Hoofd Bureau Analyse van MBA-2 ir. J. (Jaap) van Kleunen zegt hierover:

Ik was het eerste aanspreekpunt voor de aanvragers van een beproeving en besprak met hen wat het doel van de aanvraag was. In dit gesprek werden de grove lijnen ervan vastgesteld. Vaak vond dit gesprek in Den Haag plaats. Ik kwam er vaak als vertegenwoordiger van de MBA-2 en bezocht veel

projectmanagers. Terug in Huijbergen werkte ik de aanvraag verder uit in concrete deeltaken, vaak in overleg met de beoogde beproevingsleider van de sectie beproevingen die de leiding van de uitvoering kreeg. Na de beproeving werd in Huijbergen een eindbespreking gehouden met de aanvrager dan werd ook bepaald of de beproeving kon worden afgesloten”.

Na 1989 kreeg het oude dienstplichtige leger een heel ander gezicht. De titel van de defensienota uit 1991 was duidelijk:

‘Herstructurering en verkleining. De Nederlandse krijgsmacht in een

veranderende wereld’. De oude vijand uit het oosten maakte plaats voor

vredesoperaties tot ver over de grens!

Het zware materieel werd in rap tempo afgestoten en vervangen door technisch hoogwaardig en vaak lichter materieel dat meer geschikt was voor transport door de lucht. Veel materieel voorzien van rupsbanden moest wijken voor goedkopere en lichtere wielvoertuigen.

De overgang van een groot dienstplichtig leger naar een veel kleiner beroepsleger had gevolgen voor MBA-2. Op 1 november 1990 nam de DMKL formeel afscheid van MBA-1 (Hembrug) en MBA- 2 (Huijbergen) en werd de Afdeling Beproevingen (AB) opgericht met aan het hoofd kolonel van de Technische Staf ir. A.R. Polderman. Wat het beproeven betreft (uitbesteding of inbesteding) zou er in de toekomst meer op de kosten gelet gaan worden. De nieuwe commandant was hier vaag over “Als je [financieel] gelijk uitkomt, dan kan het zijn dat je de voorkeur geeft aan inbesteding”26. In ieder geval was het zijn doel om bedrijfsmatiger en efficiënter te gaan werken en kon ook het afgelegen Huijbergen hieraan niet ontsnappen. Een kleinere krijgsmacht betekende ook bezuinigingen en dus minder personeel in Huijbergen! Met als gevolg dat er steeds vaker een beroep werd gedaan op ingehuurde

‘beproevers’ buiten de krijgsmacht27. Met de beëindiging van de Koude Oorlog kwam ook na meer dan 50 jaar een einde aan de innige samenwerking met

Figuur 5: De Daf YA 4442. Ook wel bekend als de Viertonner, vernoemd naar het laadvermogen van het voertuig. In de periode tot 2026 zal de YA 4442 worden vervangen door de Scania Gryphus.

(7)

7

hofleverancier DAF wanneer het om nieuwe vrachtwagens ging. Begin jaren negentig mocht de

vrachtwagenfabrikant uit Eindhoven voor het laatst een grote opdracht van de KL tegemoet zien voor de levering van meer dan 5.000 nieuwe viertonners van het type YA 4442. Ook de Afdeling Beproevingen had bemoeienis

voorafgaand aan de aanschaf. Met name uit de testen op de Oirschotse Heide (een grote zandvlakte doorsneden met diepe sporen en grote kuilen) bleek dat de DAF met dubbele wielen achter

‘dubbel lucht’ niet alleen over een betere terreinvaardigheid beschikte dan zijn voorganger de DAF YA 4440 maar dat ook de wegligging op verharde wegen sterk was verbeterd. Niet

verbazingwekkend dat het laatste voertuig werd overgedaan aan de Nationale Reserve (NATRES). Opvallend is ook dat in de jaren negentig een verschuiving viel waar te nemen. In plaats van alles maar te testen (risicomijdend gedrag van de

projectmanager?) werd er nu juist meer gericht getest! Dit kon omdat de verantwoordelijkheid voor de degelijkheid van een nieuw wapensysteem steeds vaker contractueel werd neergelegd bij de fabrikant ofwel laat de fabrikant maar bewijzen dat er aan het Programma Van Eisen (PVE) van de KL wordt voldaan.

Met als resultaat dat je veel gerichter en sneller kan beproeven. Door niet alles zelf meer te testen, raakte de dure Voertuigvermogens- en Pulsatortestbank steeds meer in onbruik.

Als voorbeeld van meer gericht testen is de beproeving in 2005 van een nieuwe motorfiets28 voor de Koninklijke Marechaussee. Het ging hierbij om een Honda, BMW en Yamaha. Eén van de eisen was dat de nieuwe motorfiets stabiel moest zijn bij lage snelheden tot 100 km/uur (de zogenaamde Wobble test)29. Dit betekende dat bij een tik tegen het stuur de opgewekte trilling zou moeten verdwijnen wanneer het stuur met één hand werd vastgepakt. Deze test werd ook opgenomen in het PVE mede opgesteld door de motorrijders van de Koninklijke Marechaussee en in overleg met de Afdeling

Materieelbeproeving en Logistiek Advies (MBLA)30. Hiermee had de eindgebruiker een direct aandeel in de beproeving resulterend in de aanschaf en acceptatie van het nieuwe product.

Aanschaf ‘van de plank’

Doel’88 ging in de jaren 90 geruisloos over naar de volgende reorganisatie onder de slogan ‘Een andere landmacht,

een andere DMKL’. Deze andere landmacht kenmerkte zich door vredesoperaties (nieuwe

wielvoertuigen), de oprichting van de luchtmobiele brigade (met nieuw en vooral licht materieel) en niet in de laatste plaats het ontstaan van een beroepsleger31. Ook na de

eeuwwisseling lag de nadruk op de veel kleinere maar technisch

vooruitstrevende landmacht te blijven voorzien van modern door de fabrikant ontwikkeld en dus ‘van de plank gekocht’

materieel. Hierbij werden de specifieke gebruikerswensen van de KL niet uit het oog verloren. Nieuwe inzetgebieden (ver buiten Nederland) leidden tot de behoefte aan klimaat gerelateerde testen. Dit resulteerde in 2015 tot de ingebruikneming van een moderne Klimaat Beproevingsfaciliteit op vliegveld Woensdrecht. De meest zware

voertuigen kunnen hierin getest worden onder omstandigheden tussen -46 °C en +71 °C.

(8)

8

Ook door deelname aan de ontwikkeling van nieuwe materieelprojecten hielden de ‘beproevers’ de vinger aan de pols (zoals bij de Fennek- en Boxer pantserwielvoertuigen)32 want ontwikkelen impliceert beproeven!

Voorbeelden van ‘van de plank’ gekocht materieel zijn de Scania Tropco vrachtwagens, de imposante

Panzerhaubitze 2000, een in Duitsland ontwikkelde 155 mm houwitser, en niet in de laatste plaats het Zweedse infanteriegevechtsvoertuig CV9035NL. In het beproevingsrapport van het laatst genoemde voertuig van fabrikant BAE Systems Hägglunds staat vermeld:

’Tijdens het uitvoeren van verschillende praktijkritten is vastgesteld dat het prestatieniveau van het

referentievoertuig ongeveer gelijk is aan dat van de Leopard 2A5’33. Daarmee was feitelijk de kous wel zo’n beetje af en was het voertuig al gekwalificeerd om het trouwe werkpaard van de infanterie de YPR 765 te vervangen. Onduidelijk was nog wel of het financieel en technisch mogelijk zou zijn om het gewenste krachtige 35/50 mm Bushmaster III kanon (inclusief het aanvoermechanisme voor de munitie) in de toren onder te brengen. De

landmacht was er veel aan gelegen de CV90 te voorzien van dit uiterst moderne cutting edge of technology kanon dat doelen kan bestrijden op 2.000 meter afstand. De Zweden speelden hier handig op in door op eigen initiatief (en gratis) zo’n voertuig met dit 35 mm kanon ter beproeving aan de KL beschikbaar te stellen (type CV9035QV)34. Op 13 december 2004 vond tijdens een ceremonie in het Legermuseum in Delft de ondertekening plaats voor de levering van 184 voertuigen namens Nederland ondertekende generaal-majoor van de Technische Staf ir. H.J.G.J. Teussink. Nog in het zelfde jaar werd het aangepaste voertuig onderworpen aan vervolgtesten (hebben we dit niet eerder gezien?).

Aldus geschiedde, met als resultaat een lange lijst van onvolkomenheden en van niet werkende of zelfs helemaal niet aanwezige systemen. Het

vervolgrapport35 spreekt dan ook in termen van … de bediening van het kanon lijkt goed mogelijk… maar ook … de vuurleiding voldoet theoretisch goed enz. Na de beproeving werden de geconstateerde tekortkomingen zoveel mogelijk verholpen en het eindresultaat was de thans in gebruik zijnde

CV9035NL. Hoewel het voertuig in kwestie alleen wat de bewapening

betreft afweek van de standaard fabrieksuitvoering (‘van de plank’) werd daarom bij het beproeven daar de nadruk opgelegd. De commandant van de Afdeling Materieelbeproeving en Logistiek Advies (MBLA) luitenant- kolonel J.C.M. Willemse ging in het tijdschrift Materieelgezien van oktober 2007 nader in op de tendens om steeds minder te beproeven. Hij maakte zich daarin sterk om ondanks alle

bezuinigingen (ook op zijn afdeling) bij een afwijkend gebruikerspatroon dan

‘van de plank’ het object te blijven beproeven (zoals bij de CV90). Hij was ook van mening dat als de KL deelneemt aan een ontwikkeltraject van nieuw materieel dit niet kan zonder beproeven.

Ging er in de jaren zestig na het beproeven van grote wapensystemen zoals tussen de Leopard- en

Chieftaintank de motoren van respectievelijke Mercedes-Benz en Leyland nog volledig uit elkaar voor de inspectie van de zuigers en cilinders dit was nu (veertig jaar later) ondenkbaar.

Tijdens de beproeving van de CV9035QV is dit lot de Scania V8 dieselmotor (een beproefd vrachtwagenmodel) bespaard gebleven.

Op 1 januari 2005 ging de Defensie Materieel Organisatie (DMO) van start en ontstond er één defensie breed materieellogistiek dienstencentrum. De MBLA-beproevers konden de

werkzaamheden nog tot 2014 in Huijbergen voortzetten. Daarna volgde de verhuizing naar de Mechanische Centrale Werkplaats (MCW) in Leusden, voorheen de oude Centurion

Tankwerkplaats. De Brabantse locatie

werd definitief verlaten met achterlating van de ooit zo gekoesterde

Voertuigvermogenstestbank. De naam Huijbergen is voor velen binnen de KL nog immer een begrip! Op het hoogtepunt waren er ooit 300 medewerkers in dienst of misschien beter gezegd ‘technici in dienst’. Zij legde gedurende de Koude Oorlog jarenlang letterlijk de basis voor een moderne met Wiel en Rups uitgeruste KL onder het motto Bonum Eligere ofwel Het goede kiezen. Van deze ‘beproevers’

zijn er thans nog slechts 30 over maar zeker niet minder toegewijd (en opgeleid) als hun voorgangers.

Over de auteur:

Drs. ing. Willem C.M. Smit (1958) heeft als dienstplichtige, lichting 80/2, gediend bij de Cavalerie als korporaal

tankschutter op een Leopard 1 tank van 41e Tankbataljon in West-Duitsland. Na zijn studie Vliegtuigbouwkunde aan de HTS-Haarlem was hij sedert 1985 werkzaam bij de Technische-Dienst van Transavia Airlines op Schiphol- Oost als hoofd motoren. In deze functie was hij verantwoordelijk voor al het dagelijkse en groot onderhoud aan de Pratt & Witney, General Electric en Rolls Royce motoren van de Boeing B737 en B757 vliegtuigen. Na zijn (avond)studie geschiedenis aan de Universiteit van Leiden is hij vanaf 2001 tot heden werkzaam als Hoofd Publieksinformatie bij het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) op de Frederikkazerne in Den Haag.

(9)

9 Wat betreft de motorisering van de KL werd naast personenwagens van onder andere Ford en Renault ook de DAF 750 de Luxe aan een strenge duurproef in 1962 onderworpen! Het wagentje is nooit aangeschaft maar ‘…

door de eenvoud in gebruik is het voertuig voor zelfrijders acceptabel’

36

. Met andere woorden: het had een prima PNOD-autootje geweest voor de jaren zestig.

Hier is de Universele Dynamometer Bank (UDB) ofwel de

voertuigvermogenstestbank gekoppeld een Rolls Royce 20/25 uit de jaren dertig. Op de UDB heeft ook ooit nog een autobus van de Haagse

Trammaatschappij gestaan alsmede een duwboot van de genie om de aandrijving van de linker en rechter schroef goed af te stellen.

De DAF YP 408 ofwel ‘project 121’ is misschien wel het boegbeeld bij uitstek van de

gemotoriseerde KL tijdens de Koude Oorlog. Deze foto is afkomstig uit één van de vele

beproevingsrapporten van deze DAF, in dit geval uit 1963 (rapport 121-04A Betreffende de

technische en troepenbeproeving van het pantser transportvoertuig DAF YP 408). Hoewel het eerste rapport van deze DAF uit 1958 stamt, vond

invoering pas plaats in 1963 (onder meer te wijten aan scheurvorming in het plaatwerk van de romp).

Deze DAF trekker FTT 3500 was bedoeld als

transportvoertuig voor zware lasten (lees tanktransport).

Ondanks het feit dat dit zwaargewicht zich kwalificeerde

als zeer goed, werd de trekker door de KL niet aangeschaft

maar wel de FTF MS4050 trekker (rapport 73.11.23-BO-

034, 25 maart 1976).

(10)

10

Tweemans ‘prefab Schuttersput’ uit 1989. De KL vond dat de oude met de pioniersschop gegraven schuttersput niet meer van deze tijd was. De schuttersput hier op de foto was een oefenversie en zou de basis gaan vormen voor de oorlogsversie waarvan er 11.000 stuks zouden worden aangeschaft om ‘… bescherming te bieden tegen de schokgolven van een 155 mm granaat op een afstand van 2 meter’. Uit proeven bleek dat de schuttersput stand hield. Hierna is er nooit meer iets van vernomen, wellicht heeft de val van de muur hier iets mee te maken … (rapport 88- 5214).

Pulsatorhal (23 oktober 2013) met op de voorgrond de spanvloer waarop componenten en hydraulische cilinders bevestigd kunnen worden om vermoeiingsproeven te doen voor het bepalen van de degelijkheid. De cilinders krijgen via een elektrisch gestuurde klep olie met een druk van 300 bar toegevoerd waardoor ze grote wisselende krachten op de constructie kunnen

uitoefenen. In de praktijk werden de krachten tijdens het rijden gemeten en nagespeeld met deze

vermoeiingsinstallatie. Om trillingen in andere gebouwen

te vermijden is de spanvloer gemonteerd op een blok

beton van 2,5 meter dik. De cilinders worden op de

spanvloer of in de te testen constructie gemonteerd. De

vrachtauto is een DAF YAS 4442 met vlakke laadvloer voor

transport van een Koninklijke Landmacht Standaard

Shelter (KLSS).

(11)

11

Beeldmerken van de ‘beproevers’ door de jaren heen!

DBV 1966 DBV 1968 MBA-2 (1972-1991)

AB (1990-1998) PgBM (1998-2004) MBLA (2005-2006) Pg = Product groep

MBLA (2006-2014)

(12)

12

1 De aanduiding van YA 318 staat voor: Y = militairvoertuig, A = algemeen, 3 = laadvermogen (3 ton), 1 = voorserie (2 = productieserie), 8 = aantal wielen (inclusief twee steunwielen).

2 Beproevingsrapporten KL, Beproeving DAF Artillerie trekker YA 318, rapport 002-00, 1952, 1 (Collectie 476, NIMH).

3 Ibidem.

4 Beproevingsrapporten KL, Prototype vrachtauto DAF YA 328, rapport 003-00, 1953 (Collectie 476, NIMH).

5 Stoovelaar, De dikke DAF-familie. DAF militaire voertuigen 1951-1958, 26.

6 Smit, De Leopard 1. Gepantserde vuist van de Koninklijke Landmacht, 25.

7 ‘Te gast bij: MBA-2’. Tijdschrift De Materieelist (maart 1986) 2. Later werd ook gebruik gemaakt van de verderop gelegen kasseienweg van de DAF-testbaan in Sint-Oedenrode, de Vlasakkers in Amersfoort en de zandvlakte van de Oirschotse- Heide.

8 Deze werd tijdens een werkbezoek op 29 april 1974 door Z.K.H. prins Bernard in bedrijf gesteld.

9 Citaat Hoofd Bureau Analyse van MBA-2 ir. J. (Jaap) van Kleunen (30 augustus 2020).

10 <https://www.museumwaalsdorp.nl/nl/elektronica/digitale-techniek-elektronica-universele-dynamobankmeter/>.

11 Het 1e Legerkorps was de Nederlandse bijdrage aan de NAVO voor de verdediging van de Noord-Duitse laagvlakte.

12 Beproevingsrapporten KL, Oefening Crash and Carry, technische analyse verplaatsing rupsvoertuigen 1LK, rapport 69.09.20-007A, 1969 (Collectie 476, NIMH).

13 Te weten: 3 AMX-13 lichte tanks, 12 AMX-PRI’s , 12 M113’s en 3 M109 voertuigen.

14 Na de M113 ‘familie’ zoals de M106, M577, M806 volgde nog de M113 C&V, M107, M109, M110 en M578.

15 In 1976 veranderde deze Dienst pas van naam in Dienst Materieel Koninklijke Landmacht (DMKL).

16 Beproevingsrapporten KL Evaluatieverslag SWEROG betreffende de deelrapporten I, II, III, V, VI, VII en VIII , rapport BO-036, 1975 (Collectie 476 inventarisnummer 444, NIMH).

17 Privékist van de bemanning met extra (uit eigen zak betaald) voeding & drank zoals koffie, soepblikken, eieren en vaak een tweepits ‘camping-gaz’ brandertje met name voor als de bevoorrading tijdens oefeningen in het veld weer eens niet doorkwam ‘ze zullen ons wel weer vergeten zijn’.

18 Het ‘Defensiecomplex Huijbergen’ kende geen legeringsaccommodatie, het dienstplichtig personeel werd ondergebracht in de Koningin Wilhelminakazerne in de nabijgelegen legerplaats Ossendrecht.

19 Opvolger van het oude Textiel- en Lederlaboratorium van de DMKL in Amsterdam.

20 Rapport Algemene Rekenkamer “Leopardtanks”, 4 juli 1990, Handelingen Tweede Kamer (1989-1990) 21610 nr. 2, 9.

21 Afkorting van ‘DMKL Organisatieverandering Effectiviteitsverbetering Logistieke prestatieverhoging’.

22 Van Woensel, 50 jaar Technische Dienst, 230.

23 Geniematerieel van MVA-1 werd in 1974 toegevoegd aan MVA-3.

24 Van Woensel, 231.

25 Tijdschrift De Materieelist, ‘Te gast bij MVA-3’, april 1987, 2.

26 De Materieelist, november/ december 1990, 21.

27 Door het uitbesteden van beproevingen komen we in de negentiger jaren dan ook rapporten tegen uitgevoerd door bedrijven en instellingen als Schielab B.V., TNO industrie en de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW).

28 Vier taken waren voorzien: surveillance- en begeleidingstaken, Mobiel Toezicht Vreemdelingen (MTV) en Verkeersescortes (VE). Zie beproevingsrapport motorfiets KMar beproevingsrapport 6881B, 26 juli 2005.

29 Bij snelheden boven 100 km/uur moest de Weave test worden uitgevoerd. Indien de achterkant van de motorfiets de neiging heeft om uit te breken (zwabberen) moet deze beweging verdwijnen wanneer hert stuur met beide handen weer wordt vastgepakt.

30 MBLA is in 2005 de opvolger geworden van de Afdeling Beproeving (AB).

31 In 1996 verlieten de laatste dienstplichtigen de krijgsmacht.

32 Wellicht is het aandeel van AB cruciaal geweest in het slagen van dit project na terugtrekking van zowel de Engelsen als Fransen (nader onderzoek is hiervoor nodig).

33 Beproevingsrapport 6779B, Referentievoertuig Infanterie Gevechts Voertuig (IGV) CV9030 MkII, deel 1A, p. 7 (Collectie 476 NIMH).

34 QV = Qualification Vehicle.

35 Beproevingsrapport 6822B, Infanterie Gevechtsvoertuig (IGV) CV9035NL (Collectie 476, NIMH).

36 Beproevingsrapport 202-01, Beproeving DAF personenauto type 750 Luxe (Collectie 476, NIMH).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In verband daarmede zal zij zich moeten beperken tot het bezetten van een ondiepe terreinstrook; de noodzakelijkheid daartoe klemt temeer, omdat -— wil de commandant partij trekken

ln nchten van bivaks en van kampen, en voor de legering in bestaande gebouwen en in vaartuigen en welke door troepen te velde, zoo noodig terzijde gestaan door deskundig

De bij het overleg betrokken partijen moeten zich van de tussen hen bestaande verschillen duidelijk bewust zijn; zij moeten overeenstemming hebben bereikt over de mate waarin

De vuursteun vergroot zijn inzetbaarheid door de extra afdeling en de geavanceerde munitie voor zowel de nabije als de diepe operaties van de

Hoewel de geschiedenis van de landmacht in werkelijkheid complexer en problematischer is dan deze slogan doet vermoeden, neemt dat niet weg dat het militaire verleden van ons

Op zich is het niet verwonderlijk dat de huidige commandant landstrijdkrachten in zijn visie ‘Vechten voor Vrede en Vrijheid’,.. 4 Het Ijsbergmodel van David McLelland legt

Zeker niet! Ook al zou een vijandelijke opmars naar de Noordzeekust leiden tot een hernieuwde bezetting van ons land, dan dient tot elke prijs gezorgd te worden, dat Nederland bij

— Onder Marschen&#34; en „Legering&#34; zijn alle bepalingen, welke uitsluitend op groote eenheden betrekking hebben, en alleen voor de commandanten van die eenheden van belang