• No results found

LEVEN EN STREVEN IN DE KONINKLIJKE LANDMACHT

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "LEVEN EN STREVEN IN DE KONINKLIJKE LANDMACHT"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

LEVEN EN STREVEN

IN DE KONINKLIJKE LANDMACHT

DE MANOEUVRES

T oen het vorige jaar, voor het eerst sinds 1931, weder een legeroefening („groote manoeuvre") werd gehouden, hebben wij onzen lezers een en ander medegedeeld omtrent het doel van deze oefening in groot verband. Wij zullen deze uiteenzetting thans niet herhalen, doch veroorloven ons hiervoor te verwijzen naar de Septemberaf levering van 1936.

Was verleden jaar het Westelijk deel van NOORD BRABANT, met zijn vele heide- velden en bosschen, zijn „kampjesterrein"

met weinig hindernissen voor troepen- verplaatsingen, zijn beperkt kunstwegen- net, doch groot aantal zware zandwegen, het tooneel van den strijd, thans wordt de oefening gehouden in het N.O. deel der provincie GELDERLAND en het Z.W. deel der provincie OVERIJSSEL, welk gebied, doorsneden door den IJssel, enkele kanalen en verschillende weteringen, met zijn vele weilanden en boomgaarden naast bosch- rijke gedeelten en zijn uitgebreid net van kunstwegen een totaal ander aspect biedt, waardoor den troepen weder geheel andere mogelijkheden en moeilijkheden worden geboden.

Aangezien het helaas om vele redenen onmogelijk is alle onderdeden, waarbij in de maand September herhalingsoefeningen worden gehouden, bij de „manoeuvre" te betrekken, worden in den regel voor deel- neming aan de legeroefening aangewezen:

de Lichte Brigade, één der vier (vredes-) divisiën, eenige infanterie en artillerie van een andere divisie en enkele andere onderdeelen.

In 1936 was de III Divisie de ,,manoeuvre divisie", dit jaar is de IV Divisie aan de beurt.

Mitsdien zullen tegen elkander ten strijde trekken de versterkte l V Dwisiegroep (op- tredend op den Noordvleugel van het

„IJsselleger" der Blauwe Westpartij) onder bevel vanden Generaal-Majoor P. W. BEST en de versterkte Lichte Brigade (optredend op den Noord vleugel van het „Noorder- leger" der Roode Oostpartij) onder bevel

van den Kolonel H. F. M. BARON VAN VOORST TOT VOORST.

De ,, Legeroefemng-1937" zal door den Commandant van het Veldleger, de Lui- tenant-Generaal J. J. G. BARON VAN VOORST TOT VOORST, Adjudant in B.D.

van H. M. de Koningin, persoonlijk worden geleid, terwijl als Hoofd-hulpleider zal optreden de Generaal-Majoor W. F. SILLE-

Aan de oefening zullen deelnemen:

Bij de Blauwe Partij:

St. K.—IV D.G.; Vbd. A.—IV D.G.' IV Verk. A.;

9 Afd. A.; 1—15 R.A.; l A.M.C.;

IV Lu. A.; 8 Comp. lu. mitr.;

VII Divisie (alleen St. K. en St.-lR.A.);

VIII Divisie, bestaande uit:

St. K.—VIII Div.; Vbd. A-VIII Div.;

8E.W.;8M.C.;8C.P.;

29 R.I. (bestaande uit St., 29 Bt. 6 Veld, 29 C. Mr. en drie bataljons, gevormd uit 5 R.I. en 16 R.L);

31 R.I. (overeenkomstig gevormd uit 7 R.I. en 20 R.I.);

42 R.I. (overeenkomstig gevormd uit 18 R.I. en 21 R.I.);

5 R.A. (bestaande uit St. en drie af- deelingen,waarvan St., I en III gevormd uit 1 R.V.A. en 5 R.V.A. en II gevormd uit 2 R.V.A. en 6 R.V.A.).

Voorts zijn ingedeeld bij IV D.G.:

IV P.A. (gemotoriseerd), deelen van den Varenden trein, IV Aut. Bat. (St., l en Herstellingsploeg), 4 C.A. At. (alleen ver- plegingstroepen), IV VI. Gr. en 12 R.I.

(St., 12 Bt. 6 Veld en twee bataljons).

Bij de Roode Partij:

St.K.—Lt. B.; Vbd. A.—Lt. B.;

Cav. Co.;

I R.H. (bestaande uit St., l, 3, 4 (op rijwielen), M.P. en l rij. Bt. 6 Veld);

II R.H. (bestaande uit St., l, 2, 3, 4 (op rijwielen), M.P. (op wagens) en 2 rij.

Bt. 6 Veld);

R.W. (St, I, II, III);

E. Paw.;

K.R.A. (St., een rijdende Bt., twee

374

(2)

motorbatterijen van 7 Veld en een motorbt.

van 6 Veld);

25 R.I. (gevormd uit l R.I. en 9 R.I.) I—8 R.A. (gevormd uit 4 R.V.A. en 8 R.V.A.)

I VI. Gr.;

Aut. Comp.-Lt. B;

5 C.A. At. (alleen verplegingstroepen).

Voorts staan onder rechtstreeksch bevel van den Leider nog enkele vliegtuig- verbanden alsmede de detachementen- eindstation.

Bij de sectiën van de tirailleurcompagnieën zullen alle groepen bewapend zijn met een Mitr. M. 20; voorts zullen bij de infanterie de goederentreinen en levens- middelentreinen zijn gemotoriseerd; alle troepen zullen zijn uitgerust met een half stel draagbaar tentmatenaal per man.

De aan- en afvoer en de verpleging zullen geschieden als in oorlogstijd.

Voor het eerst zal dit jaar een artillene- meetcompagnie aan de manoeuvre deel- nemen (l A. M.C. bij Blauw).

Wij vestigen er de aandacht op, dat dezen keer bij geen der Partijen een bataljon infanterie op auto's organiek is ingedeeld, doch dat beide Partijen beschik- ken over een groote hoeveelheid ledige auto's.

De indeeling van luchtstrijdkrachten is dit jaar ruimer dan ooit het geval was;

de steeds toenemende beteekenis van het luchtwapen zal hierdoor ongetwijfeld meer tot haar recht kunnen komen, hetgeen vooral van belang is bij gevechtsacties waarin een rivier een rol speelt.

Het „programma" van vorige leger- oefeningen was in den regel:

Maandag: vormen der manoeuvre-onder- deelen;

Dinsdag: spoorwegvervoeren en concen- tratie in het oefengebied;

Woensdag (24 uren) en Donderdag (12 uren): oorlogstoestand;

Donderdagnamiddag en Vrijdagvoor- middag: spoorweg vervoeren en terugkeer naar de garnizoenen;

Zaterdag: vertrek met groot verlof.

De algemeene klacht, hieruit voort- vloeiend, was steeds: „hoe jammer, dat de eigenlijke oefening slechts 36 uur duurt, juist als men de wrijvingen begint te kennen en op dreef begint te komen is alles reeds weer afgeloopen". Uitbreiding van den duur der manoeuvre stuitte echter op vele en velerlei bezwaren. Thans echter is het Legerbestuur er in geslaagd hiervoor een oplossing te vinden en de legeroefening

"met een dag te verlengen. De spoorweg- vervoeren en troepenconcentraties zullen dit jaar reeds op Maandag plaats vinden, de oorlogstoestand zal ononderbroken voort- duren van Dinsdag 21 September 7.00 tot

Donderdag 23 September 12.00. Dat hier- door het rendement van de oefening zeer belangrijk zal worden opgevoerd behoeft geen betoog.

Een gevolg hiervan is tevens, dat een belangrijk deel der troepen nu tweemaal voor de moeilijkheid van een onvoor- bereide legering zal worden gesteld, het- geen uit oefeningsoogpunt bezien van groot voordeel is.

Hoewel de oorlogstoestand eerst intreedt op Dinsdagmorgen te 7.00, is — als extra oefening voor Blauw — door den C. V.

bevolen, dat alle in- en uitladingen van troepen, alle marschen enz. op Maandag plaats vinden onder bedreiging van lucht- strijdkrachten, in verband waarmede dus alle hiervoor vastgestelde voorschriften moeten worden in acht genomen.

Uitgegaan zal worden van den volgenden algemeenen oorlogstoestand.

Een Blauwe Westelijke legergroep is aan Maas, Waal, Neder-Rijn en boven IJssel in strijd met een Roode Oostelijke legergroep, die 7 September in het gebied van Blauw is doorgedrongen. Geen van beide partijen heeft belangrijke voordeelen kunnen behalen.

De operatiën breiden zich langzamerhand Noordwaarts uit.

Pogingen van Blauw om tusschen Arn- hem en Zutphen den IJssel te overschrijden zijn door Rood verijdeld. Dientengevolge zijn Z. van Zutphen de IJsseloevers van weerszijden sterk bezet, terwijl zich tus- schen Zutphen en Deventer op beide oevers slechts zwakke troepen bevinden.

Beide partijen zijn intusschen doende, hun Noordelij ken vleugel te versterken.

Blauw slaagde er ten Noorden van den Rijn in, de Roode luchtverkenning ernstig te belemmeren; Rood vernielde de bruggen over den IJssel te Zutphen en te Deventer.

De onderdeden der Blauwe en Roode legers zijn op overeenkomstige wijze ge- organiseerd als de onderdeelen van het Nederlandsche leger.

Omtrent den bijzonderen oorlogstoestand van elk der Partijen en de aan de Partij- commandanten te verstrekken Legerbe- velen kunnen uiteraard geen mededeelingen worden gedaan, deze dragen een geheim karakter, hetwelk door elkeen, die daarvan kennis krijgt, strikt behoort te worden ge- ëerbiedigd. Wel echter is het ons veroor- loofd mede te deelen, dat de hoofdactie zich zal afspelen nabij den IJssel, benoorden Deventer *).

Tenslotte zij nog vermeld, dat de Lichte Brigade voor den aanvang der Leger- oefening gedurende enkele dagen zelf- standig oefent. F.

Stafblad nr. 27 (Hattem).

(3)

3

•4-t

UM M 1u T3I»

J 1

&J

é *j J!

c r»>

c ft

JS

g

•o

X*

m

Ë -S

S

r;

>

•4-1 -C_u

'f3 K

<u

O

1'*

76

os li

-M

CX

S

&C

S

-M

bc

Ladingen

SH ,-H

o £

c S ^

43 T3

43 £j5

03 o>

OH bC

JH

O

W

co 1

u3 3

DE MILITAIRE SP

00 .i '

" _D &

S J

2 g p 1

p.ïï 8J3

£ ^"

1 1

o

i S

CO CO &>

PH IH 1H rH

O* O" O* O*

3 8 S g

W CC T CO

o o o o o o o o o o o o

IO O IO I/31OOO OIO OOO CD CO CC ^CNiO^ CN^f O C O C D

ccccr^ CD r^ CD o oooo <n co o

00 ••* Tt< "^ CO W

•S.-S. -@. c -&. e

-^ -t-1 -^^3 *• ^3

^H « « «S rt

bc bc bc bc bc bc PH & A P* PH bc

'jf 'j' ^- ^

. . . . CN

. . . . . . on tn w v>

' . ' . ' . :^ ' . ' . ' . ' . j j

. . . . | . . . . y t*

^^ -Z~

m

. . : - -, CN

•^ ~sf ^^. "Sj bc bc ji ^** ^ftt tio bö bc x; ,£> a ^ -Q 42

U's V*) CVJ C^-l O ^

ECTATOR

ai

o >o o o

1

CN

o o o oo

0 O 0 O 0

— 10 o r1^ 10 C-l CO CD >O CN

t

o

bC PH P< Pi PK

1 ¥ ''•

^ •? '

O ö t^ -ft.

1

l

0 O C 0 O O 1O O CD CD l> «O 00 -* CO

iilli

•* CD •* <r> TC

PH Pi PH PH PH

• • £ • •

•S

Gaj Mv bG 3

A

E

ü

o

o fll u

o

T30 Mc

1

o

«

B

<D

Aotn

u

o

bc

PHo

b 03ai

p

c"

niai

c

D

"O

c

ai 4H«

a

"ol _0

"bc

(L) TJ

i

<Dbc

G

5

"o bc

-4-)0) 4_)

ai C

ui

bc es

•— . 0)o U

II c. 2

o _o

ü ü

c

B

~Kr\*c 0 o

CO 'S '<L>

U

aiX

s

d

•o

^ai ai

l

a bc

c

D

"rt (L)bc

-M(P

H-»

ai

"§•

bc

^.ï.

1 « c

J2 "H <D

0 J3

<1J TJ O

«.S |

O 3J l>

ÏTST^

(4)

BERICHTEN VAN PERSONEELEN AARD.

BIJ DE LICHTE TROEPEN.

Overplaatsingen, detacheeringen, enz.

Tweede-luitenant J. J. L. BARON VAN LIJNDEN, van II R.H., overgeplaatst bij I R.H., l Sept.

Eerste-luitenant W. KLOPPENBURG, van II R.H., gedetacheerd bij de Rijschool, overgeplaatst bij I R.H., l Oct.

Eerste-luitenant P. J. B. RUIJS DE PEREZ van l R.H., gedetacheerd bij de Rijschool, keert op l Oct. naar zijn korps terug.

Eerste-luitenant Jhr. J. J. G. BEELAERTS

VAN BLOKLAND, van II R.H. en tweede- luitenant G. FABIUS, van I R.H., beiden gedetacheerd bij de Rijschool, l Oct.

Tweede-luitenant F. T. A. CRUL, van 9 R.L, overgeplaatst bij R.W., l Sept.

Vergunning tot verblijf in Nederlandsch- Indië.

verleend aan: Reserve-tweede-luitenant Mr. C. LAAN, van I R.H.

BIJ DE OVERIGE WAPENS EN DIENSTVAKKEN.

Bevorderd.

tot kolonel, C.-III I. Brig., luitenant- kolonel Mr. Dr. J. S. BARBAS, C.-10 R.I.,

l Sept.

tot luitenant-kolonel, majoor A. L.

THIERENS, eerstaanwezend-ingenieur te Groningen, 15 Aug.

tot majoor bij R.K.A., kapitein A. G.

VAN DER HOUT, adjudant van 6 R.V.A., l Sept.

tot kapitein bij 6 R.V.A., eerste-luite- nants H.A. LUITWIELER en K. A. ENKLAAR onderscheidenlijk van het regiment en van de S.R.O.B.A., l Sept.

tot kapitein, eerste-luitenant L. C.

KOREVAAR, van Staf art., toegevoegd aan den D.M.L., l Sept.

tot dirigeerend officier van gezondheid der tweede klasse, dirigeerend officier van gezondheid der derde klasse W.S. GÖBEL, C.-S.R.O.G.D., l Sept.

tot dirigeerend officier van gezondheid der derde klasse, officieren van gezondheid der eerste klasse T. NIEUWENHUIS en Dr. C. G. J. DORNICKX, l Sept.

Overplaatsingen, detacheeringen, enz.

Kapitein M. H. C. HERMAN, C.-S.R.

O.O.A., in zijn rang en ouderdom van rang overgeplaatst bij den Generalen staf en bestemd voor de functie van adjunct-chef van den Staf der Vesting Holland, 15 Sept.

Kapitein J. ROODE, van 6 R.V.A., be- noemd tot C.-S.R.O.O.A., 15 Sept.

Majoor C. ERPENBEEK DE WOLFF, van het R.M.A., overgeplaatst bij den Staf art.

en werkzaam gesteld bij de Artillerie- Inrichtingen, 21 Juli.

Eerste-luitenant J. ALBARDA, van K.R.A, overgeplaatst bij 2 R.V.A., l Sept.

Eerste-luitenant W. A. SCHEUERMANN, van Staf inf., werkzaam ten bureele van den Chef van den Generalen Staf, gedeta- cheerd bij de Hoogere Krijgsschool en overgeplaatst bij 15 R.I., 2 Sept.

Kapitein J. A. GEENSEN, ingedeeld bij het 5 R.I.

Eerste-luitenant der mil. adm. S. LIJTEN, van R.K.A., overgeplaatst bij l R.V.A.,

l Sept.

Eerste luitenant der mil. adm. E.

DAAMS, van 18 R.L, overgeplaatst bij R.K.A., l Sept.

Kapitein Ir. P. H. VAN DER TRAPPEN, van Staf art. werkzaam bij de K.M.A., eervol ontheven uit de betrekking van leeraar bij de K.M.A. en overgeplaatst bij 3 R.V.A., 4 Aug.

Eerste-luitenants J. F. WINKEL, van l R.V.A. en J. J. FENS, van R.K.A., zoo- mede tweede-luitenants F. VAN DER MEIJ en J. K. M. BOTTEMA, beiden van K.Lu.A., allen overgeplaatst bij S.R.O.O.A., l Aug.

Kapitein A. I. VERKOUTEREN, van K. P. en T., bestemd tot commandant der schoolcompagnie torpedisten, l Nov.

Eerste-luitenants A. J. W. BECHT, van R.M.A. en M. C. PALM, vlieger bij L.V.A.

zijn toegelaten tot den cursus voor hoogere technische vorming voor officieren; laatst- genoemde tevens overgeplaatst bij het R.M.A., 15 Sept.

Eerste luitenant P. DE ROOIJ, van 20 R.I. gedetacheerd bij het R. G. Tr., ontheven van die detacheering en over- geplaatst bij 8 R.L, l Aug.

Kapiteins P. L. G. DOORMAN, van 2 R.V.A. en Mr. J. D. SCHEPERS, van 6 R.V.A., ter beschikking gesteld van den Directeur der Hoogere Krijgsschool, l Aug.

Eerste-luitenant J. GERRITSEN, van den Staf der Kon. Marechaussee, gedetacheerd bij de Rijschool, l Oct.

Kapitein P. F. J. HUBERTS, leider van den opleidingscursus van luitenants voor de bereden artillerie, ter beschikking gesteld van C.- 7 R.V.A. in verband met het voors- hands niet houden van dien cursus.

Majoor F. M. J. STUVEL, van den

Generalen Staf, in zijn rang en ouderdom

(5)

378 DE MILITAIRE SPECTATOR van rang overgeplaatst bij het wapen der

infanterie en bestemd tot hoofdinstructeur bij 8 R.I., l Sept.

Majoor P. R. F. C. DE BRUIJN, van 8 R.I., in zijn rang en ouderdom van rang overgeplaatst bij den Generalen Staf en bestemd tot Chef van den Staf II Div.,

l Sept.

Luitenant-kolonel W .F. K. BISCHOFF VAN HEEMSKERCK, van den Generalen Staf, in zijn rang en ouderdom van rang overgeplaatst bij het wapen der infanterie en benoemd tot C.- 10 R.I., l Sept.

Kapitein P. C. VAN AKEN, van 7 R.V.A., gedetacheerd ten bureele van den D.M.L.

Eerste-luitenant H. COOL, van Staf genie te Utrecht, de overplaatsing naar Gorinchem op l Oct. a.s. is ingetrokken.

Majoor A. VAN DER WAAG, van R.K.A., onder eervolle ontheffing uit de betrekking van hoofdinstructeur bij R.K.A., over- geplaatst bij Staf art. en toegevoegd aan den D.M.L., l Sept.

Tweede-luitenant A. C. GELDERMAN, van 4 R.V.A., overgeplaatst bij K.R.A.,

l Sept.

Majoor H. G. VAN VOORTHUIJSEN, eervol ontheven uit de betrekking van adjudant van de L.V.A.

Eerste-luitenant-vlieger J. VAN DER WERFF, benoemd tot adjudant van de L.V.A.

Tweede-luitenant der mil. adm. T. C. J.

MARCELIS, van 2 R.V.A., overgeplaatst bij 18 R.I., l Sept. (blijft voorloopig werk- zaam ten bureele van den I.M.A.).

Tweede-luitenant der mil. adm. M. N.

SMEETS, van 8 R.L, gedetacheerd bij 18 R.I.

Tweede-luitenant F. T. A. CRIJL, van 9 R.I., overgeplaatst bij R.W,, l Sept.

Kapitein Mr. P. M. C. J. HAMER, van 6 R.I., overgeplaatst bij 4 R.I. en bestemd voor de functie van officier-commissaris in de Ie Militaire afdeeling standplaats 's Gravenhage.

Officier van gezondheid der tweede klasse W.P. BLOKPOEL, te 's-Gravenhage, geplaatst bij de L.V.A. en werkzaam gesteld bij den vliegmedischen dienst, l Sept.

Eervol ontslagen.

Kapitein J. W. DE KOFF, van 5 R.V.A., l Aug.

Eerste-luitenant R. P. WIRIX, van de 2e compagnie geneeskundige troepen, l Aug.

Kolonel I. J. FROGER, C.-III I. Brig., l Sept. (benoemd tot reserve-kolonel bij Staf IV I. Brig.)

Dirigeerend officier van gezondheid der tweede klasse C. HANEDOES, l Sept.

Reserve-majoor J. LODDER en J. BERG- MANS, onderscheidenlijk van 19 R. I. en van Staf inf., l Aug. resp. l Sept.

Reserve-kapitein B. A. HESSELINK, van 8 R.L, l Oct.

Decoratiën.

Kapitein G. J. SAS, van 2 R.V.A., het Olympia-eereteeken He klasse van Duitsch- land.

Generaal-majoor Jhr. J. F. ALTING VON GEUSAU, C.-I Div. Commandeur met Ster der Oostenrijksche Orde van verdienste.

Overleden.

Reserve-kapitein-vlieger M. P. PATTIST, van de L.V.A.

NIEUWE REGLEMENTEN EN VOORSCHRIFTEN BOEKWERK nr. 132a, 132b, en 132c

CAVALERIE-REGLEMENT

Deel II. (C.R. = II A, C.R. = II B, C.R. = II C.)

(Vastgesteld bij beschikking van den Minister van Staat, Minister van Defensie a.i., van 17 Februari 1937, Ilde Afd. B., nr. 10).

H

et thans verschenen Cavalerie-Reg- lement Deel II bevat bepalingen nopens het gevecht van de organieke onderdeden van de cavalerie. Het treedt in de plaats van het geheel verouderde Cavalerie- Reglement Deel II van 1912 en de even- eens niet meer op de hoogte van den tijd zijnde, na den wereldoorlog door den In- specteur der Cavalerie met machtiging van den Commandant van het Veldleger uitgegeven „Aanwijzingen".

Het reglement is uitgegeven in drie deelen, waarvan C.R. = II A bevat de

inleiding en de hoofdstukken I t/m IV, C.R. = II B de hoofdstukken V t/m VII en C.R. = II C de hoofdstukken VIII t/m X, alsmede het aanhangsel.

De inhoud van het reglement is, waar zulks wenschelij k leek en — zonder nochtans aan het wezen van het cavalerie-gevecht afbreuk te doen — mogelijk was, in over- eenstemming gebracht met dien van het I.R.II.

Vermits toch de cavalerie, met gebruik- making van haar vuurkracht, in hoofdzaak te voet strijdt en de organieke onderdeden

(6)

der cavalerie, eenmaal tot het gevecht te voet afgestegen, het eigenlijke gevecht op dezelfde wijze voeren als de overeenkom- stige onderdeden van het •wapen der in- fanterie, werd het, teneinde de zoo ge- wenschte eenheid van denken en handelen in het leger te bevorderen, gewenscht ge- oordeeld ook de desbetreffende bepalingen in de reglementen van beide wapens voor zooveel mogelijk gelijkluidend te doen zijn; bij het samenstellen van het in be- werking zijnde Wielrijders-Reglement Deel II zal om dezelfde reden een overeenkom- stige gedragslijn worden gevolgd.

De behoefte aan de hierbedoelde een- heid spreekt temeer, wanneer men in aan- merking neemt, dat een groot deel van de in de oorlogsorganisatiën voorkomende een- heden lichte troepen, welke uit het wapen der cavalerie voorkomen, uit eskadrons wielrijders bestaat, en dat — met het oog hierop — reeds in vredestijd officieren en onderofficieren van de cavalerie dienst doen bij het Regiment Wielrijders terwijl overigens de officieren en onderofficieren van genoemd regiment worden gerecru- teerd uit de infanterie. Een zoover mo- gelijk doorgevoerde eenheid in de gevechts- voorschriften van infanterie, wielrijders en cavalerie is daarom in het bijzonder voor het Nederlandsche, voor het grootste deel met reserve officieren en dienstplichtig kader geëncadreerde, leger van het grootste belang.

De indeeling van het reglement wijkt daar- entegen in verschillende opzichten af van die van het I.R. II.

In de eerste plaats werd het wenschelijk geoordeeld — zulks in tegenstelling tot het ten aanzien hiervan bij het samen- stellen van het I.R. II ingenomen stand- punt, waarbij elk onderdeel in beginsel is gedacht in hooger verband op te treden — bepalingen op te nemen nopens het gevecht van het zelfstandig optredend peloton, eskadron en regiment; de behoefte hieraan doet zich voor de cavalerie, waarbij, als gevolg van den aard van de aan dit wapen te verstrekken opdrachten, het peloton, het eskadron en het regiment veelvuldig zelfstandig zullen optreden, in veel sterkere mate dan voor de infanterie gevoelen. In verband daarmede is de stof zoodanig samengevoegd, dat telkenmale de orga- nieke onderdeden behandeld worden bij het uitvoeren van den aanval, de verdedi- ging, de terugtocht en het vertragend ge- vecht, achtereenvolgens voor het geval dat deze onderdeden in hooger verband en voor het geval dat zij zelfstandig optreden.

In de tweede plaats is, eveneens in afwijking van de ten aanzien hiervan bij het samenstellen van het I.R. II gevolgde gedragslijn, in verband met het bijzondere

karakter der lichte troepen, telkenmale de aanval vóór de verdediging behandeld.

Op grond van hetgeen hierboven is ver- meld omtrent het veelvuldig zelfstandig optreden van het eskadron en het regiment, kon de in het I.R. II gebezigde benaming compagnies- (bataljons-) reserve voor een in tweede linie optredend onderdeel, hoe- zeer zulks ook uit een oogpunt van eenheid gewenscht geweest zou zijn, niet worden overgenomen in het C.R. II. Bij de in hooger verband optredende onderdeden zou het uiteraard mogelijk zijn geweest de benaming eskadrons- (regiments-) re- serve te bezigen; bij een zelfstandig optredend eskadron of regiment zou zulks echter tot verwarring aanleiding hebben gegeven. Immers, de commandant van een zelfstandig optredend onderdeel zal, ook al heeft hij zijn tot het gevecht ont- wikkelde troepen in twee liniën gegroe- peerd, in beginsel steeds een „reserve"

in de hand houden teneinde aan onvoor- ziene omstandigheden het hoofd te kunnen bieden; het karakter van deze „reserve"

verschilt in wezen van dat van een „com- pagnies- (bataljons-) reserve". In verband daarmede is aan een in tweede linie ont- wikkeld onderdeel den naam „onder- steuningspeloton (-eskadron)" gegeven.

De inleiding bevat naast gegevens omtrent de organisatie, gegevens omtrent de strijdmiddelen en de uitrusting, waar- over de cavalerie te velde beschikt. Deze gegevens zijn in een aantal bijlagen op overzichtelijke wijze bijeengevoegd.

Hoofdstuk I „Algemeen" geeft in de eerste plaats eenige algemeene beschouwingen betreffende het gevecht, waarvan de kennis- neming voor de commandanten der kleine eenheden noodzakelijk werd geoordeeld.

In de tweede plaats worden de eigen- schappen en de taak der cavalerie besproken.

In overeenstemming met hetgeen daar- omtrent in het V. Lt. Tr. is vastgelegd, wordt, voor wat de eigenschappen der cavalerie betreft, de nadruk op de groote beweeglijkheid en de groote vuurkracht gelegd.

In de derde plaats wordt het gevecht der cavalerie uitvoerig behandeld, waarbij er naar gestreefd is een zoo volledig mogelijk beeld van het gevecht in zijn verschillende vormen te geven.

Het karakter van het gevecht wordt gekenschetst als volgt:

„De cavalerie manoeuvreert te paard en strijdt, met gebruikmaking van haar vuurkracht, in hoofdzaak te voet."

Vervolgens wordt uiteengezet, dat de cavalerie, door de geringe getalsterkte harer onderdeden, niet in staat is tot een

(7)

380

DE MILITAIRE SPECTATOR optreden in formaties van zoodanige

diepte, als voor het voeren van een lang- durig gevecht wordt vereischt, in verband waarmede voor haar de aanval een snelle beslissing zal moeten brengen en de ver- dediging slechts een tijdelijk karakter zal kunnen dragen. Aangezien echter bij den aanval een snelle beslissing is buitengesloten indien de vijand over groote diepte een aaneengesloten weerstand heeft georga- niseerd, kan de cavalerie een aanval met kans op goeden uitslag slechts inzetten hetzij tegen niet-aaneengesloten of plaatse- lijken weerstand, welke door omvatting of omtrekking kan worden ten val gebracht,

hetzij tegen aaneengesloten weerstand van geringe diepte.

Bij den aanval geldt als beginsel, dat, na een snelle ontwikkeling van de vooruit- geschoven troepen in een breed front teneinde den vijand te verkennen, een spoedige beslissing wordt gezocht door een aanval met zoo sterk mogelijke krachten hetzij op een vijandelijken vleugel, hetzij in een vak van beperkte breedte in front.

Aangezien een aanval tegen een vijande- lijken vleugel de meeste uitwerking belooft, moet de cavalerie er naar streven, gebruik makende van haar groote beweeglijkheid, den vijand verrassend in de flank aan te grijpen. Veelal zal zulks echter niet moge- lijk zijn vermits een tot de verdediging besloten tegenstander zijn weerstand bij voorkeur over zoodanige breedte zal organiseeren, dat omvatting niet of slechts ten koste van veel tijdverlies mogelijk is De cavalerie zal daarom in vele gevallen genoodzaakt zijn den aanval tegen 's vij- ands front te richten en dan slechts een gunstig gevolg kunnen bereiken indien deze aanval met zoo sterk mogelijke krachten wordt ingezet in een vak van beperkte breedte.

Het tot stand brengen van de gevechts- aanraking, een gevechtshandeling, welke aan eiken aanval moet voorafgaan, aange- zien slechts daardoor de commandant de noodige gegevens kan verkrijgen voor het ontwerpen van zijn aanvalsplan, wordt op duidelijke wijze uiteengezet.

Uitvoerige beschouwingen zijn gewijd aan het inrichten van een vuurbasis — een voor onze lichte troepen nieuw begrip — waarbij tevens de tactische vuren, welke bij den aanval (kunnen) worden afgegeven, worden besproken. Het inrichten van een vuurbasis zal in onze, over het algemeen vlakke en weinig overzichtelijke terreinen dikwijls niet mogelijk zijn. Niettemin moet steeds naar het inrichten van een vuurbasis worden gestreefd; immers slechts door het vormen van een vuurbasis kunnen de aanvalstroepen op de meest werkzame wijze door de zware mitrailleurs worden

gesteund, vermits slechts dan het vuur dezer "wapenen centraal kan "worden geleid en achtereenvolgens daar kan worden ge- concentreerd, waar aan dat vuur de meeste behoefte bestaat.

Bij de bespreking van de verdediging wordt naar voren gebracht, dat het tijde- lijke karakter daarvan slechts tot uiting komt in de door den commandant gegeven bevelen. Elke troepenafdeeling moet dan ook, zoolang geen bevel tot teruggaan is ontvangen, stand houden tot den laatsten man, zelfs wanneer zij volkomen door den vijand is omsingeld.

Aangezien de kracht der verdediging hoofdzakelijk berust op het vuur, vormt de wijze, waarop een commandant de te zijner beschikking staande vuurkracht wenscht te gebruiken, den grondslag van zijn verdedigingsplan waarop alle andere maatregelen, o.m. de opstelling van zijn troepen, berusten.

In verband hiermede zijn uitvoerige bepalingen opgenomen met betrekking tot het vuurplan. Vooral voor de cavalerie, welke, als gevolg van de aan haar te verstrekken opdrachten, de verdediging veelal zal moeten voeren op een, naar verhouding tot haar sterkte, breed front, is een zorgvuldig opgebouwd vuurplan van het grootste gewicht aangezien slechts daardoor ten volle van het vermogen der vuurwapenen kan worden partij getrokken.

Als beginsel is aangenomen, dat de zware mitrailleurs in handen van den R.C.

blijven; slechts wanneer, hetzij als gevolg van de gesteldheid van het terrein, hetzij doordat aan het regiment een zeer groote frontbreedte is toegewezen, éénhoofdige leiding van het vuur der zware mitrailleurs is buitengesloten, kunnen genoemde wa- penen secties- of (bij uitzondering) stuks- gewijze onder de bevelen van de comman- danten van daarvoor in aanmerking ko- mende eskadrons worden gesteld.

Wanneer een cavalerieafdeeling genood- zaakt is ter uitvoering van haar taak een verdedigend gevecht aan te gaan, zal zij dit in den regel moeten voeren op een, in verhouding tot haar sterkte, breed front.

In verband daarmede zal zij zich moeten beperken tot het bezetten van een ondiepe terreinstrook; de noodzakelijkheid daartoe klemt temeer, omdat -— wil de commandant partij trekken van de kenmerkende eigen- schappen van zijn troepen — een belangrijk deel der krachten als reserve tot het uit- voeren van tegenaanvallen of — aangezien de vleugels veelal niet aangeleund zullen zijn — tot keeren van een dreigende omvatting moet worden achtergehouden.

In verband met het bovenstaande wordt, in tegenstelling met hetgeen daaromtrent in het I.R. II is bepaald, door den com-

(8)

LEVEN EN STREVEN IN DE KONINKLIJKE LANDMACHT

381

mandant van een cavalerieafdeeling, welke zich ter verdediging moet inrichten, geen stoplijn aangewezen. Het zal toch in de meeste gevallen niet wel mogelijk zijn, op betrekkelijk korten afstand achter de frontlijn — de diepte van de hoofdweer- standsstrook bedraagt ten hoogste 1000 m

— nóg een tactisch gunstige lijn te vinden, welke als stoplijn in aanmerking komt.

Ten aanzien van den terugtocht is vast- gelegd, dat tenzij in de ontvangen opdracht daartoe vrijheid is gelaten (bijv. bij voor- posten), een commandant slechts gerechtigd is den terugtocht te aanvaarden op bevel van den naasthoogeren commandant.

Nadat de voor den terugtocht algemeen geldende beginselen zijn vermeld, worden de terugtocht bij duisternis en die bij daglicht afzonderlijk besproken.

Bij een terugtocht bij duisternis moet voor het misleiden van den vijand, uit de voorste gevechtsechelons een ijl scherm bestaande uit een beperkt aantal groepen en enkele zware mitrailleurs, tegenover hem standhouden.

Moet de terugtocht daarentegen bij daglicht geschieden dan kan zij — tenzij de omstandigheden gunstig zijn (bedekt of heuvelachtig terrein dicht achter de frontlijn) — niet voor den vijand verborgen worden gehouden; het achterlaten van een scherm, ter misleiding van den vijand, heeft derhalve geen zin. Om den terugtocht bij daglicht te doen slagen zullen de voor- pelotons in hun geheel, gesteund door zware mitrailleurs, aan den vijand moeten blijven en zich tot een bevolen tijdstip tot het uiterste moeten verdedigen.

Na de uitvoerige behandeling van de verdediging, kon met betrekking tot het vertragend gevecht worden volstaan met het vermelden van de daarvoor geldende beginselen.

Het gevecht te paard is, in verband met de verminderde beteekenis daarvan, slechts beknopt behandeld.

In verband met het groote belang van liet onderwerp is aan de bestrijding van vechtwagens, pantserwagens en vliegtuigen een afzonderlijk onderdeel van hoofdstuk I gewijd.

Van de samenwerking met andere wapens is vooral die met de artillerie uitvoerig behandeld, waarbij in het bijzonder de samenstelling en de taak van artillerie- inlichtingsgroepen worden besproken zoo- mede de wijze, waarop verzoeken om vuursteun moeten zijn ingericht.

In verband met de uitvoerige wijze, waarop in Hoofdstuk I het gevecht der cavalerie in zijn verschillende vormen is beschreven, kon de inhoud van Hoofdstuk II (De groep), Hoofdstuk III (Het peloton) Hoofdstuk IV (Het eskadron), Hoofdstuk V (Het mitrailleureskadron), Hoofdstuk VI (De rijdende batterij van 6 veld).

Hoofdstuk VII (De sectie mortieren van 8, en Hoofdstuk VIII (Het regiment) be- knopt gehouden worden. Niettemin is er naar gestreefd in deze hoofdstukken al datgene bijeen te brengen, wat de comman- dant van het betrokken onderdeel voor een richtige aanvoering van dat onderdeel in het gevecht behoort te weten.

Hoofdstuk IX behandelt gevechten in bijzondere omstandigheden. In verband met het bijzondere karakter van het wapen is daarbij voor het gevecht in polderland volstaan met te verwijzen naar het I nf anterie-Reglement.

In Hoofdstuk X is een overzicht ge- geven van de verzorging en den aan- en afvoer (munitieaanvulling, geneeskundige dienst, veterinaire dienst, verplegings- dienst zoomede afvoer van krijgsgevange- nen en buit) voor zooveel van belang voor de commandanten van de kleine eenheden.

Ten slotte is als Aanhangsel een leidraad voor den dienst in een commandogroep opgenomen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op zich is het niet verwonderlijk dat de huidige commandant landstrijdkrachten in zijn visie ‘Vechten voor Vrede en Vrijheid’,.. 4 Het Ijsbergmodel van David McLelland legt

Zeker niet! Ook al zou een vijandelijke opmars naar de Noordzeekust leiden tot een hernieuwde bezetting van ons land, dan dient tot elke prijs gezorgd te worden, dat Nederland bij

— Onder Marschen&#34; en „Legering&#34; zijn alle bepalingen, welke uitsluitend op groote eenheden betrekking hebben, en alleen voor de commandanten van die eenheden van belang

Door ritmeester Pop in 1955 op een voetstuk te plaatsen werd niet alleen afscheid van hem genomen maar ook van zijn jarenlange manier van beproeven, namelijk ‘in het veld en

ln nchten van bivaks en van kampen, en voor de legering in bestaande gebouwen en in vaartuigen en welke door troepen te velde, zoo noodig terzijde gestaan door deskundig

De bij het overleg betrokken partijen moeten zich van de tussen hen bestaande verschillen duidelijk bewust zijn; zij moeten overeenstemming hebben bereikt over de mate waarin

Indien de vrije uitoefening van de aan deze twee groepen van onderwerpen gerelateerde bevoegd- heden door het bedrijfsbelang in engere zin wordt beperkt, zal de KL hieraan

Ook uit andere onderzoeken blijkt dat psycholo- gische selectie voor de KL zinvol is; daarbij ko- men ook aspecten naar voren die, rekening hou- dend met de wetenschappelijke