• No results found

Prinsenlaan / Drakensteyn

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Prinsenlaan / Drakensteyn"

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Prinsenlaan / Drakensteyn

Vastgesteld

(2)

Prinsenlaan / Drakensteyn

Vastgesteld

(3)

Prinsenlaan / Drakensteyn

(4)

Inhoudsopgave

Toelichting 5

Hoofdstuk 1 Inleiding 5

1.1 Aanleiding tot het plan 5

1.2 Ligging en begrenzing plangebied 5

1.3 Vigerende plannen 5

1.4 Leeswijzer 6

Hoofdstuk 2 Huidige situatie 7

2.1 Ruimtelijke opbouw 7

Hoofdstuk 3 Beleidskader 8

3.1 Rijksbeleid 8

3.2 Provinciaal beleid 10

3.3 Gemeentelijk beleid 11

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten 13

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet 14

5.1 Algemeen 14

5.2 Plansystematiek 14

5.3 Indeling regels 14

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid 17

6.1 Economische uitvoerbaarheid 17

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 17

Planregels 19

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 20

Artikel 1 Begrippen 20

Artikel 2 Wijze van meten 23

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 24

Artikel 3 Wonen - Woonwagenstandplaats 24

Hoofdstuk 3 Algemene regels 26

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel 26

Artikel 5 Algemene afwijkingsregels 27

Artikel 6 Algemene wijzigingsregels 28

Artikel 7 Algemene procedureregels 29

Artikel 8 Overige regels 30

(5)

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 31

Artikel 9 Overgangsrecht 31

Artikel 10 Slotregel 32

Bijlagen 33

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten 35

(6)
(7)

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot het plan

Op 29 april 2010 is het bestemmingsplan 'Maartensdijk 2009' vastgesteld. Dit bestemmingsplan is opgesteld voor de gehele kern Maartensdijk in de gemeente De Bilt. In dit bestemmingsplan is ook de woonwagenlocatie in het oosten van Maartensdijk opgenomen. Op de betreffende locatie bevonden zich in totaal twee woonwagenstandplaatsen. Voor het bestemmingsplan 'Maartensdijk 2009' is destijds besloten een derde woonwagenstandplaats op de locatie toe te staan.

Op dit moment is de derde woonwagen in de feitelijke situatie echter verwijderd en is de wens om maximaal twee standplaatsen toe te staan. Dit moeten worden vastgelegd in een nieuw

bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan Prinsenlaan / Drakensteyn voorziet in een regeling voor de woonwagenlocatie en haar standplaatsen.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Aan de Drakensteyn en de Prinsenlaan, in het oosten van de kern Maartensdijk, bevindt zich de woonwagenlocatie waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft.

Afbeelding 1: Planbegrenzing (rode omlijning) (Bron: Google Maps)

1.3 Vigerende plannen

Tot het moment dat dit bestemmingsplan van kracht wordt, geldt voor het betreffende plangebied het bestemmingsplan 'Maartensdijk 2009'.

(8)

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van de toelichting wordt de huidige situatie in het plangebied beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 het beleidskader van het Rijk, de provincie en de gemeente uiteen gezet. Hoofdstuk 4 gaat over de omgevingsaspecten in het plangebied. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische opzet waarbij de verbeelding en de planregels worden besproken. Tot slot volgt in de hoofdstuk 6 een beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan.

(9)

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Ruimtelijke opbouw

De kern Maartensdijk is opgebouwd uit verschillende deelgebieden die elk zijn typerende kenmerken kent. De betreffende woonwagenlocatie ligt in een dorpsuitbreiding uit de jaren '70 - '90 (deelgebied 8 uit het bestemmingsplan 'Maartensdijk 2009').

Afbeelding 2: Ligging in deelgebied 8 (blauwe cirkel)

In dit deel van Maartensdijk is sprake van een rustige woonomgeving. In de jaren 90 van de vorige eeuw is het oostelijk deel van het deelgebied de woonwijken Prinsenhof I en II gebouwd. Dit gebied bestaat voornamelijk uit rijwoningen. Door de aanwezige voor- en achtertuinen heeft het een zeer groene uitstraling.

De woonwagenlocatie heeft een oppervlakte van ruim 1.000 m2. Op het terrein bevinden zich een tweetal woonwagens. De woonwagens hebben gezamenlijk een oppervlakte van 140 m2. Op het terrein staat verder nog een vast sanitair gebouw.

(10)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) met bijbehorende stukken vastgesteld.

De structuurvisie bevat een concrete, bondige actualisatie van het mobiliteits- en ruimtelijke ordeningsbeleid. Dit nieuwe beleid vervangt de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte en de structuurvisie Randstad 2040. De structuurvisie heeft betrekking op:

rijksverantwoordelijkheden voor basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving, (water)veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden;

rijksbelangen m.b.t. (inter)nationale hoofdnetten voor mobiliteit en energie;

rijksbeleid voor ruimtelijke voorwaarden die bijdragen aan versterking van de economische structuur.

Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere

verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en

natuurdomein fors ingeperkt.

Daarnaast wordt (boven)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Alleen in de stedelijke regio's rond de

mainports (Amsterdam c.a. en Rotterdam c.a.) zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. Overige sturing op verstedelijking zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het Rijk los.

Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen neemt het Rijk enkel nog een 'ladder' voor duurzame verstedelijking op (gebaseerd op de 'SER-ladder'). Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.

Conclusie

Het rijksbeleid vormt geen belemmering voor het plan.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 1 januari 2012 in werking getreden. Het Barro is overigens nog niet volledig in werking getreden. Onderwerpen als werelderfgoed, buisleidingen, Rijksvaarwegen en dergelijke krijgen nog een nadere invulling, of zijn al ingevuld maar nog niet in werking getreden. Naar verwachting zal de gehele Barro medio 2012 in werking treden.

Deze AMvB (de opvolger van de ontwerp AmvB Ruimte) bevat kort gezegd een set regels ten aanzien van de inhoud van bestemmingsplannen. Op grond van de Wro mag het Rijk dergelijke regels alleen stellen ter waarborging van nationale belangen. Deze vorm van normstelling is in feite nieuw maar sluit wel aan op de vroegere pkb's met concrete beleidsbeslissingen (cbb's) en beslissingen van wezenlijk

(11)

belang, die ook van betekenis waren voor lagere overheden.

In de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid, die in 2008 is vastgesteld en de status heeft van een structuurvisie, staat een overzicht van alle nationale ruimtelijke belangen die zijn benoemd in de vigerende planologische kernbeslissingen. Per nationaal belang is daarbij aangegeven op welke wijze het Rijk het belang wilt realiseren. Ook is aangegeven voor welke gevallen de AMvB bevoegdheid ex artikel 4.3 lid 1 Wro zou moeten worden ingezet. Dit betreffen onderwerpen die zijn ontleend aan de Nota Ruimte, de PKB Derde Nota Waddenzee, de PKB Ruimte voor de Rivier, de PKB Structuurschema Militaire Terreinen en de PKB Project Mainportontwikkeling Rotterdam.

Het Barro bevat de volgende kaders ten aanzien van verstedelijking en locatiebeleid voor economische activiteiten:

rijksbufferzones;

ecologische hoofdstructuur;

de nationale landschappen (inclusief de werelderfgoederen Stelling van Amsterdam en Beemster);

het kustfundament;

de grote rivieren;

het basisrecreatievaarnet;

het regionaal watersysteem;

de kaders uit het Tweede Project Structuurschema Militaire Terreinen;

de kaders uit het PKB Project Mainportontwikkeling Rotterdam;

de kaders uit de PKB Derde Nota Waddenzee.

Bij bovenstaande kaders zijn slechts die zaken opgenomen die in PKB-teksten duidelijk kaderstellend zijn geformuleerd, wat blijkt uit zinsneden als '[…] dienen te worden opgenomen in streek- en

bestemmingsplannen'. Het Barro bevat dan ook uitsluitend een vertaling van deze kaderstellende uitspraken.

Conclusie

Het Barro heeft geen regeling die van invloed is op het voorliggende bestemmingsplan.

Woonwagenwet

Het Rijk heeft in 1999 de Woonwagenwet ingetrokken. Daardoor is de rol van de gemeente met betrekking tot woonwagens geheel groter geworden. De I&M-inspectie houdt vanuit het Rijk toezicht op dat de gemeente hun taken goed vervullen.

De belangrijkste doelstelling van de afschaffing van de Woonwagenwet was de normalisatie van het woonwagenbeleid, dat wil zeggen integratie in het reguliere (lokale) volkshuisvestingsbeleid.

Het intrekken van de Woonwagenwet was een eerste stap om de verbijzondering van de positie van woonwagenbewoners op te heffen. Dit zogenaamde normalisatieproces heeft als doel de integratie van deze groep te bevorderen en hen te benaderen op een zelfde wijze als andere groepen in de

maatschappij. Dit betekent niet dat hiermee de specifieke problematiek van de doelgroep (onder andere scholing, werkgelegenheid, hulpverlening) als vanzelf opgelost zal zijn, maar er zal beleid moeten worden ontwikkeld om daartoe te komen met als uiteindelijk doel de normalisatie en integratie van deze groep inwoners.

Conclusie

Door het vervallen van de Woonwagenwet is het beleid inzake het regelen van woonwagens neergelegd bij de decentrale overheden. Dit betekent dat de gemeente bevoegd gezag is voor het reguleren van

(12)

woonwagens.

3.2 Provinciaal beleid

Structuurvisie Utrecht 2005-2015

Provinciale Staten stelden op 13 december 2004 het Streekplan 2005-2015 vast. Met de invoering van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) geldt het Streekplan als structuurvisie op provinciaal niveau.

De provincie heeft in verband met de inwerkingtreding van de Wro de Beleidslijn Nieuwe Wro

vastgesteld. Hiermee wordt de sturingsfilosofie van de provincie onder de nieuwe wet verwoord. In de beleidslijn wordt duidelijk gemaakt wat van provinciaal belang is. Het streekplan kan zo ook na 1 juli 2008 als beleidskader gebruikt worden.

Voor de hele gemeente De Bilt wordt in de streekplanperiode uitgegaan van een

woningbouwprogramma van 850 woningen. Dit programma wordt gerealiseerd door middel van het benutten van restcapaciteit, transformatie en nieuwe inbreidingen. Er zijn geen stedelijke uitbreidingen gepland.

De provincie Utrecht is momenteel bezig met het ontwerp provinciale ruimtelijke structuurvisie 2013 - 2028. Deze structuurvisie is nog niet vastgesteld.

Conclusie

In de structuurvisie Utrecht 2005-2015 is rondom Maartensdijk een rode contour gelegen. Binnen deze contour stuurt de provincie niet op aantallen. De provincie laat de invulling hiervan met name over aan de gemeente.

Provinciale ruimtelijke verordening

Op 21 september 2009 hebben Gedeputeerde Staten van Utrecht de Provinciale ruimtelijke verordening vastgesteld. Doel van de verordening is om provinciale belangen op het gebied van de ruimtelijke ordening te laten doorwerken naar het gemeentelijk niveau. De verordening bevat daartoe bepalingen die bij het opstellen van gemeentelijke bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen, in acht moeten worden genomen.

Conclusie

Deze verordening gaat niet in op woonwagens en vormt daarom geen belemmering voor het onderhavige plan.

Provinciale Milieuverordening

In de Provinciale milieuverordening zijn o.a. waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden en 100-jaarsaandachtsgebieden opgenomen. Het plangebied en de directe omgeving daarvan bevindt zich niet in dergelijke gebieden.

Conclusie

Het plangebied heeft geen gevolgen voor waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden etc. Dit beleid vormt geen belemmering voor het onderhavige plan.

(13)

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Gemeente De Bilt 2030

Op 29 maart 2012 heeft de gemeenteraad van de Structuurvisie 'Gemeente De Bilt 2030 Behoud door ontwikkeling' vastgesteld. Hiermee heeft de gemeente vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening de kaders voor het ruimtelijk beleid vastgelegd.

Het vertrekpunt: zes kwaliteiten

De gemeente De Bilt heeft een aantal specifieke kwaliteiten die haar maken tot een zeer prettige leefomgeving. Het in 2010 opgestelde Bilts Manifest beschrijft een zestal (overkoepelende) kwaliteiten van de gemeente; deze zijn integraal onderdeel van de structuurvisie:

1. ruimte en groen;

2. historische landschappen;

3. hoogwaardige kennis;

4. krachtige kernen;

5. topper in sport;

6. centrale ligging.

Aandachtspunten voor de toekomst

Bij het opstellen van de structuurvisie, als ruimtelijke vertaling van Het Bilts Manifest, is het behoud en zo mogelijk het versterken van deze kwaliteiten dan ook het voornaamste doel. Om te behouden is hier en daar ook verandering noodzakelijk. Autonome ontwikkelingen en maatschappelijke trends maken het noodzakelijk mee te bewegen en te blijven werken aan kwaliteit en leefbaarheid.

Zes speerpunten

Om de zes kwaliteiten te behouden zet de gemeente in de structuurvisie in op zes speerpunten. Het gaat daarbij niet alleen over het afwegen van belangen, maar vooral over het vastleggen van de waarden voor de toekomst. Aanvullend wordt ook een werkwijze beschreven, die een strategie en houding weerspiegelt voor de toekomstige ontwikkeling van de gemeente. De overkoepelende visie is dat de gemeente De Bilt moet inzetten op kwaliteit boven kwantiteit. De zes speerpunten en de werkwijze vormen samen de visie op de gemeente:

Speerpunt 1: het landschap als duurzame onderlegger;

Speerpunt 2: een sterke sociale cohesie;

Speerpunt 3: zes kernen met een eigen gezicht;

Speerpunt 4: Life-science As als groene loper van De Uithof;

Speerpunt 5: goed bereikbaar en leefbaar;

Speerpunt 6: een recreatief buitengebied van formaat.

Conclusie

Voor dit bestemmingsplan is met name speerpunt 3 relevant. De grote verscheidenheid aan kernen/woonomgevingen in relatie tot de diversiteit aan landschapstypen is uitgangspunt voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen. Het landschap is altijd de onderlegger en leidraad. Hierdoor wordt voorkomen dat een geleidelijke vervlakking en verstedelijking optreedt, waardoor alle kernen op elkaar gaan lijken. Maartensdijk behoort tot het type lintdorp.

Samenwerken aan Wonen, Woonvisie 2006-2015

De gemeentelijke Woonvisie 2006 – 2015 betreft het meest recente volkshuisvestingsplan van de gemeente De Bilt. Na de laatste prestatieafspraken die de gemeente en de lokale corporatie

Woonstichting SSW hebben gemaakt, in 2000, is er veel veranderd. Met name de omstandigheden op

(14)

de woningmarkt zijn gewijzigd, vooral door de economische ontwikkelingen in de afgelopen jaren. De visie richt zich op een beperkt aantal concrete ambities die ervoor moeten zorgen dat de huidige en toekomstige inwoners van de gemeente De Bilt naar tevredenheid blijven wonen in de gemeente.

Conclusie

De woonvisie gaat niet in op woonwagens. Dit beleid vormt geen belemmering voor het onderhavige plan.

Milieubeleidsplan 2011-2014

Met het milieubeleidsplan (MBP) wil gemeente De Bilt de weg uitstippelen naar een gezondere en veiligere leefomgeving. Een leefbare gemeente De Bilt betekent dat de bewoners en gebruikers hun directe leefomgeving ervaren als herkenbaar, schoon, prettig en aantrekkelijk. Hoe de directe leefomgeving ervaren wordt verschilt per gebied. In het MBP is daarom per gebied de milieuambitie geformuleerd door gebiedsgerichte milieukwaliteitsprofielen op te stellen.

Conclusie

Het plangebied valt in een gebied waar voornamelijk gewoond wordt. In dit gebied wordt gestreefd naar een goede leefomgeving.

Woongebieden worden ingezet op het behouden en verbeteren van de milieukwaliteit. Zo kan de verstoring van het milieu in deze gebieden tot een minimum beperkt blijven. Hierbij wordt per situatie bekeken naar welk ambitieniveau op het gebied van milieuaspecten haalbaar is. Voor het aspect luchtkwaliteit dient er een directe relatie te zijn met de volksgezondheid. De basiskwaliteit moet voldoen aan de grenswaarde die zijn opgenomen zijn in het Besluit Luchtkwaliteit 2005.

De vermindering van het aantal standplaatsen heeft geen milieutechnische consequenties. Dit beleid vormt geen belemmering voor onderhavige plan.

Het Bilts Manifest

De kwaliteiten van gemeente De Bilt zijn verankerd in drie sporen. Door deze sporen verder te

ontwikkelen en de bijbehorende kwaliteiten meer te profileren is de gemeente in staat een aantrekkelijk groene woongemeente te blijven. De gemeente wil dit bereiken door aan de hand van de drie sporen bedrijven, voorzieningen en toeristen van buiten aan te trekken. De volgende drie sporen worden onderscheiden: Recreatie, Vitalisatie en Innovatie & Creatie.

Conclusie

Het Bilts Manifest gaat niet in op woonwagens. Dit beleid vormt geen belemmering voor het onderhavige plan.

(15)

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Zoals eerder verwoord betreft dit bestemmingsplan in principe enkel de wijziging van het aantal toegestane standplaatsen in het plangebied, van maximaal 3 naar 2. Dit betreft een ondergeschikte aanpassing op hetgeen is vastgesteld in het bestemmingsplan 'Maartensdijk 2009'. De vermindering van het aantal standplaatsen dat wordt doorgevoerd in dit bestemmingsplan heeft geen milieutechnische consequenties. Aangezien de inrichting van het terrein onveranderd blijft (geen toevoeging van verharding) wordt een watertoets niet noodzakelijk geacht.

Voor de verantwoording van de omgevingsaspecten wordt verwezen naar het bestemmingsplan 'Maartensdijk 2009'. Dit bestemmingsplan ziet toe op een regeling voor reeds bestaande of reeds vergunde bebouwing en functies. Waaronder dus ook de woonwagenlocatie. Geconcludeerd kan worden dat de er geen milieutechnische knelpunten zijn. Ook aspecten als de watertoets, duurzaam bouwen en archeologie is in het bestemmingsplan 'Maartensdijk 2009' behandeld. Deze aspecten kennen geen knelpunten voor het bestemmingsplan.

(16)

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan is een ruimtelijk besluit, waarin de regels voor het gebruik en het bebouwen van gronden worden vastgelegd. In een bestemmingsplan wordt door middel van bestemmingen en aanvullende aanduidingen aangegeven op welke gronden welke functies toegestaan zijn en hoe deze gronden bebouwd mogen worden.

Het bestemmingsplan is een digitaal bestand in gml-formaat, waarin geometrisch bepaalde planobjecten zijn vastgelegd. Technisch gezien is een bestemmingsplan zodoende een verzameling objecten (zoals bestemmingsvlakken), waaraan informatie (zoals ligging en naam) is gekoppeld. Om het plan te kunnen raadplegen zijn in feite drie onderdelen van belang:

een digitale en analoge verbeelding van de geometrisch bepaalde planobjecten (verbeelding);

de juridisch bindende regels van het bestemmingsplan (planregels);

een bijbehorende toelichting (plantoelichting).

Het bestemmingsplan kan geraadpleegd worden door middel van computersoftware; in ieder geval via de internetpagina www.ruimtelijkeplannen.nl. Met de software kunnen verschillende kaarten van het bestemmingsplan opgeroepen worden door het aan- of uitvinken van planobjecten. Door interactie met het kaartbeeld worden de regels van de betreffende bestemmingen weergegeven. Ook kan de

toelichting worden opgeroepen.

Om de vergelijkbaarheid te bevorderen bestaat er een landelijke standaard voor de verbeelding van bestemmingsplannen (SVBP2008). De toepassing van de SVBP2008 is verplicht. Hiermee wordt geborgd dat alle bestemmingsplannen overeenkomen voor wat betreft kleurgebruik, naamgeving, gebruik van arceringen en dergelijke.

Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de koppeling tussen de regels en de kaart. In de volgende paragraaf staat uitgelegd welke systematiek voor dit bestemmingsplan gehanteerd is en hoe de

eigenschappen van het plangebied zich hebben vertaald in de toegekende bestemmingen. De paragraaf daarna geeft een korte toelichting per artikel van de planregels. In de laatste paragraaf wordt ingegaan op de handhaving van het bestemmingsplan.

5.2 Plansystematiek

Voor de plansystematiek van dit bestemmingsplan is vastgehouden aan het bestemmingsplan

'Maartensdijk 2009'.Het bestemmingsplan kan worden gekarakteriseerd als een globaal eindplan. Het plan is een directe toetsingsnorm en geeft een direct bouwrecht. Omdat gekozen is voor een globale bestemmingsregeling is het kaartbeeld relatief eenvoudig.. In de enkelbestemming is aangegeven welke functies zijn toegestaan en onder welke voorwaarden de gronden bebouwd mogen worden.

Het gehele plangebied heeft de bestemming 'Wonen - Woonwagenstandplaats'.

5.3 Indeling regels

Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008). Hierin zijn regels opgenomen over onder andere de indeling van de planregels en de naamgeving van bestemmingen. De planregels kennen standaard vier hoofdstukken.

(17)

Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1: Begrippen

In dit artikel is een aantal begrippen verklaard die genoemd worden in de planregels. Dit artikel voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.

Artikel 2: Wijze van meten

In dit artikel is bepaald hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moeten worden.

Evenals de begripsbepalingen voorkomen de bepalingen inzake de wijze van meten interpretatieverschillen bij de toepassing van de planregels.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In de bestemmingsartikelen zijn de regels voor de bestemmingen omschreven. De bestemmingsregel is overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008) opgebouwd en bestaat in dit bestemmingsplan uit:

een bestemmingsomschrijving; een omschrijving van de doeleinden waarvoor de gronden zijn bestemd en de toegelaten bijbehorende bebouwing;

bouwregels; deze regels bevatten de voorgeschreven maatvoering van de bouwwerken;

nadere eisen;

afwijken van de bouwregels;

specifieke gebruiksregels.

Bestemming 'Wonen - Woonwagenstandplaats'

De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor het plaatsen van maximaal twee woonwagens.

In de regels is bepaald welke maatvoering er maximaal mag worden gehanteerd voor de bebouwing binnen deze bestemmingsplan. Voor andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is in de regels een bebouwingsregeling opgenomen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

De algemene regels tenslotte bestaan onder andere uit regels die voor alle onderdelen van het plan van toepassing zijn. Deze bestaan uit een anti-dubbeltelregel, algemene afwijkings- en wijzigingsregels en algemene procedureregels.

De algemene regel uit de gebruiksregel luidt dat het verboden is om opstallen en gronden te gebruiken in strijd met de bestemming. Gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de

bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken wordt toegelaten.

De afwijkingsregel voorziet in de mogelijkheid om op ondergeschikte onderdelen af te wijken van de regels van het bestemmingsplan.

De wijzigingsregel voorziet in de mogelijkheid om in voorkomende gevallen de bestemmingsgrens met maximaal 5 meter op te schuiven. Verder een regel voor het toevoegen en schrappen van

bedrijfsactiviteiten conform de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

(18)

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In de loop van de tijd kan het gebruik van grond of een gebouw gaan afwijken van datgene wat mogelijk is op basis van het bestemmingsplan. In de overgangsregels wordt geregeld tot hoeverre deze

afwijkingen zijn toegestaan. De naam van het plan wordt in de slotregel aangehaald.

(19)

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Gelet op het bepaalde in artikel 3.1 Wro moet in het kader van een bestemmingsplan onder andere inzicht worden verschaft in de economische uitvoerbaarheid van het plan.

Het bestemmingsplan heeft een consoliderend karakter en ziet toe op de bestaande situatie. Voor het overige zijn met dit bestemmingsplan geen bijzondere ingrepen en/of nieuwe ontwikkelingen voorzien ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan 'Maartensdijk 2009'. De gronden zijn in eigendom van de gemeente De Bilt. Het bestemmingsplan 'Prinsenlaan / Drakensteyn' kan als economisch uitvoerbaar worden aangemerkt.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het terugbrengen van het aantal woonwagenstandplaatsen op de woonwagenlocatie te Maartensdijk is bij uitstek een lokaal project. Daarom is afgezien van vooroverleg met het Rijk.

Een vooroverleg met de provincie Utrecht is niet noodzakelijk. De provincie Utrecht heeft een lijst opgesteld waarin aangegeven is voor welke plannen een overleg niet nodig is.

Het voorliggende bestemmingsplan heeft geen bouwplan, doet geen afbreuk aan de ecologische of cultuurhistorische hoofdstructuur en heeft geen gevolgen voor de Limes, de Grebbelinie, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam.

Het college van burgermeester en wethouders nemen het besluit om het ontwerpbestemmingsplan ter visie te leggen. Tijdens de periode van ter visie (zes weken) kan een ieder zijn of haar zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan naar voren brengen. Na afloop van de terinzagelegging beoordeelt de

gemeente de binnengekomen zienswijzen.

Vervolgens dient de gemeenteraad het bestemmingsplan vanaf het einde van de terinzagelegging binnen 12 weken vast te stellen, al dan niet gewijzigd naar aanleiding van de binnengekomen zienswijzen.

(20)
(21)

Planregels

(22)

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Prinsenlaan / Drakensteyn van de gemeente De Bilt;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0310.0005BP12006- met de bijbehorende regels;

1.3 aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan- en uitbouw:

een aangebouwd gebouw dat in bouwkundig en/of architectonisch opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bebouwingskarakteristiek:

de bouwhoogte van de hoofdgebouwen, de situering daarvan ten opzichte van de openbare weg, de mate van eeneenbouwen en/of de onderlinge afstanden tussen de hoofdgebouwen en de bouwmassa van de hoofdgebouwen ten opzichte van het bouwperceel;

1.9 bestaand bouwwerk:

bestaande legale bouwwerken ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

(23)

1.12 bijgebouw:

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen woonwagen;

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een

standplaats;

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.15 bouwlaag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitzondering van onderbouw en kapverdieping;

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop, ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of een bedrijfsactiviteit;

1.21 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen;

1.22 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

(24)

1.23 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken; een woonwagen wordt gezien als hoofdgebouw;

1.24 netto vloeroppervlakte:

de oppervlakte van de voor bewoning bestemde vertrekken, waaronder mede wordt verstaan

verblijfsruimten; niet meegerekend worden verkeersruimten, toiletten, douche- en badruimten, alsmede ingebouwde bergingen;

1.25 peil:

a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van de weg;

b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.26 standplaats:

een bouwperceel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

1.27 woning / wooneenheid:

een ruimte of complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding; een woonwagen wordt gezien als woning / wooneenheid;

1.28 woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst; roerende zaken die kennelijk niet zijn bedoeld voor permanente bewoning (zoals toercaravans) zijn hier niet onder begrepen;

1.29 voorgevelrooilijn:

1. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;

2. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:

a. bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg;

b. bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg.

(25)

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Basisregels:

1. de afstand tot de bouwperceelsgrens:

tussen de grenzen van een bouwperceel en enig punt van een op dat bouwperceel voorkomend gebouw waar die afstand het kortst is;

2. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

3. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

4. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

5. de lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren;

6. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

7. het bebouwingspercentage:

het deel van het aanduidingsvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

2.2 Aanvullende regels:

1. ondergeschikte bouwonderdelen:

ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mogen de maximale bouwhoogte niet met meer dan 3 meter overschrijden;

2. dakoverstekken:

indien er dakoverstekken aanwezig zijn met een breedte van 70 cm of meer, dan wordt bij de bepaling van de oppervlakte van een bouwwerk de buitenste goot als buitenwerks gevelvlak aangemerkt.

(26)

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen - Woonwagenstandplaats

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. een standplaats voor woonwagens en een bijgebouw voor sanitaire voorzieningen;

inclusief bijbehorende:

b. tuinen en erven;

c. groenvoorzieningen;

d. parkeergelegenheid (op eigen terrein).

3.2 Bouwregels

Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

3.2.1 Bouwwerken

a. binnen de bestemming zijn maximaal 2 woonwagens toegestaan;

b. de gezamelijke oppervlakte van woonwagens mag gezamenlijk niet meer bedragen dan 140 m2; c. de bouwhoogte van woonwagens mag maximaal 3,5 meter bedragen;

d. de woonwagens mogen op niet minder dan 5 meter van elkaar zijn gesitueerd;

e. de voorgevels van de woonwagens dienen evenwijdig aan en in de voorgevelrooilijn te worden gebouwd;

f. een bijgebouw ten behoeve van sanitaire voorzieningen is toegestaan op een afstand van ten minste 4 m achter de voorgevelrooilijn;

g. de oppervlakte van dit bijgebouw mag niet meer bedragen dan 30 m2; h. de bouwhoogte van dit bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,5 meter.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

a. voor de voorgevelrooilijn zijn slechts erfafscheidingen toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m;

b. achter de voorgevelrooilijn zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde,toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

1. 7 m voor palen en masten;

2. 2 m voor erfafscheidingen;

3. 3 m voor overige bouwwerken; geen gebouwen zijnde.

3.2.3 Bestaande afwijkingen

a. in afwijking van het bepaalde in lid 3.2.1 zijn bestaande bijgebouwen, waarvan de situering, de afmeting en of de bouwhoogte niet voldoet aan het in lid 3.2.1 bepaalde toegestaan;

b. in afwijking van het bepaalde in lid 3.2.2 zijn bestaande erfafscheidingen, waarvan de situering, de afmeting en of de bouwhoogte niet voldoet aan het in lid 3.2.3 bepaalde toegestaan.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de locatie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

(27)

3.4 Specifieke gebruiksregels

In het hoofdgebouw of in een aan- of uitbouw van de woonwagen is een aan-huis-verbonden beroep alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:

a. de activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven; dit betekent, dat ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep niet meer dan 40% van het vloeroppervlak van een woonwagen mag worden gebruikt;

b. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat in geval van bedrijfsactiviteiten slechts aan het vestigen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 van de van deze planregels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten medewerking wordt verleend;

c. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;

d. de activiteiten mogen geen detailhandel betreffen;

e. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

(28)

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

(29)

Artikel 5 Algemene afwijkingsregels

5.1 Bevoegdheid tot het afwijken

Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van de regels van het plan, voor:

a. het oprichten van bouwwerken ten algemene nutte, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, wachthuisjes voor

verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, mits de inhoud van elk van deze gebouwtjes niet meer bedraagt dan 50 m³ en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 3,50 meter;

b. het overschrijden van de regels inzake hoogte en oppervlakte van gebouwen met niet meer dan 10%;

c. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;

d. het overschrijden van de in lid 2.2.1 genoemde regels ten aanzien van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mits de maximale bouwhoogte met niet meer dan 5 meter wordt overschreden;

e. overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen door ondergeschikte bouwonderdelen, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, toegangen, lifthuizen en dergelijke, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 3 meter;

f. geringe afwijkingen van de bepalingen opgenomen in deze regels inzake de afmetingen van

woningen, evenals de afmetingen van de bij de woningen toegestane bijgebouwen, voor zover dit in het belang van een goede huisvesting van personen met een chronische ziekte, een handicap of ouderdom noodzakelijk is en geen afwijking van de desbetreffende bepalingen van het plan kan worden verleend op basis van het bepaalde onder b van dit artikel;

g. het plaatsen van masten ten behoeve van mobiele telecommunicatie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

1. de hoogte van een vrijstaande mast mag niet meer bedragen dan 50 meter;

2. de hoogte van een mast op een gebouw mag niet meer bedragen dan 6 meter;

3. plaatsing van een mast op een gebouw is uitsluitend mogelijk indien het betreffende gebouw 15 meter of hoger is;

4. plaatsing op woongebouwen en/of een gemeentelijk monument is slechts toegestaan, indien kan worden aangetoond, dat plaatsing elders niet mogelijk is.

(30)

Artikel 6 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

a. de in dit plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 5 meter bedragen;

b. tot het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, voor zover veranderingen in de

bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven, mits de aanwezige bedrijven niet in een hogere milieucategorie worden gebracht.

(31)

Artikel 7 Algemene procedureregels

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet eerder genomen dan het moment nadat belanghebbenden gedurende twee weken na publicatie van het voornemen tot het stellen van nadere eisen in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld mondeling of bij voorkeur schriftelijk zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eis bij het college van burgemeester en wethouders in te dienen.

(32)

Artikel 8 Overige regels

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

(33)

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;

b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 9.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;

c. Lid 9.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 9.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

c. Indien het gebruik, bedoeld in het lid 9.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

d. Lid 9.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

(34)

Artikel 10 Slotregel

10.1 Citeertitel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Prinsenlaan / Drakensteyn.

(35)

Bijlagen

(36)
(37)

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

(38)
(39)

S B I-1993 S B I-2008 O M S C H R IJ V IN G A F S T A N D E N IN M E T E R S IN D IC E S

- -

nummer GEUR STOF GELUID GEVAAR GROOTSTE AFSTAND CATEGORIE VERKEER VISUEEL BODEM LUCHT

0 1 0 1 -

L A N D B O U W E N D IE N S T V E R L E N IN G T .B .V . D E

L A N D B O U W

0 1 4 0 1 6 0 D ie n s tv e rle n ing t.b .v . d e la nd b o u w :

0 1 4 0 1 6 1 - a lg e m e e n (o .a . lo o n b e d rijv e n ): b .o . > 5 0 0 m ² 3 0 1 0 5 0 1 0 5 0 D 3 .1 2 G 1

0 1 4 0 1 6 2 - a lg e m e e n (o .a . lo o n b e d rijv e n ): b .o .<= 5 0 0 m ² 3 0 1 0 3 0 1 0 3 0 2 1 G 1

0 1 4 0 1 6 3

- p la n ts o e n e n d ie n s te n e n h o v e n ie rs b e d rijv e n : b .o .

> 5 0 0 m ² 3 0 1 0 5 0 1 0 5 0 3 .1 2 G 1

0 1 4 0 1 6 4

- p la n ts o e n e n d ie n s te n e n h o v e n ie rs b e d rijv e n : b .o .

<= 5 0 0 m ² 3 0 1 0 3 0 1 0 3 0 2 1 G 1

0 1 4 2 0 1 6 2 K I-s ta tio n s 3 0 1 0 3 0 C 0 3 0 2 1 G 1

0 2 0 2 -

0 2 0 2 -

B O S B O U W E N D IE N S T V E R L E N IN G T .B .V .

B O S B O U W

0 2 0 0 2 1 , 0 2 2 , 0 2 4 B o s b o u w b e d rijv e n 1 0 1 0 5 0 0 5 0 3 .1 1 G 1

0 5 0 3 -

0 5 0 3 - V IS S E R IJ - E N V IS T E E L T B E D R IJ V E N

0 5 0 1 .2 0 3 1 2 B in ne n v is s e rijb e d rijv e n 5 0 0 5 0 C 1 0 5 0 3 .1 1 G 1

0 5 0 2 0 3 2 0 V is - e n s c h a a ld ie rk w e k e rije n

0 5 0 2 0 3 2 2 - v is te e ltb e d rijv e n 5 0 0 5 0 C 0 5 0 3 .1 1 G 1

1 5 1 0 , 1 1 -

1 5 1 0 , 1 1 -

V E R V A A R D IG IN G V A N V O E D IN G S M ID D E L E N

E N D R A N K E N

1 5 1 1 0 1 , 1 0 2 0 S la c h te rije n e n o v e rig e v le e s v e rw e rk in g :

1 5 1 1 0 1 5

- v le e s w a re n - e n v le e s c o n s e rv e n fa b rie k e n : p .o .

<= 1 0 0 0 m ² 5 0 0 5 0 C 3 0 5 0 3 .1 1 G 1

1 5 1 1 0 1 6

- v le e s w a re n - e n v le e s c o n s e rv e n fa b rie k e n : p .o .

<= 2 0 0 m ² 3 0 0 5 0 1 0 5 0 3 .1 1 G 1

1 5 1 1 0 1 , 1 0 2 7 - lo o n s la c h te rije n 5 0 0 5 0 1 0 5 0 3 .1 1 G 1

(40)

S B I-1993 S B I-2008 O M S C H R IJ V IN G A F S T A N D E N IN M E T E R S IN D IC E S

- -

nummer GEUR STOF GELUID GEVAAR GROOTSTE AFSTAND CATEGORIE VERKEER VISUEEL BODEM LUCHT

1 5 1 1 0 8 8

- v e rv a a rd ig in g v a n s n a c k s e n v e rv a a rd ig in g v a n

k a n t-e n -k la a r-m a a ltijd e n m e t p .o . < 2 .0 0 0 m ² 5 0 0 5 0 1 0 5 0 3 .1 2 G 1

1 5 2 1 0 2 0 V is v e rw e rk in g s b e d rijv e n :

1 5 2 1 0 2 6 - v e rw e rk e n a n d e rs z in s : p .o . <= 3 0 0 m ² 5 0 1 0 3 0 1 0 5 0 3 .1 1 G 1

1 5 3 1 1 0 3 1 0 A a rd a p p e lp ro d u c te n fa b rie k e n:

1 5 3 1 1 0 3 1 2 - v e rv a a rd ig in g v a n s n a c k s m e t p .o . < 2 .0 0 0 m ² 5 0 1 0 5 0 5 0 R 5 0 3 .1 1 G 1

1 5 5 2 1 0 5 2 2 - c o ns u m p tie -ijs fa b rie k e n: p .o . <= 2 0 0 m ² 1 0 0 3 0 0 3 0 2 1 G 1

1 5 8 1 1 0 7 1 0 B ro o d fa b rie k e n , b ro o d - e n b a n k e tb a k k e rije n :

1 5 8 1 1 0 7 1 1

- v .c . < 7 5 0 0 k g m e e l/w e e k , b ij g e b ru ik v a n

c h a rg e -o v e n s 3 0 1 0 3 0 C 1 0 3 0 2 1 G 1

1 5 8 4 1 0 8 2 1 0

V e rw e rk in g c a c a o b o n e n e n v e rv a a rd ig in g

c h o c o la d e - e n s u ik e rw e rk :

1 5 8 4 1 0 8 2 1 3

- c a c a o - e n c ho c o la d e fa b rie k e n v e rv a a rd ig e n v a n

c h o c o la d e w e rk e n m e t p .o . <= 2 0 0 m ² 3 0 1 0 3 0 1 0 3 0 2 1 G 1

1 5 8 4 1 0 8 2 1 6

- s u ik e rw e rk fa b rie k e n z o n d e r s u ik e r b ra n d e n : p .o .

<= 2 0 0 m ² 3 0 1 0 3 0 1 0 3 0 2 1 G 1

1 5 8 5 1 0 7 3 D e e g w a re nfa b rie k e n 5 0 3 0 1 0 1 0 5 0 3 .1 2 G 2

1 5 9 3 t/m

1 5 9 5 1 1 0 2 t/m 1 1 0 4 V e rv a a rd ig in g v a n w ijn , c id e r e .d . 1 0 0 3 0 C 0 3 0 2 1 G 1

1 7 1 3 -

1 7 1 3 - V E R V A A R D IG IN G V A N T E X T IE L

1 7 3 1 3 3 T e x tie lv e re d e lin g s b e d rijv e n 5 0 0 5 0 1 0 5 0 3 .1 2 G 2 B

1 7 4 , 1 7 5 1 3 9 V e rv a a rd ig in g v a n te x tie lw a re n 1 0 0 5 0 1 0 5 0 3 .1 1 G 1

1 7 6 , 1 7 7 1 3 9 , 1 4 3

V e rv a a rd ig in g v a n g e b re id e e n g e h a a k te s to ffe n

e n a rtik e le n 0 1 0 5 0 1 0 5 0 3 .1 1 G 2

1 8 1 4 -

1 8 1 4 -

V E R V A A R D IG IN G V A N K L E D IN G ; B E R E ID E N

E N V E R V E N V A N B O N T

1 8 1 1 4 1 V e rv a a rd ig in g k le d in g v a n le e r 3 0 0 5 0 0 5 0 3 .1 1 G 1

1 8 2 1 4 1

V e rv a a rd ig in g v a n k le d in g e n -to e b e h o re n (e x c l.

v a n le e r) 1 0 1 0 3 0 1 0 3 0 2 2 G 2

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het college van burgemeester en schepenen van de stad Bree heeft binnen de wettelijk vastgelegde termijn geen beslissing genomen in de.. omgevingsaanvraag betreffende de

[r]

74210197 sa Onderwijskundige vernieuwing Teun de Jager. 74210198 sa Onderwijskundige

[r]

[r]

BESTEMMINGSPLAN WATERTORENGEBIED EGMOND AAN ZEE.

WR-AV2 Waarde - Archeologische verwachting

WR-AV2 Waarde - Archeologische verwachting