MODULE Communicatie en overleg (COO)
A. Algemeen
Situering binnen het programma Periode binnen het tweejarige modeltraject
Theorie X Praktijk Semester 1 X Semester 2 Semester 3 Semester 4
Aantal studiepunten 6 (1 studiepunt staat voor een studiebelasting van 25u)
Lestijden Totaal 80 Contacturen 48 Afstandsuren 32
Lectoren Leon Timmermans
Vrijstelling of overdracht Mogelijk onder specifieke voorwaarden X Niet mogelijk
Vereiste begincompetenties / volgtijdelijkheid
Verplicht Advies
Geslaagd zijn voor Intake Gevolgd hebben van
Samen opnemen met DCA
Datum laatste wijziging 05/02/2018
B. Competentieontwikkeling
Centrale functioneel gehe(e)l(en)
Functioneel geheel 5: de leraar als innovator/onderzoeker Functioneel geheel 6: de leraar als partner van ouders Domein 1: De leraar in interactie met zijn leerlingen
Domein 2: De leraar in interactie met volwassenen in en rond de school Domein 3: De leraar als lerende
Basiscompetenties Competentieniveau*
1.11 De leerkracht kan het leer- en ontwikkelingsproces adequaat begeleiden in Standaardnederlands en daarbij rekening houden met en gericht inspelen op de diverse persoonlijke en maatschappelijke taalachtergronden van de leerlingen.
Doelstelling 5: Een uiteenzetting geven met schriftelijke ondersteuning
Doelstelling 6: Een schriftelijke evaluatie geven
Inzicht hebben in communicatiestrategieën voor taalgebruik functionele situaties en methodieken voor taalondersteuning en taalgerichtheid in niet-taalvakken. N2
Een presentatie kunnen houden. N2
Feedback en feed forward kunnen geven, mondeling en schriftelijk. N2
2.7 De leerkracht kan communiceren met leerlingen met diverse taalachtergronden in diverse talige situaties.
Doelstelling 2: Beoordelen en toegankelijk maken van teksten
Inzicht hebben in de mogelijkheden die de communicatie met anderstalige leerlingen kunnen vergemakkelijken. N1
Teksten toegankelijk kunnen maken voor alle leerlingen. N2
4.3 De leerkracht kan op correcte wijze administratieve taken uitvoeren.
Eenvoudige administratieve taken plannen en uitvoeren. N2
5.2 De leerkracht kan kennisnemen van toegankelijke resultaten van onderwijsonderzoek en van vakdidactisch en vakinhoudelijk onderzoek.
Doelstelling 11: Schrijven Doelstelling 12: Lezen
Doelstelling 13: Innoveren en professionaliseren
De relevantie van onderwijsonderzoek, vakdidactiek en vakinhoudelijk onderzoek voor de eigen lespraktijk inzien en gebruikte bronnen correct kunnen hanteren. N1
Onderzoeksopdrachten kunnen opstarten met bronnenonderzoek.
Bronnen correct kunnen kunnen citeren en vermelden; correct parafraseren. N3
Relevante teksten i.v.m. onderwijsonderzoek correct kunnen lezen. N2
6.1 De leerkracht kan zich informeren over en discreet omgaan met gegevens over de leerling.
Inzicht hebben in de noodzaak van informatie en discretie en kennis hebben van deontologie in verband met gegevens over de leerling en van de kanalen van gegevensverzameling. N1
6.2 De leerkracht kan met ouders of verzorgers communiceren over het kind in de school op basis van overleg met collega’s of externen.
Inzicht hebben in de noodzaak, de aanpak en de effecten van het betrekken van ouders en andere partners m.b.t. het welbevinden en functioneren van de leerling. N1
In een gesimuleerde situatie met ouders kunnen communiceren over functioneren van de leerling om tot concrete acties en afspraken te komen. N2
6.3 De leerkracht kan in overleg met het team, communiceren met de ouders of verzorgers over het klas- en schoolgebeuren, rekening houdend met de diversiteit van de ouders.
Inzicht hebben in diversiteit van ouders/verzorgers en van thuissituaties van leerlingen en beseffen dat hiermee moet rekening worden gehouden. N1
In een gesimuleerde situatie met ouders kunnen communiceren over het klas- en schoolgebeuren, op gepaste wijze inspelend op de eigenheid
6.4 De leerkracht kan met ouders of verzorgers dialogeren over opvoeding en onderwijs.
Het belang erkennen van ouderbetrokkenheid in de ontwikkeling van een visie op en de aanpak van opvoeding en onderwijs. N1
In een gesimuleerde situatie dialogeren met ouders over opvoeding en onderwijs. N2
6.5 De leerkracht kan in Standaardnederlands of in een ander passend register, communiceren met ouders en verzorgers met diverse taalachtergronden in diverse talige situaties.
Inzicht hebben in het bestaan van verschillende communicatiestrategieën in contacten met ouders en kennis hebben van het Standaardnederlands. N1
In een gesimuleerde situatie vanuit een passend register communiceren met ouders. N2
6.5 De leerkracht kan in Standaardnederlands of in een ander passend register, communiceren met ouders en verzorgers met diverse taalachtergronden in diverse talige situaties.
Inzicht hebben in het bestaan van verschillende communicatiestrategieën in contacten met ouders en kennis hebben van het Standaardnederlands. N1
In een gesimuleerde situatie vanuit een passend register communiceren met ouders. N2
6.6 De leerkracht kan strategieën ontwikkelen om te communiceren met anderstalige ouders.
Inzicht hebben in de mogelijkheden die de communicatie met anderstalige ouders kunnen vergemakkelijken. N1
Binnen een gesimuleerde context communiceren met ouders uit ander andere culturen en met een andere taalachtergrond. N2
7.3 De leerkracht kan de eigen pedagogische en didactische opdracht en aanpak in het team bespreekbaar maken.
Het belang inzien van zelfreflectie en feedback over de eigen pedagogische en didactische aanpak. N1
7.5 De leerkracht kan in Standaardnederlands adequaat in interactie treden met alle leden van het schoolteam.
Kennis hebben van en bereid zijn te communiceren in het Standaardnederlands. N1
9.2 De leerkracht kan dialogeren over zijn beroep en zijn plaats in de samenleving.
Inzicht hebben in de basiscompetenties en het beroepsprofiel van de leraar. N1
* Toelichting competentieniveaus
Authenticiteit
Niveau 4 - Doen in eigen praktijk Niveau 3 - Doen
Niveau 2 - Tonen
Niveau 1 - Weten (hoe)
Attitudes**
A1 beslissingsvermogen A5 organisatievermogen
A2 relationele gerichtheid A6 zin voor samenwerking
A3 kritische ingesteldheid A7 verantwoordelijkheidszin
A4 leergierigheid A8 flexibiliteit
** Toelichting attitudes
Aan de basiscompetenties worden acht attitudes gekoppeld. Het gaat om beslissingsvermogen, relationele gerichtheid, kritische ingesteldheid, leergierigheid, organisatievermogen, zin voor samenwerking, verantwoordelijkheidszin en flexibiliteit.
Volgende attitudes worden binnen deze module beoogd:
§ Beslissingsvermogen: Durven een standpunt in te nemen of tot een handeling over te gaan, en er ook de verantwoordelijkheid voor dragen.
§ Relationele gerichtheid: In contacten met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect tonen.
§ Kritische ingesteldheid: Bereid zijn zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen.
§ Leergierigheid: Actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen.
§ Organisatievermogen: Erop gericht zijn de taken zo te plannen, te coördineren en te delegeren, dat het beoogde doel op een efficiënte manier bereikt kan worden.
§ Zin voor samenwerking: Bereid zijn in interactie te treden met anderen en probleemoplossend te werk te gaan.
§ Verantwoordelijkheidszin: Zich verantwoordelijk voelen voor de school als geheel en het engagement aangaan om een positieve ontwikkeling van leerlingen te bevorderen.
§ Flexibiliteit: Bereid zijn zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, zoals middelen, doelen, mensen en procedures.
C. Inhoud en organisatie Omschrijving inhoud
Iedereen communiceert, maar de leerkracht is één van die mensen die professional moet zijn op dit gebied. Als leerkracht moet je echter niet alleen omgaan met groepen leerlingen maar ook met o.a. de ouders van de leerlingen. De relatie met de ouders wordt mee bepaald door de manier waarop je je naar hen toe gedraagt, m.a.w. hoe je communiceert. Hoe duidelijk zijn we in de boodschappen die we aan anderen overbrengen, hoe voorkomen we misverstanden, hoe houden we rekening met de verschillende achtergronden van de ouders,…?
Omschrijving organisatie
Studiemateriaal en leermiddelen - Cursus COO
- Powerpointpresentaties / extra oefenblaadjes / ... die de lector gebruikt tijdens de les worden via smartschool beschikbaar gesteld - Smartschool
Werkvormen
Er wordt gebruik gemaakt van een variatie aan werkvormen: doceren, klasgesprek, onderwijsleergesprek, leergesprek, groepswerk / partnerwerk, oefening aanbieden, zelfstandig opzoeken, rollenspel, simulatiespel, casestudy...
We maken waar mogelijk gebruik van activerende werkvormen.
Opdrachten gecombineerd onderwijs
Het gecombineerd onderwijs bestaat enerzijds uit het maken van opdrachten uit de cursus ter verwerking/verdieping/evaluatie van de theorie aangereikt tijdens de contactmomenten en anderzijds uit het doornemen van delen uit de cursus via o.a. leerpaden en opdrachten ter voorbereiding op de contactmomenten (blended learning).
D. Evaluatie Evaluatieactiviteiten
• Opdrachten en permanente evaluatie o Smartschool
o Onderzoeksvaardigheden: OVUR-methode o Brief aan anderstalige ouder
o Taalontwikkelend lesgeven
o Presentatie- en communicatievaardigheden
Evaluatiemodaliteiten
• De module COO wordt op een totaal van 600 punten beoordeeld.
•
De cursist moet de basiscompetenties verbonden aan de module beheersen op het competentieniveau dat gekoppeld is aan de module. Om te kunnen slagen moet er worden deelgenomen aan alle evaluatieactiviteiten. Bovendien moet de cursist zowel slagen op het schriftelijk gedeelte (opdrachten) als op het mondeling gedeelte (
presentatie- en communicatievaardigheden)om te slagen voor de module.
Herexamen
Na gunstig advies van de delibererende klassenraad is een herexamen mogelijk voor de evaluatieactiviteiten waarop de cursist een onvoldoende heeft behaald.