• No results found

SOCIALISTISCHE POLITIEK?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "SOCIALISTISCHE POLITIEK? "

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

W.

A. H. DE JONGE en J. BARENTS

INTERNATIONALE

SOCIALISTISCHE POLITIEK?

D

e herleving van de Socialistische Internationale en het levendig gedoe van conferentie na conferentie, resolutie na resolutie, doet de toeschouwer als vanzelf vermoeden, dat een socialistische internationale bestaat en een reilen de en zeilende zaak is. Er is echter weinig studie van de organisatorische zwakheden en principiële meningsverschillen in de' kring van de verschillende socialistiche partijen nodig om in te zien, dat het vraagteken achter de titel van dit opstel er niet helemaal voor niets staat: men kan zich afvragen - en moet zich derhalve afvragen - of zoiets als een internationale socialistis'che politiek inderdaad bestaat, en als men tot de conclusie zou komen dat dit óf niet, óf slechts in beperkte mate het geval zou zijn, zou men zich ook de vraag kunnen voorleggen, welke vorm een socialistisch beleid, gericht op de wereldverhoudingen, in de toekomst zou kunnen en moeten hebben.

Is er dus een internationale socialistische politiek? Er bestaat, zeker, een reeks van partijen die zich socialistisch noemen of die (men denke aan de Labour Party) geen bezwaren hebben wanneer anderen hen als socialistisch aanduiden. Waarin stemmen zij overeen? Als men de gedachtenwisseling tussen Duitse en Franse socialisten over de verdediging van West-Europa, tussen Europese en Aziatische socialisten over de strijd tegen het commlmisme, tussen Nederlandse en Belgische socialisten over het godsdienstvraagstuk en tussen socialisten van allerlei landen op bet nationale vlak over vraagstukken van de eigen socialistische politiek als nationalisatie, loon- en prijsbeheersing, landsverdediging en andere zaken hoort, krijgt men de indruk, dat de verschillen de overeenkomsten sterk overschaduwen.

Is er dus niet meer dan een overeenkomst in de naam? Dat zou te ver gaan.

Er is waarschijnlijk een vrij grote mate van overeenstemming tussen de verschil- lende socialistische partijen over een vooruitstrevende sociale en economische politiek. Wij mogen ons in dezen niet laten misleiden door het onmiskenbare maar weinig betekenende feit, dat de meeste mensen van andere politieke overtuiging met de lippen eveneens belijden, vooruitstrevend gezin'd te zijn in sociaal opzicht.

Ten dele is dat oprecht, ten dele misschien niet eens eerlijk bedoeld. Waar het op aan komt is echter, dat bij de feitelijke strijd voor betere lonen en arbeids- voorwaarden, menswaardige woningtoestanden, goede ouderdoms- en ziekte- verzorging en gelijke kansen bij onderwijs en opvoeding, het standpunt van de socialisten, dat radicale verbeteringen nodig zijn, gemeenlijk slechts door weinigen wordt gedeeld en door de anderen óf wel met verschillende graden van heftigheid

(2)

wordt bestreden, óf wel zodanig wordt verzwakt en afgeremd dat men enige moeite heeft om hen inderdaad als "vooruitstrevend in sociaal opzicht" te be- schouwen wanneer men niet alleen let op de schone verklaringen die zij afgeven, maar ook op de nuchtere werkelijkheid van het door hen gevoerde beleid. Er is dus wel degelijk een grond van overeenstemming, maàr daarnaast zijn de ver- schillen groot, ja soms benauwend. Men behoeft zich slechts de persoonlijke en theoretische vraag te stellen, of men, indien men een andere nationaliteit had, ook met toewijding zou willen behoren tot de socialistische partij daar te lande.

Als ik Fransman was, zou ik dan lid zijn van de SFIO? Het is een vraag, die men alleen voor zijn persoon beantwoorden kan en die bovendien, zoals gezegd, van sterk academische aard is, omdat wij ons de vraag wel als een geestelijk goochelstuk kunnen voorleggen, maar omdat we in bepaalde wezenlijke bestand- delen van onze geest en overtuiging nu eenmaal geen Fransen zijn - ten goede of ten kwade. Maar ook als we zien naar de reacties van Franse vrienden van ongeveer overeenkomstige politieke overtuiging, neigen sommigen van ons tot de overtuiging, dat zij in het verond()rstelde geval er geen prijs op zouden stellen tot de SFIO te behoren.

Als ik Duitser was, zou ik lid zijn van de SPD? De situatie is daar weer geheel anders dan in Frankrijk. In tegenstelling tot de SFIO is de SPD een levendige en krachtige beweging. Zij heeft in haar beleid een aantal nationalistische, bureau- cratische en commander~nde factoren, die het voor ons Nederlanders niet altijd gemakkelijk maken dat beleid te aanvaarden. Ook echter indien men de veronder- stelling "als ik eens Duitser was" zou aanvullen met de veronderstelI;ng, dat die Duitser dan een soortgelijke huivering tegenover die nationalistische, bureau- cratische en commanderende toon zou bezitten als de meeste Nederlanders, kan men zich misschien nog juist indenken dat men een positie in de SPD zou innemen.

zoals een aantal minderheidssocialisten in die partij, waarvan in het bijzonder de burgemeesters van Hamburg en Bremen, Brauer en Kaisen bekend zijn, op het ogenblik inneemt. Deze vraag zou dus in het veronderst~lde geval misschien nog juist bevestigend kunnen worden beantwoord.

Wat is dus "socialistische internationale politiek"? Men zou geneigd zijn tot de veronderstelling, dat "de" socialistische internationale politiek als zodanig niet be- staat en uit het voorafgaande zal duidelijk zijn, dat er reden tot twijfel te over bestaat.

Er is echter een Socialistische Internationale en hoe sceptiscp men onder om- standigheden ook denken moge over de wijze, waarop deze functionneert en taken voor de toekomst uitzet en afbakent, zij is er en werkt. Het belangrijkste deel van wat er van de Socia1stische Internationale naar buiten komt, zijn haar resoluties - één van deze bijgelovigheden uit de geschiedenis van het negentiende-eeuwse socialisme, waarmede men het gevoel had de wereld te zullen veranderen of een onafwendbare naderende verandering van de wereld te kunnen aankondigen als met even zovele bazuinstoten, waarop de muren van het kapitalistische Jericho zonder meer zouden instorten. De resoluties hebben in de loop der jaren steeds meer een lam handje gekregen. Het "mislukken" van een beraadslaging betekent, dat men het over deze of gene zaak zelfs niet over de aangelengde tekst van een

(3)

compromis-resolutie eens is

kunnen

worden.

liet

zou echter van voorbarig optimis- me getuigen daaruit af te leiden, dat beraadslagingen ,,geslaagd" kunnen heten zodra men pro en contra, wit en zwart,

Frans

nationalisme en Duits nationalisme op een zodanige wijze in een gezamenlijke resolutie heeft verwerkt, dat de onder de oppervlakte liggende reële politieke vcrschillen voor de argeloze krantenlezer niet te duidelijk door de woorden heenschijnen.

Er

zit bij aandachtig toezien iets pathetisch in deze

resoluties:

zij betekenen weinig, maar men hecht er aan als aan de zichtbare tekenen van een organisatie, die, zeventag jaar geleden gestart als een beweging om de wereld te hervormen, op het ogenblik

is

geworden tot wat men met een Nederland mode\\."oord een "gesprek-centrum" zou noemen - C'en plaats voor

uitwisseling

van gedachten tussen vertegenwoordigers van socia- lismen van vcrschillende bnden, waar de bereikte

resultaten

ntinder hetekenen dan het simpele op zich zelf nuttige

feit,

dat men bijeenkomt en althans nog met elkaar prat('n wil en kan.

Als men echter even op de betekenis van de zaak doorgaat wordt de situatie toch pijnlijk, wanneer wc denken aan datgene

wat

deze compromis-resoluties niet zeggen.

Wanneer

men een vollcclige bloemlezing er van, zoals zij de

laatste jaren

.\an de wereldpers zijn bekendgemaakt, doorleest, zou men ze grofweg in twee mbrieken kunnen indelen: de verklaringC'n, die eigenlijk niets betekenen en de geestdriftige belijdenissen van zaken, waarvoor men werkelijk

niet

alleen in socia- listische kring behoeft

te

zijn. Tot de eerste rubriek behoren

de

herhaalde ver- zekeringen dat

men

naar

vrede en vrijheid

streeft,

de vcrklaringen die even onbe-

tekenend zijn als een geestdriftig publick pleidooi voor ûele-adel, wanneer men (het

is bij

het overwegen van de consequenties van de opstand van 17

Juni

in Oost-Berlijn weer gebleken) niet in staat is duidelijk aan te geven, hoeveel vrede men

voor hoeveel vrijheid

wil

kopen,

anders gezegd

hoeveel vrijheid

men voor een oncondllioncle vrede zou wtllen

wegschenken.

Een resolutie-tegen-Franco is vaak het weinig zeggende besluit van wéér een internationale socialistische conferentie.

Tot de tweede rubriek bchoren de verklaringen waarmede het socialisme zich in1.et voor zaken als de verdediging van het

·westen

en de ontwikkeling van de onontwskkelde gebieden. Noch het Marshall-plan, noch het Noord-Atlantische Verdrag, noch de

technische hulp

onder president Truman's "Point Four" zijn

uit-

vindingen van socialisten; het is

nagenoeg

overbodig er aan

te herinneren

doch met grote vemuftigheid weet men het keer op keer zo te formuleren, alsof deze gestelde taken in hun cliepste betekenis pas door social'sten kunnen worden be- grepen of egenlijk alleen aoor socialisten kunnen worden uitgevoerd wanneer men er het vcrtrouwen van "de mensen" bij wil bewaren.

Kortom: er gaapt een kloof tussen resolutie en realiteit die een uitsluitende con-

CL•ntratie op het werk van de Socialistische

Internationale

(clie, het zij hier uit-

dntkkelijk herhaald, als ontmoetingsplaats en gesprek-centrum zeker betekenis

heeft) ietwat dreigt

te

verduisteren. Men kan de internationale taak van socialisti-

sche partijen niet beperkt zien tot deelneming aan de besprekingen van de

Inter-

nationale. Toch gaat een belangrijk deel van de beschikbare tijd

V<m leidende

personen daaraan heen.

~fen

zou eens in man-uren moeten uitrekenen hoeveel

(4)

tijd er door leidende personen uit de socialistische beweging wordt besteed of ver- daan aan het bezoeken van deze bijeenkomsten of aan het over en weer op visite gaan op de jaarlijkse congressen van de zusterpartijen, - een gezellige bezigheid, waar echter de ongunstige relatie tussen reëel werk op internationaal gebied en de functie van wat wij nu maar weer het gesprek-centrum zullen noemen nog meer naar de laatste functie wordt verschoven.

Het is zo langzamerhand tijd om ons af te vragen of de socialistische beweging, en dat wil voor ons hier en nu zeggen de Nederlandse Partij van de Arbeid, zonder dit soort van activiteiten alleen maar te verdoemen en te verwaarlozen, niet belang- rijker werk op internationaal gebied te doen heeft.

Wat betekent de internationale politiek? Heel veel èn heel weinig. De inter- nationale politiek betekent heel veel, zo niet alles, als we spreken over "het primaat van de internationale politiek", d.w.z. over het onontkoombare feit dat de grote lijnen van alles wat zich in Nederland politiek, sociaal, economisch, militair voltrekt, worden bepaald door het kader van de wereldpolitiek. Op dat kader kunnen wij maar weinig invloed uitoefenen, en wat "wij (Nederlanders) willen" is niet geheel van belang ontbloot, maar in de meeste situaties van de wereldpolitiek toch veel onbelangrijker dan de gemiddelde Nederlander, en vele Nederlandse politici met hem, wel denkt. Kortom, op Moskou en Washington heeft de politiek van Nederland maar weinig invloed, en het kan alleen maar gezond werken op het inzicht in de Nederlandse politiek als iedere keer weer wordt duidelijk gemaakt, dat allerhand grote beslissingen misschien nog formeel door 6nze regering of 6ns parlement worden genomen, maar in richting en betekenis door het internationale kader worden bepaald.

Een geheel andere vraag is echter, op welk gebied de Partij van de Arbeid haar voornaamste taak moet zoeken. Te dien aanzien nu wordt naar onze mening vaak uit het genoemde "primaat van de internationale politiek" een verkeerde conclusie getrokken, - de conclusie namelijk dat onze partij zich in de eerste plaats internationaal zou moeten laten gelden, omdat het internationale tegen- woordig meer dan ooit van belang is. Wie z6 redeneert ziet het simpele feit voorbij, dat de PvdA, hoewel op het ogenblik de grootste partij van Nederland, toch altijd nog maar de grootste partij van een klein land is en daardoor weinig invloed op het wereldgebeuren heeft, zelfs weinig invloed zou kunnen hebben indien de Socialistische Internationale, waarvan zij deel uitmaakt, een machtiger en levenskrachtiger gezelschap zou zijn. Er wordt nogal eens geklaagd over het gebrek aan belangstelling in partijkringen voor de internationale politiek: groten- deels ten onrechte, naar het ons voorkomt, omdat die belangstelling in de na- oorlogse jaren gestadig is gegroeid. De steeds toenemende vraag naar spreek- beurten over internationaal-politieke onderwerpen, ook in kleine partij-afdelingen, getuigt daarvan. Maar als de gemiddelde Nederlander, die politiek geïnteresseerd is, zich wat minder voor internationale dan voor binnenlands-politieke vraagstukken interesseert, zou het ook wel eens kunnen komen door zijn op zich zelf verstandig inzicht, dat hij (d.w.z. de veelheid van politiek georganiseerde "hii's", die we partij noemen) aan de internationale politiek zo weinig kunnen "doen". Als er

(5)

iets mankeert aan, zeg: de sociale toestanden in Zuidoost-Drente, kan een politieke partij die daartegen ageert, haar Kamerleden daarvoor op de bres laat staan en er zo nodig een verkiezingsstrijd over wil voeren, tastbare resultaten bereiken.

Maar bereiken resoluties tegen schandalige toestanden achter het IJzeren Gordijn veel méér dan een holle, door de herhaling wat vermoeiende schreeuw? Neen immers: een waardig protest kan onrler omstandigheden geboden zijn, maar wie er grijpbare veranderingen in de wereldsituatie van verwacht, is een hopeloze illusionist.

Dit wil niet zeggen, dat Nederland geen taak in de wereld zou hebben, dat er, om het meest voor de hand liggende voorbeeld te noemen, geen taak voor Neder- land en voor de Partij van de Arbeid zou liggen bij de strijd tegen het communisme, die in wezen een internationale strijd is. Maar die taak bestaat in de eerste plaats in het schoonhouden van het eigen huis.

We hebben de invloed van de communisten in de vertegenwoordigende lichamen zo ver mogelijk terug te dringen; wij hebben de sociale toestanden zó te verbeteren, dat er geen noodgebieden blijven, die per definitie even zovele recruterings- gebieden voor de communisten zijn; wij hebben een partij te vormen (en geen partij kan dat beter dan de socialistische), die zo sterk het vertrouwen van de arbeiders heeft, dat geen communistische agitatie er de vingers tussen kan krijgen.

Dat alles is van het grootste internationale belang, omdat het Nederland, dat stukje van de wereld waaraan wij in beperkte mate iets kunnen doen, vrijwaart voor het gevaar en in bescheiden mate tot een voorbeeld maakt voor de omringende naties. Maar de kern daarvan ligt in Zaandam en Ureterp, en niet, of slechts bij uitzondering in Stockholm en in Londen, laat staan in Moskou en Washington.

Dus: géén aandacht meer voor vergaderingen van de Socialistische Internationale en voor de congressen van buitenlandse zusterpartijen? We zouden het niet graag zo stellen, omdat dit gelegenheden zijn waar men, al wordt hun betekenis voor de socialistische daad dikwijls overschat, prima informaties kan krijgen - als men goed WE:et te luisteren, en nuttige contacten kan leggen -- die in de toekomst van onschatbare waarde kunnen zijn. Maar de organisatie ervan zou, dunkt ons, practischer kunnen worden ingericht, waardoor het nuttig effect kan worden vergroot.

Nog eens: de betekenis van deze bijeenkomsten ligt niet in wat er gedaan en besloten wordt, maar in de gelegenheid die vertegenwoordigers van onze partij krijgen om over de grenzen te kijken en hoekjes van de internationale situatie waar te nemen. Maar daar komt dan ook wat anders en wat meer voor kijken dan een officiële vertegenwoordiging, meestal uitsluitend of in hoofdzaak bestaande uit bezoldigde partijbestuurders, met vriendelijke toespraken tot de vergaderende zusterpartij of principiële verklaringen over de resolutie, die ter tafel ligt. Onze stelling is niet, dat de aldus gelegde persoonlijke contacten niet van grote betekenis zouden zijn, maar onze vraag is of bij de thans gevolgde werkwijze de zakelijke resultaten de geïnvesteerde tijd en mankracht rechtvaardigen. Er zit nog een ander gevaar in, namelijk dat degenen die het zo "druk" hebben, dat zij weinig anders doen dan nationale en internationale vergaderingen aflopen, datgene wat hun daar

645

(6)

door de buitenlandse geestverwanten wordt verteld als het heilig evangelie op- vatten en interpreteren. Er wordt wel gezegd, dat de meeste van de leidende politici nauwelijks meer lezen. Wanneer men mensen, die zich niet door lectnur en studie reeds een tamelijk grondig beeld van een bepaalde situatie hebben gevormd, loslaat op buitenlandse geestverwanten, die niet in een geest van weten- schappelijke objectiviteit met hen over de problemen discussiëren, maar gewoonlijk een zeer bepaald inzicht of een beleid te "verkopen" hebben, kan het droeve resultaat niet uitblijven, dat hun geest wordt overbelast naar deze zijde en zij met een wirwar van persoonlijke indrukken verder door het leven en de politiek gaan, waarbij zij niet meer in staat zijn belangrijk van onbelangrijk, waarheid van leugen, objectieve situatie van subjectieve uitleg te onderscheiden. "We have to educate our masters", zoals een Engelsman zei. Onze leidende mensen zijn over afzonderlijke aspecten van de internationale politiek vaak goed ingelicht, maar over een volledige informatie beschikt wel niemand; door enige organisatie zou dit kunnen worden verbeterd.

De wereld is ingewikkeld geworden en niemand heeft meer een compleet beeld, kàn meer een enigszins volledig beeld hebben van de situatie in alle landen die politiek van belang zijn. Het verdient daarom naar ons gevoel aanbeveling om de kern van partijbestuurders, die een deel van de internationale contacten moeten blijven dragen (hoewel zoals gezegd de hoofdtaak van de partij op binnenlands gebied ligt), te doen bijstaan door een ruimere kring van, laten we maar zeggen

"landenspecialisten". We bedoelen daarmee partijgenoten die niet per se in het apparaat van de partij opgenomen behoeven te zijn, maar die naast een socialis- tische overtuiging de kem1Îs en de gaven hebben om één land of een groep van landen "bij te houden", de politieke en sociaal-economische ontwikkeling daar te volgen - en dus ook de juiste vragen te kunnen stellen àls er gelegenheid voor internationaal contact is.

Er wordt, en terecht, veel geld uitgegeven voor het internationale werk. Zou het voor de p~rtij gef'n voorof'el ziin, als zii een deel daarvan gebruikte Om iemand te hebben, die doorlopend op de hoogte blijft van wat er in Engeland gebeurt;

een ander die de ontwikkeling in Frankrijk volgt; 'een derde die Duitsland en Oostenrijk voor zijn rekening neemt; iemand voor België en Luxemburg; en zo misschien nog enkelen, bijv. voor de Scandinavische landen? Wij geloven het stellig. Ook voor sommige internationale organisaties als KSG en NAVO valt zo iets te overwegen.

Eerste voorwaarde VOOr zo'n functie als "landenspecialist" moet zijn: een be- hoorlijke kennis van de taal van het land - een schijnbaar vanzelfsprekende eis, maar die blijkens de ervaring toch niet als vanzelfsprekend wordt beschouwd. Een tweede vereiste is: het lezen van de pers van het betrokken land of de betrokken landen, en liefst niet alleen de socialistische partijpers, maar bijv. één algemeen dagblad en van de zusterpartij in het bijzonder de week- en maandbladen. Derde voorschrift is: periodieke bezoeken aan het betrokken land, waarbij men met Jan-en-alleman praat, en alweer: vooral niet alleen met partijgenoten, en vooral niet alleen op congressen. Bij de twee laatste vereisten zou de Partij de landen- specialisten financieel moeten helpen, maar zeer grote bedragen zijn daarvoor niet

(7)

nodig. En àls het nodig is, mag men er onzentwege de veelkoppige delegaties naar internationale bijeenkomsten met een manifestatiekarakter gerust wat voor beperken. De kennis omtrent de toestanden aan de andere zijde van de grens, die de partij bij een goed gebruik van de landenspecialisten uit hun activiteit kan halen, is van fundamenteel belang. De leidende partijfunctionarissen zouden misschien de handen wat meer vrij krijgen voor wat hun eigenlijke taak is: de beïnvloeding van de Nederlandse politiek.

Er behoort' in een moderne politieke partij een Commissie Buitenland te zijn, en de PvdA heeft er eet;!. Wat haar betreft een enkele opmerking. Zit zal 0.).

voornamelijk twee dingen hebben te doen.

In de eerste plaats zal zij het Partijbestuur (en onder omstandigheden de Partijraad of het Congres), bij welke lichamen uiteraard de leiding van de partij- politiek berust, kunnen adviseren over onderwerpen van internationale aard, wat ook al weer noodzakelijk is, omdat in deze tijd van vérgaande specialisatie niet alle leden van de genoemde lichamen de tijd hebben om zich zelf in internationale problemen in te werken.

Maar ook binnen de algemene sfeer van "het internationale" treedt dus specialisatie op, en is menigvuldiger kennis noodzakelijk dan men in één hoofd, hoe knap ook, bijeen vindt. De zoëven genoemde landenspecialisten zouden uiteraard deel moeten uitmaken van de Commissie Buitenland. Maar een partij met 113.000 leden beschikt over een gans reservoir van specialisten, die elk één hoekje van het internationale leven kennen (maar dan ook goed kennen), die vaak niet de tijd, de lust of de gelegenheid hebben om vergaderingen te bezoeken of zich zelf een politieke statuur te verschaffen, maar die àls men deze voor een deel nauwelijks geëxploreerde schatkamers zou opzoeken en openen te zamen uiterst waardevolle informaties voor commissie-buitenland en partijleiding zouden kunnen leveren. Het is bekend, dat die incidentele specialisten er bij tientallen zijn in de PvdA. Wordt het niet eens tijd, dat het secretariaat en de commissie-buitenland proberen hun kennis op een zo informeel mogelijke wijze te gebruiken?

Naast deze specialisten zijn er echter in de partij ook die talloze niet-specialisten, de partijgenoten die voor zich zelf de behoefte voelen om méér te weten van wat er in de wereld omgaat, en zich meestal uit de kranten een uiterst gebrekkig beeld daarvan kurrnen VOlmen. In het werk, dat de partij in federaties, gewesten en afdelingen doet, gaat het internationale steeds meer een rol spelen, maar de partij is als apparaat slecht uitgerust voor de voorlichtende taak, en ook het laten- meedenken, welke het huidige wereldgebeuren noodzakelijk maakt.

Wat kàn men doen? Er is niet met één slag verbetering in te brengen, maar wij zijn er van overtuigd dat een aantal simpele dingen, mits energiek aangepakt en met een behoorlijke dosis realisme voortgezet, door de jaren heen de socialis- tische beweging in een vruchtbaar nauw contact zouden brengen met die belang- rijke wereldgebeurtenissen, waardoor alle beleid, ook dat van de socialistische partijen, in eerste en laatste instantie bepaald wordt. Laten we drie dingen noemen als voorbeelden van wat bedoeld wordt.

647

(8)

Het eerste is: mensen trainen. En nu bedoelen we niet mensen die als grote leiders van het socialisme zouden kunnen optreden of behendig zijn in het ont- werpen van de nu al vele malen genoemde compromis-resoluties, maar het inleiden van een steeds groter wordende kern van gewone leden van de partij in de inter- nationale vraagstukken. De internationale politiek is in een snel tempo een vak op zich zelf geworden. Ook ons land heeft zijn voor-oorlogse neutraliteits-illusies moeten opgeven en het beheer van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken is uit de stijl van het College van Regenten van een weeshuis, waarin het nog in de negentiende eeuw verkeerde, overgegaan in het veelkoppige, moeilijk te coördineren werk van een modern bedrijf dat een goed georganiseerde nimmer aflatende arbeid van tal van bekwame medewerkers vereist om niet achter te blijven bij de stroom van de tijd. Ieder die op puur academische wijze belang stelt in de ontwikkeling van de internationale politiek, moet wel enkele men per dag kranten en tijdschriften lezen om zwemmende te blijven in de stroom van infor- matie. Wat kan een partij, waarvan de meeste leden die, verondersteld al dat hun belangstelling zo ver ging, die men per dag niet beschikbaar hebben, doen om de aandacht van zijn leden op de grondfactoren van de internationale politiek (dat wil op dit moment zeggen van de politiek) te vestigen?

We zouden het weer in het heel simpele willen zeggen: in goede samenvattingen van bepaalde internationale problemen die een steeds grotere rol spelen voor ieder die de gewone krantenberichten goed wil begrijpen, en het samenstellen van be- knopte literatuurlijst jes op het gebied van de internationale politiek. Wil men werkelijk resultaten op iets ruimere schaal verkrijgen, dan zullen daarbij de gewesten en afdelingen actief moeten worden ingeschakeld. Wat de belangstelling betreft is er stellig reden tot optimisme, maal' men zal de ménsen die overal in het land enige leiding gaan geven in dit werk, de instrumenten in handen moeten leveren om het te volvoeren. De samenvattingen en literatuurlijst jes, die zoëven werden genoemd, zouden een waardevol begin kunnen zijn, aan de hand waarvan men in verschillende afdelingen kleine studiekringen zou kunnen doen starten. Misschien is het ook mogelijk van tijd tot tijd jongere mensen uit verschillende afdelingen in centrale conferenties bijeen te brengen, waar men door bevoegde sprekers gedach- tenwisselingen over belangrijke internationale problemen kan laten inleiden; in ieder geval zal dit werk op meer systematische wijze moeten worden aangepakt, wil er over de jaren heen iets van terechtkomen, maar het werk in de verschillende plaatsen kan, naar het mij voorkomt, met minder kosten worden gestart - en dient te worden gestart, wil de politieke oriëntatie van onze tienduizenden leden niet spaak lopen omdat de kranten op dit gebied te weinig bieden - en wil het werk van de gewesten en afdelingen niet komen vast te zitten in het organisato- rische en administratieve, factoren die er zeker bij horen maar in een partij met een democratische meningsvorming nooit de hoofdschotel van de werkzaamheden mogen uitmaken.

Een tweede zaak waar men in onze kring aandacht aan zou dienen te besteden en iets meer aandacht dan tot dusverre is geschied, is het brengen van de juiste mensen op de juiste posten. Daarbij valt in de eerste plaats te denken aan de

648

(9)

befaamde "democratisering van de Buitenlandse Dienst", al zullen wij ons ervoor hebben te hoeden ook dit onderwerp in slagwoorden te bezien. Het is reeds bij oppervlakkige waarneming duidelijk dat slechts een gering aantal mensen uit socialistische kring deelneemt aan de vorming en uitvoering van het Nederlandse buitenlands beleid. In de na-oorlogse jaren is daarin een duidelijke verbetering gekomen, maar er is in het bijzonder in de Buitenlandse Dienst zelf heus nog wel een en ander te doen, ook al realiseert men zich van te voren, dat een soort van evenredige vertegenwoordiging van politieke en geestelijke groepen in een korps als dit zeer onwenselijk zou zijn. Het is echter evenzeer onwenselijk als een be- paald element, met name het socialistische, op enkele uitzonderingen na ontbreekt.

Buitenlandse vertegenwoordigers van Nederland hebben door de aard van hun werk, dat hen meestal ver van het vaderland houdt en in contact brengt met interessante maar zeer bepaalde en beperkte sociale milieu's, toch reeds de neiging om een te grote afstand te krijgen van land en volk. Wanneer dan bepaalde samen- steUende bestanddelen van dat volk bij de recrutering voor de Buitenlandse Dienst nauwelijks in aanmerking lijken te komen, schort er iets. Van onze zijde zullen wij hebben te bedenken, dat de internationale politiek, zoals reeds werd opgemerkt, tegenwoordig een vak is dat men eerst door jarenlange scholing feitelijk enigszins kan leren beheersen. Met andere woorden: het is ijdel om een groot aantal geest- verwanten op leidende posities in het buitenlands beleid en in de diplomatie te verwachten, wanneer men niet tijdig (en dat wil zeggen jaren eerder) begonnen is, jonge mensen van goede capaciteiten naar de onderste trede van de ladder toe te sturen. Met alle reserves omtrent de niet gemakkelijke bereikbaarheid van het gestelde doel, moeten wij toch tot de conclusie komen, dat bijvoorbeeld onze vertegenwoordigers in de Kamer, deze zaak nooit doelbewust en ferm hebben aangepakt. De Partij van de Arbeid heeft terecht zich nooit op het standpunt gesteld, dat "haar" mensen op deze of gene post moesten worden geplaatst, omdat het "haar" mensen waren. Zo kan men ook de leiding van het ministerie van Buitenlandse Zaken niet dwingen om bepaalde mensen al dan niet in het ambtenarenkorps of in de Buitenlandse Dienst op te nemen, maar men had hier het statistisch beginsel van de grote getallen kunnen gebruiken; men bad aan de bevoegde autoriteiten een lijstje van 12, 15, 20 onzes inziens geschikte jonge candidaten kunnen voorleggen en hun de volledige vrijheid laten om het grootste aantal ervan niet aan te stellen. . .. mits zij dan een half dozijn maar wèl op aankomende posities brachten. 0) Als men deze methode in 1945 gevolgd had,

0) Na het schrijven van dit artikel in eerste ontwerp komt ons een boek in de handen, waaruit blijkt 'dat deze methode, waarbij aan politieke benoemingen de eis van bekwaam- heid onverbrekelijk blijft verbonden, op grote schaal in de Verenigde Staten is toegepast:

Paul Appleby - Big Democracy (New York 1945), 151 c.v. vertelt hoe de democratische regering, die in 1933 optrad, aan het hoofd van de "Forest Service" volle vrijheid liet om stceds weer nieuwe lijsten met democratische gegadigden af te keuren en om nieuwe lijsten te vragen ... mits hij ten slotte uit één van de voorgedragenen zijn keuze deed.

Het systeem werkte zeer bevredigend voor beide partijen, de politici en de ambtenaren, vertelt Appleby, die later "Director of the Budget" is geweest, een functie overeen- komend met het hoofd van de "Civil Service" in Engeland, en die dus weet waarover hij spreekt.

649

(10)

zouden de resultaten nu, 8 jaar later, reeds duidelijk speurbaar zijn geweest en over tien of twintig jaar belangrijke consequenties kunnen hebben, juist ook voor de leidende posities. Als men echter verzuimt met aan de voet te bouwen, hoeft men zich over de nok van het dak niet te veel illusies meer te maken.

Men kan echter de betekenis van zulk een "democratisering van de Buitenlandse Dienst" gemakkelijk overdrijven, juist als men er zich niet voldoende rekenschap van geeft dat de marge van vrijelijk beslissen in het buitenlands beleid van een land als Nederland, nooit meer dan smal kan zijn. De mannen die ons buitenlands beleid van dag tot dag vormen, kunnen zich nauwelijks veroorloven om zich de vraag voor te leggen, wat zij als de meest verkieslijke situatie in het wereldgebeuren zien; zij hebben op zijn best de keus tussen alternatieve mogelijkheden van beleid, die geen van allen bijzonder aantrekkelijk zijn, maar waarvan men de voor Neder- land (en als het mooi is voor Europa en voor de wereld) minst onaantrekkelijke moet kiezen.

Zoëven werd gewezen op het gevaar, dat diplomaten van eigen land en volk vervreemden. Niet minder groot is het l'isico, da~ zij in het land waar zij gevestigd zijn alleen met een zeer beperkte kring van vooraanstaande mensen in aanraking komen en bij wijze van spreken nooit iemand met een pet op ontmoeten. Eén van de weinige, maar veelbetekenende vernieuwingen die wijlen Ernest Bevin in de Engelse buitenlandse dienst heeft ingevoerd, is het instituut van de "labour attachés". Waarom kent Nederland dit instituut niet? Op economisch, op financieel, op cultureel, op militair gebied hebben onze grote vertegenwoordigingen in het buitenland afzonderlijke specialisten, die voor het grootste deel niet in de school van de traditionele diplomatie zijn grootgeworden, maar hun sporen op het terrein van hun specialisatie hebben verdiend. Bij de grote betekenis, die de vakbeweging in de tegenwoordige maatschappij heeft, zouden "arbeidsattachés" - waarvoor in de kringen van KAB, CNV en NVV zeker goede jongere krachten te vinden moeten zijn - zich bijzonder nuttig kunnen maken door in enkele van de belangrijkste landen de aandacht van onze diplomatieke vertegenwoordigers gevestigd te houden op de ontwikkeling van de maatschappij. Het aantàl plaatsen waarom het gaat is te klein om zich vergenoegd in de handen te wrijven over "jobs for tbe boys"

(betrekkingen voor politieke vrienden) ... maar ook te klein om ons zorgen erover te maken, dat voor juist deze bijzondere sleutelposities de goede mensen niet te vinden zouden zijn. Het zou een bijdrage kunnen zijn tot een meer aardse oriëntatie van de Nederlandse buitenlandse dienst, en daardoor, voor wie dat woord bemint, tot socialistische buitenlandse politiek!

(11)

,

PLAATS EN TAAK VAN DE PERS

1. Inleiding

D

e

wijze waarop in het Plan van de Partij van de Arbeid "De weg naar vrijheid" de pers is behandeld, heeft niet voldoende recht doen wedervaren aan de plaats en de taak, die de pers in de moderne staat heeft en behoort te hebben. Daardoor werden de vraagstukken, die de ontwikkeling van de krant schept, op een te incidentele en te wille- keurige wijze aan de orde gesteld. Er werd meer een greep gedaan uit de vragen dan dat men tot de kern van de problemen is doorgedrongen.

Reeds in Hoofdstuk XIII "Cultuur en gemeenschap" wordt in principe. de pers- vrijheid aan de orde gesteld als het Plan zegt: "Er is ruimte voor de mening, dat een overheid, tot wier taak het "opdringen van het goede" niet gerekend mag worden, evenmin tot taak heeft het "afhouden van het slechte". Deze aantrekkelijke stelling laat evenwel onbeantwoord de vraag waarom een overheid, wier verant- woordelijkheid stellig meebrengt dat zij haar burgers beschermt tegen apert ondeugdelijke waren, haar burgers onbekommerd zou moeten blootstellen aan ondeugdelijke geestelijke producten. Het is duidelijk, dat de oplossing van deze tweestrijdigheid niet in een formule is vast te leggen. Voor het democratische socialisme staat echter vast, dat, waar een ordenende taak aanwezig is, deze mede bij de gemeenschap behoort te berusten, omdat zij nauw daarbij betrokken is."

(blz. 265).

In Hoofdstuk XV komt echter pas de pers voluit aan de orde. Dan echter op een plaats, die doet vermoeden dat de opstellers van het Plan de dagbladpers in de eerste plaats zien als een middel tot geestelijke verrijking en tot culturele ont- plooiing van de mens. Immers, onder de titel "Ontplooiing van de mens" wordt de pers samen met radio, film en televisie aan de orde gesteld tussen de "Vrije-tijds- besteding" enerzijds en "De kunst" anderzijds in.

Zonder te willen ontkennen dat de pers ook in dit verband kan worden behandeld, menen wij dat deze methode het nauwelijks mogelijk maakt de betekenis van de pers als verschijnsel in onze samenleving recht te doen wedervaren. Immers, de pers is niet slechts een middel tot culturele verrijking. Zonder de pers zou in onze maatschappij noch het staatkundig leven mogelijk zijn zoals wij dat kennen, noch het economisch leven. Zonder onze pers zou de rechtspraak sterk aan invloed verliezen en het parlement voor een goed deel van haar zin worden beroofd.

Zonder de pers zouden de grondrechten gevaar lopen te worden geschonden en

zonder de vrees voor publiciteit zouden vele misbruiken groeien, die thans geen kans

voor ontwikkeling krijgen. En ten slotte: de grillige stroom van dat grote en kleine

nieuws, dat zonder andere pretentie dan ter bevrediging van de nieuwsgierigheid

651

(12)

wordt gedrukt is van essentiële betekenis voor het besef van vrijheid voor de staatsburger.

In de overtuiging, dat eerst tegen deze achtergrond enige van de gewichtigste punten, die in de pers-paragraaf van het Plan aan de orde zijn gesteld, tot hun recht kunnen komen, zijn wij tot een andere uitwerking van de plaats en de taak van de pers in de jaren die voor ons liggen, overgegaan. Deze punten zijn: het bestrijden van het misbruik dat van de persvrijheid wordt gemaakt, het garanderen van de onafhankelijkheid van de pers en het vinden van middelen om ook kleine groepen een mogelijkheid van opinievorming te geven.

De twee belangrijkste uitspraken van hei: Plan namen wij daarbij van harte als uitgangspunt aan. De algemene: geen machtsuitoefening zonder verantwoordings- plicht en geen grotere machtsconcentratie dan voor de vervulling van de gestelde taken onmisbaar is (Plan blz. 13). En de bijzondere voor de pers: socialisatie van de voorlichting en opinievorming moet ten enenmale worden afgewezen (Plan blz. 310).

In de persvrijheid zien wij een van de grootste goederen die Grondwet en democratische traditie ons waarborgen. Derhalve achten wij het in het bijzonder onze taak na te gaan of de situatie in Nederland zo is, dat bijzondere maatregelen nodig zijn om te verhoeden dat van die vrijheid misbruik wordt gemaakt - in de overtuiging, dat dergelijke maatregelen de tendentie hebben zelf de persvrijheid te beknotten. Dit is naar onze mening stellig een van de punten die de "nadere studie en uitwerking vereist", waarvan de rapporteurs spreken (Plan blz. 16).

Omdat de Partij van de Arbeid als enige grote politieke partij een dagblad als officiëel orgaan heeft, hebben wij, waar dat op enkele punten nuttig leek, ook over de taak en de plaats van de partijkrant in het geheel van de pers afzonderlijk gesproken.

2. Invloed

Dat de pers grote invloed heeft op de publieke oplme wordt algemeen aange- nomen. Alle beschouwingen over de wenselijkheid van een onafhankelijke, vrije opiniegevende pers, ook in de Weg naar Vrijheid, gaan van deze overtuiging uit.

Er is echter betrekkelijk weinig bekend van de wijze, waarop die beïnvloeding tot stand komt. Wel staat het vast, dat de wijze, waarop beïnvloeding plaats vindt zeer gedifferentieerd is. Zij hangt onder meer af van de aard van de krant, van de aard van de lezer en van de verhouding tussen krant en lezer.

Die verhouding tussen krant en lezer is van een veel grotere verscheidenheid geworden. Ook nog na 1869, het jaar waarin het dagbladzegel in ons land werd afgeschaft en de groei van de oplagen begon, stemden de inzichten van schier alle lezers en van de redactie van de bladen, waarop zij zich abonneerden, overeen.

In deze bladen overheerste de opinie het nieuws.

In Engeland is in deze toestand

het eerst een radicale verandering begonnen, door het opkomen van de goedkope

volksbladen. Zakenlieden, die de mogelijkheden, die het verkopen van nieuws aan

de grote massa heeft, inzagen, voerden de nieuwskrant in. In deze krant werden

de opinievormende artikelen op de achtergrond gedrongen of zelfs geheel weg-

(13)

, f _ _ ~ _ _ ~~~-

gelaten. De volle nadruk werd gelegd op een uitvoerige en snelle berichtgeving.

Deze bladen hadden een groot succes. Oudere kranten werden door deze gang van zaken gedwongen, deze koers ook te volgen. Ook bij deze kranten veroverde het nieuws de voorpagina.

Het gevolg van deze ontwikkeling was, dat de band tussen de lezer en zijn krant losser werd. Bij de volksbladen werd de band tussen krant en lezer vrijwel uitslui- tend in stand gehouden door de waardering, die de lezer voor de nieuwsservice en voor de wijze waarop het nieuws hem werd opgediend, koesterde. De opiniebladen waren gedwongen te erkennen, dat de band met vele lezers via de opinie alléén niet voldoende was om hen te binden; voor het nieuws in de ruimste zin van het woord moest meer plaats worden ingeruimd. Een wijd verbreide mening, dat de pers de opinie van haar lezers zonder meer kon maken, werd door dit proces aangetast. Er ontstond begrip voor het feit, dat de invloed van de pers niet zo direct, onmiddellijk en massaal was als men meende. De enorme uitbreiding van de lezerskring, de veel grotere plaats, die het nieuws zich heeft veroverd, en het feit, dat de algemene ontwikkeling is toegenomen en ook andere media, zoals de radio vele lezers bereiken, heeft een aantal lezers een critischer instelling gegeven tegenover hun krant. Ook tegenover hun opinie-krant. Heel scherp en niet zonder overdrijving komt deze verandering tot uiting in de volgende citaten:

Kipling dichtte:

The Pope may launch his Interdict, The Union its decree,

But the bubble is blown

and

the bubble is pricked By us and such as we.

Remember the battle and stand aside While Thrones and Powers confess, That King over all the children of pride Is the Press - the Press - the Press.

Maar Erwin Canham, hoofdredacteur van de Christian Science Monitor schreef in het I.P.I.-report - Juni 1953:

"De

voornaamste verantwoordelijkheid van een krant ligt

echter

in het juist weergeven van de gebeurtenissen. Wij kunnen gauw te veel naar de lezers toe- schrijven. Geef de lezers de feiten en zij zullen zelf heel wat conclusies trekken.

Maar wij moeten er voor zorgen, dat wij genoeg feiten geven

-

feiten die naar

objectieve maatstaven zijn verzameld. Het is evident dat bij het verzamelen en

selecteren van die feiten, die men wil afdrukken de eigen overtuiging van de redactie

zich zeer doet gelden. Maar

er

is

één

garantie voor objectiviteit - het aanvaarden

van een onpartijdige verantwoordelijkheid tegenover het geheel van alle lezers. In

steeds toenemende mate worden moderne kranten niet meer uitsluitend door lezers

gelezen, die het met de principiële overtuiging van de redactie eens zijn (zoals dat

in de 19de eeuw meestal het geval was). Haar lezers vormen meer

en

meer een

doorsnee van het gehele volk. Vele kranten hebben een massale lezerskring

en zo'n

lezerskring heeft behoefte aan overvloedig met elkaar in verband gebracht feitelijk

nieuws, en niet aan mening of vooroordeel. Er is een tijd geweest dat een krant

er op kon rekenen dat haar vooroordelen in overeenstemming waren met de

(14)

vooroordelen van de meerderheid van haar lezers. Die tijd

is

voor de meeste kranten in de Verenigde Staten en voor vele kranten elders voorbij."

Niet zonder overdrijving is het eerste citaat, in het bijzonder voor de Nederlandse verhoudingen. In ons land heeft immers het populaire nieuwsblad lang niet die vlucht genomen als in Engeland. De bestaande kranten vingen een groot deel van de groeiende massa krantenlezers op. Een van de oorzaken van deze ontwikkeling is stellig, dat ook de opiniebladen ten onzent zich tijdig op een snellere berichtgeving toelegden en meer aandacht aan het nieuws gingen besteden. Een andere oorzaak kan worden gezocht bij de trouw van de Nederlandse lezer aan het dagblad, dat met zijn religieuze en politieke voorkeur het best overeenkomt.

De lezerskring van het Nederlandse opinieblad biedt daardoor een grotere ver- scheidenheid, naarmate het meer aan de eis ook een goed nieuwsblad te zijn is tegemoet gekomen. Naast de lezers, die het blad om zijn opinie door dik en dun trouw zijn, staan lezers, die in mindere of meerdere mate door het nieuwsblad- karakter van het opinieblad worden gebonden. Deze band is hoogst waarschijnlijk minder sterk dan de opinie-band.

Is de opinie dan van mindere betekenis geworden voor de taak, die de krant heeft te vervullen? Dit is in genen dele het geval. De krant geeft door haar opinie steun aan de beoordeling van de feiten aan haar lezers, en zij behoort dat te doen.

De krant geeft anderzijds ook in haar opinie weer wat in haar lezerskring leeft. En ook dit behoort tot haar taak. Met dien verstande echter, dat een krant, die zonder eigen beginsel achter de mening van de dag van haar lezers aanloopt, beneden haar taak blijft. De ervaring leert trouwens, dat zulke kranten in veel mindere mate invloed op de overtuiging van haar lezers hebben dan kranten, die van een vast beginsel uitgaan.

De opinie, die de opiniekrant uitdraagt werkt niet uitsluitend door haar commen- tariërende artikelen. Zij werkt op vele lezers ook niet direct, in de zin dat één beschouwing over een onderwerp hen overtuigt al wordt niet ontkend, dat er ook zulke lezers zijn, en dat dit verschijnsel zich lichter voordoet naarmate de lezer minder thuis is in het onderwerp. Naast deze directe beïnvloeding moet echter de indirecte beïnvloeding, de beïnvloeding op den duur, worden genoemd. Deze is waarschijnlijk zeer aanzienlijk. Bovendien heeft de krant invloed buiten eigen lezers- kring, doordat zij onderwerpen zo aan de orde kan stellen, dat:- een gedachten- wisseling onvermijdelijk wordt.

Als voorbeeld moge het volgende gelden: De gedachtenwisseling in de rooms- katholieke pers in 1951 en '52 tussen vertegenwoordigers van de rechter- en de linkervleugel in de Katholieke Volkspartij heeft hoogstwaarschijnlijk indirect tot de stemmenwinst van de Partij van de Arbeid bijgedragen doordat een aantal rooms-katholieke kiezers de voorkeur aan de P.v.d.A. gaven boven de K.V.P., omdat deze laatste partij geen zekerheid van beleid bood. Deze gedachtenwisseling heeft deze lezers aan het denken gebracht in een richting, die niet die was, die door hun krant werd voorgestaan. Tot deze gedachtenwisseling in de RK. pers heeft echter Het Vrije Volk aanzienlijk bijgedragen, dat door zijn stellingnemen de rooms- katholieke bladen tot positiekiezen heeft gestimuleerd.

Hoezeer het karakter van de krant ook invloed heeft op de keuze van het nieuws,

(15)

omdat alleen reeds in de beoordeling van de belangrijkheid van het nieuws een waarde-oordeel zit, dient de opiniekrant de feiten zo objectief mogelijk weer te geven. De krant mag de lezer niet in de weg staan zichzelf een oordeel over de feiten te vormen.

Het moderne dagblad, dat er rekening mee moet houden, dat het ontwikkelings- peil van de lezers door het toegenomen onderwijs groter is geworden en dat andere media zoals de radio zijn lezers bereiken, dient er zich van bewust te zijn, dat de belangstelling van zijn lezers naar steeds meer onderwerpen uitgaat. Daarop moet de krant zich instellen, die haar positie niet wil verliezen. De verscheidenheid van nieuws, met de typografische vormgeving, die daarbij past, is derhalve ecn wezens- trek van het moderne dagblad. Het nieuws drukt op de voorpagina zijn stempel.

Van de wijze waarop het nieuws wordt gebracht, gaat een bijzondere invloed uit.

De "koppen" hebben een aanzienlijke suggestieve waarde.

Aan deze ontwikkling hebben ook de opinievormende artikelen zich niet geheel onttrokken. Zij zijn in het algemeen korter geworden en vallen door een eigen plaats en speciale letter van de kop of van het gehele artikel extra op. Zij hebben tweeërlei functie: opinievormend en feiten uit het nieuws toelichtend, zonder dat van een oordeel di;ect sprake is. Beide behoort tot de taak van de krant. En meer dan dat: Het is uit een oogpunt van voorlichting noodzakelijk dat de krant een vast beginsel heeft en dat de lezer dat weet, omdat hij dan tevens weet uit welk gezichtspunt het nieuws op belangrijkheid is getoetst en van welke aard de sub- jectiviteit is, waarmee de krant als product van menselijke keuze is samengesteld.

3. Pers in de democratie

De pers kan niet volstaan met het geven van nieuws zonder meer. De feiten zijn dikwijls niet voor iedereen begrijpelijk, indien zij niet van een toelichting zijn voorzien. Berichtgeving plus verklarende toelichting meestal tot een geheel ver- smolten, bepalen samen het voorlichtende karakter van de pers.

Het voornaamste - en oorspronkelijk het enige - doel van de pers is het voorzien in de behoefte aan nieuws, die het gros van de mensen als een elementaire behoefte gevoelt. Nieuwsgierigheid behoort tot het wezen van de mens. Die nieuwsgierigheid gaat uit naar alles wat er in zijn omgeving aan bijzondere dingen gebeurt. Zij gaat voorts uit naar al het abnormale, het buitenissige, het emoties verwekkende, dat verder af ligt. Zowel naar Siamese tweelingen als naar de vinding van de hete luchtrnotor, zowel naar de burgerlijke stand en de twee keer bloeiende appelboom als naar de aardbeving aan de andere zijde van de wereld. De gemengde berichten die vanaf het verschijnen van de eerste kranten in het begin van de 17e eeuw in deze behoefte aan nieuws hebben voorzien, behoeven voor hun ver- spreiding per krant geen andere rechtvaardiging dan dàt zij in die behoefte voor- zien. Zij vormen nog steeds de ruggegraat van het plaatselijke blad en een van de pijlers waarop het landelijke dagblad staat.

Al de oudste kraI).ten bevatten berichten, die voor de lezers meer betekenis hadden dan alleen het bevredigen van de nieuwsgierigheid. Het waren markt- berichten, scheepvaartberichten, tijdingen over politieke gebeurtenissen in het

(16)

buitenland, die van belang waren voor de handel en de vooruitzichten op oorlog of vrede. De stroom van berichten, die voor de lezer meer betekenden dan alleen het bevredigen van zijn nieuwsgierigheid is voortdurend toegenomen. Thans heeft die stroom een ongekende omvang gekregen. En in onze democratische staat heeft zij die ook moeten krijgen. Alleen al omdat in het klein verband van de gemeente en in het grote van het rijk iedere volwassene zijn stem heeft uit te brengen en dus zich op tal van terreinen een oordeel moet vormen. Maar ook omdat het dagelijks leven reeksen van beslissingen vraagt, die een feitenkennis veronderstellen, die alleen de krant vermag te geven.

De wetenschap, dat er weer een "ongeluk op de Rijksstraatweg" is gebeurd spoort tot grotere voorzichtigheid aan, het verslag van een rechtszitting waarop een inbreker is veroordeeld, versterkt het rechtsbesef, het bericht dat radiozegels gekocht moeten worden bewaart voor boete, de ontdekking dat een neef voor een examen is geslaagd doet naar de pen grijpen om te feliciteren en een nieuwe grote order voor een scheepswerf opent mogelijk perspectief voor de man, die van werkkring wil veranderen.

In al die gevallen heeft de pers niet slechts de functie van het bevredigen van de nieuwsgierigheid. Haar functie reikt veel verder: zij licht.in, zij waarschuwt, zij vraagt aandacht, zij geeft ter overweging, door het nieuws dat zij publiceert en door de wijze waarop zij dat doet. Hoe ingewikkelder de samenleving wordt, hoe gespannener de behoefte aan het nieuws zonder pretentie zal worden en hoe groter de behoefte aan het nieuws met de inlichtende, voorlichtende, verklarende functie.

De ontwikkeling van de dagbladtechniek, - de opmaak, de foto - moet gericht zijn op het aantrekkelijk opgediend, overzichtelijk en bevattelijk publiceren van het nieuws, waarbuiten de vrije mens in een democratische samenleving niet leven kan en wil. De opmaak, de gehele technische verzorging is van elementaire betekenis geworden voor de mate, waarin het geschrevene lezers trekt. De krant wordt niet meer rustig en niet meer van a tot z gelezen.

Het uitzonderlijk belang van de verspreiding van het nieuws voor elke samen- leving, maar met name ook voor de democratische staat, vergt, dat de pers zoveel mogelijk toegang heeft tot de bronnen van het nieuws. In de maatstaf wat nieuws is, dient eveneens volkomen vrijheid te bestaan. De vrijheid van pers legt de gehele verantwoordelijkheid voor de keuze tussen wat een krant al dan niet publiceert bij de leiding van die krant. De continuïteit van de nieuwsvoorziening is van het grootste belang voor de oordeelvorming. Het is niet slechts aangenaam voor de lezer dat hij van een gebeurtenis verneemt hoe zij afliep, het is van grote betekenis voor een gefundeerde meningsvorming.

Slechts wanneer de pers over zoveel papier beschikt, dat de redacties het nieuws door gebrek aan ruimte niet tot het uiterste behoeven te beperken, kan zij haar nieuwsverzorgende taak op een wijze vervullen, die de lezer niet te zeer afhankelijk maakt van de maatstaf van belangrijkheid, die de redactie hanteert. En dat is van fundamenteel belang voor de democratie.

In beginsel geldt immers bij een democratisch bestuur, dat geen feiten de ge-

(17)

meenschap betreffende, buiten de openbaarheid mogen blijven. Het geheimhouden zij uitzondering. Want zonder de actieve belangstelling van het volk wordt de democratie uitgehold. Daarom is het openbaar maken van feiten, die de gemeen- schap raken en waarvan zij zich

in

haar

bestuur rekenschap

moet geven, van zo ernstige betekenis voor de democratie.

In

ons staatsbestel hebben parlement, provinciale staten en gemeenteraad in de eerste plaats een controlerende taak gekregen naast

hun wetgevende en besturende taken.

Deze colleges treden op voor hun kiezers, die derhalve op hun beurt op

de

hoogte moeten zijn van wat

hun

vertrouwensmannen doen. Bovendien moeten de kiezers over de feiten kunnen beschikken, die hen

tot een beoordeling van wat er in

de besturende en vertegenwoordigende colleges al dan niet gebeurt, in staat stellen.

Voor deze informaties is de pers thans het belangrijkste middel. Wel mag de waarde van de radio, de film en televisie niet worden onderschat, ma..'\r voor deze

media,

vooral voor radio en televisie geldt, dat zij

tot

dusver niet meer dan een snel voorbijgaande indruk geven. Zij kunnen het geschreven woord wel voor-

bereiden en versterken,

maar niet vervangen.

Om haar

functie te kunnen vcrvullen heeft de pers recht op medewerking van de hierboven genoemde colleges. Dit recht is nog slechts zeer onvolledig erkend.

Vooral van de zijde der bestuurscolleges ontbreekt nog dikwijls begrip voor de controlerende en voorlichtende taak, die de pers over hun activiteit tegenover het publick

heeft.

Het is dan ook onjuist, dat leden van vertegenwoordigende colleges er het door hun gecontroleerde bestuurscollege een verwijt van maken, dat het de pers tegelijkertijd of zelfs eerder inlicht dan hen zelf.

Immers,

de vcrtegenwoor- digende colleges hebben wel een exclusief

recht

tot het :nemen van beslissingen;

zij hebben geen exclusief recht 1>p kennis van bepaalde feiten en in het algemeen wordt door onverwijlde mededeling van feiten aan de pers, dat wil zeggen aan de

lezers

van de krant, dus de kiezers, aan het beslissingsrecht van de vcrtegenwoor- digers geen afbreuk gedaan.

Waar openbaarheid van de handelingen van de vertegcnwoordigcnuc colleges essentieel is voor de democratie, is het duidelijk dat de pers aan de berichtgeving over d<'"L<' handelingen de nodige zorg moet besteden. De aanwezige joumalisten vertegenwoordigen het publiek en hebben in deze zin zelf een vcrtegenwoordigende taak.

In deze k-waliteit hebben wij er op toe te zien, dat de publieke 7A'\ak publiek

behandeld wordt. De pers moet er op aandringen, dat openbaarheid regel, besloten- heid uitzondering zij. Waar zij, met erkenning van haar eigen verantwoordelijkheid voor het behoud der demoeratic zich ook beweegt op het terrein van colleges, waarvoor openbaarheid niet in de Grondwet is neergelegd, handelt zij niettemin overeenkomstig de beginselen der democratie.

Dat de Nederlandse opvattingen nog voor verruiming vatbanr zijn, moge

blijken

uit de publiciteit, die in België bijvoorbeeld de ministerraad aan zijn eigen bande- lingen geeft. Tevens kan hier gewezen worden op de toenemende erkenning welke de persvertegenwoordigers bij de kabinetsformaties na de bevrijding ten onzent hebben vcnvorvcn.

De positie van vertrouwensman en vertegenwoordiger van de lezers, die de

journalist bij de besturende en vertegenwoordigende colleges inneemt, wordt nog

(18)

. __ • 1 ) ) ~

geaccentueerd door de vertrouwensrelatie die bestaat tussen krant en lezer. Er is immers scholing nodig om het verhandelde in een vertegenwoordigend college voor te zetten aan de lezer, en behalve de feiten zal de krant toelichtingen en be- oordelingen moeten geven. De lezer ervaart en weet dat, en door zijn aanvaarden geeft hij blijk een zeker vertrouwen te hebben in zijn krant.

4. Sociaal-economisch nieuws

Van hoe grote betekenis de pers als nieuwsverbreider is voor de maatschappij blijkt wel in het bijzonder bij een nadere beschouwing van de betekenis van de vele berichten op sociaal-economisch terrein in het moderne dagblad. Wij wezen er reeds op, dat de nieuwstijdingen van oudsher gericht waren op de belangstelling van de koopman. Gedeeltelijk zijn de kranten zelfs ontstaan uit doorgegeven mededelingen uit zakenbrieven van buitenlandse relaties. Thans is niet alleen de koopman en de bedrijfsleider maar ook de grote massa van de lezers geïnteresseerd bij berichten van sociaal-economische aard in de ruimste zin van het woord. Voor- eerst de lezer, die zich voor het welzijn van het land interesseert en zich een oordeel wenst te vormen over de talloze met sociaal-economische vraagstukken verbonden problemen, die in de naaste toekomst het bepalen van een standpunt eisen. Om een voorbeeld te noemen: het vooruitzicht voor de werkgelegenheid.

Wil deze informatie tot haar recht komen dan is het noodzakelijk, dat zij met een grote continuïteit wordt gegeven. Bovendien dient de sociaal-economische informatie, wil zij aan dit doel, dat voor de politieke meningsvorming van zo grote betekenis is, beantwoorden, in een vorm te worden gegeven, die ook voor de niet- deskundige begrijpelijk is. In beide opzichten zijn er nog verbeteringen mogelijk in de Nederlandse pers.

Maar niet alleen als belangstellend burger van een democratische staat heeft dé lezer behoefte aan sociaal-economisch nieuws. Ook als consument en als producent zijn vele lezers bij dit nieuws geïnteresseerd. Als consument wil de lezer weten welke goederen te verkrijgen zijn en welke prijzen worden verwacht. Het Neder- landse gezin is geïnteresseerd bij een daling van de Australische wolprijzen, en wil door de krant daarvan op de hoogte worden gehouden. Naast de inlichtingen, die de advertenties hem geven, verwacht hij nieuws van de krant, dat anders dan het advertentienieuws zonder het oogmerk om te verkopen wordt gepubliceerd.

Er zijn vele tekenen, die er op wijzen, dat de krantenlezers gevoeliger voor de berichten op dit terrein zijn geworden dan voor de oorlog het geval was. Reeds de selectie en de wijze van publicatie van dit nieuws is daardoor van grote be- tekenis geworden. De ervaringen van de laatsfe vijftien jaar met de prijzen zullen daaraan niet vreemd zijn. Het behoeft geen betoog, dat het derhalve tot de goede voorlichting behoort meer dan voorheen berichten van sociaal-economische aard niet zonder nadere verklaring of toelichting te publiceren.

Als producent verwacht de lezer, dat zijn krant hem zal inlichten over sociale wetten, belastingwetten, loonregelingen enz. Bij het uitleggen en bekend maken van nieuwe maatregelen op deze gebieden speelt de pers een voorshands onvervangbare rol. Daarbij valt niet slechts a-an de "gewone" lezer te denken, maar ook aan al

(19)

r " - - -

diegenen, die zelf leiding geven in het sociaal-economisch leven; hetzij in een overheidsfunctie, hetzij in het particuliere bedrijfsleven, als directeur van een fabriek, als bestuurder van een vakbond of als voorzitter van een coöperatie. Op hun beleid heeft de door het dagblad gegeven informatie grote invloed omdat deze informatie

.

actueel is.

Een vrije pers vervult in de sociaal-economische sector alleen reeds door haar berichtgeving ook een controlerende taak. Zij selecteert het nieuws en licht het toe. Zij treedt op deze wijze in beoordeling van gevoerd beleid daar, waar andere organen, bijvoorbeeld de aandeelhoudersvergaderingen van naamloze vennoot- schappen, tegen die taak minder opgewassen raken. Aan deze critische taak zal het ten goede komen, wanneer de 'pers anders dan nu veelal nog het geval is ook andere aspecten dan die van de kapitaalverstrekking in haar beschouwingen betrekt.

De advertentie in de krant is ten slotte niet meer uit ons sociaal-economisch leven weg te denken. Het publiceren van advertenties is een essentieel onderdeel van de sociaal-economische functie van de pers. Zij voorziet op deze wijze in de bemiddeling tussen koper en verkoper en ondanks de groeiende bemoeienis van de arbeidsbureau's in de bemiddeling tussen aanstaande werkgevers en werknemers.

Het snelle medium, dat de krant is, stelt de consument en de producent in staat dagelijks de markt te overzien.

Niet minder belangrijk is de krant als aankondiger van vergaderingen en als verspreider van officiële mededelingen.

Hoeveel invloed de krant heeft op dit terrein, ook in een land waar de radio een grote rol speelt, is nog eens gebleken bij de recente typografenstaking in de herfst van 1950 in Pittsburg en Belfast. Het wegvallen van de advertenties beïn- vloedde aantoonbaar de omzetten van warenhuizen en winkels in het stadscentrum, van theaters en vervoersondernemingen. Niet onopgemerkt mag

b~ijven

dat het publiceren van advertenties (waarvoor wordt betaald) het mogelijk maakt de krant tegen een prijs aan de abonné's te leveren, die zeer aanzienlijk (in de naoorlogse jaren ongeveer de helft) ligt beneden de prijs, die voor een even grote krant zonder advertenties gevraagd zou moeten worden.

De oplage van de kranten, die mede door de abonnementsprijs wordt bepaald, is daardoor gedeeltelijk afhankelijk van de omvang van de advertenties. Daar komt bij dat de nieuwswaarde van de advertenties, met name ook van de kleine adver- tenties, zeer aanzienlijk is. Ook ten opzichte van de advertenties heeft de krant een controlerende en selecterende taak.

5. Pers en rechtspraak

Het nieuws over misdadigheid en onmaatschappelijk gedrag verdient eveneens nadere beschouwing, omdat het verspreiden van dit nieuws door de krant andere en belangrijker aspecten heeft dan alleen het bevredigen van de nieuwsgierigheid.

Ook deze berichtgeving heeft immers een positieve betekenis voor onze maat-

schappij. Zou de pers zwijgen over gepleegde delicten, over de daaropvolgende

activiteit van de politie en over de werkzaamheid van de rechters, dan zouden

golven van vrees, achterdocht, wantrouwen in de overheid, en overdrijving van het

gepleegde onrecht en de bestaande onveiligheid over het land spoelen en de rust,

659

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Amsterdam stonden aangegeven aan mijn studenten voor te leggen en stelde daarbij de vraag of Amsterdam in hun ogen een groene stad is.. De vraag leidde aanvankelijk

Laat het eerste fragment van YouTube zien zonder het eind.. Vraag: ‘Wie snapt hoe

Bewindspersonen hebben vertrouwen in onze ambtelijke loyaliteit en integriteit.. Bewindspersonen vinden dat de organisatie blijk geeft van een goede

The aim of the Science article was “to show how relatively simple models can provide a broad biological understanding of the factor controlling disease persistence and recurrent

Hiermee maken wij bezwaar tegen het mogelijk aanwijzen van de zoeklocatie in het gebied Poortugaal West voor sociale woningbouw.. De reden

De kunstenaar heeft dus een vierde kleur nodig en kiest ervoor om vlak nummer 5 geel te kleuren.. Het is mogelijk om de rest van het kunstwerk in te kleuren zonder een tweede keer

Het nadeel van deze benadering is dat de kortetermijnfluctuaties van de koopprijsontwikkeling geen invloed meer hebben op de hoogte van de bruto gebruikskosten,

Die schrijft voor dat bij de bepaling van de ondergrens van de tarieven rekening moet worden gehouden met de situatie dat KPN niet alleen een dominante positie heeft op de markt