D E A P O S T E L P A U L U S E N M A R K T P R O G N O S E . door N . C. Looijaard
In de recensie w elke D r J. v an R ees in het F ebruarinum m er van dit blad gaf v an het boek v an D r P. J. V e rd o o m , G ro n d sla g en en T echniek v an de M ark ta n aly se, tro f mij het v erk eerd e gebruik v an een citaat uit de eerste b rief v an de A postel Paulus aan de K orintiërs (14.3). D r van Rees gebruikt hier (pag. 85 bovenaan) „p ro feteren ” in de zin van „voorspellen” . H oew el profeteren in de volksm ond als regel gebruikt w o rd t in deze betekenis is die, taalk u n d ig gezien, niet de m eest vo o r de han d liggende.
V a n D ale (1950") zegt: „P ro feteren : 1. (O .T .) het w oord G ods v e r k o n d ig e n , in o p d ra ch t van G od spreken: •— 2. (N .T .) het E vangelie „verkondigen, de H eilige S chrift verk laren ; —■ 3. voorzeggen, v o o r spellen”.
H oofdstuk 14 van de 2e brief aan de K orintiërs begint met: „Jaagt de „liefde na, en streeft dan n aa r de G eestesgaven, doch naar het profeteren „het m eest” 1). D it zou volgens D r van Rees dus betekenen, d a t St. Paulus op g rote schaal de gelovigen zou hebben aan g esp o o rd om de toekom st te gaan voorspellen. N iem an d kan dit toch in ern st m enen.
In de an n o tatie s ta a t nog g e g e v e n 1): „D e gave d er profetie schonk „op de eerste p laats een bovennatuurlijke kennis v an de m eest diep z i n n i g e w a arh ed e n des geloofs, en een bijzondere geschiktheid, om ze „helder en juist aan an d eren uiteen te zetten. O ok kon er aan v e rb o n k e n zijn een w o n d erd ad ig e kennis v an de toekom st, zoals w e het „w oord „ p ro feteren ” gew oonlijk v e rsta a n . M a a r dit laatste w as geen „noodzakelijke uiting dezer g ee ste sg av e” .
W e zien dus d at zow el de com m entatoren v an de Bijbel als V a n D ale het voorspellen eerst in de laatste p laats noem en.
D it tijdschrift is niet de plaats vo o r een theologisch of taalkundig debat. Ik m eende echter de foutieve in te rp re ta tie v an D r. v an R ees niet onw eersproken te m ogen laten.
!) Ik citeer: De Heilige Schrift, deel V pag. 412. Uitg. R.K. Boek-Centrale, Paul Brand en Dekker ö v. d. Vegt.
N a sch rift.
Ik ben de H eer Looijaard dan k b aar voor de moeite die hij zich heeft getroost voor het geven van een uiteenzetting over de betekenis van het w oord profetie. In d erd aad w o rd t door velen de opvatting gehuldigd, d at I Kor. 14 eer duidt op het spreken in vervoering ( glossolalie) dan op het voorspellen. V elen w ijzen echter op het eschatologische k a ra k te r van de theologie van P aulus, w aarin de „B oodschap van het Rijk, dat eeuwig nabij is en w aarin ook de historie tot voleinding zal kom en” , n aa r voren komt !) . W a n n e e r het hoofdstuk uit de K orinthenbrief in dit licht w ordt gezien, past m.i. toch wel het gebruik van profeteren in de betekenis van vooruit zien, al moet w orden toegegeven, d a t dit vooruit zien m eestal in een staat van vervoering zal gebeuren.
D a ar de in terpretatie van Paulus uit velerlei gezichtshoek kan geschie den, meen ik niet verder op het com m entaar van de H eer Looijaard te moeten ingaan. Ik hoop echter, dat de H eer Looijaard geen (g odsdienst) oorlog met mij zal beginnen om het geïsoleerd gebruik van een Bijbeltekst, aangehaald in verband met het m aken van een prognose. H oe de betw iste zinsnede ook uitgelegd w ordt, steeds zal toch, n aa r mijn m ening, het resultaat van de profetie zijn: stichting, verm aning en vertroosting. v. R.
!) A. de W ilde — Christus in het geloofsdenken der Christenheid, in Christologische Studiën, Uitg. Ploegsma, Amsterdam 1943.