• No results found

Dat wil zeggen de basis waarop onze strategie gestoeld is: de missie en visie van de organisatie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Dat wil zeggen de basis waarop onze strategie gestoeld is: de missie en visie van de organisatie"

Copied!
14
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bijlage 1: gegevens uit plan van aanpak Leidscherijn.

1. Strategie en structuur Leidscherijn

Strategie wordt gedefinieerd als de manier waarop een bepaald doel bereikt wordt. In deze premature fase van het proces zal de gedetailleerde strategie nog niet aan bod komen. Wel zullen wij aangeven wat de context is van onze te volgen strategie. Dat wil zeggen de basis waarop onze strategie gestoeld is: de missie en visie van de organisatie.

Missie

Een missie definieert de reden van bestaan van een organisatie. Aangezien het sport-danscentrum nog in ontwikkeling is, zal in dit geval de missie gedefinieerd worden rond de toekomstige activiteiten van het centrum.

Het sport-danscentrum wordt een onderneming dat zowel aan de particuliere markt als aan groepsverbanden (bedrijven, scholen, clubs) een variërend pakket van kwalitatief hoogwaardige vrijetijds- c.q. ontspanningsdiensten aanbiedt, geconcentreerd rond sport, dans, beauty, relaxen en gezelligheid.

Daartoe beschikt het sport-danscentrum over geavanceerde sportapparatuur, moderne en gezellige lesruimtes en benodigdheden, goede ondersteunende faciliteiten en activiteiten, en adequaat en vriendelijk personeel. Dit sluit aan bij de wensen van een breed publiek, en het sport-danscentrum wil graag in deze, vaak toenemende, behoefte van de markt voorzien.

Visie

Wanneer er over de visie van een bedrijf gesproken wordt, dan wordt er gedoeld op de filosofie ofwel de uitgangspunten die in een organisatie worden gehanteerd.

Binnen het sport-danscentrum is het van belang dat de heersende bedrijfscultuur van ‘gezelligheid’ en

‘er lekker even uit zijn’, overgedragen wordt op de klant. Het personeel dient vriendelijk te zijn en de klant altijd persoonlijk te benaderen. De klant moet zich thuis gaan voelen in het centrum en het gezelligheidsaspect net zo belangrijk gaan vinden als de goede kwaliteit en de lessen/activiteiten zelf.

Verder staat ‘de klant is koning’, hoog in het vaandel: men dient altijd bereid te zijn de klant te helpen en een prettige samenwerking met de klant als doel te hebben.

Doelstellingen

De doelen van het sport-danscentrum zijn opgesplitst in 3 niveaus zodat ze gekarakteriseerd kunnen worden naar de reikwijdte die de te stellen doelen hebben naar tijdshorizon, omvang en belang voor de onderneming.

Op strategisch niveau wil het sport-danscentrum de richting inslaan van een bruisend sport- en ontspanningsactiviteitencentrum, met andere woorden: het bewerkstelligen van een multifunctioneel centrum waarin talloze verschillende diensten aangeboden worden en waar veel activiteiten

georganiseerd worden voor een breed publiek. Men zou het kunnen zien als een grote, gezellige huiskamer, waar vanuit voor het hele gezin allerlei activiteiten georganiseerd worden.

Natuurlijk is het sport-danscentrum bij de uitvoering van dit hoofddoel gericht op de continuïteit van de onderneming. Randvoorwaarde daarbij is een goed rendement, om de investeringen ter vervanging, modernisering en uitbreiding van benodigde apparatuur veilig te stellen en onderzoek gericht op innovatie te kunnen voeren. Uiteindelijk wordt naar een redelijke winst gestreefd om de motivatie te blijven prikkelen.

Op tactisch niveau spreken we van de inrichting van de organisatie en op welke wijze de beschikbare middelen ingezet dienen te worden. Om alle compartimenten effectief en efficiënt te laten functioneren is het van groot belang enkele hoofdplannen op te stellen. Zo dient er onder andere een goed

(2)

marketingplan geformuleerd te worden om zo voldoende bekendheid en prestige te krijgen in de directe omgeving om zo veel mogelijk leden en klanten te krijgen. Een modern sociaal beleid is tevens van belang om een eenduidige manier van werken te creëren en daarbij een prettige arbeidssfeer.

Daarnaast is het belangrijk een plan wat betreft kwaliteitsbehoud en vernieuwing te formuleren.

Voortdurende vernieuwing wat betreft lesaanbod en activiteiten is van zeer groot belang.

Op operationeel niveau worden doelen op zeer korte termijn gesteld. Wij willen tevredenheid bereiken bij de klant wanneer hij in ons centrum aanwezig is. Vanuit de organisatie gezien is een goede korte termijn planning van groot belang omdat er veel verschillende activiteiten plaatsvinden in verscheidene compartimenten. Het is van belang dat de afdelingen niet langs elkaar heen gaan werken en dat er te allen tijde een centraal punt is, waar men terecht kan voor vragen e.d. wat betreft de werkwijze. De gedetailleerde korte termijn doelen zullen wij in een later stadium formuleren.

Structuur van de sport-dans combinatie

Directie

Afdeling sport Afdeling beauty

en ontspanning

Afdeling dans Afdeling

zalen en evenementen Afdeling horeca

Bar(s) en eet- gedeelte

Catering Ballet

en dans- vormen Stijl-

dansen Zaal-

sporten

Fitness Sauna-

gedeelte

Verhuur losse studio’s Stafafdeling schoonmaak Stafafdeling

technische dienst

Administratie en balie

Kinderopvang

(3)

Bijlage 2: Arbowet kinderopvang en horeca

Arbo-kinderopvang

http://www.arbo-kinderopvang.nl/no10.htm

Algem ene normen voor handelingen en werkhoudingen A 1

Kinderen en goederen die zwaarder wegen dan 23 kg worden niet getild. Als regelmatig kinderen boven 23 kg handmatig worden verplaatst of gedragen, zijn voorzieningen aanwezig om tillen te vermijden.

A 2

Kinderen en goederen onder de 23 kg worden alleen getild met toepassing van de meest gunstige tiltechniek.

A 3

Gedurende de zwangerschap en de eerste drie maanden na de bevalling mogen vrouwen niet worden verplicht meer dan eenmaal per uur meer dan 5 kg te tillen of te dragen. Voor incidentele activiteiten geldt dat vrouwen niet kunnen worden verplicht meer dan 10 kg te tillen of te dragen.

A 4

Werken met een gebogen rug mag gedurende een aaneengesloten periode van maximaal vier minuten. Activiteiten van volwassenen met kinderen die langer duren dan vier minuten aaneengesloten, vinden plaats op volwassenenhoogte.

A 5

Het is aan te raden om voor zittende activiteiten op de vloer, die bijna altijd gepaard gaan met gebogen zitten, de norm voor het werken met een gebogen rug te hanteren, dat wil zeggen niet langer dan vier minuten aaneengesloten.

A 6

Werken met geheven armen mag gedurende een aaneengesloten periode van maximaal drie minuten.

A 7

Het is aan te raden hurken en knielen tijdens het werk te beperken tot maximaal 15 minuten per dag.

Ergonomische normen voor bedden B 1

Voor kinderen die in en uit bed getild moeten worden, is het bed zodanig geconstrueerd dat de bovenkant van de matras tussen 85 en 110 cm boven de vloer ligt. Het advies is een werkhoogte tussen de 85 en 100 cm.

Bij gebruik van een stapelbed slapen deze kinderen uitsluitend in het bovenste bed.

Een van de zijkanten aan de lange zijde van het bed moet gemakkelijk weggeschoven of weggeklapt worden. Een mogelijke constructiedwarsbalk boven de toegangszijde heeft een minimale hoogte van 180 cm, zodat de medewerker op hoofdhoogte niet gehinderd wordt door constructiedelen van het bed.

B 2

Voor kinderen die zelfstandig in en uit bed kunnen klimmen, is het bed zodanig geconstrueerd dat kinderen er zelf zonder (of met weinig) hulp in en uit kunnen stappen. Wanneer geen hulpmiddelen worden gebruikt - zoals een ladder of trapje - is de opstap van vloer naar bed maximaal 30 cm. Bij gebruik van een stapelbed moeten deze kinderen via een trapje of ladder zelf in het bovenste bed kunnen klimmen.

De bovenkant van de matras van het bovenste stapelbed bevindt zich op een hoogte van maximaal 110 cm boven de vloer.

B 3

Voor het verschonen van bedden moet een plaats aanwezig zijn waar matrassen op volwassenenhoogte verschoond kunnen worden.

B 4

Het bed is minimaal aan één lange zijde afzonderlijk bereikbaar.

B 5

De werkruimte aan deze zijde is minimaal 60 cm, zodat de medewerker voldoende ruimte heeft om kinderen in bed te leggen en eruit te halen. Het gangpad tussen de bedden is dus minimaal 60 cm breed. Bij toepassing van een stapelbed is echter een werkruimte van minimaal 80 cm vereist en is het gangpad tussen de bedden dus minimaal 80 cm breed.

Ergonomische normen voor aankleedtafels B 6

Elke medewerker moet een kind op volwassenenhoogte kunnen aan- en uitkleden, waarbij een marge van maximaal 5 cm verantwoord is. Dit kan het beste gerealiseerd worden met een aankleedtafel waarvan de werkhoogte - inclusief

aankleedkussen - minimaal kan variëren tussen de 90 en 105 cm in stappen van maximaal 5 cm.

B 7

De afmeting van de verschoonplek is zodanig geconstrueerd, dat het kind zowel 'recht' als 'dwars' verschoond kan worden. Het advies is een diepte van minimaal 70 cm diep en een breedte van circa 90 cm.

B 8

Het blad van de aankleedtafel steekt aan de voorzijde minimaal 2 cm uit boven het onder gelegen verticale vlak. De plint van de aankleedtafel wijkt minimaal 10 cm terug, zodat de medewerker de voeten goed voor de aankleedtafel kan plaatsen.

B 9

Aankleedtafels staan in of aan de leefruimte.

B 10

Vóór de aankleedtafel is minimaal een werkruimte van 80 cm vereist.

B 11

Voor kinderen die kunnen lopen, is een voorziening aanwezig zodat ze zelf e aankleedtafel op en af kunnen klimmen of glijden.

B 12

Als een kinderdagverblijf kinderen opvangt die bijvoorbeeld door een handicap niet zelf op een aankleedtafel kunnen klimmen, mag voor kinderen boven de 15 kg alleen gebruik worden gemaakt van de aankleedtafel indien een aparte voorziening aanwezig is voor het verticale transport (bijvoorbeeld een tillift).

B 13

Waterkranen bij de aankleedtafel zijn onder handbereik.

(4)

B 14

De maximale reikwijdte naar kleding, hulpmiddelen en toiletartikelen, gemeten vanaf de voorzijde van de aankleedtafel, is 60 cm.

Ergonomische normen voor sanitaire ruimten B 15

Elementen in de sanitaire ruimte die door kinderen zelfstandig gebruikt worden zoals toilet en handenwasgelegenheid moeten zodanig afgewerkt en geplaatst zijn dat kinderen ze eenvoudig en zelfstandig kunnen gebruiken.

B 16

Om kinderen te helpen op en rond het toilet is aan één zijde van het toilet (voor- of zijkant) een vrije ruimte van 100 cm.

Ergonomische normen voor zitmeubilair B 17

De medewerker beschikt over een stoel of bank met adequate rugsteun en armleuningen die voldoende ondersteuning geeft bij het geven van de fles.

B 18

Eten en andere activiteiten met kinderen die worden uitgevoerd onder begeleiding van een medewerker en die langer duren dan vier minuten per keer, vinden zodanig plaats dat de medewerker op volwassenhoogte kan zitten en haar voeten vlak kan neerzetten.

B19

Kinderen boven de 15 kg (ongeveer twee/tweeënhalf jaar) klimmen zelfstandig of met begeleiding - zonder dat de medewerker hoeft te tillen - in en uit hoge kinderstoelen.

B 20

Voor zittende activiteiten op de grond die langer duren dan vier minuten aaneengesloten duren, is een juiste steun vereist.

Zittende activiteiten op de grond met een juiste rugsteun, zitkussen en/of ander hulpmiddel duren niet langer dan 15 minuten aaneengesloten.

Ergonomische normen voor boxen B 21

Baby's tot een gewicht van 8 kg mogen in een standaard box liggen met een verhoogde bodem (ongeveer 45 cm boven vloerniveau).

B 22

Baby's vanaf 8 kg mogen alleen in een hoge box worden gelegd. De hoogte van de bodem van een hoge box ligt tussen 85 en 100 cm boven vloerniveau.

B 23

Hoge en lage boxen zijn over één gehele of bijna gehele zijkant toegankelijk, zodat de medewerker gemakkelijk bij het kind kan.

B 24

De maximale diepte van hoge box is 90 cm wanneer de box aan één zijde te openen is. Een box m ag een maximale diepte hebben van 160 cm wanneer die aan twee tegenovergestelde zijden te openen is.

B 25

De constructie is zodanig dat de medewerker geen risico loopt op het stoten van het hoofd en op grote reikwijdtes door hinderlijke constructiedelen. Een mogelijke constructiedwarsbalk boven de toegangszijde heeft een minimale hoogte van 180 cm.

B 26

Bij toepassing van een lage box is aan de toegangszijde een werkruimte van minimaal 60 cm vereist, zodat de medewerker voldoende ruimte heeft om de kinderen in de box te leggen en ze eruit te halen.

B 27

Bij toepassing van hoge boxen is aan de toegangszijde een werkruimte van minimaal 80 cm vereist, zodat de medewerker voldoende ruimte heeft om de kinderen in de box te leggen en ze eruit te halen.

Ergonomische normen voor intern en extern transport B 28

Goederen zwaarder dan 23 kg worden alleen verplaatst met gebruikmaking van een transportmiddel.

B 29

Stoelen en tafels die frequent verplaatst worden, zijn gemakkelijk verschuifbaar.

B 30

De maximale duwkracht van een vervoermiddel bedraagt maximaal 20 kg.

B 31

Een duwstang van een vervoermiddel heeft een vaste hoogte van 100 cm of is in hoogte instelbaar.

B 32

Kinder-, wandel- en bolderkarwagens moeten goed bestuurbaar zijn.

Ergonomische normen voor keuken en wasruimte B 33

Als een medewerker langer dan twee uur per dag bukkend werk verricht - inclusief het in- en uitruimen van wasmachines (voorladers), wasdrogers en vaatwassers - staan deze apparaten op werkhoogte. Een goede werkhoogte bij deze machines is als de onderrand van de vulopening van het apparaat zich op een hoogte tussen de 70 en 85 cm van de grond bevindt.

Ergonomische normen voor buitenruimte B 34

Medewerkers kunnen in de buitenruimte zitten op volwassenenhoogte en -diepte.

B 35

De drempel van de entree van de berging is maximaal 2 cm hoog en is bij voorkeur afgerond. Beter is om helemaal geen drempel toe te passen.

B 36

De berging heeft voldoende vrij vloeroppervlak zodat spullen met een gewicht van meer dan 23 kg niet op een plank gezet of opgehangen moeten worden. Dit voorkomt onnodige tilbelasting van medewerkers en geeft kinderen de mogelijkheid zelfstandig materiaal uit de berging te halen.

B 37

(5)

Planken en schappen waar iets opgezet moet worden, moeten vrij toegankelijk zijn. Er mogen dus geen voorwerpen op de grond voor de planken of schappen liggen die de toegang belemmeren.

B 38

Bij de inrichting van de buitenberging moet rekening worden gehouden met het reiken, bukken en tillen. Spullen die regelmatig gebruikt worden, staan op een hoogte van maximaal 128 cm. De schappen zijn niet te diep en gemakkelijk toegankelijk.

Arbowet Horeca

http://www.arbohoreca.nl/wd_wet.html System atiek ARBO-wet

De ARBO-wet is een raamwet. De inhoudelijke besluiten staan in het ARBO-besluit. Details zijn opgenomen in de ARBO- regeling. In veel gevallen verwijst de wetgeving naar nationale of internationale normen (NEN-ISO, NIOSH). De bedoeling daarvan is, volgens de toelichting van de wetgever, dat de arbeidsomstandigheden voortdurend de nieuwe ontwikkelingen en inzichten kunnen volgen, zonder veranderingen in de betreffende wet- en regelgeving. Een overzicht van voor horeca geldende wetten en normen vindt u ook op de site van Euronorm.net. De volledige wetsteksten staan onder meer op de site van Arbeidsrechter.nl

Voor Horeca en Catering zijn belangrijke artikelen uit Arbowet en Arbobesluit:

Artikel 3, hierin staan de kaders waaraan werkgevers moeten voldoen bij het inrichten van werkplekken en organiseren van het werk.

Artikel 10 geeft aan dat het bedrijf ook voor derden veilig moet zijn.

Artikel 19 verplicht werkgevers tot doelmatige samenwerking.

Het kapstokartikel uit het Arbo-besluit is artikel 5, lid 2, dit eist dat 'de fysieke belasting geen gevaren met zich kan brengen voor de veiligheid en de gezondheid van de werknem er'.

Als een werknemer ziek is door bijvoorbeeld bukken, tillen, duwen of trekken, is dat (dus) een overtreding van dit artikel. Op grond hiervan zijn ondermeer het gebruik van onderbouwvaatwassers, drempels op transportroutes en trappen klimmen met twee handen vol, verboden.

Arbowet 1998 (ingaande november 1999) Artikel 3

1.De werkgever voert een zo goed mogelijk arbeidsomstandighedenbeleid en neemt daarbij, gelet op de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening (=adviezen van de Arbo-dienst), het volgende in acht (kort samengevat):

a. 'redelijkerwijs' mag de arbeid geen nadelige invloed hebben op veiligheid en gezondheid van de werknemer b. risico's 'redelijkerwijs' voorkomen of beperken bij de bron, indien ondoenlijk: collectieve maatregelen, pas indien dat ondoenlijk is: persoonlijke beschermingsmiddelen.

c. werkplek en werk 'redelijkerwijs' aanpassen aan de persoonlijke eigenschappen van de werknemer d. kort-cyclische werkzaamheden 'redelijkerwijs' vermijden, anders afwisselen met pauzes of ander werk.

e. ontvluchten mogelijk maken bij gevaar voor veiligheid of gezondheid.

2. Ter uitvoering van het eerste lid draagt de werkgever zorg voor een goede verdeling van bevoegdheden en

verantwoordelijkheden tussen de bij de werkgever werkzame personen, waarbij hij rekening houdt met de bekwaamheden van de werknemers.

3. De werkgever toetst het beleid regelmatig aan de ervaringen die daarmee zijn opgedaan en past de maatregelen aan zo dikwijls als die ervaring daartoe aanleiding geeft.

4. Onder arbeidsomstandighedenbeleid als bedoeld in het eerste lid wordt tevens verstaan het bevorderen van het welzijn bij de arbeid voor zover tot bevordering daarvan in het eerste lid, onder c en d, verplichtingen zijn gesteld.

Artikel 10

1. Indien bij of in rechtstreeks verband met de arbeid die de werkgever door zijn werknemers doet verrichten in een bedrijf of een inrichting of in de onmiddellijke omgeving daarvan gevaar kan ontstaan voor de veiligheid of gezondheid van andere personen dan die werknemers, neemt de werkgever doeltreffende maatregelen ter voorkoming van dat gevaar.

Artikel 19

1. Indien in een bedrijf of een inrichting verschillende werkgevers arbeid doen verrichten, moeten zij onderling op doelmatige wijze sam enwerken ten einde de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde te verzekeren.

Arbobesluit 1998 Artikel 5

2. De arbeid wordt zodanig georganiseerd, de arbeidsplaats wordt zodanig ingericht, een zodanige productie- en werkmethode wordt toegepast of zodanige hulpmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen worden gebruikt, dat de fysieke belasting geen gevaren met zich kan brengen voor de veiligheid en de gezondheid van de werknem er.

Burgerlijk Wetboek (lid 4 is toegevoegd per 1 januari 1999, bij invoering van de Flexwet) Boek 7: artikel 658

De werkgever is verplicht de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.

De werkgever is jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij hij aantoont dat hij de in lid 1 genoemde verplichtingen is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.

Van de leden 1 en 2 en van hetgeen titel 3 van Boek 6, bepaalt over de aansprakelijkheid van de werkgever kan niet ten nadele van de werknem er worden afgeweken.

(6)

Hij die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf arbeid laat verrichten door een persoon met wie hij geen arbeidsovereenkomst heeft, is overeenkomstig de leden 1 tot en met 3 aansprakelijk voor de schade die deze persoon in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt. De kantonrechter is bevoegd kennis te nemen van vorderingen op grond van de eerste zin van dit lid.

Risico’s voor milieu en gezondheid

Naar het oordeel van de Inspectie Milieuhygiëne zijn er veel potentiële risico’s voor milieu, veiligheid en gezondheid. Op grond van deze risico’s prioriteert en selecteert de Inspectie Milieuhygiëne en maakt zo optimaal gebruik van haar capaciteit. Zij hanteert een steekproefsgewijze werkwijze om invulling te geven aan het toezicht op de uitvoering. Recente themagerichte acties van de Inspectie Milieuhygiëne, zoals chemische wasserijen, sauna’s en zwembaden, vuurwerkbedrijven, hebben reeds nut en noodzaak daarvan laten zien. In 2000 geeft de Inspectie Milieuhygiëne prioriteit aan:

* Toezicht op het totale gemeentelijke uitvoeringssysteem van vergunningverlening en handhaving op het (lokale) beleid van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieu.

* Diepgaande onderzoeken bij gem eenten naar het VROM-beleid met de Inspecties Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.

* Aanpakken van verzakende andere overheden, bijvoorbeeld gem eenten die onvoldoende invulling geven aan hun milieutaken.

* Controlebezoeken / snelle acties, waaronder sauna’s en fitness (legionella), chemische wasserijen,

verblijfsrecreatieterreinen, opslagen van chemicaliën en bestrijdingsmiddelen, naleving AMvB Benzinetankstations en free riders convenanten: verpakkingsdrukkerijen (alle inclusief nazorgtrajecten), maar ook vuurwerkbedrijven en munitieopslagplaatsen.

* Behandelen en oplossen van incidenten, klachten en maatschappelijke onrust.

Onderzoeken en waar nodig aanpakken van een selectie van grote industriële en afvalverwerkende bedrijven en bedrijven met een persistent klachtenpatroon.

De laatste tijd richt de Inspectie Milieuhygiëne zich bij de uitvoering van haar Inspectietaak meer op de kwaliteit van het resultaat van de milieuwethandhaving. Gebleken is dat daar een verbetering zéér noodzakelijk is.

(7)

Bijlage 3: wetten en verplichtingen

Handelsregisterwet

Volgens de Handelsregisterwet dient uw onderneming ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel.

Registratie in het handelsregister van de kamer van koophandel bevordert de rechtszekerheid bij het zaken doen.

Voordat u zaken doet, is het van belang te weten met wie u te maken heeft. Wie bevoegd is, wie aansprakelijk is en of er misschien een faillissement is. Het handelsregister is hiervan precies op de hoogte en levert u hierover nauwkeurige informatie. Het handelsregister van de kamer van koophandel biedt feitelijke, objectieve gegevens over ondernemingen en rechtspersonen.

Informatie over bijvoorbeeld het betaalgedrag of de betrouwbaarheid van de ondernemer staat niet geregistreerd. Een inschrijving bij de kamer van koophandel is dus geen keurmerk voor een bedrijf.

Indien een ondernemer als persoon, de onderneming of de rechtspersoon in staat van faillissement verkeert, dan wordt dit wél in het handelsregister ingeschreven.

Uitzonderingen hierop zijn bepaalde beroepsgroepen (artsen, notaris, fysiotherapeuten, e.d.) te nzij commerciële activiteiten worden ondernomen.

Meer informatie www.kvk.nl

Arbeidsomstandighedenwet

Arbeidsomstandighedenwet (1998) bevat algemene bepalingen over het Arbobeleid in uw onderneming. Het Arbobeleid valt uiteen in:

1. Arbobesluit 2. De Arboregeling

3. Beleidsregels arbowetgeving Ad. 1 Arbobesluit

De voorschriften in het Arbobesluit zijn algemeen geformuleerd, er is geen aparte bepaling voor ieder arbeidsmiddel en voor iedere arbeidsplaats. Waar mogelijk wordt het gewenste resultaat voorgeschreven, niet de weg waarlangs dat moet worden bereikt. De overheid geeft de algemene spelregels voor het vermijden van ernstige risico’s en laat bedrijven kiezen voor een oplossing die past bij hun specifieke productie- en arbeidsorganisatie. Het Arbobesluit kent de volgende hoofdstukken:

a. Definities en toepassingsgebied b. Arbozorg en organisatie van de arbeid c. Inrichting arbeidsplaatsen

d. Gevaarlijke stoffen en biologische agentia e. Fysieke belasting

f. Fysische factoren

g. Arbeidsmiddelen en specifieke werkzaamheden

h. Persoonlijke beschermingsmiddelen, veiligheid en gezondheidssignalering

i. Verplichtingen, strafbare feiten, beboetbare feiten, bestuursrechtelijke bepalingen en overgangs- en slotbepalingen

Ad. 2 De Arboregeling

Onderdelen uit het Arbobesluit worden hier nader uitgewerkt (bijvoorbeeld de taken van een Arbodienst)

Ad 3. De beleidsregels Arbowetgeving

Deze regels bieden concreet houvast bij het toepassen van de wettelijke voorschriften. Hier staat in WAT men verplicht is, niet HOE men daar moet komen. Dit wil zeggen dat het werkgevers vrij staat om op een andere manier invulling te geven aan de wettelijke voorschriften, zolang het gestelde minimumbeschermingsniveau maar wordt bereikt.

Uitwerking Arbobeleid in de praktijk

Goede arbeidsomstandigheden komen alleen tot stand als werkgevers en werknemers samenwerken. De werkgever is uiteindelijk verantwoordelijk voor het

arbeidsomstandighedenbeleid, maar overleg en samenwerking met werknemers is verplicht.

Voorlichting en informeren van werknemers over risico’s, veiligheid en gezondheid op het werk is daarbij belangrijk. Jeugdige werknemers moeten daarbij extra aandacht krijgen. De werkgever moet voorlichting en instructie geven over maatregelen die in dat verband zijn genomen

(8)

Werknemers zijn verplicht deze op te volgen.

Cyclisch proces

De Arbowet ’98 gaat ervan uit dat verbetering van de arbeidsomstandigheden niet te hooi en te gras moet gebeuren, maar een vast onderdeel moet zijn van de bedrijfsvoering. Het arbobeleid staat of valt met het in kaart brengen van de risico’s. Bij elke verandering in het bedrijf of in de werkwijzen moeten deze risico’s opnieuw onder de loep worden genomen. In feite wordt bij het verbeteren van de arbeidsomstandigheden steeds gewerkt binnen de volgende cyclus:

Pas als de cyclus regelmatig wordt doorlopen, is er sprake van een systematische aanpak van de arbeidsomstandigheden.

Risico-inventarisatie & -evaluatie (RI&E)

Het in kaart brengen van de risico’s gebeurt door middel van een RI&E.

De RI&E zorgt ervoor dat u weet waar de risico’s op het gebied van veiligheid, gezondheid en welzijn van uw medewerkers in uw centrum liggen en wat u eraan gaat doen. Daarom heeft de wetgever in de Arbowet bepaald dat alle bedrijven een risico-inventarisatie en –evaluatie moeten opstellen als eerste stap op weg naar goede arbeidsomstandigheden.

Ieder bedrijf is hiertoe verplicht.

Een RI&E kan men zelf uitvoeren of door een gecertificeerde Arbodienst laten uitvoeren. Fit!vak heeft voor de fitnessbranche een boekje ontwikkeld genaamd ‘Arbocheck voor fitnesscentra’

waarmee u zelf een RI&E kunt uitvoeren. Na het invullen van de arbocheck bekijkt de werkgever met de werknemers welke knelpunten er zijn, hoe deze kunnen worden opgelost en binnen welke termijn. Dit wordt vastgelegd in een plan van aanpak dat deel uitmaakt van de RI&E.

Over de uitvoering van het plan van aanpak moet de werkgever jaarlijks rapporteren en daarover vooraf overleggen met de werknemers. De Arbodienst moet controleren of de RI&E klopt met de feitelijke situatie en de werkgever aan de werknemers (vertegenwoordiging) een afschrift sturen van de RI&E en van het advies van de Arbo-dienst.

Bedrijfshulpverlening

In artikel 15 van de Arbowet zijn de taken van de bedrijfshulpverlener omschreven.

- Het verlenen van eerste hulp bij ongevallen

- Het beperken en bestrijden van een beginnende brand - Het voorkomen en beperken van ongevallen

- Het in noodsituaties alarmeren evacueren van alle werknemers en andere personen in het centrum

- Het alarmeren en samenwerken met de gemeentelijke of regionale brandweer en andere hulpverleningsdiensten De verplichting in de Arbowet geldt voor alle bedrijven organisaties en instellingen. De omvang van de bedrijfshulpverleningsorganisatie wordt mede bepaald door het aantal werknemers en alle overige aanwezige personen/klanten.

Het aantal BHV-ers is afhankelijk van de RI&E (zie vorige paragraaf) en het aantal klanten dat op piekuren in uw centrum aanwezig is.

In het kader van de Arbowet wordt in de LERF keurmerken geverifieerd op:

ARBO bedrijfsrisico-inventarisatie en evaluatie is uitgevoerd en gecontroleerd door de Arbodienst

Er is altijd iemand in het centrum aanwezig die beschikt over een geldig diploma bedrijfshulpverlener

Er is een volledig ingerichte EHBO doos (bedrijfsverbanddoos BHV) aanwezig

Aanwezigheid van een noodplan

(Zie ook bijlage 2 voor noodplan /calamiteitenplan/ontruimingsplan)

Wet Hygiëne en Veiligheid Bad- en Zweminrichtingen (WHVBZ)

Indien een sport, bewegings- en fitnesscentrum over een zwembad beschikt dient te worden voldaan aan de Wet Hygiëne en Veiligheid Bad- en Zwemwater.

Deze wet stelt eisen omtrent de hygiëne en veiligheid van het zwembad.

Om voor LERF certificering in aanmerking te komen dient in dat geval de laatste schriftelijke verklaring van de

(9)

provincie goedkeuring te overleggen dan wel het certificaat ‘Veilig en Schoon’.

Legionella

In de Staatscourant van 13 oktober 2000 is de Tijdelijke regeling Legionellapreventie in leidingwater gepubliceerd.

De regeling houdt in dat eigenaren van leidingwaterinstallaties er zorg voor dienen te dragen dat het water, dat op zodanige wijze gebruikt of ter beschikking gesteld wordt dat daarbij relevante hoeveelheden inadembare aërosolen vrijkom en, ten hoogste 50 kve/l Legionella mag bevatten.

De tijdelijke regeling Legionellapreventie in leidingwater geeft richtlijnen voor het opstellen van een risicoanalyse en voor het opstellen van een beheersplan. De risicoanalyse dient elke drie jaar en bij aanpassingen van de installatie herhaald te worden. Het beheersplan wordt hierop indien nodig aangepast.

Om voor LERF certificering in aanmerking te komen dienen de volgende documenten overhandigd te kunnen worden:

1. risicoanalyse

2. beheersplan legionella 3. logboek

ad. 1. Risicoanalyse

Een risicoanalyse wordt uitgevoerd ter beoordeling van de kans op vermeerdering van Legionella in leidingwaterinstallaties. Vermeerdering van Legionella is afhankelijk van de volgende risicofactoren:

een temperatuur tussen 250 en 500C

een lange verblijftijd van het water in de installatie

stilstand (stagnatie) van het water

de aanwezigheid van biofilm en sedim ent

De (combinaties van) risicofactoren in de praktijk verschillen per leidingwaterinstallatie en daarom is een grondige analyse van de situatie noodzakelijk. De risicoanalyse omvat alle onderdelen van de leidingwater-installatie, en dient te worden uitgevoerd conform de richtlijn van de ‘Tijdelijke regeling Legionellapreventie in leidingwater’.

Als afsluiting en validatie van de risicoanalyse kan het noodzakelijk zijn om op kritieke punten monsters te laten nemen en te laten analyseren op Legionella door een daartoe gevalideerd laboratorium. Dit zal met name het geval zijn bij relatief grote en complexe leidingwaterinstallaties Als uit de risicoanalyse blijkt dat overschrijding van het aantal van 50 kve/l niet kan worden uitgesloten dan is aanpassing van de installatie of de wijze waarop deze wordt bedreven

noodzakelijk. Wanneer aanpassing niet (in afdoende mate) mogelijk is of indien de kosten hiervan te hoog zijn dan dienen de risicofactoren te worden geëlimineerd met passende

beheersmaatregelen.

Samenvattend:

inventarisatie van tappunten op te verwachten aërosolvorming: indien blijkt dat er geen tappunten zijn waarbij naar verwachting relevante hoeveelheden aërosolen vrijkomen wordt de risicoanalyse afgesloten

verzameling van de gegevens met betrekking tot leidingwaterinstallatie

verdeling van de leidingwaterinstallatie in hoofdfuncties, te weten: grondstof, koudwaterinstallatie, warmwaterbereiding en warmwater leidingnet

risicobeschouwing van onderdeel tot systeem

risicokwalificatie ad. 2. Beheersplan legionella

Indien uit de risicoanalyse blijkt dat sprake is van een kans op overschrijding van het Legionella aantal dan zijn maatregelen nodig. Uit de risicoanalyse volgt een lijst van kritische componenten (installatiedelen) Voor elke van deze kritische componenten dient de beheerder van de installatie

(10)

aan te geven hoe het risico van Legionellavermeerdering bestreden wordt.

In het beheersplan komen de resultaten van installatiebeschrijving, praktijktoetsing en risicoanalyse, alsmede de eliminatie van risicofactoren samen. Het beheersplan is voor de beheerder van de installatie het kwaliteitszorgsysteem waarmee deze in staat is risico’s van Legionellavermeerdering te beheersen.

Het beheersplan omvat de volgende onderdelen:

tekeningen, waarop de ligging en inrichting van het leidingwatersysteem is aangegeven

gegevens over de in het leidingwatersysteem opgenomen warmwatertoestellen, leidingen en toestellen

gegevens over de herkomst, aard en kwaliteit van het water dat wordt gebruikt voor de bereiding van warm tapwater

de uitkomsten van de uitgevoerde risicoanalyse

de maatregelen die zijn of worden getroffen en de voorschriften die worden gehanteerd voor bediening, onderhoud en controle van het leidingwatersysteem, voor zover deze betrekking hebben op de beheersing van de bij de risicoanalyse geïnventariseerde risico’s

omschrijving van de getroffen voorzieningen om het risico van verbranding bij groepen van personen, die vanwege hun lichamelijke of geestelijke gesteldheid niet of onvoldoende in staat zijn de temperatuur van het bij de lichaamsverzorging gebruikte leidingwater op een veilig niveau te stellen, te voorkomen

maatregelen die worden getroffen indien er aanwijzingen zijn dat niet wordt voldaan aan de eis ten aanzien van Legionella (< 50 kve/l)

De indeling van een beheersplan is als volgt:

algemene informatie (naam, adres, en de aard van het bedrijf en de persoon die verantwoordelijk is voor de installatie

systematische installatiebeschrijving

de uitkomst van de risicoanalyse

beheersschema

rapportage Ad. 3. logboek

Het beheersplan vormt de basis voor het opstellen en bijhouden van het logboek. In het logboek dien te worden aangegeven wie, wanneer, welke actie of maatregel heeft genomen. Ook de resultaten van uitgevoerde externe controleanalyses op legionella alsmede wijzigingen of aan- passingen welke relevant zijn met het oog op legionellapreventie dienen hierin te worden vermeld.

Warenwetregeling Hygiëne van levensmiddelen

In december 1995 is de nieuwe Warenwetregeling Hygiëne van Levensmiddelen van kracht geworden. Volgens deze wet zijn alle bedrijven die eet- en drinkwaren bereiden, produceren, bewerken, transporteren en/of opslaan verplicht een HACCP-systeem (Hazard Analysis Critical Control Points) in te voeren en te onderhouden. Omdat het opzetten van een dergelijk systeem voor veel bedrijven een grote opgave is, staat de wet toe dat branche organisaties hygiënecodes opstellen. Dit is een vereenvoudigd en specifiek op de branche afgestemd HACCP- systeem. Met de hygiënecode voor de horeca kunnen horecabedrijven voldoen aan deze wettelijke eisen. U kunt de hygiënecode aanvragen bij het Bedrijfschap Horeca en Catering.

Hygiënecode-HACCP

Alle bedrijven dienen een systeem te gebruiken waarmee hun productiewijzer vooraf gecontroleerd en geregistreerd wordt. In de Horeca geldt hiervoor de Hygiënecode. Deze voldoet aan de HACCP eisen. Het (verplichte) gebruik van deze code zorgt voor optimale hygiëne in het bedrijf en dus meer 'veiligheid' voor gasten.

Sinds de Warenwetregeling is ingevoerd, verplicht deze wet de Horeca en de Horeca-achtige bedrijven volgens de hygiënecode te werken. Dit houdt het volgende in:

1. Men moet zorgdragen dat alle medewerkers, die in aanraking komen met eet- en drinkwaren, een op hun functie afgestemde instructie of opleiding volgen

2. Men moet zorgen dat in het bedrijf volgens een hygiënesysteem (HACCP-methode) gewerkt wordt.

Tijdens een cursusdag wordt de Hygiënecode HACCP behandeld en leert men hoe er met eet- en

(11)

drinkwaren moet worden omgegaan.

Hierbij moet u denken aan:

hygiëne en bedrijfsbeleid

productontwikkeling

inkoop, opslag, bereiding

serveren en presenteren

verwerking afvalstroom

reiniging en desinfectie

kwaliteit en voedingsveiligheid

Drank- en Horecawet

Op grond van de drank- en horecawet dienen ondernemers van horecabedrijven en slijterijen in het bezit te zijn van een drank- en horecavergunning.

Deze vergunning wordt door het gemeentebestuur (collega van B&W) afgegeven als aan zedelijkheids- en inrichtingseisen is voldaan en over kennis van sociale hygiëne wordt beschikt.

Drank- en horecavergunning

Indien in het sport-, bewegings- of fitnesscentrum alcohol wordt geschonken wordt u naar de drank- en horeca vergunning gevraagd.

Sociale Hygiëne

Om bij de gemeente voor een Drank- en Horecavergunning in aanmerking te komen dient het bedrijf de persoonlijke gegevens te verstrekken van de verantwoordelijke leidinggevenden. Zij moeten in het bezit zijn van de Verklaring Sociale Hygiëne. De gemeente, politie en de controleurs van de Drank- en HorecaTeams (KvW) hebben de taak hierop streng te controleren.

De overheid heeft bepaald dat er minimaal twee leidinggevende personen in het bezit moeten zijn van de 'Verklaring Sociale Hygiëne'. Ook is verplicht dat de andere barmedewerkers een instructie in Sociale Hygiëne dienen te krijgen. Dit wil zeggen dat gedurende de openingstijden er altijd minstens één leidinggevende (die in het bezit is van de Verklaring Sociale Hygiëne), of minimaal één geïnstrueerde barmedewerkers aanwezig dient te zijn.

Tijdens de cursussen Sociale Hygiëne wordt aandacht geschonken aan de werking van alcohol, gok- en drugsverslaving. Daarvoor is kennis nodig van het gedrag van mensen. Het oefenen van sociale vaardigheden is een belangrijk onderdeel binnen de cursus.

Tijdens cursussen wordt aandacht geschonken aan:

bedrijven in de gastvrijheidsmarkt

gastvrijheid voor gasten/klanten

sociale vaardigheden

inrichtingseisen en –voorzieningen

veiligheid in het bedrijf

Wet Bescherming Persoonsgegevens

De Wet bescherming persoonsgegevens (WBP), die vanaf 1 september 2001 van kracht is, bevat regels over de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens en verwerking van persoonsgegevens in bestanden. Dit

(12)

omvat alle handelingen met die gegevens vanaf het verzamelen tot aan het vernietigen. Op grond van deze wet bent u verplicht om geautomatiseerde verwerkingen van persoonsgegevens te melden bij het College

bescherming persoonsgegevens (CBP; voorheen de Registratiekamer). Niet-geautomatiseerde verwerkingen hoeft u doorgaans niet te melden. Verwerkingen die op 1 september 2001 al plaatsvonden, moeten uiterlijk op 1 september 2002 opnieuw worden gemeld. Nieuwe verwerkingen en wijzigingen van bestaande verwerkingen moeten steeds vooraf worden gem eld.

Melden kan op twee manieren:

digitaal WBP-meldingsprogramma (opvragen diskette of downloaden programma)

door het aanvragen en invullen van meldingsformulier

Het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP, voorheen registratiekamer) is verantwoordelijk voor controles.

Wet op de Economische Delicten

Het onbevoegd verhandelen, transporteren of in voorraad hebben van doping geduide middelen of niet legale geneesmiddelen is volgend de Wet op de Economische delicten verboden.

Dopingconvenant

Omdat de Stichting LERF een antidoping beleid hanteert, wordt LERF gecertificeerde centra verplicht een Dopingconvenant te ondertekenen waarbij verklaart wordt zorg te dragen voor een beleid binnen het centrum dat gebruik van dopinggeduide middelen tegengaat, zulks op straffe van het verlies van de erkenning van de LERF.

Bouwbesluit en Bouwverordening

Brandgevaar wordt vaak onderschat. “Dat zal ons niet overkomen” en “Het is toch al jaren goed gegaan” zijn veelgehoorde kreten.

Toch komt brand vaker voor dan men denkt. Soms met desastreuze gevolgen. Daarom is het van (levens)belang dat dit gevaar zoveel mogelijk teruggedrongen wordt.

De overheid speelt hier onder andere op in met wettelijke voorschriften, opgenomen in het Bouwbesluit en de Bouwverordening. In het Bouwbesluit (en op basis hiervan gemeentelijke vastgestelde bouwverordeningen) zijn voorschriften opgenomen die betrekking hebben op het brandveilig bouwen van diverse bouwwerken.

De gemeentelijke Bouwverordening is een aanvulling op dit landelijk Bouwbesluit en regelt met name het brandveilig gebruik van bouwwerken. De eisen die in een gebruiksvergunning staan vermeld, zijn primair gebaseerd op de veiligheid van mensen, de gebruikers van het bouwwerk en de omgeving van het bouwwerk, zoals eisen met betrekking tot voorzieningen voor vluchtwegen, brandveiligheidinstallaties, voldoende draagbare blusmiddelen en dergelijke.

Gebruiksvergunning

Wanneer is een vergunning nodig?

De vergunningsplicht hangt samen met een verhoogd risico op brand of een verhoogd risico op negatieve gevolgen bij een eventuele uitgebroken brand. Met name worden de mogelijkheden tot ontruiming en de zelfredzaamheid van mensen bekeken. Voort is het aanwezig zijn van risicoverhogende stoffen een belangrijk criterium.

De volgende categorieën (kijkend naar sport-, bewegings- en fitness-centra) komen voor een gebruiksvergunning in aanmerking:

Bouwwerken, waar meer dan 50 personen tegelijk aanwezig kunnen zijn, zoals cafés, theaters, kantoren, scholen, sportcentra, fitnesscentra e.d.

Bouwwerken, waarin stoffen zijn opgeslagen die brandgevaarlijk of levensbedreigend kunnen zijn Afhankelijk van de gemeente waarin u woonachtig bent wordt een gebruiksvergunning afgegeven door de brandweer of ambtenaren van de gemeente. In sommige gevallen maakt de

gebruiksvergunning deel uit van de bouwvergunning.

(13)

Plan van aanpak

Indien uit de jaarlijkse inspectie blijkt dat aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn, dient een plan van aanpak te worden opgesteld. In dit plan dient in ieder geval te worden vermeld:

de door de controlerende instantie geconstateerde gebreken en/of tekortkomingen

de naar aanleiding van deze gebreken en/of tekortkomingen te nemen acties of maatregelen

actieplan, met per actie de verantwoordelijke voor de uitvoering ervan en de datum waarop de actie gereed is

Wet Identificatieplicht

Een onderneming is volgens de Wet Identificatieplicht (WID) verplicht een identiteitsbewijs (kopie paspoort, ID- kaart, toeristenkaart, vreemdelingendocument) van alle in het bedrijf werkzam e personen bij de loonadministratie te bewaren. De werknemer moet zich op de werkvloer kunnen identificeren.

De LERF vraagt in dit kader naar het personeelsdossier.

Meldingsplicht

In een aantal gevallen (b.v. zwembad) kan het zijn dat er geen milieuvergunning wordt vereist. Wel dient in dit geval te worden voldaan aan de algemene bepalingen uit het Bouwbesluit. In dit geval heeft u een schriftelijke meldingsplicht bij het gemeentebestuur (College van B&W). De gemeente kan zonodig aanvullende eisen opleggen. Dit kan per gemeente verschillen.

Milieuvergunning

Voor centra met zwembaden die niet vallen onder het besluit horeca-, sport- en recreatie- inrichtingen is een vergunning in het kader van wet milieubeheer vereist. Deze vergunning wordt door uw gemeente afgegeven.

.

Ziektewet, AOW, WAO, Wet Poortwachter e.d.

Wetgeving die te maken heeft met het personeelsbeleid in uw centrum.

In dit kader willen we verwijzen naar het personeelshandboek dat door Fit!vak wordt uitgegeven.

De Wet BIG (alleen voor LERFBasis Fysio)

Op 9 november 1993 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG) aangenomen. De Wet BIG bevat regels voor zorgverlening door beroepsbeoefening en beoogt de bevordering van de kwaliteit van de beroepsoefening en de bescherming van de patiënt.

De BIG is een kaderwet. Dit betekent dat zij alleen de grote lijnen aangeeft. De BIG is bovendien een complexe wet, die zorgvuldig moet worden uitgevoerd. Daarom wordt de wet niet ineens in z’n geheel, maar per onderdeel en stapsgewijs in werking gesteld.

De Wet BIG heeft als doelstelling de kwaliteit van de beroepsuitoefening te bevorderen en te bewaken en de patiënt te beschermen tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen door

beroepsbeoefenaren. De wet spitst zich toe op de individuele gezondheidszorg, dat wil zeggen zorg die rechtstreeks is gericht op de persoon.

De belangrijkste doelstelling van de Wet BIG is het scheppen van voorwaarden voor bevorderen en bewaken van de kwaliteit van de beroepsuitoefening in de individuele gezondheidszorg. Daarom staan er in de wet bepalingen over zaken als:

- titelbescherming - registratie

- voorbehouden handelingen - tuchtrecht

(14)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zoals u hierboven heeft kunnen lezen, is het koraal voor al het leven op aarde van vitaal belang.. Daarom is onze core-business om zoveel mogelijk koraal te beschermen en te

Indien de ouder het niet eens is met de beslissing van artikel 9 lid 2 om toegang te weigeren en het overleg met de ondernemer niet tot een oplossing heeft geleid, kan hij

beheert de belangrijkste gemeenschappelijke instellingen voor sport en cultuur in Papendrecht: Sportcentrum Papendrecht en Theater De Willem.. Sport en cultuur zijn

DE INVULLING VOOR NORM 1, MISSIE &amp; VISIE, STRATEGIE &amp; BELEID EN OPDRACHTNEMERSCHAP VRAAG 1: Is er sprake van een innovatieve en wendbare aanpak die – in lijn met de

Het aandeel van de BRICS-landen, Singapore, Hong Kong in logistieke diensten wordt steeds groter, met prestaties die elk jaar verbeteren (goedkope

We hebben dit jaar samen met MS Schippers en de Rabobank een investeringsfonds voor onze varkens- houders opgezet om hen financieel te ondersteunen als ze over willen stappen op

Wij zetten onze deskundigheid in om complexe vraagstukken op te lossen en zijn een betrouwbare en betrokken partner voor onze opdrachtgevers en zakenrelaties.. Wij zijn naar

Ouders stellen zich richting onderwijs steeds meer op als een kritische klant, die niet per definitie kiest voor ‘de school om de hoek’ maar vaak bereid is naar een andere