• No results found

Advies over een tijdelijke overslagkade op de Rupel in Rumst

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Advies over een tijdelijke overslagkade op de Rupel in Rumst"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Advies over een tijdelijke

overslagkade op de Rupel in Rumst

Adviesnummer: INBO.A.3904

Auteur(s): Alexander Van Braeckel & Gunther Van Ryckegem Contact: Niko Boone (niko.boone@inbo.be)

Kenmerk aanvraag: e-mail van 29 oktober 2019 Geadresseerden: ARCADIS BELGIUM nv/sa

T.a.v. Mieke Deconick

Gaston Crommenlaan 8 bus 101

9050 Gent mieke.deconinck@arcadis.com Dr. Maurice Hoffmann Administrateur-generaal wnd.

Maurice

Hoffmann

(Signature)

Digitally signed by

Maurice Hoffmann

(Signature)

Date: 2020.03.12

14:51:17 +01'00'

(2)

Aanleiding

In kader van de sanering van de kleiputten in Rumst moet een tijdelijke kade aangelegd worden op rechteroever van de Rupel.

Vraag

Wat zijn de randvoorwaarden en aanbevelingen voor de heraanleg van de slik- en schorzone na afbraak van de tijdelijke kade?

Toelichting

1

Projectstudie, grondplan en profielen

Het milieueffectenrapport van de sanering van de kleiputten in Rumst (met o.a. een asbeststort en huisvuilstort) en de verdere afwerking van het gebied, voorziet de aanvoer van grote hoeveelheden grond van het project Oosterweel naar de kleiputten. Die aanvoer zal via de Rupel gebeuren. Figuur 2 toont de locatie waar een tijdelijke kade geïnstalleerd zal worden. Volgende ingrepen worden gepland:

• Het gabarit van de tijrivier Rupel en getijonafhankelijk lossen vereisen een kade met een diepte van 40 m vanaf het jaagpad, waarbij een zone van 12 m tussen de kade en de vaargeul (ruim) voldoende is voor het afladen van duwbakken type Europa I. Deze zone van 12 m is te “sweepen” tot een diepte van 4 m.

• De optie is een tijdelijke kade met damwand en op stalen buispalen die geheid worden. In totaal zullen 50 à 60 buispalen (diameter 1 m) geplaatst worden en dit om de 4 m tot op ca. -16 mTAW (de bodem van de Rupel bevindt zich op ca. -4 mTAW).

• De prefabkade wordt ingepland te midden van een strook steenbestorting die voorzien wordt op de oever, op de bodem van de Rupel en tussen de buispalen. De dikte van de steenbestorting is 2 m, tot op -6 mTAW, over een horizontale breedte van ca. 40 m en een lengte van ca. 275 m. Stroomop- en stroomafwaarts van de kade zullen ca. 10 wachtpalen of dukdalven worden geplaatst met een diameter van ca. 1,5 m en met tussenafstand van minimum 20 m. Ze komen in het verlengde van de kade in de strook met steenbestorting i.f.v. wachtende duwboten of het tijdelijk aanmeren van bijkomende duwbakken.

De situering en het grondplan van de tijdelijke overslaginfrastructuur zijn weergegeven in figuur 1.

De afbraak van de tijdelijke overslaginfrastructuur bestaat uit de verwijdering van de betonnen prefabelementen, van de buispalen van de tijdelijke kade alsook van de wachtpalen en van alle steenbestorting. De twee meest stroomopwaartse wachtpalen blijven behouden om in de toekomst eventueel in een drijvende pleziervaartsteiger te kunnen voorzien die dan aantakt met een passerelle op de oude kademuur (zie figuur 1-1). Het voorzien en functioneren van de drijvende pleziervaartsteiger maakt geen deel uit van het MER waaraan dit advies input geeft.

(3)

Figuur 1. Conceptschets van de tijdelijke overslaginfrastructuur en de inkokering van het jaagpad Molleveld (bron: ARCADIS)

Figuur 2. Situering van de tijdelijke overslaginfrastructuur en de interne verbindingsroute (bron: ARCADIS)

2

Aanbevelingen

2.1 Subtidale vooroever

2.1.1 Huidige toestand

De waterzone in het projectgebied is vooral gekenmerkt door ondiep subtidaal in de meest stroomafwaartse zone nabij de tijdelijke kade (figuur 3). In figuur 4 is duidelijk te zien dat de stroomopwaartse zone uit een diepere zone bestaat.

(4)

Figuur 3. Ecotopenkaart van het projectgebied, toestand 2016 (bron: Van Braeckel & Elsen in Van Ryckegem et al., 2018)

Figuur 4. Waterdiepte in het projectgebied met in licht blauw aanduiding van de ondiepe subtidale zone (0-2 m–LW30, zie legende) en situering van de oevertoestand o.b.v. de vegetatiekaart uit 2013

(5)

2.1.2 Aanbevelingen tijdens de werken

1. In de voorgestelde te bestorten zone bevindt zich in de noordwestelijke hoek een 22 m brede, ondiepe subtidale zone (0-2 m – LW301) (Van Braeckel et al., 2019). Die zone is

richting de geul begrensd door een harde rand (Figuur 5, figuur 6). Wanneer deze zone zou verdiept worden, zal meer dan de geplande maatregel ‘sweepen van zacht substraat’ noodzakelijk zijn en zal in het huidige getrapte subtidaal profiel zwaarder ingegrepen worden. Hierdoor valt de harde laag weg en zal het ondiep subtidaal oppervlakte sterk afnemen.

 We stellen voor om de ondiepe subtidale zone in de noordwestelijke hoek te ontzien door de geplande werkzone te verkleinen en meer stroomopwaarts te verplaatsen, en de meest noordwestelijke wachtpaal met de bijhorende verwachte diepgang niet te plaatsen.

2. Bij de bestorting van de oever moet vermeden worden dat stortstenen in de geul terechtkomen. De huidige geul wordt nu nog gekenmerkt door zachte zandige substraatzones met ribbels en duinstructuur waarbij een verstening niet gewenst is (figuur 6). Bij voorkeur wordt de zone met breuksteen beperkt tot de ondiepere zone (< 0,35 m onder LW30) of wordt een meer technische oplossing voorzien, bijvoorbeeld schanskorven of houtige zinkstukken met daarop een beperkte breuksteenzone, vergelijkbaar met de aanpak in bocht aan Bergenmeersen. Het doel moet zijn dat er zo weinig mogelijk stenen naar beneden schuiven in de zachte substraat geul (wat nu al deels het geval is in de onstabiele zone (figuur 6) na oeverbeschermingswerken) en dat de breuksteenlaag van 2 m nadien gegarandeerd kan weggehaald worden.

3. De drie meest stroomopwaarts voorziene palen staan ingetekend op het slik. Om de slikzone en de slik-water overgang intact te houden en de stabiliteit van de vooroever niet te beïnvloeden, worden ze best in het subtidaal gebied geplaatst (figuur 4) onderaan de helling (figuur 7). Bij voorkeur gebeurt dit in een zone met een minimale waterdiepte van 1,4 m of op een absolute hoogte van maximaal -1,5 mTAW (LW30-referentiewaterpeil = 0,07 mTAW). Zeker de twee meest stroomopwaartse palen die mogelijk blijven staan na de werken, worden best aan de onderkant van de helling geplaatst rond -2 mTAW.

(6)

Figuur 5. Geomorfologie van het subtidaal d.m.v. hillshaderaster van bathymetrie van BozRup (2016) en situering van de oevertoestand o.b.v. de vegetatiekaart uit 2013 (Vandevoorde, 2016): Aanduiding van de zachte substraat zone in de geul, met zandduinen/ribbels, de ligging van een harde steile rand (flank)

en van een onstabiele oeverzone met zeer ‘gebobbelde’ structuur (bron: INBO).

Figuur 6. Hellingkaart (2016) van het studiegebied en situering van de oevertoestand o.b.v. de vegetatiekaart uit 2013 (Vandevoorde, 2016) en het voorgesteld met breuksteen te bestorten gebied

(7)

2.2 Slik- en schorzone

2.2.1 Huidige toestand

De slikzone wordt vooral in de noordwestelijke hoek gekenmerkt door de aanwezigheid van breuksteen (hard antropogeen, figuur 7). Dit is minder het geval in de centrale en oostelijke zone die bestaat uit goed ontwikkeld, slibrijk laag en middelhoog slik. Tijdens de werken moet deze zachte substraatzone zo veel mogelijk ontzien worden (cfr 2.1).

Figuur 7. Ecotopenkaart van het projectgebied, toestand 2016 (bron: Van Braeckel & Elsen in Van Ryckegem et al. 2018)

De huidige schorzone wordt gekenmerkt door een pionierzone met kolonisatoren zoals rietgras en kattestaart, maar ook met de zeldzamere pioniersoorten zoals heen of zeebies (Bolboschoenus maritimus) (figuur 8, figuur 9).

(8)

Figuur 8. Vegetatiekaart van het projectgebied, toestand 2016 (Vandevoorde, 2016). De rood omlijnde zones zijn de populaties zeebies.

Figuur 9. Vegetatiekaart ter hoogte van de toekomstige tijdelijke kade, met aanduiding van de locaties met de invasieve soort Japanse duizendknoop (Fallopioa japonica) (rood gearceerd) en met zeldzame pionierbiezen (zeebies of Bolboschoenus maritimus) (bron: Vandevoorde, 2016). De translocatiezone is

(9)

2.2.2 Aanbevelingen tijdens de werken

1. Om de zeebieszone ter hoogte van de toekomstige tijdelijke kade te behouden, raden we aan om ze oppervlakkig af te graven en de grond met wortels te transplanteren in de stroomafwaartse zone (geelgroene stippellijn-, figuur 9) op eenzelfde hoogteligging tegen de huidige vegetatiezone aan.

2. De vegetatiekaart van de schorren (2013) (Vandevoorde, 2016) vermeldt de aanwezigheid van de invasieve duizendknoop (Fallopia japonica). Het is daarom aangewezen de richtlijnen van Thoonen & Willems (2018; Thoonen, 2019) strikt te volgen. Er is immers een reëel risico op uitbreiding van deze invasieve soort via grondverzet, met ecologische en infrastructurele schade tot gevolg.

3. Om conflicten met broedvogels te minimaliseren, worden bij voorkeur geen ingrijpende werken (kappen van bomen en struiken, verwijderen van vegetatie enz.) uitgevoerd tussen 15 maart en 15 juli. Het overgrote deel van de broedvogels doorloopt zijn broedcyclus in die periode.

2.2.3 Gewenst oeverprofiel van het slik en schor na het weghalen

van de kade

Zoals te zien op figuur 10 heeft de oostelijke onverharde slikzone (figuur 7) een flauwere helling dan de met breuksteen verstevigde westelijke zone. Aangezien het in de zone onder de tijdelijke kade alsook in het westen steiler is, zal lokaal versteviging in de toekomst noodzakelijk blijven.

Figuur 10. Hoogteligging met focus op het oostelijk deel van het projectgebied (bron: DTM LIDAR Schelde versie 2016 – Maritieme Toegang/De Vlaamse Waterweg) met situering van de tijdelijke kade

(10)

Na de verwijdering van de tijdelijke breuksteenzone over het volledige projectgebied, stellen we voor een optimale schorontwikkeling een getrapt dijkuitvoeringsalternatief voor met twee niveaus (figuur 12). Vergelijkbare profielen met een of meerdere niveaus worden vaak gebruikt langs de Scheldeoevers (figuur 11). Zo ontstaan terrassen met een langwerpige zone die als slibvang kunnen fungeren. Riviersediment slibt hierin op. Bovenaan ontstaat een terras dat op termijn de vestiging van typische slikkoloniserende planten en schorvegetaties vergemakkelijkt. Onderaan biedt het laagste terras een kans om een ecologisch functioneel slik met zacht substraat te doen ontstaan.

Figuur 111. Dijkdwarsprofielen. Voorbeelden van alternatieve uitvoeringsmethoden waaronder een getrapt talud-dijk-uitvoeringsalternatief met meerdere (c) of een enkel (d) terras (uit Hoffmann et al.,

(11)

Het gewenst oeverprofiel (figuur 12) bouwt verder op een eerder profiel (c in figuur 11) en omvat een flauw hellende zone op het bovenste terras van het oeverprofiel tussen de 3,5 en 4,5 mTAW. De zone tot 4,5 m TAW wordt afgegraven en achteruitgeschoven tot op een rechte lijn in het verlengde van de stroomopwaartse en –afwaartse dijkvoetlijn. Het onderste terras kent een rivierwaartse onderste drempel van rond de 1,5 mTAW en sluit met een flauwe helling aan bij het zacht substraat slik in het oostelijk deel van het projectgebied. De minimale hoogtes van het bovenste oeverprofiel zijn gebaseerd op metingen van verschillende populaties van zeebies binnen de Zeeschelde (Elsen et al., 2019).

Algemeen bevelen we aan om de penetratie van breuksteen met asfalt of colloïdaal beton te vermijden.

Boven de 7 mTAW wordt best bovenop de toplaag van klei en/of breuksteen een afdeklaag van 10 tot 50 cm aangebracht die uit een meer zandige tot zandlemige grond (< 25% klei) bestaat. Deze schralere bodem heeft meer kans om een soortenrijkere en meer erosiebestendige bedekking te ontwikkelen (Vandevoorde et al., 2007).

(12)

Conclusie

Tijdens de werken: Water/geulzone

• Ontzie zoveel mogelijk de noordwestelijke subtidale zone door de geplande werkzone te verkleinen en meer stroomopwaarts te verplaatsen. Plaats de meest noordwestelijke wachtpaal met de nodige bijhorende verwachte diepgang niet. • Voorkom bij de bestorting van de oever dat stortstenen in de geul met zacht

substraat terechtkomen. Bij voorkeur wordt de zone met breuksteen beperkt tot de ondiepere zone of wordt een meer technische oplossing voorzien. Voorzie dat de tijdelijke breuksteenzone volledig kan verwijderd worden.

• Verplaats de drie meest stroomopwaarts geplande palen van het slik naar het subtidaal, onderaan de helling.

Schorzone

• Transplanteer de biezenpopulatie naar het stroomafwaartse deel van het oeverprofiel.

• Volg bij grondwerken in de zone met Japanse duizendknoop de richtlijnen van Thoonen & Willems (2018; Thoonen, 2019)

• Voer bij voorkeur geen ingrijpende werken uit tijdens het broedseizoen (tussen 15 maart en 15 juli).

Herinrichting na de werken: Water/geulzone

• Verwijder de tijdelijke breuksteenzone. Slik-schorprofiel

• Kies voor een dubbel getrapt profiel met vlakke zone.

• Vermijd de penetratie van breuksteen met asfalt of colloïdaal beton.

(13)

Referenties

Elsen R., Van Braeckel A., Vanoverbeke J., Vandevoorde B. & Van den Bergh E. (2019). Habitatmapping Sea Scheldt supralittoral- partim pioneer club-rush species. Reports of the Research Institute for Nature and Forest 2019 (36). Research Institute for Nature and Forest , Brussels.DOI: https://doi.org/10.21436/inbor.16164273

Hoffmann, Maurice, W Graré, and Patrick Meire. 1997. “De Oevers Langs De Zeeschelde: Van Uniformiteit Naar Structuurdiversiteit.” Water (brussel) 16 (95): 138–146.

Thoonen, M & Willems , S 2018, Invasieve duizendknoop in Vlaanderen: een kader voor goed beheer. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, nr. 62, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. https://doi.org/10.21436/inbor.14708391

Thoonen, M 2019, Advies over verzet van grondmateriaal besmet met invasieve uitheemse duizendknoopsoorten. Adviezen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, nr. INBO.A.3760, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek.

Vandevoorde, B, Van Braeckel, A & Van den Bergh, E 2007, Voorstel voor het inzaaien van nieuw aangelegde dijken langs de Zeeschelde. Adviezen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, nr. INBO.A. 2007.128, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek.

Vandevoorde B. 2016. Vegetatiekaart, p 146-156. In Van Ryckegem et al. MONEOS – Geïntegreerd datarapport INBO: Toestand Zeeschelde 2015: monitoringsoverzicht en 1ste lijnsrapportage Geomorfologie, diversiteit Habitats en diversiteit Soorten. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2016 (INBO.R.2016.12078839). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel.

Vandevoorde B., Mertens W., Van Braeckel A., Van den Bergh E. & Van Ryckegem G. (2019). Advies over de inrichting van de Sigma zone 'stort van Burchtse Weel'. Adviezen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO.A.3786). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel.

Van Braeckel A. (2019). Advies over de randvoorwaarden voor het slik- en schorherstel na werken bij de Royerssluis. Adviezen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO.A.3817). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel.

Van Braeckel, A., Elsen, R. & Van Ryckegem, G., 2019. MONEOS monitoringsoverzicht en 1ste lijnsrapportage Geomorfologie en diversiteit Habitats. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. 63 blz. (Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek; no. 33) Van Ryckegem G., Van Braeckel A., Elsen R., Speybroeck J., Vandevoorde B., Mertens W., Breine J., Spanoghe G., Bezdenjesnji O., Buerms D., De Beukelaer J., De Regge N., Hessel K., Lefranc C., Soors J., Terrie T., Van Lierop F. & Van den Bergh E. (2018). MONEOS – Geïntegreerd datarapport INBO: Toestand Zeeschelde 2017: monitoringsoverzicht en 1ste

lijnsrapportage Geomorfologie, diversiteit Habitats en diversiteit Soorten. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2018 (74). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel. DOI: doi.org/10.21436/inbor.15000892

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

3p 9 † Bereken de afstand tussen de boot en de fotograaf toen de foto gemaakt werd.. De boot heeft een constante snelheid van 8,5 m

3p 17 † Laat met een berekening zien dat de gegeven waarde van D zowel wat betreft getalwaarde als wat betreft significantie in overeenstemming is met de benodigde gegevens

Tussen twee punten P en S die even ver van O op de x -as liggen, wordt denkbeeldig een touwtje gespannen dat over deze parabool heen gaat.. PQ en RS zijn raaklijnstukken

Welke activiteiten of diensten organiseer je voor je doelgroep(en)?. Effecten direct

meer ontspannen Gebruikers voelen zich fitter. Gebruikers weten waar ze passende ondersteuning

sociaal professionals werken integraal, kijken verder dan. hun opdracht

Deze vooringenomenheden zijn bij de meeste HRM-afdelingen niet bekend; hierdoor wordt er veelal niet aan vrouwen gedacht voor bepaalde functies 27 en hebben ze ook niet altijd

4p 5 Geef aan welke twee transformaties op de grafiek van f kunnen worden toegepast, en in welke volgorde, om de grafiek van g te laten ontstaan.. 5p 6 Bereken met behulp