Basisstof 6
Evolutie
De meeste biologen geloven dat:
Andere mensen geloven in het scheppingsverhaal van de bijbel (Genesis)
1…… alle dier- en plantensoorten
2……in de loop van zéér lange tijd
3……..uit elkaar zijn ontstaan .
Darwinisme
• Charles Darwin 1809 – 1882
• 1859 “The origin of species”
Evolutie-theorie
- feiten die argumenten vormen vóór de theorie
- gaat uit van: 1) Variatie in erfelijke eigenschappen (genotypen) 2) Natuurlijke selectie
3) Soortvorming door isolatie
Neo-Darwinisme = Evolutietheorie van
Darwin gecombineerd met de huidige
kennis over erfelijkheid
Variatie in erfelijke eigenschappen
Geslachtelijke voortplanting
Mutaties
Nieuwe paren/recombinaties van bestaande genen/eigenschappen
Plotselinge verandering van erfelijk materiaal door veranderingen aan een gen (DNA)
Evolutie-theorie gaat uit van: -Variatie in erfelijke eigenschappen -Natuurlijke selectie
-Ontstaan van nieuwe soorten
Natuurlijke selectie
Individuen die het beste aangepast zijn aan het milieu
hebben grootste overlevingskans. Organismen produceren teveel nakomelingen
= Survival of the fittest
Gunstige genen → veel overlevende én zich voortplantende nakomelingen.
Mutanten blijven voortbestaan en het oorspronkelijke genotype sterft uit.
Evolueren =
Evolutie-theorie gaat uit van: -Variatie in erfelijke eigenschappen -Natuurlijke selectie
-Ontstaan van nieuwe soorten
Biologiepagina Stippelspel
Door isolatie vindt gedurende lange tijd geen voortplanting plaats tussen
individuen van verschillende populaties.
Evolutie-theorie gaat uit van: -Variatie in erfelijke eigenschappen -Natuurlijke selectie
-Ontstaan van nieuwe soorten
Nieuwe soorten
Darwinvinken
Een bekend voorbeeld van het ontstaan van nieuwe soorten zijn de darwinvinken op de Galapagoseilanden.
Eens allen afkomstig van het vaste land van Z-Amerika.
Snavels aangepast aan het
beschikbare voedsel van het eiland waarop ze leven.
Doordat de vinken van de
verschillende eilanden zich niet meer onderling voortplanten ontstaan uit de verschillende populaties verschillende soorten.
Basisstof 7:
Argumenten voor evolutie
Reconstructie ammoniet
Fossielen
* Versteende overblijfselen van organismen
* Afdrukken van organismen in gesteente
Fossielen leren ons: In de geschiedenis van de aarde zijn soorten ontstaan én verdwenen!
Fossielen zijn:
* Resten organisme in o.a. ijs, barnsteen en teerputten
1. Dier gaat dood 2. Dier bedekt met zand en klei
3. 10.000-en jaren voorbij 4. Permineralisatie = door chemische reactie omgezet in mineralen/gesteente
5. erosie 6. exposure
Oudersomsbepaling fossiel
- Radioactieve koolstof-methode (C14 C12) en halfwaardetijd van andere isotopen
- Gidsfossielen
- Geologische tijdsbepaling
Bewijs:
• Continenten bewegen nog steeds
• Bestudering fossielen
• Bestudering geologie
Bouwplan: homologe organen
Rudimentaire organen
Door aanpassingen aan verschillende milieu`s hebben organen van de oorspronkelijke voorouders hun functie verloren.
Dunne darm Dikke darm
Blinde darm
Staartwervels
Hond Mens
Mens
Schaap •Verstandskies?
•Restanten heup walvis
M.plantaris
Overeenkomst in embryonale ontwikkeling.
Gewervelde diersoorten ontwikkelen zich van bevrucht eitje tot bijna ter wereld komen.
Zeker in de eerste stadia is er vrijwel geen onderscheid te maken.
Dit maakt het aannemelijk dat deze dieren afkomstig zijn van een gemeenschappelijke voorouder.
1 2 3 4 5 6
98,5 % overeenkomst in het DNA van een
mens en een chimpansee….
13,7 miljard jaar geleden: Oerknal
(Big Bang-theorie)
• Aarde = 4.6 miljard jaar oud
• Aanvankelijk grote bal van gesmolten gesteente die langzaam afkoelde → vorming aardkorst
• Vulkanisme → vorming atmosfeer
Basisstof 8: Geschiedenis
van het leven op aarde
Oeratmosfeer: NH3, H2O , H2S en CH4 (geen O2)
Oeroceanen: opgeloste metaalionen, fosfaten & silicaten Energie: UV-straling, elektrische ontlading bij onweer,
geothermische warmte bij vulkaanuitbarsting & radioactieve straling
Anorganische stoffen → organische bouwstenen
Dr. Stanley Miller Proef van Miller- 1953
Vorming van aminozuren & nucleïnzuren
Van ééncellig naar meercellig
Eerste ééncellige levensvormen = 3,5 miljard jaar
6CO
2+ 6H
2O → C
6H
12O
6+ 6O
2fotosynthese
Radicale atmosfeerverandering (atmosfeer O2 rijk en CO2 arm)
ééncellige levensvormen passen zich aan (O2 consumenten)
Endosymbiose
theorie
Voet aan wal
Vissen
400 miljoen jaar
Amfibieën & reptielen 300 miljoen jaar
Zoogdieren 200 miljoen jaar
Vogels
150 miljoen jaar
Dinosauriërs
245 miljoen jaar tot 65 miljoen jaar
Uitsterven dinosauriërs komeetinslag?
Perm Krijt
150 miljoen jaar: eerste vogels
Archaeopteryx
Vogel: vleugels, veren, snavel, loopbeen
Reptiel: schubben, tanden, lange staart, buikribben
Jura
4000.000.000
30000.000.000
2000.000.000
1000.000.000
Ontstaan aarde
1e organisme met fotosynthese
1e meercelligen
600.000.000
500.000.000
400.000.000
300.000.000
200.000.000
100.000.000
vissen
1e landleven planten
Reptielen (dino`s) Amfibieën
1e zoogdieren Vogels
Meteoriet-inslag
60.0000
10.000
5.000
Moderne mens
Andere stromingen:
Creationisme
Geloven in een Schepper. Veel creationisten geloven dat er verschillende typen soorten door God geschapen zijn, en dat evolutie slechts beperkt mogelijk is. Zij geven
daarmee een religieuze verklaring voor het bestaan van de soorten en verwerpen daarmee (grotendeels) de
evolutietheorie. Er zijn verschillende stromingen binnen het creationisme. De hoofdstroming wordt echter
gevormd door christenen die op grond van het bijbelboek Genesis geloven dat God de soorten
geschapen heeft, en dat de mens een
bijzondere plaats inneemt in deze schepping.
Andere stromingen:
Intelligent Design
Intelligent Design is in de jaren '90 in gang gezet door een aantal
wetenschappers. Zij hebben geprobeerd m.b.v. wetenschappelijke argumenten aan te tonen dat er een 'intelligent ontwerp' ten
grondslag moet liggen aan het leven. Het concept van
onherleidbare complexiteit speelt hierin een belangrijke rol.
Over de identiteit van de 'ontwerper' wordt niets gezegd, waarmee Intelligent Design verschilt van de meeste creationistische
stromingen. Intelligent Design wordt echter door veel creationisten gesteund.
Als concrete voorbeelden van onherleidbare complexiteit worden genoemd: de zweepstaart van de bacterie E. coli, trilharen, het mechanisme van bloedstolling, de werking van het oog en het immuunsysteem