• No results found

Normwaarden WRITIC

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Normwaarden WRITIC"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Michelle van Damme

500641287

Carina Dubbeldam

500643254

Naära Tomasowa

500651667 Betreft: Bachelor Thesis

Vorm: Manuscript

Opleiding: Ergotherapie, Hogeschool van Amsterdam

Coach: Eric Tigchelaar

Opdrachtgever: Dr. Margo van Hartingsveldt Datum: 02 juni 2015

Plaats: Amsterdam Aantal woorden: 6.592

(2)

1

Writing Readiness Inventory Tool In Context (WRITIC):

Normgroep en afkapwaarden

Dr. Margo J. van Hartingsveldt1, Michelle M. van Damme2, Carina M. Dubbeldam2, Naära Tomasowa2

1 Lector Ergotherapie, Hogeschool van Amsterdam, en 2Studenten Ergotherapie, Hogeschool van Amsterdam

Samenvatting: Dit artikel beschrijft hoe de huidige normgroep is aangevuld zodat deze representatief is voor vijf- en zesjarige kinderen in Nederland. Daarnaast zijn de afkapwaarden voor het subdomein ‘Taakuitvoering’ van de WRITIC bepaald. Om de normgroep aan te vullen, is de WRITIC afgenomen bij kinderen in groep twee (N=73). Deze data zijn verwerkt en geanalyseerd in SPSS. Hieruit is gebleken dat de normgroep niet representatief is voor vijf- en zesjarige kinderen in Nederland. Doordat de jongens en meisjes significant (p ≤ 0,002) verschillen op de score van het subdomein ‘Taakuitvoering’, zijn twee aparte afkapwaarden bepaald. De voorlopige afkapwaarden zijn beschre-ven.

Inleiding

Schrijven is één van de belangrijkste vaardigheden die een kind leert op de basisschool. Het is essentieel voor de participatie op school en heeft een sterk ver-band met het leren lezen en spellen (Longcamp et al, 2008). Ondanks de technologische ontwikkelingen blijft schrijven essentieel voor de ontwikkeling van fijne motoriek, cognitie en het lezen (Litière, 2007). Vijf tot zevenentwintig procent van de kinderen ont-wikkelt schrijfproblemen tijdens de eerste jaren van het schrijfonderwijs (Hartingsveldt, Groot, Aarts, & Nijhuis, 2011). Schrijfproblemen kunnen een negatief effect hebben op de academische vaardigheden en het zelfvertrouwen van een kind (Ratzon, Efraim, & Bart, 2007).

Gezien het belang van schrijven en daarnaast het hoge percentage schrijf-problemen, is een instru-ment wat een eventueel risico op het ontwikkelen van schrijfproblemen opspoort noodzakelijk. Uit het systematic review van Van Hartingsveldt et al. (2011) is gebleken dat een dergelijk instrument nog niet be-staat. Daarom is de Writing Readiness Inventory Tool in Context (WRITIC) ontwikkeld. Dit instrument is be-doeld om te beoordelen of een oudste kleuter, van vijf of zes jaar, klaar is voor het schrijfonderwijs in groep drie. Op basis van de uitkomsten van de WRITIC kan een tijdige interventie gestart worden, om de voorbereidende schrijfvaardigheden te verbeteren.

De WRITIC bestaat uit drie domeinen: ‘Kind’, ‘Om-geving’ en ‘Papier-en pentaken’. Waarbij een kind on-der het domein ‘Kind’ zijn mening mag geven over zijn teken- en schrijfvaardigheden. De overige scores, voor de domeinen ‘Omgeving’ en ‘Papier-en penta-ken’, worden verkregen middels een observatie door de therapeut en het beoordelen van het gemaakte product.

De WRITIC is valide, betrouwbaar en voorspelbaar (Hartingsveldt, Cup, Groot, & Nijhuis-van der Sanden, 2013). De volgende stap in testontwikkeling is het verzamelen van normwaarden. Door gebruik te ma-ken van normwaarden, kan afgebama-kend worden wan-neer een kind verhoogde kans heeft op het ontwikke-len van schrijfproblemen. Hiermee is een start ge-maakt via andere projecten van de Hogeschool van Amsterdam. Studenten hebben de WRITIC op ver-schillende basisscholen in Nederland afgenomen. Tot nu toe is er een databestand met testgegevens van 328 kinderen. De testgegevens moeten worden aan-gevuld tot deze representatief zijn voor de Neder-landse bevolkingsgroep van vijf- en zesjarige kinderen (Salvia, Ysseldyke, & Bolt, 2013).

Het doel van dit onderzoek, in het kader van de bachelor thesis, is: ‘het aanvullen van de huidige normgroep zodat deze representatief wordt voor vijf- en zesjarige kinderen in Nederland. Vervolgens kun-nen de afkapwaarden voor het subdomein ‘Taakuit-voering’ van de WRITIC bepaald worden.’

Om het doel te kunnen behalen zijn drie deelvra-gen opgesteld, die uitgewerkt zijn in de literatuurderzoeken. In het eerste literatuuronderzoek, is on-derzoek gedaan naar de wijze waarop de normgroep aangevuld dient te worden, zodat deze een represen-tatieve weergave is van de Nederlandse vijf- en zesja-rige kinderen. Uit dit literatuuronderzoek kwam naar voren dat bij het vormen van een normgroep reke-ning gehouden moet worden, met de variabelen die invloed hebben op het construct onder het instru-ment. Daarnaast dient de normgroep uit minimaal 300 participanten te bestaan. Om de representativi-teit van de normgroep te controleren, is het raad-zaam de chi-kwadraattoets uit te voeren (Tomasowa, 2015).

(3)

2 Daarnaast is in dit literatuuronderzoek

bestu-deerd, welke vorm van afkapwaarden andere meet-instrumenten gebruiken. De conclusie uit dit onder-zoek is dat er een verschil bestaat tussen percentielen en percentiele rangen. Een percentiel is een gegeven punt waaronder een percentage van de scores valt. Een percentiele rang daarentegen is een plek in de percentiele schaal, in vergelijking met de normgroep. Voor de WRITIC kan het best gebruik worden ge-maakt van percentiele rangen. Op basis van deze per-centiele rangen kan geconcludeerd worden, hoe een kind scoort in vergelijking met leeftijdsgenoten. Aan de hand van deze manier van scoren, kan een advies gegeven worden aan professionals of ouders (Damme, 2015).

Als laatste is literatuur onderzocht, over welke persoonsgebonden factoren invloed kunnen hebben op de ontwikkeling van de fijne motoriek, bij kinderen van vijf en zes jaar. De belangrijkste conclusie uit het onderzoek, is dat jongens en meisjes op fijn motori-sche taken significant verschillen. Hieruit kan gecon-cludeerd worden dat de WRITIC gebruik dient te ma-ken van een aparte score voor jongens en meisjes. Kinderen van vijf en zes jaar blijken tevens verschil-lend te scoren op de fijne motoriek. Dit is echter niet significant (Dubbeldam, 2015).

Op basis van deze informatie, is het huidige onder-zoek naar de normwaarden van de WRITIC uitge-voerd.

Methode

Design

Voor het onderzoek naar het verzamelen van de normwaarden voor de WRITIC, is gebruik gemaakt van een observationeel design. Binnen een observati-oneel onderzoek wordt de participant geobserveerd

in zijn of haar eigen omgeving. Daarbij is het van be-lang, dat de onderzoeker geen interventie uitvoert om de variabelen te beïnvloeden (Grobbee & Hoes, 2008). De onderzoekers observeren de participanten in hun eigen klas, waarbij de omgeving niet is aange-past.

Participanten

De participanten binnen dit onderzoek zijn 73 kin-deren, van vijf en zes jaar, woonachtig in Amsterdam en Assendelft. De testgegevens van deze kinderen, worden toegevoegd aan het reeds bestaande databe-stand. Deze reeds bestaande testgegevens moeten worden aangevuld tot deze representatief zijn voor de Nederlandse bevolkingsgroep van vijf- en zesja-rige. In tabel 1 zijn de karakteristieken van de norm-groep weergegeven. Uit de gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) van 1 januari 2014, blijkt dat 25% van de vijf- en zesjarige kinderen, al-lochtoon is (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2014). Het percentage allochtone kinderen binnen de norm-groep, moet overeenkomen met de door het CBS ge-geven 25% (tabel 2).

Uit literatuuronderzoek is gebleken, dat de ont-wikkeling van de fijne motoriek bij jongens en meis-jes, dermate verschilt dat zij niet met dezelfde score beoordeeld kunnen worden (Bruckner, Kastner-Kol-ler, Deimann & Voracek, 2011; Hellinckx, Roeyers & Waelvelde, 2013; Krombholz, 2006; Scheiber, Rey-nolds, Hajovsky & Kaufman, 2015; Son, Lee & Sung, 2013). Daarom zal een aparte normscore worden be-paald voor jongens en meisjes. Hierdoor moet ge-zorgd worden dat zowel 300 jongens en meisjes par-ticiperen aan het onderzoek (Cooke, 2006).

Voor het aanvullen van de normwaarden zijn 32 scholen benaderd voor deelname aan het onderzoek. In eerste instantie zijn scholen benaderd op basis van een rapport vanuit de gemeente Amsterdam. In het Tabel 1

Beschrijvende data van de totale normgroep

Leeftijd in jaren*

4 jaar 5 jaar 6 jaar

Geslacht Jongens 5 162 30 Meisjes 5 155 30 Afkomst Autochtoon 9 290 31 Allochtoon 1 27 29 Voorkeurshand Links 1 40 8 Rechts 8 276 50 Wisselend 1 1 2

*N=387. Van 14 kinderen mist de geboortedatum

Tabel 2

Beschrijvende data van het CBS.

5 jaar 6 jaar

Geslacht Jongens 95.374 (51,3%) 93.242 (51,1%)

Meisjes 90.506 (48,7%) 89.370 (48,9%)

(4)

3 rapport wordt per school beschreven wat het

percen-tage allochtone kinderen is (Broekhuizen & Jakobs,

2010). De scholen met een percentage van 90% pro-cent of hoger zijn hierbij benaderd.

Geen van deze scholen heeft toestemming gegeven voor deelname aan het onderzoek. Hierdoor is het eerder voorgenomen percentage van 90% alloch-toon, losgelaten. Vervolgens is het netwerk van de onderzoekers geraadpleegd. Via deze weg is gepro-beerd een andere ingang te vinden bij de scholen. Van de benaderde scholen hebben drie daadwerkelijk deelgenomen. In totaal zijn 73 kinderen getest, in het kader van dit onderzoek. Alleen de kinderen waarvan de ouders het informed consent hebben ingevuld, en daarmee toestemming geven voor deelname, heb-ben meegedaan in het onderzoek.

Assessments

Door middel van drie meetinstrumenten zijn de normgegevens verzameld. Binnen het onderzoek, wordt gebruik gemaakt van de WRITIC in combinatie met de Nine Hole Peg Test (9-HPT) (Smith, Hong & Presson, 2000) en de Timed Test of In-Hand Manipu-lation (Timed TIHM) (Hartingsveldt, Vries, Cup, Groot, Hendriks, & Nijhuis-van der Sanden, 2015).

WRITIC

De WRITIC is een kwantitatief meet-instrument, welke wordt afgenomen in het klaslokaal van het kind, aan de eigen tafel en stoel. Hierdoor kan een to-taal beeld worden gevormd van hoe het kind, in de context van de klas, papier- en pentaken uitvoert. Het instrument bevat drie verschillende domeinen waarin gescoord wordt, namelijk: (1) ‘Kind’, (2) ‘Omgeving’ en (3) ‘Papier- en pentaken’. Binnen de WRITIC wordt gescoord op een driepuntsschaal, waarbij een 2, een 1 of een 0 kan worden gescoord. De 2 staat voor een goede uitvoering, de 1 voor een matige uitvoering en de 0 voor een onvoldoende uitvoering.

Het domein ‘Kind’ bestaat uit twee subdomeinen, ‘Interesse papier- en pentaken’ en ‘Volgehouden aan-dacht’. Bij het subdomein ‘Interesse papier- en pen-taken’ wordt de mening van het kind gevraagd, om-trent zijn teken- en schrijfvaardigheden. Het concen-tratievermogen tijdens het maken van de opdrachten van de WRITIC, wordt geobserveerd bij het subdo-mein ‘Volgehouden aandacht’.

Het domein ‘Omgeving’ beoordeeld de sociale en fysieke omgeving in de klas. Met de sociale omgeving wordt het klasklimaat geobserveerd. Onder de fy-sieke omgeving wordt de tafel- en stoelhoogte ge-scoord.

In het laatste domein ‘Papier- en pentaken’, wordt het kind gevraagd verschillende opdrachten uit te voeren. Dit wordt gedaan aan de hand van een vooraf

opgesteld tekenboekje. Deze opdrachten zijn zo op-gesteld, dat arm-, pols- en vingerbewegingen worden uitgelokt bij het kind. Dit onderdeel bestaat uit een observatie en een beoordeling van het eindproduct. Dit domein bestaat uit de subdomeinen ‘Taakuitvoe-ring’ en ‘Intensiteit van de uitvoe‘Taakuitvoe-ring’. Het subdomein ‘Taakuitvoering’ is het kwantitatieve, normgerefe-reerde subdomein van de WRITIC. Als de normgege-vens verzameld zijn en de afkapwaarden bepaald, kan op basis daarvan een objectief oordeel gevormd wor-den of het kind startklaar is voor het leren schrijven. Een hogere score betekent een beter resultaat op de WRITIC en een kleinere kans op het ontwikkelen van schrijfproblemen (Hartingsveldt & Vries, 2014). De overige subdomeinen leveren extra informatie voor advies en interventie.

De inhoudsvaliditeit van de WRITIC is vastgesteld met tien experts. Met behulp van factoranalyse zijn de subdomeinen ‘Taakuitvoering’ en ‘Intensiteit van de uitvoering’ bepaald, met een Cronbach’s Alpha van respectievelijk 0.82 en 0.69. De discriminatieve validiteit is vastgesteld voor het subdomein ‘Taakuit-voering’ tussen kinderen met een goede en zwakke uitvoering van de papier- en pentaken. De betrouw-baarheid van het subdomein ‘Taakuitvoering’ is zeer goed: de Intraclass Correlations (ICC) test–hertest is 0.92 (P < 0.001) en de ICC interbeoordelaars-be-trouwbaarheid is 0.95 (P < 0.001) (Hartingsveldt, Cup, Groot, & Nijhuis-van der Sanden, 2013).

Nine Hole Peg Test (9-HPT)

De 9-HPT is een test waarbij de fijn motorische coör-dinatie en de snelheid van bewegen wordt gemeten. De test bestaat uit het zo snel mogelijk plaatsen en verwijderen van pinnetjes in een bord met negen ga-ten. Aan het kind wordt gevraagd, of zij de opdracht met hun voorkeurshand willen uitvoeren. De tijd die zij hiervoor gebruiken wordt twee maal opgenomen. De snelste tijd wordt genoteerd (Smith et al., 2000).

De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid van het in-strument is hoog, dominante hand = 0.99, niet-domi-nante hand= 0.994. Twee ergotherapeuten hebben de scores van 522 kinderen in de leeftijd van vijf tot en met tien jaar beoordeeld (Smith et al., 2000).

Timed Test of In-Hand Manipulation (Timed TIHM)

Met de Timed TIHM worden complexe fijn motori-sche bewegingen gemeten. De test geeft informatie over de fijn motorische ontwikkeling van het kind. Tij-dens de test worden drie opdrachten uitgevoerd mid-dels de pinnen en het pinnenbord van de 9-HPT. De opdrachten bestaan uit het uitvoeren van translatie van de vingers naar de hand, translatie van de hand

(5)

4 naar de vingers en complexe rotatie. Bij de scoring

wordt gelet op de tijd en het aantal pinnetjes wat uit de hand is gevallen (Pont et al., 2008).

De Timed TIHM is gestandaardiseerd en gevali-deerd voor kinderen van vijf en zes jaar (Vries et al., 2014).

Procedure

Voor het onderzoek zijn scholen benaderd via brief en/of mail, bijlage 1. In de brief en mail is vermeld dat binnen een week telefonisch contact opgenomen wordt. Tijdens het telefoongesprek is het onderzoek verder toegelicht en is gevraagd of de school wil deel-nemen. Van d 32 scholen die benaderd zijn, hebben drie scholen hun toestemming gegeven.

Nadat toestemming is gegeven, hebben de onder-zoekers de scholen bezocht om het toestemmingsfor-mulier van de directeur in ontvangst te nemen. Daar-naast zijn de informed consents verspreid onder de kinderen van groep twee. Doordat de kinderen van groep twee minderjarig zijn en niet zelf mogen beslis-sen of zij deel willen nemen aan het onderzoek, is het informed consent gericht aan de ouders.

Voorafgaand aan het onderzoek hebben de onder-zoekers een cursusdag gevolgd, waar zij geleerd heb-ben om de WRITIC, de 9-HPT en de Timed TIHM be-trouwbaar af te nemen. Om capabel te worden in het afnemen van de WRITIC, hebben de onderzoekers voorafgaand aan het onderzoek twee kinderen ge-test. Deze testgegevens zijn niet opgenomen in het onderzoek. Daarnaast is bij het afnemen van de WRITIC, bij de eerste twee kinderen, een extra onder-zoeker aanwezig. Na afloop zijn de scores vergeleken. Hierbij zijn 87% van de scores overeengekomen.

Het afnemen van de WRITIC vindt plaats, tijdens werktijd, in de klas van het kind. Door de afname in de klas wordt een realistisch beeld gevormd, van het functioneren van het kind. De 9-HPT en de Timed TIHM worden daarentegen afgenomen, in een één op één situatie, in een aparte ruimte. Voor deze test die-nen de kinderen beter geconcentreerd te zijn en wor-den prikkels tijwor-dens afname zoveel mogelijk verme-den.

Data-analyse

Voor het verwerken en analyseren van de verkregen data uit de WRITIC, 9-HPT en de Timed TIHM, wordt gebruik gemaakt van het programma ‘Statistical Package for the Social Sciences’ (SPSS) versie 22 voor Windows. Met behulp van dit programma worden meerdere analyses gedaan.

Als eerste worden de beschrijvende data van de onderzoeksgroep in kaart gebracht. Om te bepalen of

significante verschillen aanwezig zijn binnen de on-derzoekspopulatie, op het subdomein ‘Taakuitvoe-ring’, wordt de Mann-Whitney U toets gebruikt. Om-dat de gegevens van het onderzoek geen continu va-riabelen zijn, wordt gebruik gemaakt van deze ordi-nale toetsen (Vocht, 2014; Baarda, Goede & Dijkum, 2003). Deze toets wordt gebruikt om twee deelpopu-laties uit het databestand te vergelijken. Met deze toets is bepaald, of er verschil is in de uitkomst op het subdomein ‘Taakuitvoering’ voor geslacht en her-komst.

Met behulp van SPSS, kunnen de percentiele ran-gen gekoppeld worden aan de ruwe scores van de WRITIC. SPSS kan aangeven welke ruwe scores horen bij deze percentiele rangen. Hierdoor kunnen duide-lijke afkap-waarden bepaald worden voor de WRITIC.

Verder wordt gekeken naar de represen-tativiteit van de normgroep, middels een chi-kwadraattoets in Excel (ExcelFunctions.net, 2015; Zaiontz, 2014). Met behulp van deze berekening, kan bepaald worden of de normgroep significant verschilt van de vijf- en zes-jarige kinderen in Nederland, volgens het CBS. Een significant verschil betekent dat de normgroep op dit gebied niet representatief is voor de vijf- en zesjarige kinderen in Nederland.

Resultaten

Afkapwaarden

De afkapwaarden van de WRITIC zijn gezet op de 5e en 16e percentiele rang. Dit komt overeen met res-pectievelijk -2 en -1 standaarddeviatie (SD) (Case-Smith & O’Brien, 2010; Ishak, Burt & Sederer, 2002). Streiner & Norman (2009) beschrijven dat testuit-komsten onder de 5e percentiele rang, als sterk

afwij-kend beschouwd kunnen worden. Kinderen die onder de 5e percentiele rang scoren, lopen een groot risico

op het ontwikkelen van schrijfproblemen. Voor hen wordt aanbevolen professionele hulp in te schakelen op het gebied van schrijven en fijne motoriek. Indien een kind tussen de 5e en 16e percentiele rang scoort,

is het raadzaam extra oefeningen omtrent de fijne motoriek aan te dragen (Smits-Engelsman, Niemeijer & Galen, 2001; Bart, Hajami & Bar-Haim, 2007; Marr & Cermak, 2002; Ratzon et al., 2007).

Karakteristieken normgroep

De door deze bachelor thesis verkregen data zijn in-gevoerd in SPSS. Deze zijn toegevoegd aan de reeds verzamelde gegevens van 328 kinderen. In tabel 3 is te zien hoe het databestand eruit ziet met betrekking tot geslacht, herkomst, voorkeurshand en leeftijd. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de reeds ver-zamelde gegevens, verver-zamelde data binnen deze ba-chelor thesis en gecombineerde data.

(6)

5

Representativiteit normgroep

Een belangrijk onderdeel van deze bachelor thesis is het aanvullen van de normgroep, zodat deze meer re-presentatief is voor de vijf- en zesjarige Nederlandse kinderen. Om te controleren of de normgroep repre-sentatief is voor geslacht en herkomst van het kind, is een chi-kwadraattoets uitgevoerd middels Excel (Ex-celFunctions.net, 2015; Zaiontz, 2014). In tabel 4 zijn de geobserveerde data weergegeven voor geslacht en herkomst, op basis van de gegevens van de WRITIC en het CBS. Vervolgens zijn de verwachte uitkomsten berekend op basis van de geobserveerde uitkomsten (tabel 5). Er is geen significant verschil gevonden voor geslacht, tussen de gegevens van het CBS en de WRITIC (Chi2=0,0157, d.f.=1, p = 0,900). Voor

her-komst is wel een significant verschil gevonden (Chi2=22,2477, d.f.=1, p ≤ 0,000.

‘Taakuitvoering’ WRITIC

Het belangrijkste onderdeel van de WRITIC voor deze bachelor thesis is het subdomein ‘Taakuitvoering’. Dit is namelijk het kwantitatieve deel van de WRITIC. Voor dit subdomein worden uiteindelijk de afkap-waarden bepaald. In tabel 6 wordt de gemiddelde score en de mediaanscore op het subdomein ‘Taak-uitvoering’ weergegeven, voor de reeds verzamelde data, de data verzameld in het kader van deze bache-lor thesis en de gecombineerde data. Daarnaast is ook de score vermeld die overeenkomt met de 5e en

16e percentiele rang.

De scores die verzameld zijn in het kader van deze bachelor thesis liggen lager dan die van de reeds ver-zamelde gegevens en de gecombineerde gegevens. Om te verklaren waar dit aan ligt, is gekeken tussen welke factoren significante verschillen zijn waargeno-men voor het domein ‘Taakuitvoering’. Dit is gedaan middels een Mann-Whitney U toets. Hieruit kan

ge-concludeerd worden dat jongens en meisjes signifi Tabel 3

Beschrijvende data van de reeds verzamelde, de binnen deze bachelor thesis verzamelde en de totale data van de norm-groep.

Reeds verzamelde data (N=328)

Verzamelde data bin-nen deze bachelor

the-sis (N=73) Totaal (N=401) Geslacht Jongens 167 (50,9%) 37 (50,7%) 204 (50,9%) Meisjes 161 (49,1%) 36 (49,3%) 197 (49,1%) Herkomst Autochtoon 310 (94,5%) 32 (43,8%) 342 (85,3%) Allochtoon 18 (5,5%) 41 (56,2%) 59 (14,7%) Voorkeurshand Links 45 (13,7%) 4 (5,5%) 49 (12,2%) Rechts 282 (86,0%) 66 (90,4%) 348 (86,8%) Wisselend 1 (0,3%) 3 (4,1%) 4 (1,0%) Leeftijd* 4 jaar 10 (3,0%) 0 (0,0%) 10 (2,6%) 5 jaar 297 (90,5%) 20 (33,3%) 317 (81,9%) 6 jaar 20 (6,1%) 40 (66,7%) 60 (15,5%)

*Voor de reeds verzamelde data mist van één kind de geboortedatum, voor de verzamelde data binnen deze bachelor the-sis mist van dertien kinderen de geboortedatum. Hierdoor is voor de leeftijd N= 382.

Tabel 4

Geobserveerde uitkomsten WRITIC en CBS voor geslacht en afkomst

Geobserveerde uitkomsten

Jongens Meisjes Totaal Autochtoon Allochtoon Totaal

WRITIC 204,00 197,00 401,00 342,00 59,00 401,00

CBS 188.616,00 179.876,00 368.492,00 276.725,00 91.767,00 368.492,00

Tabel 5

Verwachte uitkomsten WRITIC en CBS voor geslacht en afkomst

Verwachte uitkomsten

Jongens Meisjes Autochtoon Allochtoon

WRITIC 205,25 195,75 301,18 99,82

(7)

6 cant verschillen (U=22.923,500, p ≤ 0,002). Dit komt

overeen met de uitkomsten van de literatuurstudie (Dubbeldam, 2015). Daarnaast is eveneens een signi-ficant verschil gevonden voor de herkomst (U= 6,945,500, p ≤ 0,000.). Binnen de literatuurstudie zijn echter geen artikelen gevonden die betrekking heb-ben op Nederland, waarmee het significante verschil verklaart kan worden (Dubbeldam, 2015).

De normgroep van de reeds verzamelde gegevens komen wat betreft geslacht, redelijk overeen met de gegevens die verzameld zijn in het kader van deze ba-chelor thesis (tabel 3). Er zijn echter verschillen zicht-baar in de herkomst van de participanten tussen de reeds verzamelde gegevens, en de verzamelde gege-vens in het kader van deze bachelor thesis (tabel 3). Dit zou een mogelijke verklaring kunnen zijn voor de lagere score op het subdomein ‘Taakuitvoering’ van de geteste kinderen, binnen deze bachelor thesis.

Scores ‘Taakuitvoering’ per subgroep

Uit de literatuur kwam naar voren dat jongens fijn motorisch achterlopen op meisjes (Bruckner et al., 2011; Hellinckx et al., 2013; Krombholz, 2006; Schei-ber et al., 2015; Son et al., 2013). Binnen deze bache-lor thesis is tevens een significant verschil gevonden, tussen jongens en meisjes op de score voor het sub-domein ‘Taakuitvoering’. Hierdoor kunnen zij niet on-der dezelfde norm beoordeeld worden. Om deze re-den, zal een aparte afkapwaarde gesteld moeten worden, voor zowel jongens als meisjes. De gemid-delde score, mediaanscore en de scores die overeen-komen met de 5e en 16e percentiele rang, zijn voor

zowel jongens als meisjes weergegeven in tabel 7. In deze bachelor thesis is eveneens een significant verschil gevonden voor herkomst, op het subdomein

‘Taakuitvoering’. Momenteel kan nog geen uitspraak worden gedaan, of een aparte normgroep nodig is voor autochtone en allochtone kinderen. Het aantal allochtone kinderen is daarvoor onvoldoende verte-genwoordigd in deze normgroep. Daarnaast is uit de literatuurstudie gebleken dat een goede grootte van een normgroep 300 deelnemers bevat (Cooke, 2006). Hieraan is met de WRITIC op dit moment nog niet vol-daan. De voorlopige, aparte scores voor autochtone en allochtone kinderen zijn weergegeven in tabel 7.

Doordat de normgroep nog niet representatief is aan de Nederlandse kinderen van vijf en zes jaar, zijn de hieronder gepresenteerde resultaten voorlopig (tabel 7). Om de resultaten definitief te maken, dient de normgroep verder aangevuld te worden.

Discussie

Het huidige onderzoek toont aan dat de normgroep momenteel, ondanks het aanvullen van de data, niet geheel representatief is voor de Nederlandse bevol-king van vijf- en zesjarige kinderen. De chi-kwadraat score wijst uit dat de normgroep significant verschilt met de gegevens van het CBS, met betrekking tot de herkomst van de kinderen (p ≤ 0,000.). De normgroep is daarentegen wel representatief ten aanzien van het geslacht (p = 0,900).

Om te bepalen of binnen de WRITIC gebruik ge-maakt dient te worden van meerdere normwaarden, is onderzocht of er significante verschillen zichtbaar zijn op het gebied van geslacht en herkomst. Dit is ge-daan middels de Mann-Whitney U toets. Uit deze toets is gebleken dat de jongens significant lager sco-ren dan de meisje op het subdomein ‘Taakuitvoering’ (p ≤ 0,002). Uit dezelfde toets is naar voren gekomen dat er een significant verschil zichtbaar is tussen de Tabel 6

Score ‘Taakuitvoering’ WRITIC, met betrekking tot de gemiddelde, mediaan en percentiele rangen

Reeds verzamelde data N=322*

Verzamelde data bin-nen deze bachelor

the-sis N=73 Totaal N=395 Score ‘Taakuitvoe-ring’ WRITIC Gemiddelde 43,36 39,62 42,67 Mediaanscore 44,00 40,00 44,00 5e percentiel 34,00 31,40 33,00 16e percentiel 39,00 35,00 38,00

*Voor de reeds verzamelde data missen de scores op ‘Taakuitvoering’ van zes kinderen.

Tabel 7

Score ‘Taakuitvoering’ WRITIC voor geslacht en herkomst.

Score ‘Taakuitvoering’ WRITIC

Mean Median 5e percentiel 16e percentiel

Geslacht Jongens 41,79 43,00 31,00 37,00

Meisjes 43,57 44,50 34,75 40,00

Herkomst Autochtoon 43,04 44,00 33,85 38,00

(8)

7 scores van allochtone en autochtone kinderen (p ≤

0,000.).

Uit de literatuur is gebleken dat jongens significant lager scoren op fijn motorische vaardigheden, dit is in overeenstemming met de uitkomsten van het huidige onderzoek (Dubbeldam, 2015). Om deze reden is be-sloten aparte percentiele rangen te bepalen, voor zo-wel jongens als meisjes. De ruwe score overeenko-mend met de 5e en 16e percentiele rang is voor

jon-gens gezet op respectievelijk 31,00 en 37,00. Voor de meisjes is deze ruwe score vastgesteld op respectie-velijk 34,75 en 40,00.

De onderzoekers zijn binnen dit onderzoek niet di-rect begonnen met het werven van scholen. In de pe-riode van dit onderzoek waren eveneens veel vakan-ties en feestdagen. Hierdoor liep het werven van scholen vertraging op. Voor vervolgonderzoek is het raadzaam om vanaf het begin scholen te benaderen.

Het vooraf bedachte plan om scholen met een percentage van 90% allochtone kinderen of meer te includeren, is tijdens het onderzoek niet haalbaar ge-bleken. In verband met de moeilijkheden met het werven van scholen die bereid zijn om mee te doen aan het onderzoek, is de maatstaaf van 90% alloch-tone kinderen per school losgelaten. Hierdoor is het percentage allochtone kinderen binnen dit onder-zoek, lager uitgevallen dan in eerste instantie voorge-nomen was. Dit terwijl het vooral van belang is voor de normgroep, dat het aantal allochtone kinderen verhoogd wordt. Met de verzamelde data binnen deze bachelor thesis is de normgroep nog niet vol-doende aangevuld om representatief te zijn voor de Nederlandse vijf- en zesjarige kinderen (p=0.000.). Het databestand dient in een verder onderzoek nog aangevuld te worden.

Binnen het onderzoek is opgemerkt dat scholen vanuit het netwerk van de onderzoekers, toegankelij-ker zijn en eerder deelnemen aan het onderzoek, dan de scholen die direct zijn benaderd. Het inschakelen van het netwerk heeft het moeilijker gemaakt om scholen te includeren met hoge percentages alloch-tone kinderen. Hierdoor zijn gemêleerde scholen te-vens geïncludeerd. Dit heeft als invloed gehad dat het percentage allochtone kinderen binnen dit onder-zoek, lager is uitgevallen dan vooraf verwacht.

De gegevens zijn door verschillende onderzoeks-groepen verzameld en ingevuld. Ondanks dat alle on-derzoeksgroepen de cursus hebben gevolgd om de WRITIC af te mogen nemen, bestaat de kans dat elke onderzoeker anders scoort. Hierdoor kunnen de test-gegevens van de verschillende onderzoekers, van el-kaar afwijken.

Niet alle gegevens binnen het subdomein ‘Taakuit-voering’ zijn door alle onderzoekers ingevoerd,

waar-door de totaalscore voor dit subdomein niet bere-kend kan worden voor deze kinderen. Van zes kin-deren ontbreekt de score op het subdomein ‘Taakuit-voering’. Hierdoor kunnen de door de onderzoekers berekende gegevens een vertekende afspiegeling zijn.

Een aantal ouders hebben tijdens het invullen van het informed consent, geen of een onjuiste geboorte-datum vermeld. Het gaat hierbij om dertien kinderen. De leeftijd van deze kinderen is wel bekend.

In het databestand zijn tien vierjarige kinderen op-genomen. In het huidige onderzoek zijn kinderen met deze leeftijd geëxludeerd. De reden hiervoor is dat de WRITIC is ontwikkeld voor de oudste kleuters die naar groep drie gaan. Binnen dit onderzoek zijn de data van de vierjarige kinderen wel meegenomen, omdat het kinderen uit groep twee zijn.

Het aantal zesjarige kinderen in verhouding tot de vijfjarige kinderen, is in het databestand onvoldoende in balans, respectievelijk 85%:15%. Dit kan een gevolg zijn van de periode waarin de onderzoekers de kin-deren hebben getest. De reeds verzamelde data zijn verkregen gedurende de eerste helft van het school-jaar. De verzamelde data binnen deze bachelor thesis zijn verkregen in de tweede helft van het schooljaar. Kinderen zijn in de tweede helft van het schooljaar ouder dan in de eerste helft. Dit heeft ervoor gezorgd dat zesjarige kinderen ondervertegenwoordigd zijn in de normgroep. Voor vervolgonderzoek wordt geadvi-seerd om meer kinderen in de tweede helft van het schooljaar te testen.

Er is een significant verschil gevonden tussen de autochtone en allochtone kinderen. Dit kan meerdere oorzaken hebben. De eerste mogelijkheid is de grootte van de onderzochte groep. Het aantal alloch-tone kinderen die in dit onderzoek zijn getest, ligt laag en bestaat uit 59 kinderen, in vergelijking met de groep autochtone kinderen bestaande uit 342 kin-deren. Om een duidelijke conclusie te kunnen trekken over het verschil in uitslagen tussen allochtone en au-tochtone kinderen, is het wenselijk om een aanvul-lend onderzoek te starten. Hierin moeten meer gege-vens verzameld worden die afkomstig zijn van alloch-tone kinderen. Een andere mogelijke oorzaak is het feit dat de allochtone kinderen door een andere on-derzoeksgroep getest zijn, dan het bestaande databe-stand. Zoals eerder genoemd kunnen de scores hier-door van elkaar afwijken. Daarnaast komen de meeste allochtone kinderen van drie scholen. Het is mogelijk dat deze scholen minder aandacht besteden aan schrijven in groep 2, waardoor de groep alloch-tone kinderen slechter scoort dan de autochalloch-tone kin-deren.

Voor vervolgonderzoek naar de normwaarden is het tevens raadzaam om rekening te houden met de

(9)

8 representativiteit van de normgroep, voorafgaand

aan het daadwerkelijke onderzoek. Bij het includeren van scholen kan rekening gehouden worden met de demografische kenmerken van de kinderen in Neder-land, zodat de normgroep een representatieve weer-gave wordt. Hierbij gelet op herkomst, leeftijd en ge-slacht.

Als gebruik wordt gemaakt van verschillende normgroepen, dient rekening gehouden te worden met de grootte en gelijkheid van de verschillende groepen. Zoals eerder beschreven zijn per normgroep minimaal 300 participanten nodig (Cooke et al, 2006).

Conclusie

De resultaten van dit onderzoek wijzen uit dat de hui-dige normgroep momenteel niet geheel representa-tief is voor de vijf- en zesjarige kinderen in Nederland. Ten aanzien van de herkomst verschilt de normgroep significant van de gegevens van het CBS. Voor ge-slacht is de normgroep daarentegen wel representa-tief. Er is een significant verschil gevonden tussen de scores van de jongens en meisjes op het subdomein ‘Taakuitvoering’. Hierdoor is besloten om aparte per-centiele rangen te bepalen per geslacht. De afkap-waarden overeenkomend met de 5e en 16e

percent-iele rang voor jongens zijn respectievelijk 31,00 en 37,00. Voor de meisjes zijn de afkapwaarden vastge-steld op respectievelijk 34,75 en 40,00. Wegens het feit dat de normgroep niet representatief is, zijn deze scores onder voorbehoud.

Dankwoord

Wij danken de scholen, ‘De Ark’ & ‘Crescendo’ te Am-sterdam en ‘De Meander’ te Assendelft, voor deel-name aan ons onderzoek. Tevens willen wij de kin-deren, hun ouders en leerkrachten bedanken voor hun enthousiasme omtrent het onderzoek. Wij dan-ken de opdrachtgever Margo van Hartingsveldt (lec-tor, Hogeschool van Amsterdam) en coach Eric Tig-chelaar (docent, Hogeschool van Amsterdam) voor hun begeleiding gedurende dit onderzoek.

Literatuurlijst

Baarda, D.B., Goede, M.P.M. de, & Dijkum, C.J. van. (2003). Basisboek Statistiek met SPSS: Handleid- ing voor het verwerken en analyseren van en rap- porteren over (onderzoeks)gegevens. Houten: Wolters-Noordhoff.

Bart, O., Hajami, D., & Bar-Haim, Y. (2007). Predict- ng school adjustment from motor abilities in kin- dergarten. Infant and Child Development, 16(6), 597-615.

Broekhuizen, J. & Jakobs, E. (2010) Stand van zaken

segregatie basisonderwijs Schooljaar 2009/’10

(Rapportage). Dienst Onderzoek en Statistiek, Gemeente Amsterdam.

Bruckner, J., Kastner-Koller, U., Deimann, P., & Vorac- ek, M. (2011). Drawing and handedness of pre- schoolers: A repeated-measurement approach to hand preference. Perceptual and Motor Skills, 112(1), 258.

Case-Smith, J. & O’Brien, J.C. (2010). Occupational

therapy for children. Maryland Heights: Mosby

Elsevier.

Centraal Bureau voor de Statistiek, (2014) Bevolking;

generatie, geslacht, leeftijd en herkomstgroep-ering, 1 januari. Geraadpleegd op 14 april 2015,

via:

http://statline.cbs.nl/Statweb/publica-

tion/?DM=SLNL&PA=37325&D1=0- 2&D2=a&D3=6-7&D4=0&D5=1-2,5-9&D6=16-18&HDR=T,G4,G3,G5&STB=G1,G2&VW=T

Cooke, D. M., McKenna, K., Fleming, J., & Darnell, R. (2006). Australian normative data for the occupa-tional therapy adult perceptual screening test.

Australian Occupational Therapy Journal, 53(4),

325-336.

Damme, M.M. van. (2015). Op welke wijze worden de normwaarden bepaald bij instrumenten die vaar-digheden in kaart brengen bij kinderen? Litera-tuurstudie. Heerhugowaard: Hogeschool van Am-sterdam.

Dubbeldam, C.M. (2015). Een literatuurstudie naar de invloed van persoonsgebonden factoren op de ontwikkeling van de fijne motoriek. Literatuurstu-die. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam. ExcelFunctions.net. (2015). The Excel CHITEST Func-

tion. Verkregen op 31 mei 2015 via:

http://www.excelfunctions.net/Excel-Chitest-Function.html

Grobbee, D.E. & Hoes, A.W. (2008) Clinical epidemi ology: principles, methods, and applications for clinical research. Sudbury: Jones & Bartlett Pub-lishers.

Hartingsveldt,M.J. van., Cup, E.H.C., Groot, I.J.M. de. & Nijhuis-van der Sanden, M.W.G. (2013). Writing Readiness Inventory Tool in Context (WRITIC): Re-liability and convergent validity. Occupational

Therapy Australia, 61, 102-109.

Hartingsveldt,M.J. van., Cup, E.H.C., Groot, I.J.M. de. & Nijhuis-van der Sanden, M.W.G. (2014). Devel-opment of the Writing Readiness Inventory Tool in Context (WRITIC). Physical & Occupational

Ther-apy in Pediatrics, 1–14.

Hartingsveldt, M.J. van, Groot, I.J.M. de, Aarts, P.B.M. & Nijhuis-van der Sanden, M.W.G. (2011). Stand-ardized tests of handwriting readiness: a system-atic review of the literature. Developmental

(10)

9 Hartingsveldt, M.J. van & Vries, L. de. (2014). Manual:

Writing Readiness Inventory Tool In Context, WRITIC. Nijmegen: Radboudumc.

Hartingsveldt, M.J. van, Vries, L. de, Cup, E.H.C. Groot, I.J.M. de, Hendriks, J.C.M., & Nijhuis-van der San-den, M.W.G. (2015). Predictive validity of kinder-garten assessments on handwriting readiness.

Re-search in Developmental Disabilities, 36, 114–124.

Hellinckx, T., Roeyers, H., & Waelvelde, H. Van (2013). Predictors of handwriting in children with autism spectrum disorder. Research in Autism Spectrum

Disorders, 7(1), 176-186.

Ishak, W.W., Burt, T., & Sederer, L.I. (2002). Outcome

measurement in psychiatry: a critical review.

Washington DC: American Psychiatric Publishing. Krombholz, H. (2006) Physical performance in rela-

tion to age, sex, birth order, social class an sports activities of preschool children. Perceptual and

Motor Skills, 102, 477- 484.

Litière, M (2007). Mijn kind leert schrijven. Tielt: Lan- noo.

Longcamp, M., Boucard, C., Gilhodes, J. C., Anton, J. L., Roth, M., Nazarian, B., et al. (2008). Learning through hand- or typewriting influences visual recognition of new graphic shapes: Behavioral and functional imaging evidence. Journal of Cognitive

Neuroscience, 20(5), 802–815.

Marr, D., & Cermak, S. (2002). Predicting handwriting performance of early elementary students with the developmental test of visual-motor integra-tion. Perceptual and Motor Skills, 95(2), 661-669. Pont, K., Wallen, M., Bundy, A., & Case-Smith, J.

(2008). Reliability and validity of the test of in-hand manipulation in children ages 5 to 6 years.

American Journal of Occupational Therapy, 62,

384–392.

Ratzon, N. Z., Efraim, D., & Bart, O. (2007). A short- term graphomotor program for improving writing readiness skills of first-grade students. American

Journal of Occupational Therapy, 61(4), 399–405.

Salvia, J., Ysseldyke, J. E., & Bolt, S. (2013). Assessment

in special and inclusive education. Belmont, CA:

Wadsworth/Cengage Learning.

Scheiber, C., Reynolds, M. R., Hajovsky, D. B., & Kauf- man, A. S. (2015). Gender differences in achieve-ment in a large, nationally, representative sample of children and adolescents. Psychology in the

Schools., 52(4), 335-348.

Smits-Engelsman, B.C.M., Niemeijer, A.S. & Galen G.P. van. (2001) Fine motor deficiencies in children diagnosed as DCD on poor grapho-motor ability. Human Movement Science, 20(1-2), 161-82. Smith YA, Hong E, & Presson C. (2000). Normative

and validation studies of the Nine-hole Peg Test with children. Perceptual and motor skills, 90(3), 823-843.

Son, S., Lee, K. & Sung M. (2013) Links Between Pre- schoolers' Behavioral Regulation and School Read-iness Skills: The Role of Child Gender. Early

Educa-tion & Development, 24:4, 468-490

Streiner, D.L. & Norman, G.R. (2009). Health measure-

ment scales. Oxford: Oxford University Press.

Tomasowa, N. (2015). Wat zijn de eisen waaraan een representatieve normgroep moet voldoen voor 5- en 6-jarige kinderen in Nederland? Literatuuron-derzoek. Hilversum: Hogeschool van Amsterdam. Vocht, A. de. (2014). Basishandboek SPSS 22. Utrecht:

Bijleveld Press.

Vries de, I., Hartingsveldt, M.J., Cup, E.H., Nijhuis-van der Sanden, M.W. & Groot de, I.J., (2015). Evaluat-ing Fine Motor Coordination in Children Who Are Not Ready for Handwriting: Which Test Should We Take? Occupational therapy international 22(2), 61-70.

Zaiontz, C. (2014). Independence Testing. Verkregen op 31 mei 2015 via http://www.real-statis- tics.com/chi-square-and-f-distributions/indepen-dence-testing/

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

As discussed in Section 4.4, in order to compute the price after the benchmark is finished and to give the user insight into his/her application’s resource usage over time,

At laboratorial scale the effectiveness of coal as filter aid for the removal of the hormone Bèta- estradiol is tested and the micro-plastic problem is addressed by looking at

Factors that might have influence on the labour market participation of people living in the UK are displayed in the model: gender, age, educational level, country of origin

Daarbij staat de hoofdvraag centraal: “In hoeverre wordt het gebrek aan kwaliteit van de primaire woning en groenvoorzieningen in de omgeving van de primaire

Waarom heeft er geen gesprek plaats gevonden van het college met de verontruste bewoners van Bergen aan Zee, zoals meer dan een jaar geleden is beloofd voordat het college een

Figure 23 in paragraph 6.3 shows the gained collection efficiencies of the reflector ring at the different positive angles of incidence.. The values for the gained

Furthermore, it was concluded that IDO is involved in the induction of maternal tolerance to extravillous fetal trophoblast (EVT) invasion.. Trophoblasts form a layer of

After etching, the complete wafer will be etched except for the part under the gold layer resulting in channel waveguides with a height of the etching depth of the surrounding