• No results found

Vraag nr.180van 6 maart 1998van de heer JOHAN SAUWENS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr.180van 6 maart 1998van de heer JOHAN SAUWENS"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 180 van 6 maart 1998

van de heer JOHAN SAUWENS

Aquafin – Archeologische begeleiding van werken Bij de werken van Aquafin worden nogal wat stads- en dorpskernen doorsneden door ingrijpen-de graafwerken voor ingrijpen-de aanleg van ingrijpen-de collectoren. 1. In hoeverre is het decreet op het archeologisch

patrimonium van toepassing op dit soort wer-ken ?

2. Welke begeleiding gebeurt er vanuit het IAP (Instituut voor het Archeologisch Patrimonium) of andere archeologische diensten naar dit soort werken ?

Antwoord

Terecht wordt opgemerkt dat bij de aanleg door Aquafin van collectoren de ondergrond van divese stads- en dorpskernen wordt omgewoeld. N o r-maliter kan het destructieve karakter van ruimtelij-ke ontwikruimtelij-kelingen die door of in opdracht van de overheid worden uitgevoerd, echter dankzij een zekere vorm van geïntegreerd beleid worden o n d e r v a n g e n . Artikel 5 van het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium bepaalt immers dat voor alle vergun-ningen afgeleverd op grond van artikel 46 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening gecoördineerd op 22 oktober 1996, bij het Instituut voor het Archeologisch Patrimonium een bindend advies dient te worden ingewonnen. Hierbij legt dit instituut nadere voorwaarden en voorschriften op ter bescherming van de bedreigde archeologische waarden.

Met betrekking tot de werkzaamheden van A q u a-fin rijst echter het probleem dat deze instelling door de overheid werd gestructureerd als een naamloze vennootschap. Door deze bedrijfsstruc-tuur ontsnapt A q u a f i n , wat zijn vergunningplichti-ge werken betreft, aan het bovenvermeld artikel 46 van het gecoördineerde decreet op de ruimtelijke o r d e n i n g, en bijgevolg ook aan de bindende advies-inwinning bij het Instituut voor het A r c h e o l o g i s c h P a t r i m o n i u m . Enkel wanneer haar werkzaamhe-den zich uitstrekken over het grondgebied van twee of meer gemeenten, is artikel 46 wel van toe-passing.

Deze problematiek beperkt zich niet enkel tot de activiteiten van A q u a f i n , maar geldt ook voor

diverse andere, al dan niet gemengde overheidsbe-d r i j v e n , zoals overheidsbe-de Vlaamse Maatschappij voor A f v a l-recuperatie (VLAR), Distrigas en Electrabel. Te r vrijwaring van de archeologische waarden bij wer-ken door deze bedrijven heb ik hiervoor dan ook bij mijn collega bevoegd voor de Ruimtelijke Ordening een oplossing bepleit.

Intussen staat het Instituut voor het A r c h e o l o g i s c h Patrimonium echter niet lijdzaam toe te kijken. Naast de gemeentegrensoverschrijdende werken, die wel voor advies worden voorgelegd, p r o b e e r t het instituut, voorzover ze tijdig te achterhalen zijn, ook andere op basis van artikel 44 vergunde bodemingrepen archeologisch op te volgen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Na de voormelde beslissing van de V l a a m s e regering en zodra de administratie Waterwegen en Zeewezen beschikt over een definitieve lijst van binnenschippers die in

van nieuwe overslaginfrastructuur voor de binnen- vaart : NV Firmin Ottevaere – Bovenschelde in Oudenaarde ; Oudenaarts Manutentiebedrijf – Bovenschelde in Oudenaarde ; De Witte

Zo niet, heeft de minister stappen ondernomen om alsnog overleg te plegen met de provincie Antwerpen en/of de door de provincie Antwer- pen opgerichte

Het verdrag tussen de Vlaamse regering en de regering van de Republiek van Zuid-Afrika inzake de samenwerking op het gebied van onderwijs, k u n s t ,c u l t u u r, w e t

Naast voorstellen voor wederzijdse informatie- uitwisseling en uitwisseling van experts en de organisatie van seminaries, bevatte de intentie- verklaring de

De federale minister van Financiën Jean-Jacques Viseur heeft zijn voorstel tot beslissing met betrek- king tot de verdeling van de nettowinst van de Nationale Loterij voor 1998

Zo ja, op welke wijze hebben de verantwoorde- lijke uitgevers de regels van deugdelijk bestuur op gemeentelijk niveau met voeten getreden?. Is de minister van oordeel dat

In het eindverslag van het Studiesyndicaat Water van 20 maart 1998 werd reeds door de drinkwatermaatschappijen hun principieel akkoord gegeven om, aanvullend aan de conces- sies