• No results found

Writings on the wall Een analyse van prikbordgesprekken

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Writings on the wall Een analyse van prikbordgesprekken"

Copied!
114
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Writings on the wall

Een analyse van prikbordgesprekken

Masterscriptie communicatie- en informatiewetenschappen, Rijksuniversiteit Groningen

Bianca ter Wee

Studentnummer: S2066009 – Datum 20 augustus 2012

(2)

Samenvatting

In dit onderzoek staat het medium Facebook centraal. Facebook is een wereldwijd sociaal netwerk dat ruim 700 miljoen leden heeft. Bijna de helft van de Nederlandse bevolking heeft een

gebruikersprofiel op Facebook. Een groot gedeelte van de gebruikers logt dagelijks in op Facebook om contact te hebben met Facebookvrienden (Social Bakers, 2012). Veel gesprekken die eerst op andere manieren werden gevoerd, zoals Face-to-Face (FTF) of per telefoon, verschuiven naar Facebook. Een belangrijke functie op Facebook, die bedoeld is om gesprekken mee uit te lokken, is het prikbordbericht. Een prikbordbericht is een bericht dat een gebruiker (B) op de pagina van een andere gebruiker (A) plaatst. Hiermee kiest B expliciet A tot ontvanger van het bericht en daarmee wordt in eerste instantie een dialoog gestart die eenvoudig kan worden uitgebreid tot een gesprek met meerdere personen.

Een gesprek kan niet via ieder medium op dezelfde manier gevoerd worden. Verschillende media zorgen voor verschillende vormen van gesprekken door de mogelijkheden en eigenschappen van het medium. Meer kennis over de gesprekken die gevoerd worden op Facebook kan van waarde zijn voor zowel de maatschappij als de wetenschap. De kennis die op dit moment bestaat over gesprekken op Facebook is namelijk nog niet groot. Binnen de communicatiekunde is in 2011 een onderzoek gedaan naar statusupdates op Facebook door Lianne Barelds. Zij richtte zich op beurtwisseling en

sequentieorganisatie naar aanleiding van statusupdates. Haar eindconclusie is dat interacties die ontstaan uit statusupdates niet te vergelijken zijn met andere vormen van interactie. Een belangrijke observatie uit Barelds’ onderzoek is dat interacties ontstaan uit statusupdates worden weergegeven als één geheel, maar eigenlijk bestaan uit verschillende van elkaar losstaande gesprekken.

Statusupdates nemen een belangrijke positie in op Facebook, maar zijn - zoals de naam al zegt- een mededeling van de status van de Facebookgebruiker die niet op een specifiek persoon gericht zijn. Statusupdates vormen geen directe aanleiding tot een gesprek. Prikbordberichten vormen wel een directe aanleiding tot een gesprek, omdat Persoon B expliciet persoon A als ontvanger voor zijn bericht kiest. Om onderzoek te doen naar deze nieuwe vorm van gespreksvoering is de volgende onderzoeksvraag centraal gesteld:

Hoe wordt een gesprek, ontstaan uit een prikbordbericht, gespreksorganisatorisch georganiseerd en hoe verhoudt zij zich tot andere gespreksvormen?

Het doel van deze onderzoeksvraag is om prikbordgesprekken op Facebook te kunnen karakteriseren en daarna te kunnen vergelijken met andere gespreksvormen, met name met FTF-gesprekken. Dit is gedaan aan de hand van een descriptief onderzoek met een corpus van 70 prikbordgesprekken. Uit het onderzoek kwam naar voren dat prikbordgesprekken op Facebook het beste te karakteriseren zijn als korte, vaak monotopicale gesprekken waarin één basissequentie centraal staat. Vergeleken met FTF-gesprekken zijn uit dit onderzoek een aantal verschillen naar voren gekomen. Deze verschillen worden hieronder weergegeven per gespreksorganisatorisch onderdeel: openen en afsluiten, beurtwisseling, sequentieorganisatie, topicorganisatie en taalgebruik.

Openen en afsluiten

(3)

state of incipient talk’ van Schlegloff en Sacks (1973) die een situatie omschrijven waarin het steeds opnieuw openen en afsluiten van een gesprek niet nodig is. Zij doelen daarmee op een FTF-gesprek dat op elk moment kan beginnen en ook kan eindigen zonder opening en afsluiting. Dit komt voor in situaties waarbij verschillende mensen zich een bepaalde tijd in dezelfde ruimte begeven, zoals bij een familie die in één huis woont. Facebook kan ook worden vergeleken met een ruimte waarin verschillende ‘vrienden’ aanwezig zijn, waardoor een opening en een afsluiting van een gesprek niet altijd relevant is.

Beurtwisseling

Prikbordgesprekken beginnen vrijwel altijd als een dialoog tussen twee personen. 20 van de 70 gesprekken uit dit corpus liepen uit op een gesprek met meerdere personen. In vergelijking tot FTF-gesprekken en telefoonFTF-gesprekken is een prikbordgesprek veel gemakkelijker uit te breiden van een dialoog naar een meerpersoonsgesprek. Bij prikbordgesprekken is het namelijk op ieder moment mogelijk om je als side participant of zelfs als bystander de rol van spreker toe te kennen. Dit zorgt voor meer verschuivingen in het participatieframe tussen sprekers, ontvangers, side participants en bystanders. De beurtwisseling in een prikbordgesprek wordt het meest gedaan door middel van zelfselectie. Zelfselectie is bij prikbordgesprekken namelijk altijd een optie omdat overlap niet bestaat, in tegenstelling tot FTF-gesprekken waarbij overlap wel bestaat.

Sequentieorganisatie

Uit dit onderzoek bleek dat er twee sequentiële structuren bestaan in prikbordgesprekken. De eerste structuur, die het meest voorkomt, komt redelijk overeen met een FTF-gespreksstructuur. In deze structuur worden bij elkaar horende paardelen zo dicht mogelijk bij elkaar geplaatst en vormt de totale interactie één gesprek. Nabijheid en topicale relatie spelen hier echter een belangrijkere rol dan aangrenzendheid gezien eerste en tweede paardelen niet altijd direct onder elkaar geplaatst worden maar soms één of meerdere beurten van elkaar verwijderd zijn. De tweede structuur, die minder vaak voorkwam, komt overeen met de structuur van een statusupdate zoals Barelds (2011) die omschreef. Deze ziet er namelijk uit als één gesprek door de manier waarop het gepresenteerd is, maar bestaat eigenlijk uit allemaal kleine gesprekken tussen degene die het prikbordbericht plaatst en degenen die erop reageren.

Topicorganisatie

Prikbordgesprekken zijn vaak monotopicaal. Dit betekent dat ze vaak maar uit één topic bestaan. Gemiddeld bestaat een prikbordgesprek uit slechts 5 beurten. Vaak worden in die beurten meerdere handelingen gedaan. Het geven van de reden tot contactopname, zoals het maken van een afspraak, is een voorbeeld van een handeling die veelvuldig gedaan wordt. Het korte karakter van een

prikbordgesprek en het veelvoorkomende topic ‘afspreken’ is te vergelijken met het korte karakter van een telefoongesprek. Daarnaast kunnen er niet heel veel handelingen in één beurt worden gedaan bij een telefoon- of FTF-gesprek, omdat het overzicht voor de ontvanger dan verloren gaat. In prikbordgesprekken is het overzicht makkelijker te behouden omdat de beurten teruggelezen kunnen worden.

Taalgebruik

(4)

gemakscontructies en slordigheden en elementen uit schrift zoals de tekstuele weergave. Daarnaast bevat het taalgebruik op Facebook ook elementen uit specifiek computer mediated communication (CMC) taalgebruik zoals bewuste misspellingen en emoticons.

(5)

Voorwoord

De tijd gaat elke keer sneller dan verwacht. Zes jaar geleden startte ik mijn HBO

communicatieopleiding en had ik het gevoel dat een vierjarige opleiding erg lang was. Toen ik mijn HBO -diploma in ontvangst mocht nemen besefte ik dat de afgelopen vier jaar voor mijn gevoel helemaal niet lang hadden geduurd. Daarnaast vond ik het studeren leuk en besloot ik verder te gaan met een HBO-schakelprogramma voor de master communicatie- en informatiewetenschappen. Ik ben erg blij met het besluit dat ik genomen heb om na mijn HBO-opleiding een universitair mastertraject te volgen. Ook deze twee jaar zijn voorbij gevlogen. Het verschil tussen toegepast en fundamenteel onderzoek was voor mij erg wennen in het begin van het Mastertraject, maar het is interessant om de theorie vanuit een ander licht te bekijken.

Ondanks mijn (nog steeds) vrij praktische instelling hoop ik met deze masterscriptie te bewijzen dat ik fundamenteel onderzoek kan verrichten. In eerste instantie zag ik er best tegenop om een masterscriptie te schrijven. Met name de tijd en moeite die het kostte om de globale lijn van mijn onderzoek goed in kaart te krijgen vond ik lastig en niet altijd leuk. Op het moment dat ik eenmaal aan het analyseren was gingen de uren veel sneller voorbij en vanaf dat moment heb ik met plezier aan deze scriptie gewerkt. De online wereld en met name social media hebben al langer mijn interesse. Ik denk dat sociale netwerksites zoals Facebook steeds meer mogelijkheden zullen krijgen en dat, voor zover dat nog niet zo is, ze een onderdeel worden van ons sociale en zakelijke leven. Daarnaast wil ik middels dit voorwoord mijn vrienden en familie bedanken voor hun steun en afleiding tijdens deze periode waarin ik mijn scriptie tot stand heb gebracht. In het bijzonder wil ik graag mijn scriptiebegeleider Mike Huiskes bedanken voor zijn input en feedback, ik wil Melle Bouwhuis bedanken voor haar luisterend oor en positieve woorden wanneer ik dat nodig had. Tot slot, maar zeker niet op de laatste plaats, wil ik Simon Teeninga bedanken voor zijn eindeloze geduld met mij tijdens deze periode en voor zijn eindcontrole van mijn scriptie.

Bianca ter Wee, augustus 2012

“Internet: het grootste net ter wereld; velen hebben zich er al door laten vangen”

(6)

Inhoud

1. Inleiding ...1

1.1 leeswijzer ...2

2. Theoretisch kader ...3

2.1 Facebook...3

2.2 Het medium Facebook ...7

(7)

1

1. Inleiding

“Facebook nummer 1 in Nederland: 7.3 miljoen gebruikers”

(Danny Oosterveer, Marketingfacts: 2012)

Facebook is het grootste sociale netwerk in Nederland, zo blijkt uit het 'Social media in Nederland 2012' onderzoek (Newcom Research & Consultancy: www.slideshare.net, 25 juli 2012). Het aantal Nederlandse Facebookgebruikers is het afgelopen jaar bijna verdubbeld. Nederlanders gebruiken Facebook met name om hun sociale leven te verrijken. Dagelijks worden er veel gesprekken gevoerd op Facebook. Gesprekken die normaal gezien via andere media plaatsvonden zoals via face to face (FTF) of telefoon verschuiven nu naar Facebook. Al die verschillende media hebben verschillende functies en eigenschappen die een gesprek op verschillende punten beïnvloeden. Bij

computer-mediated communication (CMC), een vorm van communicatie met of via computers, betekent dit dat er geen fysieke aanwezigheid van de gesprekspartner is waardoor non-verbale communicatie niet mogelijk is. Ook paralinguïstische kenmerken zoals prosodie en intonatie zijn afwezig bij CMC. Daarnaast bevat CMC ook juist belangrijke extra mogelijkheden ten opzichte van FTF-gesprekken. Gesprekspartners kunnen bijvoorbeeld langer nadenken over hun beurt en kunnen deze zelfs meerdere malen aanpassen voordat ze hem versturen. Doordat verschillende punten ontbreken tussen CMC en FTF-gesprekken (zoals de fysieke aanwezigheid van de gesprekspartner) en andere punten juist aanwezig zijn (zoals grafische tekens) worden er in gesprekken op Facebook verschillen op zowel grammaticaal als gespreksorganisatorisch vlak verwacht met andere gespreksvormen.

Een belangrijke functie op Facebook, die bedoeld is om gesprekken mee uit te lokken, is het prikbordbericht. Een prikbordbericht is een bericht dat een gebruiker (B) op de pagina van een andere gebruiker (A) plaatst. Hiermee kiest B expliciet A tot ontvanger van het bericht en daarmee wordt in eerste instantie een dialoog gestart die eenvoudig kan worden uitgebreid tot een gesprek met meerdere personen. Barelds (2011) heeft zich al verdiept in een ander aspect van Facebook. Ze keek naar de beurtwisseling en sequentieorganisatie naar aanleiding van een statusupdate.

Statusupdates zijn mededelingen van een Facebookgebruiker die niet op een specifiek persoon gericht zijn en nemen een belangrijke positie in op Facebook. De Belangrijkste conclusie uit Barelds onderzoek is dat interacties die ontstaan uit statusupdates niet te vergelijken zijn met andere interacties. Met name de observatie dat de interactie wordt weergegeven als één geheel gesprek is opvallend, want het gesprek bestaat eigenlijk uit verschillende kleine gesprekken die losstaan van elkaar. Statusupdates vormen in tegenstelling tot prikbordberichten ook geen directe aanleiding tot een gesprek. Om onderzoek te doen naar deze nieuwe vorm van het voeren van gesprekken is de volgende onderzoeksvraag centraal gesteld:

Hoe wordt een gesprek, ontstaan uit een prikbordbericht, gespreksorganisatorisch georganiseerd en hoe verhoudt zij zich tot andere gespreksvormen?

(8)

2 deze theorie voor zover mogelijk aangevuld met theorie over CMC. Aan de hand van de theorie zijn de prikbordgesprekken geanalyseerd en vervolgens zijn deze vergeleken met andere vormen van gesprekken. Met name de vergelijking tussen prikbordgesprekken en FTF-gesprekken staat hierbij centraal. De uitkomsten van dit onderzoek dragen bij aan het vormen van kennis voor de

wetenschap met betrekking tot gesprekken die mensen voeren. Specifiek gezien draagt het bij aan de kennis met betrekking tot gesprekken die gevoerd worden via de sociale netwerksite Facebook en de verhouding hiervan tot FTF-gesprekken. De uitkomsten kunnen een basis vormen voor onderzoek op conversatieanalytisch gebied of voor bijvoorbeeld een basis voor een experiment op

(sociaal)psychologisch gebied.

1.1 leeswijzer

(9)

3

2. Theoretisch kader

Dit onderzoek richt zich op gesprekken die gevoerd worden op de sociale netwerksite Facebook. In dit theoretisch kader wordt daarom eerst een uitleg gegeven over Facebook in het algemeen en over prikbordberichten. Vervolgens wordt een typering van Facebook gemaakt aan de hand van

bestaande kennis over spraak, schrift en CMC. In het verloop van deze theorie wordt verder gefocust op gesprekken aan de hand van het participatieframe, gespreksorganisatie en taalgebruik. Deze theorie is op het gebied van CMC en FTF uitgewerkt en met elkaar in verband gebracht.

2.1 Facebook

Facebook is het grootste online sociale netwerk ter wereld met ruim 900 miljoen gebruikers. 7,3 miljoen van de gebruikers komt uit Nederland en daarmee is het Facebook het meest populaire sociale netwerk in Nederland. Facebook is opgericht op 4 februari 2004 door Mark Zuckerberg die op dit moment nog steeds directeur is (Facebook, 2012). Facebook begon als klein netwerk dat alleen toegankelijk was voor studenten van Harvard College in Cambridge. Al snel werd dit uitgebreid tot een netwerk voor de gehele Harvard-universiteit en daarna ook voor alle universiteiten. In 2006 werd Facebook openbaar en kon iedereen van 13 jaar en ouder zich aanmelden als gebruiker.

Verschillende organisaties hebben geprobeerd Facebook over te kopen, maar Zuckerberg sloeg de verschillende aanboden telkens af. In mei 2012 is Facebook de beurs op gegaan en op dit moment heeft Facebook een waarde van ongeveerd 95 miljard dollar. De Facebookgebruikers in Nederland bestaan uit ongeveer evenveel mannen als vrouwen. Facebook wordt in Nederland het meest gebruikt door mensen tussen de 18 en 54 jaar (bijna 80%). Ongeveer 10% van de gebruikers is tussen de 13 en 17 jaar oud (Social Bakers: checkfacebook.com, 6 juli 2012). Facebook wordt gebruikt door mensen die met hun offline relaties in contact willen blijven en deze relaties willen onderhouden via Facebook. Facebook wordt niet vaak gebruikt om nieuwe relaties op te starten (Subrahmanyam, Reich, Waechter, &Espinoza, 2008; Valenzuela, Park, & Kee, 2009; Zhao, Grasmuck, & Martin, 2008). Facebook heeft veel verschillende functies. Facebook noemt deze functies in een korte omschrijving over zichzelf:

“Millions of people use Facebook everyday to keep up with friends, upload an unlimited number of photos, share links and videos, and learn more about the people they meet. Facebook's mission is to give people the power to share and make the world more open and connected”

(Facebook, 10 maart 2012).

Zoals hierboven te lezen is draait een groot deel van Facebook om het delen van informatie zoals foto’s, gedachten en links naar websites met vrienden. Daarnaast gebruiken de meeste gebruikers Facebook iedere dag. Het delen en ontvangen van al deze informatie kan door in te loggen op Facebook via de computer maar ook met een smartphone. Facebook heeft een eigen ‘app’ (applicatie) ontwikkeld die standaard op de meeste smartphones geïnstalleerd is. Meldingen met betrekking tot nieuwe prikbordberichten, reacties, etc. komen via de smartphone direct binnen. Via de smartphone kan dan ook gelijk gereageerd worden op de berichten die via Facebook

(10)

4 Een basiseigenschap van Facebook is dat iedereen die lid is een eigen profiel heeft. Dat houdt in dat een lid een eigen pagina heeft waar persoonlijke gegevens ingevuld zijn, zoals een voor- en

achternaam, geboortedatum, woonplaats en relatiestatus. Dit kan verder worden uitgebreid met interesses, telefoonnummers en andere opties, maar vaak worden alleen de eerstgenoemde persoonsgegevens zichtbaar gemaakt voor derden. Op Facebook wordt dus gebruik gemaakt van eigen persoonlijke gegevens en in de regel niet van alter ego’s.

Een profiel wordt ook wel prikbord of tijdlijn genoemd. Een persoon kan verschillende dingen delen met zijn vrienden (vrienden zijn de mensen die hij gekoppeld heeft aan zijn eigen profiel).

Statusupdates worden het meest gedeeld. Een statusupdate is een kort bericht waarin de gebruiker vertelt wat hij aan het doen is, wat hij heeft meegemaakt of waarin de gebruiker een gedachte die hem bezig houdt weergeeft. Elk moment van de dag kun je als Facebook-gebruiker een statusupdate plaatsen. Daarnaast kan een gebruiker ook foto’s, links naar websites en andere informatie delen. Wanneer een gebruiker een status heeft gedeeld, dan komt deze in een nieuwsoverzicht bij alle vrienden van de gebruiker in beeld. Wanneer een vriend erop klikt, kan hij reageren en eventuele andere reacties lezen. Alleen statusupdates van toegevoegde vrienden komen op de

nieuwsoverzichtpagina van een Facebookgebruiker. Wel zijn alle reacties zichtbaar die vervolgens op dat bericht geplaatst zijn. Dit betekent dat de Facebookgebruiker reacties kan lezen van mensen die geen vrienden zijn.

Mensen kunnen op statusupdates reageren door een bericht onder de statusupdate te plaatsen aan de hand van een tekst die zij invoeren, maar ze kunnen ook reageren door op de ‘vind ik leuk’-knop te klikken. Op het moment dat zij op de ‘vind ik leuk’-knop klikken komt er onder de statusupdate “persoon B vindt dit leuk“ te staan. Een combinatie van de ‘vind ik leuk’-knop en vervolgens een reactie plaatsen is ook mogelijk en wordt ook toegepast.

Naast statusupdates spelen prikbordberichten een grote rol op Facebook. Een prikbordbericht is een bericht dat een gebruiker bij een andere gebruiker op het profiel plaatst. Het grote verschil tussen een prikbordbericht en een statusupdate is daarmee dat een prikbordbericht op een specifieke persoon gericht is terwijl een statusupdate in het algemeen ‘voor iedereen die het leest’ geplaatst wordt. Een persoon nodigt met een prikbordbericht een ander specifiek persoon uit tot het geven van een reactie. Toch is het ook bij een prikbordbericht mogelijk dat meerdere mensen zich in dit gesprek mengen. Statusupdates, prikbordberichten en reacties blijven op iemands profiel staan en worden niet verwijderd wanneer dit niet door de gebruikers zelf gedaan wordt. Berichten blijven vaak maanden tot jarenlang zichtbaar.

(11)

5

2.1.1 Prikbordbericht: Hoe werkt het?

In deze paragraaf zal ik aan de hand van print screens van Facebook een korte uitleg geven over prikbordberichten. Ik doe dit aan de hand van figuur 1 hieronder. Ik ben ingelogd met mijn eigen account (dit is rechtsboven te zien) en ik bezoek het prikbord van Simon Teeninga. Linksboven is zijn profielfoto te zien, daaronder de persoonlijke gegevens die bekend zijn en daaronder begint zijn prikbord.

Figuur 1: Prikbordpagina Simon Teeninga

Links in het midden is een open tekstvakje te zien met daarin de tekst ‘Schrijf iets…’. Dit is het tekstvak waar een prikbordbericht aan Simon Teeninga geschreven kan worden. Wanneer hierop geklikt wordt verdwijnt de tekst ‘Schrijf iets…’ en komen er een paar opties bij zoals te zien is in Figuur 2.

Figuur 2: Tekstvak

In het witte vak kan het bericht geschreven worden aan Simon Teeninga. Door de knop ‘foto’ aan te klikken boven het tekstvak, kan er een foto aan het bericht worden toegevoegd door deze te

Ingelogd als Bianca ter Wee

Optie tot schrijven prikbordbericht

Statusupdate

‘Vind ik leuk’-reacties op statusupdate

Knop die oplicht bij meldingen

(12)

6 uploaden. Onder het bericht staan drie iconen waarmee een extra persoon kan worden toegevoegd, een tijdstip kan worden toegevoegd, of een locatie kan worden toegevoegd. De laatste twee opties worden overigens bijna niet gebruikt. Wanneer het bericht geschreven is kan op de blauwe knop ‘Delen’ geklikt worden. Op dat moment verschijnt het prikbordbericht op het profiel van Simon Teeninga en wordt deze boven zijn laatste bericht geplaatst. Zijn laatste bericht is in dit geval een statusupdate, dus daar komt het prikbordbericht boven te staan. Bij het prikbordbericht komen automatisch de datum en het tijdstip te staan. Tegelijkertijd krijgt Simon Teeninga een melding dat hij een prikbordbericht heeft ontvangen. Op dat moment kan de eigenaar van het prikbord, maar kunnen ook vrienden, daarop reageren. Bij iedere reactie op het prikbordbericht krijgt iedereen die deelneemt aan het prikbordgesprek een melding op zijn scherm, zodat ze daarvan op de hoogte zijn en eventueel weer kunnen reageren. Naast deze meldingen komt er bij alle vrienden een melding in het nieuwsoverzicht waarin zij kunnen zien dat er door Bianca een prikbordbericht bij Simon is geplaatst. Bijna alle activiteiten (statusupdates, prikbordberichten, reacties, foto’s) komen in het nieuwsoverzicht en daarom vinden er bij een vriendenaantal van rond de 100 al gauw ieder uur veel activiteiten plaats. De nieuwste activiteiten komen bovenaan. De melding schuift dus naar onderen zodra er weer andere activiteiten van vrienden plaatsvinden.

2.1.2 Onderzoek naar Facebook

Veel bestaand onderzoek naar Facebook is sociologisch onderzoek. De focus ligt in sociologisch onderzoek op het gedrag van mensen in hun sociale omgeving. Facebook is een sociaal medium, veel sociale activiteiten zoals het voeren van gesprekken en het delen van persoonlijke informatie vindt plaats via Facebook. Dit zijn sociale activiteiten die eerst via andere media werden uitgevoerd. Voor wetenschappers is het interessant om te onderzoeken hoe, waarom, wanneer en waarvoor mensen dit nieuwe medium gebruiken. Joinson (2008) heeft bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar de

verschillende gebruiksvormen van Facebook, Subrahmanyam (2008) en Zhao (2008) hebben gekeken naar identiteitsweergave op Facebook en Damen (2011) keek naar verschillen in weergeven van persoonlijke informatie tussen mannen en vrouwen op Facebook.

Zoals al eerder verteld is gebruiken Facebookgebruikers geen nicknames, maar presenteren ze zich met hun eigen identiteit. Een verklaring hiervoor is de intentie van Facebook is om een sociaal netwerk op te bouwen, dat gebaseerd is op de mensen die elkaar offline al kennen (Subrahmanyam et al., 2008; Zhao et al., 2008). Doordat het netwerk van vrienden een afspiegeling is van het offline sociale leven van de Facebookgebruikers is hun identiteit al bekend in het online netwerk. De meeste Facebook gebruikers geloven hier ook in (Ellison, Steinfield en Lampe, 2007). Boyd (2007) geeft aan dat door het gebruiken van de eigen identiteit gebruikers met veel verschillende mensen

communiceren die zich op meerdere intimiteitniveaus bevinden. Het komt vaak voor dat er prikbordgesprekken worden gevoerd met klasgenoten van jaren terug. Daarnaast wordt er ook contact gehouden via Facebook met familie of huidige vrienden.

Volgens onderzoek van Damen (2011) vinden mannen het belangrijker om hun persoonlijke

(13)

7 Barelds (2011) heeft op het gebied van communicatiekunde onderzoek gedaan naar Facebook. Ze onderzocht statusupdates en hun interacties op basis van beurtwisseling en sequentieorganisatie. Het betrof een kwalitatief onderzoek over 66 gesprekken, ontstaan uit statusupdates, op Facebook. Uit haar analyse bleek dat de functie statusupdates de gebruikers al van te voren in een bepaalde handelsrichting duwt. Dit wordt veroorzaakt door de volgende vraag die bij de gebruikers in het invoerscherm staat: “Wat ben je aan het doen?”. Hierdoor bestaat een groot gedeelte van de statusupdates van gebruikers uit het beantwoorden van die vraag. Het tweede paardeel op een statusupdate is vrijwel altijd een positieve evaluatie volgens Barelds onderzoek (2011). Ze concludeert dat dit wordt gestimuleerd door de ‘vind ik leuk’-knop.

Een ander opvallend verschijnsel is dat interacties ontstaan uit statusupdates vaak bestaan uit verschillende gesprekslijnen. De interactie is weergegeven als één prikbordgesprek, maar zij bestaat eigenlijk uit verschillende van elkaar losstaande gesprekken. Daarbij staat de initieerder centraal. De deelnemers reageren vaak afzonderlijk van elkaar op het eerste bericht en letten niet onderling op elkaars reacties. Om de bijdragen van alle deelnemers te begrijpen gaat het niet om de precieze plaatsing van een beurt in een sequentie, maar eerder om de topicale relatie tussen beurten. Van het topic waarmee de initieerder begint wordt nauwelijks afgeweken. De gespreksdeelnemers nemen vaak maar één beurt in zo’n interactie, tenzij ze aan de hand van beurtwisseling nog een keer worden geselecteerd als volgende spreker. Een tweede of derde beurt in een gesprekslijn ontstaan uit een statusupdate wordt over het algemeen alleen gedaan op basis van de beurttoewijzingstechniek huidige-kiest-volgende door de initieerder.

De eindconclusie uit het onderzoek van Barelds is dat Facebook-interacties moeilijk te vergelijken zijn met andere vormen van interactie. Barelds noemt een Facebook-interactie een nieuwe, unieke vorm van interactie. Om duidelijk te maken wat voor medium Facebook precies is wordt in de volgende paragraaf een typering gegeven van Facebook ten opzichte van andere media.

2.2 Het medium Facebook

(14)

8 Tabel 1: Tegenstellingen spraak & schrift (Crystal, 2010)

FTF-communicatie (Spraak) Schriftelijke communicatie (Schrift)

1 Tijdsgebonden Plaatsgebonden

2 Spontaan Uitgedacht

3 Face to face Visuele decontextualisatie

4 Losjes gestructureerd Gestructureerd in documentvormen

5 Sociaal interactief Feitelijk communicatief

6 Direct corrigeerbaar Veelvuldig corrigeerbaar

7 Prosodisch rijk Grafisch rijk

Hieronder worden de tegenstellingen verduidelijkt aan de hand van Crystal (2010). 1. Tijdsgebonden versus plaatsgebonden

Spraak is tijdsgebonden, dynamisch en van voorbijgaande aard. Het hoort bij een interactie waarin beide participanten (meestal) aanwezig zijn en waarbij de spreker een specifieke, of meerdere specifieke ontvangers in gedachten heeft. Schrift daarentegen is plaatsgebonden, statisch en permanent. Bij schrift is de schrijver vaak op afstand van de lezer. Meestal weet hij niet wie de lezer zal zijn.

2. Spontaan versus uitgedacht

Bij spraak is er geen tijdsverschil tussen de productie van een uiting en het ontvangen van een uiting, tenzij dit opzettelijk is geïntroduceerd door de ontvanger. De spontaniteit en snelheid van

spraakuitwisselingen maken het moeilijk om ver vooruit te plannen. Ook de druk om tijdens het praten na te denken zorgt er volgens Crystal (2010) voor dat de constructies losser worden, dat herhaling voorkomt, dat zinnen soms moeten worden geherformuleerd en het zorgt ervoor dat er commentaarclausules worden toegevoegd (zoals “begrijp je?” en “zie je?”). Door intonaties en pauzes worden lange uitingen beter te volgen. Schrift heeft in tegenstelling tot spraak altijd een tijdsverschil tussen de productie en het ontvangen van een uiting. Dit betekent dat schrijvers moeten vooruitlopen op de effecten en problemen die veroorzaakt kunnen worden wanneer hun geschreven stuk gelezen en geïnterpreteerd wordt door verschillende ontvangers, in verschillende settings. Schrift kan door de lezer meerdere keren gelezen en geanalyseerd worden waardoor volgens Crystal (2010) gecompliceerde uitingen meer begrijpelijk zijn dan bij spraak. Bij spraak kan de ontvanger wel in gedachten proberen te herproduceren wat de spreker zei, maar dit is bijna niet zo nauwkeurig als bij schrift, dat herlezen kan worden. Schrift kan ook beter worden gestructureerd aan de hand van zinnen en paragrafen waardoor de opbouw van de tekst beter te identificeren is dan bij spraak. Zinsgrenzen zijn volgens Crystal (2010) bijvoorbeeld niet altijd duidelijk bij spraak.

3. Face to face versus visuele decontextualisatie

(15)

9 Losjes gestructureerd versus gestructureerd in documentvormen

In spraak worden veel woorden gebruikt die typisch spreektaal zijn (in het bijzonder bij informele gesprekken). Hieronder valt volgens Crystal (2010) bijvoorbeeld het niet volledig uitspreken van een woord zoals: ‘Hoe is ‘t?’. Maar spreektaal bevat ook grof taalgebruik, obsceniteit en straattaal. In schrift worden deze vormen bijna niet gebruikt. Ook zijn zinnen in spreektaal vaak langer in vergelijking tot zinnen in schrift. Schrift heeft daarnaast ook woorden en constructies die karakteristiek zijn voor schrift, bijvoorbeeld verschillende vormen van onderschikken binnen eenzelfde zin, samenhang tussen verschillende stukken tekst en extreem lange zinnen die vaak gevonden worden in wettelijke documenten. Bepaalde vocabulaire woorden worden zelfs nooit uitgesproken, zoals de langere namen van chemische stoffen, merkt Crystal (2010) op.

Sociaal interactief versus feitelijk communicatief

Spraak kan vaak ongepland, zonder zakelijk doel, worden ingezet. Spraak wordt bijvoorbeeld gebruikt voor sociale en empathische functies zoals een gesprekje om de tijd mee te doden. Schrift

daarentegen is juist beter voor het vastleggen van feiten en de communicatie van ideeën, taken om te herinneren en om te leren. Geschreven documenten zijn gemakkelijk te bewaren en in te zien. Spraak is goed inzetbaar om expressies mee te uiten in sociale relaties en om persoonlijke houdingen mee duidelijk te maken. Expressies en houdingen kunnen met spraak worden versterkt door onder andere het gebruik van de variëteit in nuances in prosodie en intonatie en door het toevoegen van non-verbale handelingen. Schrift wordt vaker gebruikt voor feitelijke doeleinden in plaats van emotionele doeleinden. Bij schrift kunnen er tabellen worden gebruikt om relaties te verduidelijken. Er kunnen notities worden gemaakt en lijsten worden samengesteld voor het geheugen. Daarnaast kunnen teksten worden gelezen in de snelheid die past bij de lezer terwijl bij spraak de ontvanger de snelheid van de spreker moet bijhouden (Crystal, 2010).

Direct corrigeerbaar versus veelvuldig corrigeerbaar

Wanneer een spreker een fout maakt dan is er een mogelijkheid om een uiting opnieuw te

formuleren wanneer de andere persoon luistert (opnieuw beginnen, informatie toevoegen). Maar wanneer iets gesproken is kan het natuurlijk niet worden teruggetrokken (Crystal, 2010). De spreker moet ‘leven met de consequenties’. Ook Interrupties en overlap komen in spraak voor en zijn duidelijk hoorbaar. Interrupties in schrift, als deze voorkomen tijdens het schrijven, zijn onzichtbaar in het eindproduct. In schrift kunnen fouten worden weggehaald waardoor ze niet meer zichtbaar zijn. In latere foutloze versies van schrift zal de lezer nooit weten dat er eerst een fout was, en waar die fout dan zat (Crystal, 2010).

Prosodisch rijk versus grafisch rijk

Volgens Crystal (2010) is een veelomvattende eigenschap van spraak de prosodie. De vele nuances in intonatie, contrasten in geluid, tempo, ritmes, pauzes en andere tonen van stem kunnen niet

efficiënt opgeschreven worden. Daarentegen heeft schrift grafische eigenschappen die bij spraak niet aanwezig zijn zoals structurering van uitingen aan de hand van pagina’s, zinnen, alinea’s,

(16)

10 Alle bovenstaande tegenstellingen hebben betrekking op spraak en schrift. In CMC en ook in

Facebook bestaan er geen sprekers, de gesprekken worden getypt en verschijnen daarna op een beeldscherm. De ontvangers zijn dan ook geen luisteraars of hoorders, maar lezers. Binnen CMC hebben Garcia en Jacobs (2010) verschillende rollen omschreven die volgens hen passen bij quasisynchrone (QS) vormen van CMC. Quasisynchroon heeft in deze context betrekking op de aanwezigheid van de gebruikers van CMC. De gebruikers kunnen tegelijkertijd online zijn waardoor het gesprek synchroon gevoerd wordt, maar het kan ook asynchroon verlopen wanneer ze niet tegelijkertijd online zijn (zoals bij Facebook).Een participant in CMC bekleedt volgens Garcia en Jacobs de volgende verschillende rollen gedurende het CMC-gesprek:

Message constructor: wanneer de participant een bericht aan het opstellen, uitwerken en eventueel aan het herstellen is;

Message poster: wanneer de participant een complete beurt verstuurt;

Waiter: wanneer de participant wacht op een andere participant die een beurt gaat sturen (soms een reactie op hun eigen bericht of een reactie op het bericht van iemand anders, of een bericht met betrekking tot een nieuw topic);

Reader: wanneer de participant de geplaatste berichten leest (dit bevat ook het scrollen door de voorgaande berichten);

Worker: wanneer ze verwikkeld zijn in nonscreen activiteiten met betrekking tot het lezen van documenten.

Eén participant in QS-CMC kan meerdere van deze rollen tegelijkertijd vervullen. Wachten kan bijvoorbeeld gecombineerd kan worden met lezen, ontwikkelen of het plaatsen van een beurt (posten). Toch worden de acties liever apart van elkaar gevoerd dan simultaan volgens Garcia en Jacobs.

Hoewel gesprekken op Facebook geschreven zijn heeft de communicatieve context van Facebook eigenschappen van zowel spraak als schrift. Net als andere vormen van CMC is ook Facebook een soort mengvorm van spraak en schrift. Het is dynamischer dan schrijven maar permanenter dan spraak. Hieronder in tabel 2 wordt weergegeven hoe Facebook zich tot spraak en schrift verhoudt naar aanleiding van de zeven besproken tegenstellingen tussen spraak en schrift volgens Crystal. Tabel 2: Plaats van Facebook tussen spraak en schrift

FTF-communicatie (Spraak) Schriftelijke communicatie (Schrift)

Tijdsgebonden

Ja , maar niet altijd. Deelnemers kunnen tegelijk online zijn, maar dit hoeft niet. Er wordt vaak wel bewust gekozen voor één of meerdere specifieke ontvangers.

Plaatsgebonden

Ja, maar gedeeltelijk. De uitingen worden gedaan op Facebook (een vaste plaats), maar deze is overal bereikbaar per computer of smartphone. Het is permanent totdat iemand de berichten verwijdert of het uit beeld is gelopen door opvulling van nieuwe uitingen.

Spontaan

Nee, maar gesprekken kunnen wel snel verlopen bij gelijktijdige aanwezigheid.

Uitgedacht

Ja, het bericht wordt pas geplaatst wanneer het in het geheel is geconstrueerd.

(17)

11

Nee Ja

Losjes gestructureerd

Wordt verwacht naar aanleiding van dit onderzoek.

Gestructureerd in documentvormen

Wordt niet verwacht naar aanleiding van dit onderzoek.

Sociaal interactief

Wordt verwacht naar aanleiding van dit onderzoek.

Feitelijk communicatief

Wordt niet verwacht naar aanleiding van dit onderzoek.

Direct corrigeerbaar

Nee

Veelvuldig corrigeerbaar

Ja, geplaatste berichten kunnen weer worden aangepast.

Prosodisch rijk

Nee

Grafisch rijk

Ja

Facebook is een gedeeltelijk plaatsgebonden medium door zijn bereikbaarheid via het internet. Er is geen fysieke aanwezigheid van de deelnemers waardoor non-verbale communicatie, prosodie en andere vormen van spraak niet kunnen helpen bij het begrijpen van een uiting. Daartegenover staat de grafisch rijkheid van Facebook met onder andere het gebruik van emoticons. Deelnemers kunnen langer nadenken over de uitingen en nadat deze geplaatst zijn kunnen deelnemers hun berichten aanpassen of verwijderen.

De vorm van interactie die plaatsvindt tussen mensen die boodschappen delen via

computergestuurde netwerken wordt ook wel computer mediated discourse (CMD) genoemd. CMD wordt gezien als specialisatie binnen het vakgebied CMC die gericht is op discourse (Herritage, 2001). Een belangrijk aspect is de synchronie van de discourse (Kiesler et al., 1984). Met een synchrone vorm van discourse wordt een vorm bedoeld waarin de personen tegelijkertijd online zijn. Chat is hier een voorbeeld van. De asynchrone vormen van CMD vereisen geen gelijktijdige aanwezigheid. Asynchrone berichten worden opgeslagen bij de ontvanger tot de ontvanger ze leest. Op Facebook kan het voorkomen dat twee gesprekspartners gelijktijdig online zijn en elkaars berichten gelijk lezen wanneer ze zijn verstuurd. Hierdoor kunnen beurten elkaar snel opvolgen. Het kan ook voorkomen dat de Facebookgebruikers niet gelijktijdig online zijn en de berichten pas beantwoord worden op het moment dat één van de twee gebruikers (weer) online is. Hierdoor ontstaat er meer tijd tussen de beurten van de gesprekspartners. Het verschilt dus naar aanleiding van de aanwezigheid van de gesprekspartners hoe snel een gesprek op Facebook verloopt. Over het algemeen is Facebook sneller dan andere asynchrone vormen van CMD, maar vaak trager dan synchrone vormen van CMD en ook trager dan FTF-gesprekken.

Er zijn verschillende redenen waarom mensen Facebook gebruiken. Joinson (2008) onderscheidt zeven gebruiksredenen van Facebook: Sociale connectie, gedeelde identiteiten, content, sociaal onderzoek, sociaal netwerken, surfen en status updating. De kernfunctie van ieder sociaal netwerk is het in contact blijven met mensen, de sociale connectie. Het delen van sociale informatie zoals content (foto’s, video’s, links naar websites) en het updaten van statussen wordt veel gebruikt op Facebook. Mensen vertellen waar ze mee bezig zijn en vinden het leuk of interessant om dit van elkaar te lezen. Als Facebookgebruikers een gesprek willen voeren wordt dit vaak via een

(18)

12 verschuiven nu (deels) naar Facebook. Interacties verschillen per medium door de specifieke

eigenschappen van het medium. Zoals al getoond is in de tabel met de verschillen tussen spraak en schrift van Crystal (2010), is een belangrijk verschil tussen schrift en spraak dat er bij schrift geen fysieke aanwezigheid van de gesprekspartner is. Ook bij Facebook is de gesprekspartner niet fysiek aanwezig. Hierdoor kunnen gespreksdeelnemers op Facebook niet terugvallen op extralinguïstische tekens zoals gezichtsuitdrukkingen en gebaren die betekenis toevoegen aan een uiting. Er wordt verwacht dat gesprekken die voortkomen uit prikbordberichten eigen kenmerken hebben en op verschillende punten afwijken of overeenkomen met gesprekken via andere media. Om

Facebookgesprekken te kunnen analyseren wordt er eerst gekeken naar de basis van een FTF-gesprek, namelijk de gespreksdeelnemers. Dit wordt gedaan aan de hand van het participatieframe van Clark (1996) waarin de rollen van verschillende FTF-gespreksdeelnemers worden benoemd en uitgelegd.

2.3 Participatieframe

Een gesprek (in iedere vorm) bestaat altijd uit meer dan één persoon, minimaal uit twee personen, maar het komt ook vaak voor dat er meer dan twee personen betrokken zijn bij een gesprek, die al dan niet deelnemen aan het daadwerkelijke gesprek. Goffman (1981) heeft een frame ontwikkeld waarin hij de verschillende mogelijke rollen en dimensies van participanten in een FTF-gesprek weergeeft. Dit frame noemt hij het ‘Participation Framework’. Na Goffman heeft Clark (1996) dit model nog verder ontwikkeld tot het volgende participatieframe:

Figuur 3: Participatieframe (Clark, 1996:14)

Het participatieframe is het maximale frame van participanten die aanwezig kunnen zijn bij een FTF-gesprek. Bij een FTF-gesprek zijn dus niet altijd alle vormen van participanten aanwezig. Het

minimale frame dat nodig is om een gesprek te kunnen voeren bestaat uit de speaker (spreker) en de

addressee (ontvanger). Deze staan in het binnenste vierkant van het participatieframe (Zie Figuur 3).

(19)

13 gedeelde informatie tussen spreker en ontvanger bedoeld van waaruit zij hun gesprek voeren. Het kan voorkomen dat er één spreker is, maar meerdere ontvangers zijn.

Naast de spreker en ontvanger kunnen er ook side participants aanwezig zijn. Side participants zijn personen die zichtbaar aanwezig zijn tijdens het FTF-gesprek en betrokken kunnen worden bij het gesprek. Side participants kunnen geratificeerde gespreksdeelnemers worden wanneer ze door de spreker worden betrokken in het gesprek of wanneer ze zichzelf betrekken in het gesprek. Het participatieframe verandert gedurende een gesprek. Wanneer een spreker en ontvanger aan het woord zijn kan het voorkomen dat een side-participant aan het woord komt en dat deze verder praat met de ontvanger. Dan verandert zijn rol van side-participant naar spreker en de voorgaande spreker kan van rol veranderen naar een side-participant of ontvanger.

Buiten deze drie vormen van geratificeerde gespreksdeelnemers bestaan er ook twee groepen die volgens het participatieframe niet geratificeerd zijn: bystanders en eavesdroppers. Bystanders zijn openlijk present maar maken geen deel uit van het gesprek. Een voorbeeldsituatie met bystanders is: Een stel voert een gesprek in de bus. Mensen die tegenover het stel zitten kunnen meeluisteren met het gesprek, ze zijn ook openlijk present maar maken geen deel uit van het gesprek. De mensen tegenover het stel bekleden in dit geval de bystanderrol.

Eavesdroppers zijn daarentegen niet openlijk present. Een voorbeeld van een situatie met een eavesdropper is: Er wordt een gesprek gevoerd in een gesloten kamer. Achter de deur staat iemand die stiekem meeluistert met het gesprek. De persoon achter de deur bekleedt in dit geval de rol van eavesdropper. Eavesdroppers kunnen alleen maar gissen, of vermoedens hebben over wat er bedoeld wordt met betrekking tot de communicatie tussen spreker en ontvanger. Een eavesdropper mist ongelimiteerde toegang tot de common ground van de spreker en ontvanger, waardoor hij de mogelijkheid niet heeft om alle uitingen te koppelen aan de directe betekenis van het gesprek. Volgens Clark (1996) vormen de rollen van bystanders en eavesdroppers een continuüm. Hij voegt bystanders en eavesdroppers samen tot de categorie overhearers. Er zijn tussenvarianten van overhearers. Als voorbeeld geeft hij: In een bus zitten er mensen achter het stel dat een gesprek voert. Zij zijn niet zo openlijk present als de personen die voor het stel zitten. Daarnaast zijn er in de rol van eavesdroppers gevallen waarin de spreker en ontvanger niet weten dat hun gesprek wordt gehoord, maar waarin ze wel bewust zijn van het feit dat het mogelijk is. Overhearers zijn niet geratificeerde ‘participanten’ en hebben dus geen conversationele rechten of plichten.

(20)

14

2.4 Gespreksorganisatie

Deelnemers van een FTF-gesprek geven betekenis aan wat ze zeggen en doen aan de hand van de principes van de gespreksorganisatie (Mazeland, 2003). Gespreksorganisatie bestaat op globaal niveau uit het openen en afsluiten van een gesprek, de beurtwisseling binnen een gesprek, de sequentieorganisatie en de topicorganisatie. Een standaard FTF-gesprek begint vaak met een opening en eindigt met een afsluiting. Daartussen moet onderhandeld worden over wie de beurt heeft en wanneer en hoe er van beurt gewisseld wordt. ‘De handelingen die gespreksdeelnemers in

opeenvolgende beurten doen, hangen met elkaar samen doordat ze deel uitmaken van sociale systeempjes voor de organisatie van interacties, zogenoemde sequenties’ (Mazeland, 2003:73). De

onderwerpen waarover gesproken wordt, oftewel de topics, worden net als beurtorganisatie interactioneel georganiseerd in een gesprek. In dit hoofdstuk worden deze verschillende aspecten van gespreksorganisatie besproken.

2.4.1 Openen en afsluiten van gesprekken

Een standaard FTF-gesprek in een niet-zakelijke setting wordt meestal geopend door middel van een bepaalde routine aan openingshandelingen. Bij FTF-contact begint een opening van een gesprek vaak al in non-verbale vorm door middel van oogcontact (Mazeland, 2003). In telefoongesprekken – in tegenstelling tot

FTF-gesprekken – doen deelnemers alles verbaal. Schegloff (1979a; 1986) heeft een standaardstructuur geformuleerd met betrekking tot informele telefoongesprekken:

1) De oproep-/beschikbaarstellingssequentie; 2) De identificatiesequentie;

3) De groetsequentie;

4) Rituele ‘hoe gaat het’ sequentie;

5) (Reason for call).

De oproep-/beschikbaarstellingssequentie is de poging tot bewerkstelliging van het contact door de opbeller. Dit is het laten overgaan van de telefoon. De opgebelde persoon vormt met zijn eerste beurt het tweede paardeel van deze presequentie. Een typisch voorbeeld van een oproep in FTF-interactie is het noemen van de naam, eventueel voorafgegaan door ‘hee of hallo’. Een

oproep-/beschikbaarstellingssequentie is een presequentie. Presequenties zijn non-terminaal; na het tweede paardeel wordt een voortzetting verwacht, in dit geval van degene die de oproep gedaan heeft. Daarna komt de identificatiesequentie waarin personen aan elkaar tonen wie ze zijn. Bij personen die al een interactiegeschiedenis hebben, gaat het niet alleen om identificatie, maar ook om herkenning. Dan volgt de groetsequentie waarin de opbeller en de opgebelde persoon elkaar groeten. Naast herkenning heeft dit ook de functie de deelname van het FTF-gesprek wederzijds te ratificeren (Goffman 1963). Na de groet- en herkenningssequenties vraagt elk van beide partijen de ander hoe het gaat. Dit zijn reciproque sequenties (Schegloff 2007): Wanneer de een de vraag stelt, stelt de ander hem terug. ‘Hoe-gaat-het’ vragen zijn in de regel geritualiseerd tot een soort

openingsformule. Meestal is het geven van een antwoord hierop minimaal en wordt dit verder niet getopicaliseerd. Hierna wordt vaak het eerste topic geïnitieerd dat vaak de reason for call is (de reden van contactopname (Mazeland, 2003)). Vaak komen na het eerste topic nog andere topics die min of meer samenhangen met het eerste topic.

Uiteindelijk zal het gesprek dat gestart is ook weer netjes moeten worden afgerond. “De deelnemers

(21)

15 (Mazeland, 2003). Het afsluiten van een standaard FTF-gesprek in een niet-zakelijke setting bevat net als het openen herkenbare terugkerende stappen:

1) Afsluiting van het lopende topic of initiëring van een typisch afsluitend topic; 2) De pre-closing-ronde waarin het afsluitingstraject geïnitieerd wordt;

3) Optioneel een paar gecontextualiseerde groeten 4) De eindgroetsequentie.

De pre-closingronde en eindgroetsequentie zijn cruciaal voor het afsluiten van een FTF-gesprek. (Schlegloff 2007). De pre-closing ronde bevat vaak een paar van pre-closing items zoals ‘okay’ of ‘goed’ die niet bijdragen aan de verdere ontwikkeling van het topic. In zo’n cross speaker paar van pre-closing items brengen de gespreksdeelnemers gelijkgezindheid tot uiting die nodig is om de afsluiting van het FTF-gesprek in gang te zetten. De return pass (het tweede paardeel van het cross speaker paar) is cruciaal om het daadwerkelijke afsluiten in gang te zetten. Gespreksafsluitingen worden meestal geïnitieerd na een topic-afsluitende sequentie. Eventueel volgt daarna nog een gespreksafsluitend topic. Het meest voorkomende gespreksafsluitende topic is het maken van afspraken (Mazeland, 2003). Voor de eindgroetsequentie in gang wordt gezet komt er vaak eerst nog een paar gecontextualiseerde groeten zoals ‘tot morgen of tot snel’. Daarna volgt de uiteindelijke eindgroetsequentie die bestaat uit een paar van groeten zoals ‘doei’ of ‘dag’. Hierna is het FTF-gesprek definitief afgesloten.

Standaard FTF-gesprekken bevatten dus vaak een opening en afsluiting volgens een bepaalde routinematige set, zoals hierboven is verteld. Er bestaan ook gespreksvormen zonder openingen en afsluitingen. Schlegloff en Sacks noemen het verschijnsel van een FTF-gesprek zonder

openingsgroeten en afscheidsgroeten ‘a continuing state of incipient talk’ (1973: 324-325). Zij doelen daarmee op een FTF-gesprek dat op elk moment kan beginnen en op elk moment ook weer kan eindigen zonder problemen. Een voorbeeld daarvan is een familie die bij elkaar zit in één huis en af en toe iets tegen elkaar zegt. Maar het komt niet alleen voor bij familie, een ander voorbeeld dat Schlegloff en Sacks geven zijn gesprekken tussen mensen die naast elkaar zitten in een wachtkamer of in het vliegtuig. Structureel gezien komt bij ‘a continuing state of incipient talk’ een

beurt-tot-beurt-gesprek voor, dat verstrijkt waarna het eventueel opnieuw voorkomt (Schlegloff en Sacks, 1973). Opening en afsluiting zijn dus niet altijd kritiek voor het beginnen en eindigen van een FTF-gesprek. Niet elk FTF-gesprek behoeft een fase waarin opnieuw contact moet worden gemaakt. (Schlegloff en Sacks keken daarbij naar gesprekken waarbij de deelnemers copresent waren).

2.4.2 Beurtwisseling in FTF-gesprekken

(22)

16 Sacks, Schlegloff en Jefferson (1974) hebben een beurtwisselingsmodel voor FTF-gesprekken

ontwikkeld waarin de organisatie van beurtwisseling duidelijk gemaakt wordt. De basis van het model bestaat uit twee modules.

De beurtopbouwcomponent

De beurtopbouw is belangrijk ter bepaling van de plaats waar beurtwisseling een optie kan worden. Vanaf het moment dat de spreker een beurtopbouweenheid begint, proberen de andere gespreksdeelnemers te bepalen wat voor type het is (eenwoorduiting, enkelvoudige hoofdzin, samengestelde zin). Aan de hand van het type uiting kunnen gespreksdeelnemers bepalen wanneer beurtoverdracht relevant is. Dit punt heet het mogelijke voltooiingpunt van de lopende beurtopbouweenheid: een plaats waar van beurt gewisseld kan worden en een beurttoewijzingscomponent relevant is.

De beurttoewijzingscomponent

Er bestaan verschillende technieken voor de selectie van de volgende spreker. Er zijn technieken waarbij de huidige spreker de volgende kiest: huidige-kiest-volgende (afgekort: HKV), bijvoorbeeld door een naam te noemen. Daarnaast zijn er technieken waarbij de volgende spreker zichzelf selecteert zonder dat deze door een andere deelnemer als volgende is geselecteerd: zelfselectie (ZS). Daarnaast kan het ook zo zijn dat de huidige spreker doorgaat (huidige-gaat-door, afgekort: HGD). De toewijzingscomponent is

hiërarchisch geordend. Eerst is er plek voor HKV, wanneer dit niet gebeurt dan is er ruimte voor ZS en wanneer dat niet gebeurt, dan is er ruimte voor HGD. (Mazeland, 2003)

Beurten in een FTF-gesprek worden locaal gemanaged, een beurt staat los van een vaste structuur. De opbouw, lengte en content van een beurt is niet vooraf gespecificeerd (Sacks et al., 1974). In CMC is dit ook zo (Garcia en Jacobs, 2010). Het beurtwisselings-systeem dat hierboven besproken is, is de basis voor FTF-gesprekken. CMC-beurtwisseling verschilt op een aantal belangrijke punten van het FTF-beurtwisselingsmodel van Sacks,Schlegloff en Jefferson.

2.4.3 Beurtwisseling in CMC-gesprekken

Een belangrijk verschil dat zowel invloed heeft op de beurtopbouwcomponent als op de

(23)

17 Beurtopbouwcomponent in CMC

Volgens Sacks et al. (1973) proberen gespreksdeelnemers in FTF-gesprekken al van te voren te bepalen wanneer het mogelijke voltooiingspunt is van de spreker, aan de hand van de

beurtopbouwcomponent. De ontvangers horen de beurt al gedurende de productie van de beurt door de spreker. Aan de hand van het type uiting proberen ze gedurende de beurt van de spreker te bepalen wanneer er een mogelijkheid komt voor beurtwisseling. In CMC daarentegen wordt de beurt van de spreker pas zichtbaar nadat de persoon deze in zijn geheel verstuurd heeft. De mogelijkheid bestaat dan niet om tijdens de beurt van de spreker al te bepalen wanneer de spreker zijn beurt afrondt om vervolgens goed aan te sluiten met een nieuwe beurt. Garcia en Jacobs (2010) zeggen daarover: “once the ‘Enter’ key is pressed, the entire message is posted”. Garcia en Jacobs noemen QS-CMC vormen multidimensionaal. De ontvanger krijgt de boodschap pas als hij verstuurd is. In de tussentijd weet hij niet of de zender bezig is om een bericht te versturen en wat hij verder aan het doen is. De ontvanger kan dus verschillende interpretaties hebben tijdens de ‘stilte’ tussen de geposte berichten. Hij heeft geen toegang tot de real-time productie van het bericht en kan dus geen interpretatie geven aan een stilte. Het kan zo zijn dat de ‘spreker’ zichzelf tijdens het typen van het bericht al meerdere malen heeft hersteld, voordat hij het daadwerkelijk plaatst. Omdat de

deelnemers de beurt pas zien als hij in zijn geheel geplaatst is, zijn de pauzes tussen beurten vaak langer dan bij FTF-gesprekken. De ruimte na het laatst geplaatste bericht is in CMC de positie die relevant is voor de overdracht van de beurt. Dit betekent dat beurtwisseling relevant is na ieder geplaatst bericht (McKinlay et al., 1994).

Beurttoewijzingscomponent in CMC

In FTF-gesprekken vindt er vaak onderhandeling plaats over wie de volgende spreker is. De rol van huidige spreker is in CMC het best te vergelijken met de rol van meest recente poster. Zelfselectie is bij een FTF-gesprek niet op ieder moment mogelijk, eerst moet een gespreksdeelnemer afwachten wie de huidige spreker als volgende spreker kiest. Wanneer dit niet gebeurt is er ruimte voor

zelfselectie (Sacks et al., 1973). In FTF-gesprekken kan het problematisch zijn wanneer verschillende deelnemers op hetzelfde moment de beurt nemen, hierdoor kan bij FTF-gesprekken overlap

ontstaan. In CMC kunnen participanten altijd een bericht plaatsten zonder per se rekening te houden met de beurtwisselingsregels van Sacks et al. (1973). Meerdere participanten kunnen in CMC

namelijk tegelijkertijd een bericht opstellen. Alle berichten worden sowieso geplaatst door het systeem. Hierdoor is er geen competitie tussen deelnemers om de beurt te krijgen. Een gevolg hiervan is dat ‘sprekers’ of ‘beurtontwikkelaars’ de exacte plaatsing van hun beurt nooit zeker weten, gezien er andere participanten kunnen zijn die op hetzelfde moment een beurt typen, maar eerder op verzenden klikken. Hierdoor kan er in CMC in plaats van competitie om de beurt volgens Garcia en Jacobs (2010) wel gesproken worden over competitie van de ‘snelste poster’ wanneer verschillende CMC-deelnemers tegelijkertijd online zijn. Maar wanneer er iemand sneller is, wordt de beurt van de minder snelle deelnemer ook altijd gepost. De plaatsing van een bericht staat hierdoor niet altijd in verhouding tot de voorgaande beurt. Topicale relatie speelt dan een belangrijke rol om bij elkaar horende beurten te vinden. Op dit punt verschilt CMC sterk met FTF (Garcia en Jacobs, 2010).

(24)

18 Een voorbeeld hiervan is een eerste beurt die bestaat uit een vraag. Op een vraag is altijd een

antwoord van toepassing als tweede beurt, maar er zijn natuurlijk nog veel meer mogelijkheden: mededeling/reactie, uitnodiging/reactie, felicitatie/bedankje enzovoort.

2.4.4 Sequentieorganisatie

De verschillende beurten van de gespreksdeelnemers die bij elkaar horen vormen sequenties. Sequentieorganisatie draait om samenhang. De belangrijkste vraag binnen sequentieorganisatie is volgens Mazeland (2003) “Hoe maakt het ontwerp van een uiting en de plek waarop de uiting staat

de uiting interpreteerbaar als een bijdrage aan de interactionele activiteit?”. Vooral de manier

waarop gespreksdeelnemers uitingen in opeenvolgende beurten tot samenhangende

handelingsprojecten maken speelt een rol. Schleglof en Sacks (1973) en Schegloff (1968) geven aan dat de volgende ideeën bepalend zijn voor de sequentieorganisatie:

Een sequentie wordt gevormd door twee samenhangende beurten op basis van de handelingen die worden gedaan in die beurten;

Sequenties zijn handelingsmatig samenhangende reeksen van beurten waarin gespreksdeelnemers gecoördineerd een interactionele activiteit realiseren;

De basis van een sequentie is het aangrenzend paar: door een bepaald type eerste paardeel te doen, projecteert de spreker een vervolg voor een passend tweede paardeel;

Een aangrenzend paar kan op een verschillende manieren uitgebreid worden door vormen van sequentie-expansie (pre-, insertie- en postexpansie);

Sequentie-expansie hangt samen met preferentieorganisatie. In verband met een oriëntatie op een goede afloop van een sequentie is soms sequentie-expansie nodig.Een

sequentieverloop dat leidt tot het bedoelde resultaat is geprefereerd. Expansies waarin dat resultaat niet gerealiseerd wordt, zijn gedisprefereerd. Niet-geprefereerde voortzettingen worden anders vormgegeven en zijn aanleiding tot sequentie-expansie. (Mazeland, 2003) Volgens Schlegloff (1992) is de interactionele connectie tussen het eerste en tweede paardeel conditioneel relevant. Een tweede paardeel sluit aan op het eerste en om te begrijpen wat er met de uiting bedoeld wordt moet naar beide paardelen worden gekeken. In conversatieanalyse wordt ook wel gesproken over next positioning (Mazeland, 2003). Het tweede paardeel volgt meestal gelijk op het eerste paardeel, dus om de uiting te begrijpen wordt er naar het vorige paardeel gekeken. In CMC is de samenhang tussen paardelen vaak minder aangrenzend dan bij FTF-gesprekken. Herring (1999:2) geeft aan dat er binnen media van CMC vaak twee eigenschappen zijn die de samenhang van de sequenties niet bevorderen. De eerste eigenschap is het gebrek aan simultane feedback, veroorzaakt door beperkte audiovisuele aanwijzingen en het feit dat boodschappen niet kunnen overlappen. De tweede eigenschap van CMC die de samenhang van sequenties niet bevorderd is mogelijkheid tot verstoorde beurtaangrenzing. Dit wordt vaak veroorzaakt door het feit dat

(25)

19 Ook volgens Zemel en Cakir (2007:23) is aangrenzing in CMC geen relevante factor om de betekenis van een actie vast te stellen. Het gaat om de lijn van betekenis die te vormen is uit alle beschikbare berichten, de thread of meaning. Nabijheid is in CMC relevanter voor het achterhalen van de betekenis dan aangrenzing. Gespreksdeelnemers proberen hun reacties zo dicht mogelijk bij het bijbehorende paardeel te plaatsen maar kunnen niet voorkomen dat er soms andere irrelevante paren tussenkomen. Garcia en Jacobs (1999) spreken van spookaangrenzende paren (‘phantom adjacency pairs’) als aangrenzende beurten aangrenzende paren lijken, maar het niet zijn. Hierdoor kan de lezer een verkeerde interpretatie maken als hij niet de gehele interactie leest.

Om verkeerde interpretatie te voorkomen is het belangrijk voor de deelnemers om te kijken naar de threading (Markman, 2006). Threading zorgt voor samenhang in verschillende vormen van CMC. De belangrijkste eigenschap van een thread is het onderwerp. In een chat kunnen bijvoorbeeld

verschillende threads naast elkaar bestaan. Dus in plaats van naar de vorige beurt te kijken om de interactie te begrijpen, wordt er in deze vorm van communicatie gekeken naar de verschillende voorgaande beurten, hun eigenschappen en vooral, hun onderwerpen (Barelds, 2011).

Aangrenzing van beurten wordt niet alleen verstoord door spookaangrenzende paren maar ook door de constructie van de beurten zelf. Vaak construeren gespreksdeelnemers in asynchrone vormen van CMC hun beurten zo dat directe aangrenzing niet eens mogelijk is. Dit doen ze door meerdere handelingen in dezelfde beurt doen, waardoor er geen ruimte bestaat om na een handeling direct een reactie te geven (Herring, 1999). Zo kan het bijvoorbeeld voorkomen dat er in één beurt zes vragen worden gesteld en dat deze in de volgende beurt één voor één worden beantwoord (dit komt vaak voor bij e-mailconversaties). Doordat ze na de eerste vraag gelijk de tweede en de derde vraag stellen laten ze dus geen ruimte voor directe aangrenzing van de ontvanger. De ontvanger kan pas antwoord geven wanneer de beurt in het geheel geplaatst is. Dit betekent dat hij op vraag één pas antwoord kan geven nadat vraag zes al gesteld is. Door meerdere handelingen in één beurt te doen verminderen de deelnemers het aantal uitwisselingen dat nodig is en op die manier zorgen ze ervoor dat het CMC-gesprek ondanks de asynchrone vorm relatief snel kan verlopen (Herring, 1999). In FTF-gesprekken gaat het overzicht veel sneller verloren bij het doen van veel handelingen in één beurt, gezien dan alle acties onthouden moeten worden voordat er één voor één op gereageerd kan worden.

(26)

20 Voorbeeld 1

1. Nadine Zin in een kop goede koffie :)

03 februari om 12:45

2. Joost, Gea en Dineke vinden dit leuk.

3. Helma Hier in Friesland hebben ze lekkere koffie! Zie ik je zo? :P 03 februari om 12:51

4. Nadine Ha ha, helaas zie ik dat nu pas. Anders was ik natuurlijk meteen even gekomen. Voor goede koffie wil ik best even een ommetje naar Friesland maken :)

03 februari om 15:18

5. Gea ik ook!! 03 februari om 15:34

6. Eefje Goed idee, waar ben je? Je kan wel hierheen komen??? 03 februari om 16:03

7. Lisa me too, skype date with coffee? 03 februari om 16:05

8. Nadine @ Eefje - oh jammer, inmiddels ben ik in A'dam. Morgen? a. @ Lisa - goed idee! Wanneer kun jij skypen?

03 februari om 19:43

9. Eefje Morgen gaan we weer een weekendje naar drente (nu met mijn familie), andere keer? 03 februari om 19:45

10. Nadine O ja, dat is waar ook! Veel plezier. Doen we een andere keer. 03 februari om 19:46

11. Lisa ehm,...vrijdagavond na 10 uur(jou tijd) zondag hele dag, ook 's ochtends 03 februari om 21:08

Het gesprek uit bovenstaand voorbeeld begint met het topic ‘koffie’ uit de statusupdate van Nadine. Helma reageert als eerste en laat het onderwerp verschuiven naar ‘koffie in Friesland’. Nadine reageert daar weer op binnen hetzelfde topic. Eefje reageert zonder zich op de rest van het voorgaande gesprek te richten met een topicverschuiving van ‘koffie bij Eefje’. Lisa reageert vervolgens door het onderwerp te verschuiven naar ‘skype date met koffie’. Nadine reageert vervolgens in één beurt op Eefje en op Lisa. Binnen haar ene beurt behandeld ze beide acties die Eefje en Nadine aandroegen.De laatste drie beurten van dit gesprek zijn ook niet aangrenzend, maar makkelijk herleidbaar aan de topicale relatie tussen de beurten. Dit gesprek ziet er uit als een geheel maar bestaat eigenlijk uit verschillende kleine deelgesprekken. Uit dit voorbeeld blijkt dat het herleiden van de beurten makkelijk gaat ondanks dat de beurten niet allemaal aangrenzend zijn. Het kijken naar de topicale relatie zorgt voor samenhang.

2.4.5 Topicorganisatie

(27)

21 topics kan grofweg op twee manieren plaatsvinden. Dit kan stapsgewijs verlopen door middel van een bruggetje van het oude naar het nieuwe topic of dit kan abrupt gaan, door een breuk te maken in de topicontwikkeling tot dan toe. Sacks (1992) noemt het geleidelijk verschuiven van het oude naar het nieuwe topic stapsgewijze topicverandering en hij noemt een abrupte overgang tussen het oude en nieuwe topic een afgebakende topicverandering. In een standaard FTF-gesprek proberen de gespreksdeelnemers de topics zo geleidelijk mogelijk in elkaar te laten overlopen, zodat ze goed aansluiten op het vorige topic (Mazeland, 2003). Een topic dat stapsgewijs geïntroduceerd is vloeit als het ware voort uit het lopende topic. Sacks (1992) noemt de techniek om topics stapsgewijs in elkaar te laten overlopen een ‘method for tying talk’. Hij geeft aan dat het aantal afgebakende topicveranderingen een maat is voor hoe slecht het FTF-gesprek verloopt. Dit zou dus betekenen dat het gesprek slechter loopt wanneer het veel afgebakende topics bevat en dat het juist beter loopt naar mate het veel stapsgewijze topicveranderingen bevat. Een standaard FTF-gesprek bestaat dus vaak uit meer stapsgewijze topicveranderingen dan afgebakende topicveranderingen.

2.5 Taalgebruik

Gebruikers van Facebook hebben net zoals in schrift geen non-verbale, fysieke mogelijkheden om zich te uiten. Hoofdzakelijk worden de berichten schriftelijk met elkaar uitgewisseld. Hierdoor missen CMC-berichten een emotioneel aspect dat bij FTF-gesprekken non-verbaal en/of fysiek kan worden meegegeven aan een bericht. Volgens Hiltz et al. (1986) zijn CMC-gesprekken onpersoonlijker, afstandelijker en minder sociaal in vergelijking tot FTF-gesprekken. Een ander verschil is dat de deelnemers een meer taakgeoriënteerde houding hebben in CMC dan in FTF-gesprekken (Rice and Love, 1987, p.88). Sproull en Kiesler (1986) verklaren deze verschillen aan de hand van het feit dat veel sociale contextuele ‘cues’ ontbreken in CMC. Deze claims vallen onder het Cues Filtered Out paradigma. Sociale contextuele cues zijn de fysieke omgeving en de non-verbale gedragingen van de gespreksdeelnemer, die de aard van de sociale situatie verduidelijken en de status waarin de

gespreksdeelnemer verkeert verduidelijkt.

De afwezigheid van sociale cues vormt volgens Rice en Love (1987) geen belemmering voor een effectieve communicatie: “Mensen zijn creatief en zullen bestaande communicatiestrategieën aan het medium aanpassen”. Walther (1992) spreekt over een elektronische metataal waarmee mensen hun sociale achtergrond en emotionele gevoelens kunnen meegeven aan een bericht. CMC

deelnemers kunnen dit doen aan de hand van de verschillende vormen van CMC-taalgebruik die Walther in de volgende termen omschreven heeft (1992):

Bewuste misspelling: Deelnemers herhalen bewust letters om woorden te benadrukken. Het gaat bij bewuste misspelling niet om spelfouten, maar om bewust ingezette extra letters door de schrijver. Door woorden op deze manier te schrijven wordt er een nadruk gelegd op het woord. Iets is bijvoorbeeld niet ‘heel’ leuk, maar ‘heeeeeel’ leuk. Hierdoor krijgt het woord meer lading. De misspelling wordt dus ingezet om het woord extra kracht bij te zetten. Andere voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld: “Topppp”of “errrg”. In het geval van misspelling betekent het niet dat het woord zo uitgesproken wordt als het geschreven is. Het is een manier op het woord te laten opvallen. Het wordt vaak op zo’n manier gedaan dat de lezer ziet dat het geen tikfout is, maar dat het bewust verkeerd gespeld is;

(28)

22 zoals woede of blijdschap, maar ook aandacht vragen. Voorbeelden hiervan zijn: “YES

GESLAAGD” of “POTVERDORIE”. Het strategische hoofdlettergebruik is een meer extreme variant om woorden te benadrukken dan de bewuste misspelling.

Interpunctiemarkeringen: Walther (1992) spreekt over grammaticale markeringen die gebruikt worden om uitingen te benadrukken. Hij noemt hierbij herhaalde uitroeptekens en herhaalde vraagtekens als voorbeeld van grammaticale markeringen zoals: “Waarom?????” of “Gefeliciteerd!!!!!”. Het plaatsen van deze extra leestekens zorgt voor een benadrukking van de hele zin die de persoon schrijft. Dat Walther deze vorm van benadrukking aan de hand van uitroeptekens en vraagtekens grammaticale markeringen noemt is zeer breed gekozen, aangezien de voorbeelden die hij noemt interpunctie betreffen.

Lexicale surrogaten: Walther (1992) omschrijft deze vorm van CMC-taalgebruik als een soort tekstuele vervangers van metalinguistische tekens. Daarbij geeft hij de voorbeelden “hm” (als teken van begrip) of “hé?” als teken van onbegrip. Aangezien metalinguistisch

taalgebruik slaat op taal die over taal gaat is ook deze term ruim gekozen en sluit deze niet precies aan op wat hij hier wil omschrijven. Ik zou lexicale surrogaten omschrijven als een soort minimale responsen waarin de ontvanger aangeeft dat hij ‘luistert’, of in het geval van CMC, meeleest;

Emoticons: Dit zijn korte combinaties van letters en/of tekens die gezichtsuitdrukkingen en stembuigingen uit FTF-gesprekken vervangen zoals :) een glimlach betekent en ;) een knipoog betekent. Deze tekens worden vaak aan het einde van een zin toegevoegd om deze extra betekenis (naar aanleiding van de bedoeling die de schrijver heeft met de zin) mee te geven.

Afkortingen: Er bestaan afkortingen die typerend zijn voor CMC-taalgebruik. Voorbeelden hiervan zijn acroniemen zoals: LOL (laughing out loud) of fonetische afkortingen waarbij letters of symbolen klanken symboliseren, zoals ‘w8 ff’ (wacht even). Sommige afkortingen zijn een soort kleine rebusjes zoals: ‘idd’ (ideeën) ‘dd’ zijn twee d-en dus I + d-en is ideeën, net zoals het voorbeeld: even w88 (wachten), 88 zijn twee achten, dus w + achten is wachten.

(29)

23 Voorbeeld 2

Wanneer kun je me dat laten weten? Morgen. ('morgen kan ik je dat laten weten') Voorbeeld 3

Wie heeft je daarmee geholpen?

Mijn broer. ('mijn broer heeft me daarmee geholpen')

Klooster (2001) geeft aan dat het weglaten van een verwijswoord aan het begin van de zin zoals

daar, dan, dat, vaak voorkomt als gemaksconstructie. Als voorbeeld van een gemaksconstructie geeft

hij: “Heb je niks aan, had je maar beter moeten opletten.” Jansen (1981) noemt het weglaten van het eerste deel van een zin een eerste zinsdeel deletie (EZD). Een EZD kan in verschillende vormen voorkomen. De deletie kan optreden, omdat uit de betekenis van de zinnen duidelijk is dat het gaat over de vorige zin of een element uit de vorige zin. Een EZD bestaat vaak uit een weggelaten

aanwijzend voornaamwoord of weggelaten subjecten en objecten. Jansen geeft daarbij de volgende twee voorbeelden:

Voorbeeld 4

“Tegenwoordig loopt die weg dood, (die) is afgesloten.” “Die zal wel nuttig werk doen, (dat) wil ik wel aannemen.”

Gemaksconstructies, inkortingen van zinnen, ellipsen en EZD’s komen overeen op het punt dat de zinnen niet volledig worden opgeschreven, maar dat de het weggelaten gedeelte (bijna) altijd kan worden herleid uit de rest van de uiting. In dit onderzoek zal voor zinnen waarin een of meerdere woorden worden weggelaten die uit de context van het (Facebook)gesprek afgeleid kunnen worden de term gemaksconstructie worden gehanteerd.

Veel vormen van social media beïnvloeden het inkorten van taalgebruik op CMC-taal doordat ze gericht zijn op het zo kort mogelijk weergeven van een uiting. In sommige vormen van CMC zoals Twitter, wordt de gebruiker opgelegd om in maximaal 140 karakters een bericht te typen. Hoewel de tekstuele status updates in Facebook, met 420 tekens ver over deze limiet heengaan, bestaat maar liefst 95% van alle onderzochte statusupdates op Facebook uit de maximaal 140 tekens die

‘microblogdienst’ Twitter heeft gezet (Hazenberg, 2011). Het gaat gebruikers om het snel en realtime delen van beknopte informatieberichten met vrienden en kennissen via websites of mobiele

telefoons. Dit wordt ook wel microbloggen genoemd. (DeVoe, 2009 in ibid., 2010). Het bijzondere aan microbloggen is de snelheid waarmee dingen online worden gezet aan de hand van mobiele technologie (Hazenber, 2011). Verschueren (2011) geeft aan dat wanneer de CMC-gesprekspartners tegelijkertijd online zijn voor hun interactie, het gesprek meer lijkt op een FTF-gesprek dan wanneer er een gesprek plaatsvindt via een asynchroon medium.

2.6 Afsluitend overzicht

(30)

24 verhouding van prikbordgesprekken ten opzichte van andere gespreksvormen. Om deze vraag te beantwoorden is eerst een algemene omschrijving van Facebook gegeven met daarbij een

specifiekere uitleg over prikbordberichten. Deze algemene omschrijving werd opgevolgd door een typering van Facebook, waaruit bleek dat één van de belangrijkste functies van Facebook een sociale functie is, namelijk het voeren van gesprekken. De gesprekken die op Facebook gevoerd werden eerst (deels) via andere media gevoerd. Het sociale karakter van Facebook zorgt voor een

vergelijkingsbasis met FTF-gesprekken aan de hand van termen uit de conversatieanalyse. Facebook is een vorm van communicatie via de computer. Om deze reden speelt CMC naast conversatieanalyse ook een belangrijke rol. Er is ingegaan op het participatieframe van Clark (1996) dat weergeeft wat de rollen van verschillende deelnemers binnen een FTF-gesprek zijn. Daarna is de

gespreksorganisatie van een FTF-gesprek besproken aan de hand van termen uit de

conversatieanalyse. Openen en afsluiten, beurtwisseling, sequentieorganisatie en topicorganisatie stonden centraal in dit hoofdstuk. Waar mogelijk, is deze conversatieanalytische theorie aangevuld met theorie over Facebook en CMC. Het laatste hoofdstuk van het theoretische kader focust zich op schriftelijk taalgebruik binnen CMC en de effecten die taalgebruik kunnen hebben op de betekenis van een uiting. Samen vormen deze hoofdstukken de basis voor een analyse met betrekking tot de organisatie van een Facebookgesprek.

Hieronder wordt de globale opbouw van het theoretisch kader ter verduidelijking in een schematisch overzicht weergegeven:

Figuur 4: Opbouw theoretisch kader

Facebook

Prikbordgesprekken

Participatieframe

Gespreksorganisatie

Taalgebruik

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

dit gebied ligt dichter bij de rivier (dan gebied 5)/dit gebied is goed bereikbaar in dit gebied staan bomen die makkelijk te kappen en af te voeren zijn.. Voorbeelden van

Hou het ingevulde document ‘vermissing persoon met dementie’ samen met een foto beschikbaar voor het team van de lokale politie dat ter plaatse komt. Start deze zoektocht in een

DRAAGKRACHT VS DRAAGLAST IN KAART. PERSOON MET

[r]

U vindt - hieronder - ter informatie de documenten die moeten voorgelegd worden ter staving van de Verklaring op eer betreffende de herkomst van de geldmiddelen indien

Numeri 9:7: “het dode lichaam (of “ziel”, NEFESJ) van een mens”. Noot: In het Nederlands zouden we een dood lichaam nooit een “ziel” noemen, en een dier noemen wij niet

Als we dan bang zijn wat het stotteren kan of zou kunnen betekenen, zijn we bang voor onze angst, we zijn bang dat het persoonlijke ontoereikendheid betekent en meer.. Na het heen

Giet de melk rustig in de beker en roer hierbij met de theelepel door de chocolademelk!. Roer ook goed over de bodem van