• No results found

Vraag nr. 282 van 18 september 2001 van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 282 van 18 september 2001 van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 282

van 18 september 2001

van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Beschermd wonen – Spreiding

Beschermd wonen voor personen met een handi-cap biedt verschillende voordelen. Zo is dit voor heel wat gehandicapten een emanciperend gebeu-r e n , maakt het gebeu-ruimte in de ovegebeu-rbelaste gebeu- residentië-le zorg en is het goedkoper voor de overheid. Daarom is het verwonderlijk dat bepaalde vragen voor beschermd wonen blijkbaar door de admini-stratie afgewezen worden, zeker wanneer het re-gio's betreft waar volgens mij weinig voorzieningen zijn.

Zo vernam ik dat een aanvraag voor beschermd wonen in de stad Tongeren ingediend door de VZW Mané, die aan alle voorwaarden voldeed, a f-gewezen werd, zodat dit project nu met To n g e r s e S I F +-middelen van start is moeten gaan (SIF : S o-ciaal Impulsfonds). Door het tijdelijke karakter van dergelijke subsidies bestaat het risico dat dit project in de toekomst niet voortgezet wordt en tot frustraties leidt bij de gehandicapten, hun families en de begeleiding.

1. Is er in de regio Tongeren een grotere invulling van voorzieningen voor gehandicapten dan el-ders in Vlaanderen ? Zo ja, voor welke voorzie-ningen ? Zo neen, hoe verhoudt zich het aantal voorzieningen tegenover de rest van V l a a n d e-ren ?

2. Welke aanvragen voor beschermd wonen wer-den er in 2000 en 2001 toegewezen ? Hoe moti-veerde men deze keuze ?

3. Welke aanvragen voor beschermd wonen wer-den in 2000 en in 2001 afgewezen. Wat was de motivatie voor elk van deze afwijzingen ? 4. Waar kunnen de afgewezen voorzieningen in

beroep gaan ?

Antwoord

1. In de (semi-)residentiële sector zijn er 345 bed-den en plaatsen in het arrondissement To n g e-r e n . Slechts vijf van deze plaatsen zijn bestemd voor de opvang van kinderen ; alle overige zijn bedoeld voor de opvang van volwassenen (147 in dagcentra, 2 in tehuizen voor werkenden en 191 in tehuizen voor niet-werkenden).

De zeer lage invulling van voorzieningen voor kinderen (5/303 geprogrammeerde plaatsen) is historisch bepaald. Tot voor kort was er zelfs he-lemaal geen aanbod voor minderjarigen. E e n soortgelijke situatie treft men aan in de arron-dissementen Oostende en Ti e l t . In deze regio's bestaat overigens ook voor volwassenen slechts een bescheiden aanbod. Dit is echter niet het geval in de regio Tongeren waar, zoals gedetail-leerd wordt vermeld, wel een aanzienlijk aan-bod voor volwassenen is.

Met een invulling van 340/341 geprogrammeer-de plaatsen kan men hier, als enig arrondisse-ment in V l a a n d e r e n , spreken van een ideale in-vulling.

Een vergelijking met de andere Vlaamse regio's is weinig relevant, tenzij om de zeer uiteenlo-pende regionale invulling te schetsen (van 30 % tot bijna 200 % van de geprogrammeerde aan-t a l l e n ) , diaan-t andermaal aan-ten gevolge van de reeds vermelde historische groei.

Binnen de provincie Limburg vertegenwoordigt de regio Tongeren slechts 11,22 % van de totale i n v u l l i n g, terwijl het bewonersaantal 23,95 % van de totale bevolking uitmaakt. Wanneer men e c h t e r, gelet op het vertekende effect van het zeer lage aanbod voor kinderen op de totaalcij-f e r s, enkel de voorzieningen voor volwassenen in beschouwing neemt, heeft de regio To n g e r e n een aandeel van 19,24 % in het aanbod.

De niet-ingevulde capaciteit wordt op provinci-aal niveau ruimschoots gecompenseerd door de overtallen in de andere arrondissementen : i n totaal heeft Limburg een invullingspercentage van 114,28 %. Alleen West-Vlaanderen scoort hoger (123,30 %).

In verhouding tot geheel Vlaanderen vertegen-woordigt de regio Tongeren een totaal invul-lingspercentage van 1,65 % en een aandeel van 2,79 % in de voorzieningen voor volwassenen, terwijl het bewonersaantal 3,09 % van de Vlaamse bevolking bedraagt.

(2)

2. In 2001 werden in de begroting van het V l a a m s Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap geen middelen opgenomen voor een uitbreiding van de werkvorm beschermd w o n e n . Alle aanvragers beschermd wonen dien-den dus afgewezen te wordien-den op budgettaire gronden.

Binnen de begroting voor 2000 werd in een uit-breiding van het aantal plaatsen beschermd wonen met 150 eenheden voorzien. A a n g e z i e n er binnen de bestaande programmatie één plaats niet was opgevuld, kwam het beschikbare aantal op 151 plaatsen.

Steeds meer instellingen zien voor een deel van hun doelgroep het beschermd wonen als een al-ternatief voor het verblijf binnen een instelling. Vele instellingen die reeds beschermd wonen gestart waren, wensen een uitbreiding van de c a p a c i t e i t . Dit resulteert in een totale vraag voor 309 bijkomende plaatsen. Dit betekent dat een groot aantal op zich terechte vragen, n i e t kunnen worden gehonoreerd.

Er is duidelijk een verschil in aanvraaggedrag tussen de provincies, waarbij vooral opvalt dat er vanuit de provincie Vlaams-Brabant relatief weinig vraag komt. Koploper is de provincie A n t w e r p e n , met een totale vraag van 102 plaat-sen.

De grootte van de vraag per initiatiefnemer va-rieert van twee tot twaalf plaatsen.

Criteria voor verdeling

Volgende criteria voor verdeling werden, in de gegeven volgorde, toegepast.

– Dossiers die onvoldoende onderbouwd zijn of waarbij het gaat om huisvesting die niet past binnen de visie beschermd wonen (te ver van de moedervoorziening of er deel van uitmakend), worden afgewezen.

Dit resulteert in de afwijzing van de aanvra-gen van Mariaheem, Zwalm (woning op 20 kilometer van de voorziening), van Au t i g o n e, R i j m e n a m , en van CJMIB, A n t w e r p e n (beide beperkte en immature dossiervor-ming).

– Gelet op de grote vraag, wordt alleen het aantal plaatsen toegekend waarvoor werke-lijk kandidaten voorhanden zijn.

– Na deze twee criteria worden de 370 plaat-sen verdeeld over de provincies op basis van het bevolkingsaantal. Gelet op het feit dat de provincie Vlaams-Brabant minder gevraagd heeft dan gepland, worden de resterende plaatsen verhoudingsgewijs mee verdeeld over de andere provincies. Voor de provin-cies Vlaams-Brabant en Oost-Vlaanderen worden de resterende criteria niet meer toe-gepast.

– Om zoveel mogelijk aanvragen ten minste gedeeltelijk te honoreren, wordt het aantal plaatsen uitbreiding of vergunning per aan-vrager voor de provincies A n t w e r p e n , L i m-burg en West-Vlaanderen gereduceerd tot vier per aanvrager.

– Er wordt gestreefd naar een zo groot moge-lijke verscheidenheid in initiatiefnemers. – In provincies waar het regionaal overleg

ge-resulteerd heeft in een evenwichtig en uitge-werkt voorstel, dat rekening houdt met nieu-we initiatieven, doelgroepen en spreiding binnen de provincie, wordt dit regionaal overleg zoveel mogelijk gehonoreerd. Dit is het geval voor West-Vlaanderen.

Gelet op voorgaand criterium en om voor de regio Brugge eenzelfde aantal plaatsen te v r i j w a r e n , wordt in vergelijking tot het pro-vinciale voorstel een lichte herschikking doorgevoerd voor aanvragen vanuit Brugge (herschikking binnen de aanvragen vanuit voorzieningen voor mentaal gehandicapten). Voor de provincie West-Vlaanderen worden de resterende criteria niet meer toegepast. – Voor de provincies Limburg en A n t w e r p e n

wordt voorrang gegeven aan de plaatsen die hoogstwaarschijnlijk zullen resulteren in een reconversie vanuit een tehuis werkenden of niet-werkenden.

Voor de provincie Limburg brengt dit mee dat nog zes plaatsen extra moeten worden v e r w o r p e n , voor de provincie A n t w e r p e n brengt dit mee dat 28 van de 43 plaatsen zeker gehonoreerd worden en er bijkomen-de criteria nodig zijn om bijkomen-de resterenbijkomen-de plaat-sen toe te kennen.

(3)

1) Om te vermijden dat de regio A n t w e r-p e n - s t a d , met het grootst aantal inwoners, een relatief zeer beperkt aanbod zou heb-b e n , wordt de vraag van Sterrenhuis, Brasschaat (project in de binnenstad) ge-honoreerd en wordt het aantal bijkomen-de plaatsen voor bijkomen-de Bosuil, Deurne opge-trokken tot vier.

2) Alle nieuwe initiatiefnemers beschermd wonen die wegens het reconversiecriteri-um geheel of gedeeltelijk uit de boot val-l e n , krijgen minstens drie pval-laatsen toege-wezen.

3) De twee resterende plaatsen worden toe-gekend aan de Ekker, N i e l , omdat binnen de dossiers die nog geen (bijkomende) plaatsen toegewezen kregen, dit het meest gefundeerde dossier is, zowel naar d o s s i e r v o r m i n g, aard van huisvesting, a l s aard van kandidaten.

– Voor de provincie Limburg wordt volgend bijkomend criterium gehanteerd : voor alle projecten wordt het aantal plaatsen na het reconversiecriterium verder beperkt tot twee per aanvrager indien het gaat om een uit-breiding van vergunning en erkenning, en tot drie plaatsen indien het gaat om een nieuwe vergunning en erkenning.

De tabel als b i j l a g e geeft een overzicht van de impact van de criteria en de uiteindelijke verde-l i n g. Indien er duideverde-lijk een woning bekend is, werd een erkenning verleend, in het andere geval een vergunning.

3. In 2001 werden in de begroting van het V l a a m s Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap geen middelen ingeschreven voor een uitbreiding van de werkvorm beschermd w o n e n . Alle aanvragers beschermd wonen dien-den dus afgewezen te wordien-den op budgettaire gronden.

Voor 2000 : zie gegevens verstrekt bij vraag 2. 4. Wanneer de vergunnings- of

erkenningsaan-vraag geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, kan de aanvrager binnen dertig dagen na ont-vangst van de beslissing hiertegen beroep aante-kenen bij de Vlaamse minister bevoegd voor de bijstand aan personen (artikel 8 en artikel 17 van het besluit van de Vlaamse regering van 15 december 1993 tot vaststelling van de algemene regels inzake het verlenen van vergunningen en

erkenningen door het Vlaams Fonds voor Socia-le Integratie van Personen met een Handicap). Het beroep wordt behandeld volgens de regels vastgesteld in uitvoering van het decreet van 15 juli 1997 houdende de oprichting van een Ge-zins- en Welzijnsraad en van een A d v i s e r e n d e Beroepscommissie inzake gezins- en welzijns-aangelegenheden.

De concrete werking wordt geregeld bij besluit van de Vlaamse regering van 15 september 1998 betreffende de Adviserende Beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden. De Adviserende Beroepscommissie heeft als opdracht de regering te adviseren met betrek-king tot bij de regering ingediende beroepen, bezwaarschriften of verweerschriften tegen één van de volgende beslissingen die in gezins- en welzijnsaangelegenheden door de regering of een andere bevoegde instantie zijn genomen, o f tegen het door de regering of die instantie geui-te en formeel begeui-tekende voornemen tot het nemen van één van die beslissingen :

– de weigering van een vergunning of van de verlenging ervan ;

– de weigering van een erkenning, van de ver-lenging of van de wijziging ervan, evenals de schorsing of de intrekking van een erkenning ; – de sluiting van een voorziening.

Naast de Adviserende Beroepscommissie blijft de Raad van State bevoegd voor het schorsen van de tenuitvoerlegging en het vernietigen van administratieve handelingen die strijdig zijn met de geldige rechtsregels.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Milieuminister Kelchtermans antwoordde op mijn interpellatie over de controle op de selectieve af- valophaling en de bescherming van de privacy (22 april 1998) dat sorteeranalyse

CIG : centrum voor integrale gezinszorg CAW : centrum voor algemeen welzijnswerk CGG : centrum voor geestelijke gezondheidszorg CKG : centrum voor kinderzorg en

Onderwijs heeft wel degelijk aandacht voor initiatieven die kinderen vrij recht- streeks aanzetten om op een constructieve en kriti- sche wijze met media- en andere

Werden niet in aanmerking genomen, de projec- ten die niet beantwoordden aan de gestelde pri- oriteiten (bv. een theater of een sluitend lokale jeugdclub) en die welke qua vorm en

Welke woonvormen zijn er, georganiseerd door diensten die onder de bevoegdheid van de mi- nister vallen, voor personen die woongelegen- heid zoeken met enige begeleiding?. Welke

Welke stappen deed de minister naar aanleiding van dit onderzoek om in het onderwijs hieraan aandacht te besteden2. Hoe worden scholen/leerkrachten die hiervoor ondersteuning

Welke stappen deed de minister naar de V l a a m s e media om naar aanleiding van dit onderzoek posi- tieve aandacht te schenken aan dit

Wat de concrete invulling hiervan be- t r e f t , stelt de studie dat er eerst duidelijkheid moet komen inzake de vereiste vaardigheden om de animatiefunctie te kunnen invullen.. O