• No results found

Grootouders en kleinkinderen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Grootouders en kleinkinderen"

Copied!
38
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

OVER TIJDSBESTEDING TUSSEN

GROOTOUDERS EN KLEINKINDEREN

de Grote

Grootouderbevraging

E-dossier

(2)
(3)

De Grote

Grootouderbevraging

Over tijdsbesteding tussen grootouders en kleinkinderen

Grootouders hebben een belangrijke plek in de werking van de Gezinsbond. Op die manier pro- beren we de verschillende generaties in een fa- milie te verbinden. Ouders geven hun herinnerin- gen, gebruiken, tradities en ervaringen door aan hun kinderen. Grootouders doen dit ook naar hun kleinkinderen toe. Maar ook omgekeerd geldt dit:

kleinkinderen nemen hun grootouders mee in hun wereld. Dat schept een bijzondere band tus- sen beide generaties.

Welke rol spelen grootouders in het leven van hun kleinkinderen? Vangen ze hun kleinkinderen op na schooltijd? Welke activiteiten ondernemen ze samen? Hoe houden ze contact met kleinkin- deren die verderaf wonen? Vragen waarop de Gezinsbond graag het antwoord wil kennen.

In debatten over de combinatie van werk en gezin komt vaak de rol van grootouders naar boven, maar over de kwantiteit, en zeker niet over de kwaliteit en de inhoud van de tijd die grootou- ders en kleinkinderen met elkaar doorbrengen, is er weinig onderzoek in Vlaanderen. In oktober 2015 kregen de leden van de Gezinsbond ouder dan 50 jaar daarom een oproep om mee te wer- ken aan de digitale Grote Grootouderbevraging.

Wie zijn de grootouders van onze bevraging?

Onze Grote Grootouderbevraging leverde 1.783 bruikbare vragenlijsten op, met meer antwoor- den van oma’s dan opa’s (80 % vrouwen). Het is vaak zo dat bij bevragingen over gezinsaspecten meer reacties komen van vrouwen.

De meeste oma’s en opa’s zijn tussen de 55 en 65 jaar; ongeveer 8 % van hen zijn minder dan 55 jaar oud; 28 % is tussen 65 en 75 jaar en 5 % is ouder dan 75 jaar.

De oma’s en opa’s zijn, zeker gezien hun leeftijd, hooggeschoold: iets meer dan 60 % heeft een di- ploma van het hoger onderwijs of de universiteit.

Niet alle grootouders zijn met pensioen. Er is wel een groot verschil tussen de oma’s en opa’s:

84 % van de opa’s en 65 % van de oma’s werkt nog. Oma’s die werken, doen dat vaker deeltijds dan voltijds. Bijna 30 % van de oma’s en opa’s zijn wekelijks actief als vrijwilliger. Opa’s zijn meer intensief actief als vrijwilliger dan oma’s.

Bij de grootouders die niet meer werken, ligt dit aandeel nog iets hoger, maar ook een aanzienlijk groep werkende grootouders is in zijn vrije tijd nog vrijwilliger.

De meeste grootouders die de bevraging invul- den (88 %), wonen samen met een partner.

De grootouders zijn nog in goede gezondheid:

slechts enkelen zeggen van zichzelf dat ze een (heel) slechte gezondheid hebben.

De Gezinsbond werkte voor zijn Grote Grootou- derbevraging niet met een wetenschappelijke steekproef. De resultaten leveren ons dan ook geen representatief beeld op, maar we krijgen wel een zicht op hoe onze achterban, in al zijn diversiteit, hun grootouderschap beleeft. En dat was het opzet.

(4)

Wie zijn hun kinderen en kleinkinderen?

Hun kinderen

De oma’s en opa’s die op onze oproep reageer- den, hebben samen 5.531 kinderen. Bijna drie vierde van hen heeft 1, 2 of 3 kinderen. De overige hebben 4 of meer kinderen.

De meerderheid van de grootouders heeft kin- deren tussen de 30 en 40 jaar oud. Maar er zijn ook enkelen die zelf nog minderjarige kinderen hebben en tegelijkertijd kleinkinderen bij één van hun oudere kinderen.

We vroegen ook of de grootouders een goede band hebben met hun kinderen. Dat blijkt zo te zijn: 95 % zegt dat ze ‘een goede band hebben met al hun kinderen’, 5 % zegt dat ze ‘met som- mige kinderen een goede band hebben en met andere kinderen een minder goede band’. Slechts een enkeling heeft een slechte band met zijn of haar enig kind of met al de kinderen.

Tabel 1: aantal kinderen

Aantal kinderen Aantal repondenten % Totaal aantal kinderen

1 2

3 4 5 6 of meer

Totaal

50 448

807 333 80 63

3 25

45 19 4 4 100

50 896

2.421 1.132 400

432 5.531 1.781

(5)

Hun kleinkinderen

Niet al deze kinderen hebben zelf kinderen: 3.858 onder hen wel. Of anders gezegd: de grootouders hebben kleinkinderen bij 70 % van hun kinderen.

In totaal hebben de grootouders samen 8.076 kleinkinderen.

Bijna de helft van deze kleinkinderen gaat ofwel nog niet naar school, ofwel naar de kleuter- school. Een derde van de kleinkinderen zit op de lagere school. We hebben dus vooral grootouders van jonge kinderen bereikt. Daarnaast is bijna 20 % van de kleinkinderen ouder: zij gaan reeds naar de middelbare school of zijn nog ouder.

Tabel 2: aantal kleinkinderen volgens leeftijd

Leeftijd van de kleinkinderen Aantal kleinkinderen %

Kleinkinderen die nog niet naar school gaan Kleinkinderen die naar de kleuterschool gaan Kleinkinderen die naar de lagere school gaan Kleinkinderen die naar de middelbare school gaan Oudere kleinkinderen

Totaal

1.754 2.156 2.653 1.019 494

22 25 45 19 4 100 8.076

13 % van de grootouders is gescheiden. Daarvan heeft iets meer dan een vierde stiefkleinkinde- ren, ook wel pluskleinkinderen genoemd, via een nieuwe partner.

Ongeveer 1 op 10 heeft een kleinkind dat extra zorgen nodig heeft.

(6)

Hoe verloopt het contact met de kleinkinderen?

Hoe vaak zien grootouders hun kleinkinderen?

Wie zien ze meer, wie minder? En komen de klein- kinderen af en toe eens logeren? Deze vragen en nog veel andere, stelden we om meer te weten te komen over de contacten die er zijn tussen groot- ouders en kleinkinderen. Uit alle antwoorden blijkt dat de contacten heel intens zijn.

“De kleinkinderen brengen veel afleiding in ons leven als gepensioneerden. We volgen hun han- del en wandel en weten graag hoe het met hen gaat (op school, in de sportvereniging…), wel zonder ons te moeien, en daarom komen ze alle vijf heel graag bij ons.”

“Wij kunnen ze niet missen. Ze bezorgen ons veel leuke en gelukkige momenten. Wat niet wil zeggen dat het ook wel eens lastig is. We willen een goede band met onze kleinkinderen zodat ze ons later ook nog komen opzoeken.”

Een kleine helft van de grootouders (45 %) ziet al zijn kleinkinderen even vaak. Uit tabel 3 blijkt dat de overgrote meerderheid van deze grootouders hun kleinkinderen heel frequent zien: 30 % ziet ze zelfs meerdere keren per week. De kleinkin- deren die in het buitenland wonen, hebben wij niet meegerekend voor de verwerking van de ant- woorden op deze vraag. Zij komen later aan bod.

Ruim 40 % van de grootouders ziet sommigen van hun kleinkinderen vaker en anderen minder vaak. De overige grootouders hebben maar één kleinkind.

Enkele keren per maand (maar niet elke week)

Tabel 3: frequentie van de contacten bij grootouders die al hun kleinkinderen even vaak zien

N %

Meerdere keren per week Minstens 1 keer per week

Ongeveer 1 keer per maand Meerdere keren per jaar Ongeveer 1 keer per jaar (Bijna) nooit

Totaal

253 340 191 38 20 1 1

844 100 30 40 23 5 2 0,1 0,1

(7)

Bij de grootouders die niet alle kleinkinderen even vaak zien, is er bij de overgrote meerderheid van de grootouders met minstens één kleinkind frequent contact.

Bijna alle grootouders zien het kleinkind waar ze het meest frequent contact hebben enkele keren per maand of nog vaker. Bijna 30 % van de groot-

ouders heeft minder dan maandelijks contact met het kleinkind waar ze het minst vaak contact mee hebben. Dat betekent ook dat iets meer dan 70 % van de grootouders het kleinkind waar ze het minst vaak contact mee hebben, toch min- stens 1 keer per maand zien.

Tabel 4: frequentie van de contacten met het kleinkind waar men het meest en waar men het minst vaak contact mee heeft

Kleinkind waarmee men het vaakst contact heeft

%

Kleinkind waarmee men het minst contact heeft

Ongeveer 1 keer per maand Minstens 1 keer per week

Totaal

361

230 120 16

49

31 16 2

100

9

97 247 181

740 739

N N %

Enkele keren per maand

Ongeveer 1 keer per jaar

1

13 33 24

100 Meerdere keren per week

Meerdere keren per jaar

(Bijna) nooit

11 1 158 21

1 0,14 20 3

28 4

(8)

(eventuele kleinkinderen in het buitenland niet meegerekend)

Tabel 5: tijd nodig tot de woonplaats van de kleinkinderen die het dichtst en het verst wonen

Aantal kinderen Kleinkind dat het dichtst woont

%

Kleinkind dat het verst woont

Minder dan 15 minuten Tussen 15 en 30 minuten

Totaal

1.101 429 177 62

62 24 10 4 100

369 509 478 275 1.631 1.769

Aantal respondenten Aantal respondenten %

Tussen 30 en 60 minuten Meer dan 60 minuten

23 31 29 17 100

De afstand

De meeste grootouders en kleinkinderen wonen dicht bij elkaar. Het overgrote deel heeft min- stens 1 kleinkind dat op minder dan 30 minuten van de eigen woning woont. Meer dan 60 % van de grootouders is zelfs minder dan 15 minuten onderweg naar het kleinkind dat het dichtstbij woont. Bij iets meer dan de helft woont het verste

Aan de grootouders die hun kleinkinderen niet allemaal even vaak zien, vroegen we waarom ze sommigen meer zien dan anderen. Ze konden verschillende antwoorden aankruisen. Het meest populaire antwoord is de “afstand”: de kleinkin- deren die grootouders meer zien, wonen dich- terbij. Ook de nood aan opvang omwille van het werk van hun ouders is een belangrijke reden dat grootouders hun kleinkinderen meer zien.

“Het dochtertje van onze zoon zien we minder dan het zoontje van onze dochter, omdat ze iets

Ook de leeftijd van de kleinkinderen speelt soms een rol waarbij meestal het contact vermindert naargelang ze ouder worden. De kleinkinderen gaan meer en meer hun eigen leven leiden, waar- bij ze minder tijd of interesse hebben voor con- tacten met hun grootouders.

“Hoe ouder ze worden, hoe minder tijd ze heb- ben voor grootouders door andere activiteiten (jeugdbeweging, sport, academie).”

kleinkind zelfs op maximaal 30 minuten afstand.

Ongeveer 6 % van de grootouders heeft kleinkin- deren die in het buitenland wonen. Deze kleinkin- deren hebben we buiten beschouwing gelaten in tabel 5.

(9)

“Mijn oudste kleindochter is nu 13 jaar, en se- dert zij naar de middelbare school gaat heeft ze veel minder tijd voor ons. Ze heeft daar ook geen behoefte aan, is afstandelijker geworden, we hebben haar voor een deel moeten loslaten.

Voordien was ze heel vaak, bijna dagelijks, bij ons.”

Niet alle grootouders hebben er problemen mee dat ze niet al hun kleinkinderen even vaak zien.

Zeker wanneer het praktische oorzaken heeft en ze een goede band hebben met hun kleinkinde- ren hebben grootouders er begrip voor dat ze sommige kleinkinderen minder zien.

“Vermits de moeder van de andere kleinkin- deren (waar we minder contact mee hebben) deeltijds werkt en voor het overige haar werk- uren vrij goed kan regelen is er daar minder opvang nodig, maar zowel de ouders als de kleinkinderen zijn blij en gelukkig als wij bij hen zijn.”

Tabel 6: redenen om sommige kleinkinderen meer te zien dan anderen (N=742)

N %

Ze wonen dichterbij Ze zijn jonger Ze zijn ouder Ze hebben meer tijd

Ik heb een betere relatie met hun ouders

479 106 26 30 80

65 14 4 4

11 Ze hebben meer nood aan opvang omwille van het werk

van hun ouders 266 36

Sommige opa’s en oma’s ervaren verschillen tus- sen hun zonen en dochters waarbij het contact met de kleinkinderen bij hun dochters vlotter loopt dan bij hun zonen.

“Mama van mama heeft altijd een beentje vòòr.

Enkel als het om praktische redenen niet lukt, komen de kleinkinderen bij de grootouders van de papa terecht. Spijtig, maar in de meeste gevallen is dit zo. Meer dan ooit klopt het ge- zegde: een dochter heb je voor het leven; een zoon heb je zolang hij zijn vrouw nog niet ont- moet heeft.”

(10)

Kleinkinderen in het buitenland

De 6 % grootouders die kleinkinderen hebben die in het buitenland wonen, houden ook met deze kleinkinderen contact. Bezoeken gebeuren meestal zowel in België als in het land waar de kleinkinderen wonen. Uiterst zelden komt het voor dat grootouders deze kleinkinderen minder dan één maal per jaar ziet. Tussen de bezoekjes door houdt men vooral contact via Skype. Dit me- dium is veel populairder bij deze grootouders dan bij de grootouders waarvan hun kleinkinderen in België wonen. Hetzelfde geldt voor e-mail en sociale media.

“Omdat twee kleinkinderen in het buitenland wonen, zien we die iets minder, maar dat wordt goed gemaakt met een regelmatige skype.”

Al kan Skype het gemis aan contacten in levende lijve niet helemaal goedmaken:

“De twee die in Zuid-Afrika wonen ken ik niet genoeg. Skype kan niet alles goedmaken. En ja, dat doet pijn temeer daar ik een goed contact meer dan nodig vind. Een vakantieperiode is de hel voor mij. Ik voel me dan meteen leeg.”

Tabel 7: aandeel grootouders dat contact houdt via telefoon, skype, e-mail of sociale media (in %)

Met kleinkinderen

in het buitenland Zonder kleinkinderen in het buitenland Telefoon

Skype e-mail

Facebook of sociale media

55 71 50 25

61 9 13 9

(11)

Logeren bij de grootouders

Logeerpartijtjes bij de grootouders komen regel- matig voor: bij een derde komt zelfs maandelijks minstens één van de kleinkinderen een nachtje slapen. Slechts 5 % van de grootouders zeggen dat dit nooit gebeurt. Het zijn vooral de jongere kleinkinderen die bij oma en opa gaan logeren.

Voor kleinkinderen die niet dicht bij de grootou- ders wonen zijn logeerpartijtjes belangrijk om contact te kunnen houden.

“We vinden het superleuk hen enthousiast te weten wanneer ze mogen komen logeren - een bende van 5 - heerlijk!”

“Logeren bij oma is een feest ! Zowel voor mijn sloebers als voor mij! Lekker chips eten in de zetel en samen naar TV kijken, tot ‘s middags in pyjama rondlopen, over “serieuze” zaken pra- ten en zoveel meer nog!”

“Onze ene dochter woont dichtbij, de andere verder. Daardoor zien we enkele kleinkinderen meer. Maar we compenseren dit door logeer- weekendjes te organiseren.”

Tabel 8: logeren bij de grootouders

N %

Nooit Heel af en toe

Een paar keer per jaar Maandelijks of meer

89 449 626 611

5 25 35 34

Totaal 1.775 100

Kinderen en kleinkinderen samen

Bij de meeste grootouders komen de neefjes en nichtjes regelmatig samen op bezoek. Bij 38 % gebeurt dit een paar keer per jaar, bij een vijfde wekelijks. Wij vermoeden dat dit gebeurt bij speciale gelegenheden zoals verjaardagsfeestjes of Nieuwjaar. Soms gebruiken grootouders die feestjes ook bewust om de contacten tussen hun kinderen en kleinkinderen onderling te bevor- deren. De grootouders zijn vaak de spil van de familie.

“Wij hebben veel voor onze kleinkinderen ge- zorgd toen zij nog baby en peuter waren. Nu zij allen naar school gaan en naschoolse activitei- ten doen, is dit sterk verminderd. Toch maken wij er een traditie van om minstens 5 keer per jaar allen te samen iets te vieren. Wij gaan ook één keer per jaar op weekend met de ganse familie en huren een vakantiehuisje. Zij kijken er telkens naar uit om elkaar terug te zien.”

(12)

De grootouders hebben zowel contacten met hun kleinkinderen met hun ouders er bij als zonder hen. We vroegen dit aan de hand van een schaal

van 1 tot 10. De grootste groep (22 %) geeft een score 5 op de schaal: de helft van de tijd zijn de ouders er, de andere helft niet.

Tabel 9: contact grootouders-kleinkinderen van meerdere kinderen

N %

Nooit Heel af en toe Een paar keer per jaar Maandelijks

27 150 479 354

5 25 35 34

Totaal 1.775 100

Wekelijks of meer 267 21

Tabel 10: contact met of zonder de ouders er bij (op schaal van 1 tot 10)

N %

1 = ouders zijn er nooit bij 2

3 4

65 104 194 176

4 5 11 10

Totaal 1.748 100

5 380 22

6 7 8 9

10 = ouders zijn er altijd bij

227 227 222 93 93

13 13 13 5 3

(13)

De weken vóór de bevraging

We vroegen de grootouders concreet naar de contacten met hun kleinkinderen in de twee we- ken voorafgaand aan de bevraging. Wanneer we de antwoorden opdelen naar leeftijd zien we dat 50 % van de grootouders met jonge kleinkinde- ren één van die kleinkinderen de voorbije twee weken zag. Bij de grootouders met een kleinkind

dat nog niet naar school gaat, gaat het om 63 %.

Bij de grootouders met een kleuter gaat het om 53 %. Wanneer de kleinkinderen groter worden, daalt de kans dat de grootouders één van hen in de twee weken voorafgaand aan de bevraging hebben gezien. Maar zelfs bij de 18-plussers heeft nog steeds bijna een derde van de grootouders één van de kleinkinderen recent gezien.

Tabel 11: contacten met minstens 1 kleinkind de voorbije 2 weken N % van aantal grootouders

met kleinkind in die leeftijdscategorie

Kleinkind dat naar de middelbare school gaat Kleinkind dat nog niet naar school gaat

Kleinkind dat naar de kleuterschool gaat Kleinkind dat naar de lagere school gaat

407 1.111 1.150 1.015

40 63 53 38

Oudere kleinkinderen 154 31

Tijdens de vakantie

Bijna alle grootouders zagen een groot deel van hun kleinkinderen tijdens de voorbije zomerva- kantie.

Tabel 12: contacten tijdens de voorbije zomervakantie

N %

Totaal

De meeste van mijn kleinkinderen Enkele kleinkinderen

Geen enkel kleinkind

1.765 110

39 9

40 6 2 0,5

(Bijna) allemaal 1.607 91

(14)

Ook samen op vakantie of op weekend gaan, doen grootouders regelmatig met hun kleinkin- deren. Meestal zijn de ouders daar bij. Een op drie grootouders die met de kleinkinderen op va- kantie gaat, doet dat zonder dat de ouders er bij zijn. Mogelijk gaan sommige kleinkinderen mee op vakantie met hun grootouders, niet alleen

omdat ze dat graag doen, maar ook omdat hun ouders moeten werken. Twee vliegen in één klap.

“We vinden het heerlijk om onze kleinkinderen mee te nemen als we naar ons vakantiehuisje gaan.”

Tabel 12: contacten tijdens de voorbije zomervakantie

N %

Totaal

De meeste van mijn kleinkinderen

Enkele kleinkinderen Geen enkel kleinkind

1.765 110

39 9

40 6 2 0,5

(Bijna) allemaal 1.607 91

Tabel 13: samen met de kleinkinderen op weekend of met vakantie gaan

N %

Vakantie 582 33

Weekend 733 41

Tabel 14: aanwezigheid van de ouders bij weekend of vakantie

N %

Totaal

Soms wel, soms niet Nooit

1.154 389 100

100 9 34

Altijd 665 58

(15)

Te weinig contact?

Ook al zien de meeste grootouders hun kleinkin- deren vaak, toch vindt iets meer dan 1 op 5 dat ze hun (of sommige) kleinkinderen te weinig zien.

Tabel 15: tevredenheid over aantal contacten: aandeel grootouders dat vindt dat ze kleinkinderen hebben die ze te weinig zien

N %

Totaal Neen

1.754 1.362

100 78

Ja 392 22

De redenen waarom grootouders sommige van hun kleinkinderen te weinig zien, zijn divers. De reden die ze het vaakst aanhalen, is de afstand:

de kleinkinderen wonen te ver waardoor de con- tacten minder frequent zijn dan de grootouders zouden willen. Daarnaast zijn er ook redenen die te maken hebben met de grootouders zelf (ze hebben het te druk, ze werken nog of sukkelen met hun gezondheid), met de kleinkinderen (die het zelf te druk hebben) of met de ouders van de kleinkinderen (scheiding, slechte relatie ouders- grootouders).

Grootouders vinden het vaak erg jammer dat ze hun kleinkinderen om allerlei redenen te weinig zien, maar er is ook begrip voor, zeker wanneer de familierelaties goed zijn.

“De ouders hebben strak schema om alles rond te krijgen en daar willen we geen stoorzender in zijn, ouders zijn de eerste in rij voor de kinde- ren. We zouden wel wat meer willen genieten samen met hun, maar dat kan gelukkig toch enkele dagen in ‘t jaar!!”

“Ze zijn al wat groter en hebben naschoolse activiteiten en hobby’s die al veel van hen eisen maar wij en de ouders proberen er het beste van te maken.”

“Ik werk voltijds, en heb dus ook niet zo dikwijls tijd naar hen te gaan (mijn moeder leeft ook nog); zij hebben geen auto en dan is het een hele onderneming met het openbaar vervoer om tot bij mij te komen. Dus zie ik hen met ver- jaar- en feestdagen, in de schoolvakanties en af en toe tussendoor.”

(16)

Maar er klinkt ook spijt door in de reacties bij deze vraag. Veel grootouders die hun kleinkinde- ren weinig zien, hadden het graag anders gehad.

“Wij behoren als grootouders nog steeds tot de werkende klasse. Hierdoor is het voor ons niet mogelijk ons kleinkind in de week op te vangen.

Mocht ik met pensioen zijn, zou ik graag 1 à 2 dagen in de week na schooltijd ons kleinkind opvangen ondanks het feit dat we toch een 55 km van mekaar wonen.”

Zeker wanneer de grootouders sommige kleinkin- deren niet veel of zelfs niet zien omwille van een slechte relatie met de ouders zorgt dit voor veel verdriet bij de oma’s en opa’s. Soms gaat het om regelrechte conflicten tussen ouders en groot- ouders, soms zijn de beide generaties uit elkaar gegroeid.

“Een goede relatie met de ouders is belangrijk.

Daardoor is er ook meer contact met de klein- kinderen. Indien niet is dat erg pijnlijk.”

“Mijn oudste dochter wil geen contact met mij.

Ik zie haar ruim 10 jaar niet meer ondanks mijn ontelbare pogingen om het contact te herstel- len. Dit is hard om dragen maar heb mij erbij neergelegd.”

“We hebben een moeilijke relatie met de ou- ders en daardoor is het contact minder goed.

We zouden ook liever hebben dat alles terug goed komt tussen ons en de ouders. Ons oud- ste kleinkind is eigenlijk nog nooit bij ons thuis geweest, er is altijd wel iets waarvoor ze een reden hebben om hem niet mee te brengen . En dat is toch moeilijk. Wij zijn nooit te samen om Kerst en Nieuwjaar te vieren en dat vind ik spijtig. Hopelijk komt er nog eens verandering in en komt alles terug in orde.”

Tabel 15: tevredenheid over aantal contacten: aandeel grootouders dat vindt dat ze kleinkinderen hebben die ze te weinig zien

N %

Totaal Neen

1.754 1.362

100 78

Ja 392 22

(17)

Welke rol spelen grootouders in de combinatie werk en gezin van hun kinderen?

Grootouders kunnen een meer of minder actieve rol spelen in de combinatie van betaald werk en het gezinsleven van hun kinderen. We vroegen aan de grootouders om aan te geven op een schaal van 1 tot 5 in welke mate ze tijdens het schooljaar en de zomervakantie een rol opnemen om de combinatie van werk en gezin te verlichten van minstens één van hun kinderen. Cijfer 1 bete- kent dat ze, volgens hun eigen beleving, geen rol spelen, 5 betekent dat ze een heel grote rol spe- len. De antwoorden zijn mooi verdeeld. 21 % zegt van zichzelf dat ze ‘geen rol spelen tijdens het schooljaar’; 16 % zegt dat ze ‘een heel grote rol spelen tijdens het schooljaar’, de rest zit er tus- senin. Wat hun rol in de combinatie werk-gezin betreft zijn er bijgevolg veel types grootouders:

• grootouders die voor één of meer klein- kinderen het grootste deel van de opvang voor hun rekening nemen

• grootouders die een structurele, maar meer beperkte rol spelen in de opvang van hun kleinkinderen, bijvoorbeeld op één vaste dag per week

• grootouders die occasioneel opvang ver- zorgen, bijvoorbeeld op een schoolvrije dag

• grootouders die geen rol spelen in de combinatie werk-gezin

“Mijn dochter en schoonzoon staan beiden in het onderwijs, op dezelfde school, dus ze zijn thuis tijdens de schoolvakanties, op woens- dagnamiddag. Daardoor is er weinig opvang nodig.”

“Als grootouders zijn wij voor onze kinderen het vangnet als ze niet in de reguliere opvang terechtkunnen omdat de kinderen ziek zijn, of omdat het verlof is in de kinderopvang en de ouders zelf geen vrijaf kunnen krijgen op hun werk. Omdat wij zelf ook nog gaan werken, is het niet zo vanzelfsprekend om voor de vol- ledige opvang in te staan. De kinderen hebben hier begrip voor en zij zijn blij met de hulp die wij hen op moeilijke momenten bieden.”

“Er zijn vaste dagen dat we de kleinkinderen opvangen: woensdagnamiddag en vrijdag- avond. Omdat dit vast is, kun je je goed voorbe- reiden en er helemaal zijn voor die kleinkinde- ren, dus niet moeten poetsen, strijken, winkelen ... Genieten!”

“Wij gaan de kleinkinderen dagelijks afhalen van thuis en brengen ze naar school. En meest- al gaan we ze afhalen na de lesuren.”

Tijdens de zomervakantie daalt het aantal groot- ouders dat zegt dat ‘ze geen rol spelen’ licht. We vroegen ook voor hoeveel kleinkinderen ze een rol spelen in de combinatie van werk en gezin van hun ouders: één vijfde van de grootouders doet dat voor 1 kleinkind, één derde zorgt voor 2 klein- kinderen, een derde zorgt voor 3 of 4 kleinkin- deren en de overige grootouders voor meer dan 4 kleinkinderen. Tijdens de zomervakantie zijn er meer grootouders die voor een groter aantal kleinkinderen zorgen.

(18)

Motieven waarom grootouders bijstaan in de combinatie werk en gezin

Grootouders kunnen verschillende motieven hebben om hun kinderen bij te staan in de com- binatie werk en gezin. We legden hen een lijstje voor en vroegen aan te kruisen welke motieven op hun situatie van toepassing zijn. Ze hadden de mogelijkheid om meer dan één antwoord te kiezen.

Opmerkelijk is dat het meest populaire antwoord (88 %) is ‘omdat ik mijn kleinkinderen graag zie’.

Dat wijst er op dat ook wanneer grootouders praktische hulp bieden aan hun kinderen, ze dit niet alleen doen omdat het moet, maar vooral vanuit een emotionele band met hun kleinkin- deren. Ook geeft 58 % aan dat hulp bieden aan hun kinderen betekent dat ze meer tijd kunnen doorbrengen met hun kleinkinderen, wat ze zeker appreciëren.

“Wij willen onze lieve dochter helpen... en intus- sen zien wij onze kleinkinderen! Van een win- win situatie gesproken!”

Tabel 17: rol bij de combinatie gezins- en arbeidstijd van de kinderen Schooljaar

%

Zomervakantie

1 = geen rol 2

Totaal

354 326 440 298

21 19 26 18

100

326 378 480 298

1.680 1.754

N N %

3

5 = een heel grote rol

19 22 28 18

100

N %

Kortere vakanties

4

274 16

331 228 506 338 277

210 14

20 30 20 16

12 100 1.692

“Onze kinderen hebben allen een heel druk beroepsleven en ik vind het ook belangrijk dat de kleinkinderen eens thuis kunnen zijn en niet altijd naar de opvang moeten. Ik heb vroeger ook veel hulp gekregen van mijn moeder toen ik werkte en heb dat altijd heel aangenaam gevonden.”

“Ikzelf heb geen carrière uitgebouwd, om voor mijn kinderen te zorgen. Ik wil graag mijn dochter helpen, zodat zij dit wèl kan. En ik heb deugd van het contact met de kleinkinderen.”

“Ik was er zo goed als altijd voor mijn eigen kin- deren, en wil dit positief gevoel van warm nest overdragen naar mijn kleinkind(eren).”

“Als kleuters naar de voor- of naschoolse op- vang moeten, dan zijn zij wel zeer lang van huis en raken zo veel te moe. Dan vang je als groot- ouder met plezier de kleinkinderen op zodat ook voor hen het naar school gaan leuk blijft.”

(19)

“Als kind kon ik altijd terecht bij mijn grootou- ders, langs de twee kanten van de familie dit vergeet je nooit en daar wil ik graag op verder breien.”

“Mijn moeder stond ook vaak klaar om mij uit de nood te helpen. Ik heb dit altijd erg gewaar- deerd. In de mate van het mogelijke probeer ik dit nu voor mijn kinderen te doen, hoewel dit niet evident is vermits ik ook nog voltijds werk en voorlopig nog niet op pensioen kan gaan.

Gelukkig werk ik in het onderwijs zodat ik in de schoolvakanties kan inspringen.”

Opvang van de kleinkinderen

Maar toch spelen ook praktische overwegingen een rol: opvang door de grootouders is goed- koop én gemakkelijk voor de ouders. Een grote groep grootouders (63 %) doet het om hun kin- deren vooruit te helpen. Soms is er gewoon geen andere oplossing voor de ouders. Grootouders verzorgen dan opvang op a-typische uren zoals

‘s morgensvroeg, ‘s avonds laat, ‘s nachts of in het weekend.

“Mijn oudste dochter is professioneel zangeres en moet heel veel optreden ‘s avonds en in het weekend. Daar schiet de reguliere opvang te kort en springt oma in de bres. Mijn tweede dochter werkt overdag, tijdens de week en heeft zelden opvang nodig in het weekend.”

(20)

“Door de job als opvoedster heeft mijn dochter ook avond- en weekendwerk, dan neem ik de zorg voor de kleinkinderen over.”

Maar ook wanneer de grootouders zeggen dat er geen andere oplossing is voor de ouders, geven ze dikwijls nog andere motieven. Meer dan 70 % zegt dan bijvoorbeeld tegelijkertijd dat ze die rol in de opvang opnemen omdat ze hun klein- kinderen graag zien. Onze resultaten spreken de

“gedwongen opvanghypothese” duidelijk tegen.

Slechts een kleine groep grootouders voelt zich verplicht.

“Mijn zoon en schoondochter werken beiden in een ploegenstelsel en je kan kindjes niet naar de opvang doen ‘s avonds laat.”

“Wij vangen de kinderen met veel plezier op, maar af en toe (zelden) past dit niet voor ons.

We zeggen het dan dat het niet past, maar het is alsof het een verworven recht is dat zij, te pas en te onpas, onze vrije tijd kunnen inpalmen en daar hebben we het héél moeilijk mee.”

Omdat betaalde opvang te duur is voor de ouders

Tabel 18: motieven die een spelen rol bij de combinatie werk en gezin (gegevens enkel grootouders die een rol spelen tijdens het schooljaat: N=1.338)

N %

Motieven

Om meer tijd te kunnen doorbrengen met mijn kleinkinderen

Omdat ik mijn kleinkinderen graag zie Omdat dit de relatie met mijn kinderen verbetert

Omdat ik mij verplicht voel

Omdat er geen andere oplossingen zijn

774 229 1.181 393 51 131

54 58 17 88 29 4 10

Om mijn kinderen vooruit te helpen

Omdat opvang door grootouders volgens mij beter is voor de kleinkinderen dan betaalde opvang

Omdat het voor de ouders gemakkelijker is

848 191 726

63 14

De overgrote meerderheid van de grootouders is tevreden met de rol die ze spelen bij de opvang van hun kleinkinderen. Zijn ze toch ontevreden, dan is het omdat ze graag een grotere rol zouden willen spelen. Dat geldt voor iets minder dan 1 op 10 grootouders. De eigen werksituatie of de te grote afstand speelt daarbij een rol.

“Ik zou mijn kleinkinderen meer willen bijhou- den, maar ik werk zelf nog voltijds en dus kan dat om die reden niet. Dit zal in de toekomst niet beter gaan als grootouders langer moeten werken. Grootouders zullen minder voor hun kleinkinderen en dus voor hun kinderen kun- nen inspringen bij ziekte, naschoolse opvang,

(21)

“Helaas is dit (opvang) niet voor ons bestemd daar wij de eerste generatie grootouders zijn die zeker nog een 8-tal jaren hard zal moeten blijven werken; dit geeft niet altijd een goed gevoel.”

“Wij zouden ook graag de opvang voor de kleinkinderen verzorgen, hen meer zien maar helaas: we werken nog fulltime, met weekend- nachtdiensten en ik heb ook de zorg voor mijn gehandicapte zus die in het weekend naar huis komt, dus... de weegschaal wat je zou willen en/of kunnen doen is in onevenwicht! Jammer maar dat is nu eenmaal de situatie.”

“Wij zouden zo graag , al was het maar enkele uurtjes voor ons kleinkind zorgen. Jammer maar helaas: wij zijn niet gewenst en voelen ons daar zeer slecht bij.”

Een minderheid wil liever minder opvang doen.

“Ik zou heel graag een beetje tijd voor mijzelf hebben, maar dat zal hopelijk ooit wel eens komen als ze iets meer zelfstandig kunnen zijn.”

“Het is een hele kunst om de balans in even- wicht te houden tussen je kinderen voorthelpen en zelf je nodige rust inbouwen. Neen zeggen is soms heel moeilijk, omdat je weet dat je kin- deren dan in de problemen zitten, vaak cijfer je je dan nog eens weg. Je hebt je eigen nestje grootgebracht en kan het dan nu voor een groot deel nog eens doen met andermans nest- je, ook al houd je heel veel van je kleinkindjes.”

Soms zorgt dat voor tegenstrijdige gevoelens zoals bij deze oma die elke woensdag op haar drie jonge kleinkinderen past. Ze vindt de opvang fysiek te belastend voor zichzelf, maar wil er toch niet mee stoppen:

“Voor mij is het eigenlijk ook te zwaar (ik ben pas in loopbaanonderbreking), maar dat zal ze nooit weten. Vooral omdat ik vroeger hunkerde naar een beetje hulp van mijn moeder, maar ik dit nooit ofte nooit kreeg. En ik wilde het van toen al anders doen dan zij.”

“Eigenlijk vangt mijn man de kleinkinderen voor en na school op daar hij door omstan- digheden niet meer kan werken. Dit is soms te zwaar voor hem (door zijn gezondheid) maar er is momenteel geen andere oplossing en hij wil zelf ook niet dat ze naar de buitenschoolse kin- deropvang gaan. Ik denk dat hij voor een deel wil compenseren dat hij voor zijn kinderen een afwezige papa was wegens zijn werk dat zich heel veel in het buitenland afspeelde.”

Wanneer grootouders geen rol spelen in de com- binatie werk-gezin van hun kinderen kan dat een bewuste keuze zijn. Deze grootouders zijn hier tevreden mee.

“Ik vind het heel erg jammer dat iedereen vindt dat je als grootouder moet instaan voor de opvoeding van de kleinkinderen. Mijn man en ik werken beiden fulltime en zijn op de leeftijd dat we terug wat meer tijd hebben voor elkaar, alle kinderen zijn de deur uit. Nu vindt iedereen (vooral mijn collega’s ) dat ik moet stoppen met fulltime te werken en dat ik net zoals zij toch minstens één dag per week er zou moeten zijn voor de kleinkinderen. (…) Bijna nooit wordt er iets geschreven over grootouders die er be- wust voor kiezen om de kleinkinderen niet op te vangen vandaar dat je als, grootouder die dit bewust niet doet, dikwijls een schuldgevoel aangewreven wordt.”

(22)

“Wij vangen onze kleinkinderen nooit op. Al- leen in geval van ziekte. Wij hebben 3 kinderen grootgebracht en nu is het aan ons om te ge- nieten. Onze kinderen vinden dit normaal. Ik zie genoeg grootouders die de opvang van hun kleinkinderen op zich nemen en het eigenlijk niet aankunnen en dit ook niet durven zeggen aan hun kinderen. Dit vind ik een heel spijtige zaak. Je leeft maar één keer.”

“Bij ons geldt de afspraak dat we de kleinkin- deren vrijwillig zien, dus geen verplichting! De ouders zijn verantwoordelijk voor hun kinderen en moeten bewuste keuzes maken naar combi- natie arbeid en gezin, dat was ook onze keuze naar onze eigen kinderen vroeger en daar blij- ven we achter staan! We staan wel open voor noodsituaties maar met een goeie en verstan- dige planning verloopt alles zeer vlot. Onze kin- deren hebben dat goed begrepen en hebben daar geen problemen mee, duidelijke afspra- ken van in het begin zijn wel zeer belangrijk.”

Opvang van zieke kleinkinderen

Ook bij frequentie van de opvang van zieke klein- kinderen, zien we dat de antwoorden vrij even- wichtig verdeeld zijn met zowel grootouders die vaak opvangen als grootouders die dit maar af en toe doen. Eén op vier van de respondenten vangt de kleinkinderen altijd op als ze ziek zijn en nog eens één op vier vangt ze regelmatig op als ze ziek. Eén op tien doet nooit aan opvang van zieke kinderen, bijvoorbeeld omdat ze zelf nog werken.

“Ik denk of voel dat de kleinkinderen het reuze- leuk vinden om wat extra aandacht te krijgen van ons als ze ziek zijn. De kinderen hebben dan geen stress of problemen met de combina- tie arbeid en gezin. Wij genieten ook, dus win- win situatie.”

Tabel 19: een grotere of kleinere rol willen spelen in de opvang van de kleinkinderen

N %

Totaal

Ik ben tevreden zoals het nu is

1.760 1.581

100 90

Grotere rol 144 8

Kleinere rol 35 2

(23)

Tabel 20: opvang van kleinkinderen als ze ziek zijn

N %

Totaal Regelmatig

1.763 489

100 28

Altijd 410 23

Af en toe 697 40

Nooit 167 9

Brengen naar en afhalen van school

Een belangrijke taak in de ondersteuning van hun kinderen bij de combinatie werk en gezin is het brengen en afhalen van de kleinkinderen vóór en na schooltijd of in de kinderopvang. Opa en oma zijn regelmatig aan de schoolpoort te vinden:

1 op 5 brengt of haalt één van de kleinkinderen meerdere keren per week, 1 op 4 doet dit min- stens 1 keer per week. Slechts 1 grootouder op 5 komt bijna nooit in de school of de crèche.

Tabel 21: hoe vaak breng je of haal je één of meer van jouw kleinkinderen af op school, bij de onthaalmoeder of in de crèche?

N %

Meerdere keren per week

Minstens 1 keer per week Enkele keren per maand (maar niet elke week) Ongeveer 1 keer per maand

355

432

242

104

21

25

14 6

Meerdere keren per jaar 217 12

Ongeveer 1 keer per jaar

(Bijna) nooit Totaal

40

334 1.724

2

19 100

(24)

Welke activiteiten doen grootouders met hun kleinkinderen?

De grootouders kregen een lijstje waarin ze kon- den aanduiden welke activiteiten ze de voorbije twee weken met hun kleinkinderen hebben gedaan. Gemiddeld duidde een grootouder 3,6 activiteiten aan uit het lijstje. Samen eten met

de kleinkinderen komt het meeste voor: meer dan 70 %. Een vierde van de grootouders kookt samen. Grootouders en kleinkinderen spelen ook veel samen en ze kijken ook vaak samen televi- sie.

Tabel 22: activiteiten met minstens 1 kleinkind tijdens de twee weken voorafgaand aan de bevraging

N %

Eten (avondmaal of middagmaal)

Binnen spelen

Buiten spelen

Samen televisie kijken

1.306

1.224

950

880

73

69

53

49 Een uitstap gemaakt (speeltuin, zoo,

cinema...) 672 38

Helpen bij huiswerk

Brengen naar hobby’s of afhalen

502

471

28

26

Koken 454 25

Tijdens de zomervakantie stijgt het aantal groot- ouders dat buiten speelt met hun kleinkinde- ren. Logisch, want de zomervakantie duurt veel langer dan 2 weken en de kans op mooi weer is

groter in de zomer dan in de herfst wanneer de bevraging plaatsvond. Uitstapjes zijn ook popu- lair tijdens de zomervakantie.

(25)

Samen uit, samen thuis

De kinderen en kleinkinderen komen vaker over de vloer bij hun ouders en hun grootouders, dan omgekeerd. Als kinderen het ouderlijk huis verla- ten, wordt de ouderlijke woning de ontmoetings- plek waar grootouders, kinderen en kleinkin- deren elkaar ontmoeten. Onze grootouders zijn

Tabel 23: activiteiten met minstens 1 kleinkind tijdens de voorbije zomervakantie

N %

Eten (avond- of middagmaal)

Binnen spelen Buiten spelen

Samen televisie kijken

1.443

1.337

1.238

1.196

81

75

69

67 Een uitstap gemaakt (speeltuin, zoo,

cinema...)

906 51

Brengen naar hobby’s of afhalen of vakantie-activiteiten

606

542

34

30 Koken

feestvierders: de overgrote meerderheid komt minstens een paar keer per jaar samen bij een speciale gelegenheid zoals kermis, een verjaar- dag of het bezoek van de Sint. Veel grootouders gaan ook op stap met hun kleinkinderen.

Tabel 24: op bezoek gaan bij elkaar

Gaan eten of op bezoek gaan bij kinderen en kleinkinderen thuis

%

Kinderen en kleinkinderen komen eten of op bezoek

Heel af en toe Maandelijks

Totaal

330

435 688

293

19

25 39

17

100

660

494 450

158

1.770 1.765

N N %

Een paar keer per jaar

37

28 25

9

100 Wekelijks of meer

Nooit 19 1 8 0

(26)

Tabel 25: feestjes voor speciale gelegenheden (verjaardag, Sinterklaas...) en uitstapjes

Feestjes

%

Uitstapjes

Heel af en toe Maandelijks

Totaal

60

328 1.191

168

3

19 68

10

100

40

130 981

526

1.770 1.761

N N %

Een paar keer per jaar

2

7 56

30

100 Wekelijks of meer

Nooit 14 1 81 5

(27)

Babysit oma en opa

De meerderheid van de grootouders zijn geen fre- quente babysitters, maar het komt wel regelma- tig voor. Er is een klein groep dat wekelijks (5 %) of maandelijks (10 %) ‘s avonds op de kleinkinde-

ren past. Ongeveer een kwart van de grootouders babysit een paar keer per jaar. De meerderheid doet het echter slechts heel af en toe of nooit.

Tabel 26: frequentie van ‘s avonds babysitten bij kleinkinderen thuis

N %

Totaal Maandelijks

1.756 175

100 10

Wekelijks of meer 83 5

Een paar keer per jaar 422 24

Heel af en toe 731 42

Nooit 345 20

Zijn er wel eens conflicten?

Grootouders hebben een andere rol ten opzichte van hun kleinkinderen dan de ouders. Toch kan het best dat grootouders en ouders het niet eens zijn over hoe ze elk die rol invult. Misschien vin- den de kinderen dat hun ouders deze rol op een verkeerde manier invullen?. Of omgekeerd, mis- schien hebben grootouders bedenkingen bij de manier waarop hun kinderen de opvoeding aan- pakken. Een verschil in visie, over grote of kleine zaken kan tot conflicten leiden. In cijfers: 1 op 3 zegt dat er af en toe conflicten zijn; 2 op 3 zegt dat die er nooit zijn. Wanneer er conflicten zijn, dan gaat dat vooral over eten/snoepen of over computer/tablet/TV. Ook een gebrek aan beleefd- heid kan voor ergernissen zorgen.

Grootouders geven ook regelmatig aan dat ze

“conflicten” een veel te groot woord vinden voor de kleine onenigheden die er soms zijn. Er is vooral veel respect voor elkaar en voor ieders au-

“Mijn kinderen voeden hun kind op en ik kijk toe van de zijlijn. Ik heb zelf mijn kinderen op- gevoed en nu is het aan hen om hun kind op te voeden.”

“Enkel als ze onze mening vragen zullen we die geven. Het zijn hun kinderen en niet de onze.

Met een luisterend oor en goede raad willen we hen wel bijstaan.”

“Bij hen thuis zwijg ik als iets me niet bevalt. Bij mij moeten ze zich houden aan datgene wat ik van hen verlang.”

“Ze beseffen goed dat ze ons nodig hebben dus verdragen ze onze manier van werken wel.”

(28)

In de citaten hierboven betekent autonomie en respect voor elkaar vaak het bewaren van een zekere afstand. Maar sommige grootouders gaan wel in gesprek met hun kinderen over de opvoe- ding.

“We spreken op voorhand af met de ouders hé, zodat we een beetje op dezelfde lijn kunnen blijven.”

“Overleg met de kinderen is nodig om samen op één lijn te staan, de kleinkinderen weten wat mag en wat niet. Zij weten ook wat bij oma en opa niet mag (en thuis misschien wel) maar dat is geen probleem.”

(29)

Tabel 27: conflicten, spanningen of onenigheid over de opvoeding van de kleinkinderen

N %

Totaal Af en toe

1.756 604

100 34

Nooit 1.148 65

Regelmatig 15 1

Vaak 2 0

Tabel 28: onderwerp van conflicten (N = 621)

N %

Eten

Snoepen

Tablet/computer Televisiekijken

239

163

201 191

38

26

32 31

Medicatie 36 6

School

Beleefdheid Slapen

43

128 112

7

21 18

(30)

Hoe ervaren grootouders de band met hun kleinkinderen?

Via een open vraag vroegen we aan de grootou- ders wat hun kleinkinderen voor hen betekenen.

Heel veel, zo blijkt. Variaties op “ze betekenen alles voor mij”, “heel veel”, “ik zie ze doodgraag”

of “ik kan ze niet missen” zijn de meest voorko- mende antwoorden.

“Oma en opa zijn eretitels voor ons.”

Om te weten hoe grootouders de relatie met hun kleinkinderen beleven, legden we hen ook een resem stellingen voor. Op een aantal stellingen geeft meer dan twee derde de maximumscore van 5 omdat ze vinden dat ze helemaal op hen van toepassing is. Kleinkinderen zijn duidelijk een grote bron van vreugde voor een overgrote meerderheid. De meeste grootouders vinden dat ze een goede relatie hebben met hun kleinkin- deren en dat ze veel terugkrijgen. Waarschijnlijk gaat het dan om immateriële zaken zoals liefde en aandacht, want op de vraag of de kleinkin- deren hen op hun beurt helpen met bepaalde zaken, antwoordden veel minder grootouders bevestigend. Dat is niet abnormaal omdat de meeste grootouders uit de bevraging nog jonge kleinkinderen hebben. Grootouders hebben dui- delijk een sterke emotionele band met hun klein- kinderen.

“Kleinkinderen, het zijn wonderen voor ons, eigenlijk niet te beschrijven, als een van je kleinkinderen zegt: je bent een prachtige oma, dan smelt je hart.”

Een brug tussen generaties

Ook vormen kleinkinderen een brug tussen de generaties. Meer dan de helft zegt dat de klein- kinderen hen jong houden en dat ze door hen

lietradities doorgeven aan de kleinkinderen en eveneens een vrij grote groep organiseert feestjes om de familie samen te brengen.

“Het is onze toekomst maar tegelijkertijd ook ons verleden en het heden. We herkennen onze zoon in onze kleindochter en denken dan terug aan vroeger, aan de leuke herinneringen met onze kinderen. Tegelijkertijd beleven we nu met onze kleindochter zalige momenten en we den- ken al aan hoe het al zijn als ze kan praten, kan lopen, naar school gaat gaan, zal komen loge- ren, met ons een uitstapje gaat doen... Het lege nest wordt terug gevuld met kleine kuikentjes en alles begint opnieuw: zalig!”

“Wij, oma en opa , willen een belangrijke scha- kel zijn om de familiebanden tussen onze kin- deren en de kleinkinderen vast te houden. De kinderen werken allen buitenshuis en hun ge- zinsleven is druk (en de druk zal er de komende jaren helaas niet op verbeteren met het optrek- ken van de pensioenleeftijd). Wij hebben (ge- lukkig) de gezondheid, de tijd om groot en klein nu en dan allen samen te verwennen. Zij genie- ten ervan ...en wij ook (al zijn we ‘s avonds toch wel wat moe).”

De kleinkinderen spelen duidelijk een belangrijke rol in het leven van de grootouders. Omgekeerd is de groep grootouders die van zichzelf zegt dat ze een grote rol spelen in het leven van hun kleinkin- deren veel kleiner. Ook zijn er weinig grootouders die zeggen dat hun kleinkinderen hun grote en kleine problemen met hen bespreken. Ook hier kan de jongere leeftijd van de kleinkinderen een rol spelen.

“Ik hou vooral van ze omdat ze zo onbevangen zijn. Zo zijn onze kinderen ook ooit geweest en het is plezant dat herinneringen naar boven komen. Ze zijn heel belangrijk, omdat ze ook zorgen dat onze kinderen gelukkig zijn. Voor de rest heb je vooral de lusten en niet de lasten.

Die kinderen zien u gewoon graag, ze houden

(31)

Regen en zonneschijn

Kleinkinderen zijn niet alleen een bron van vreug- de. Er zijn ook grootouders die zich vaak zorgen maken over hun kleinkinderen. Ongeveer een derde van de grootouders geeft een score van 4 op 5 aan deze stelling, waarbij 5 betekent dat het helemaal op hun van toepassing is.

“Onze kleinkinderen weven een liefdevolle band tussen hun ouders én ons. Door hen kijken wij op een andere manier naar de toekomst. Ze zijn een bron van vreugde, maar soms ook van zorgen. Ze houden onze geest wakker en dagen ons uit om bij de tijd te blijven.”

“Onze kleinkinderen zijn een bron van intense vreugde maar ook van zorgen: onze oudste zoon overleed toen zijn kinderen respectievelijk 5 jaar,4 jaar en 6 maand oud waren. Sindsdien zijn we heel nauw bij dit gezin betrokken. Het verdriet om het verlies van de papa gaat nooit over; wij zijn daarbij hun aanspreekpunt. Bij het overlijden van de papa, verloren zij ook een stukje van mama die het vaak moeilijk heeft.”

Tabel 29: stellingen over de relatie met de kleinkinderen (in %)

1 2

Ik speel een belangrijke rol in het leven van mijn kleinkinderen (N=1.760)

Mijn kleinkinderen zijn een grote bron van vreugde in mijn leven (N=1.767)

4

1 15

1

33

17 19

19

21

79 18

75 3

3

1 5 25 1 12

30 18

4 29 3 31

44

4 5

Mijn kleinkinderen bespreken hun grote en kleine

problemen met mij (N=1.715) 33 18 24 18 7

Ik maak me vaak zorgen over mijn kleinkinderen (N=1.761)

Ik heb een goed relatie met mijn kleinkinderen (N=1.762)

Het contact met mijn kleinkinderen houdt me jong (N=1.742)

Ik organiseer feestjes om de familie samen te brengen (N=1.735)

Mijn kinderen bespreken hun grote en kleine problemen die ze hebben met hun kinderen (mijn kleinkinderen) met mij (N=1.742)

Ik doe activiteiten met mijn kleinkinderen waar de ouders geen tijd voor hebben (N=1.739)

Ik probeer de familietradities door te geven aan mijn kleinkinderen (N=1.742)

Mijn kleinkinderen helpen mij ook met allerlei zaken (N=1.715)

Ik zorg voor mijn kleinkinderen, maar ze geven ook veel terug (N=1.739)

Door het contact met mijn kleinkinderen sta ik dichter bij de leefwereld van kinderen en jongeren (N=1.733)

De antwoordcategorieën vormen een schaal van 1 tot 5 met 1 = niet van toepassing en 5 = helemaal van toepassing.

19 24

28 16

13

17 33

28 13

10

62 25

10 2

37 29

20 8

1 5

54 31

11 3

2

12 14

26 19

68 21

7 2

29 3

(32)

Hoeveel geld spenderen grootouders aan hun kleinkinderen?

Nieuwjaar, sparen voor de kleinkinderen, ver- jaardag, Sinterklaas, uitstapjes… allemaal gele- genheden waarbij grootouders geld spenderen aan hun kleinkinderen. We vroegen grootouders een schatting te maken van wat ze het voorbije jaar uitgaven aan hun kleinkinderen. We moeten

dit met een korreltje zout nemen: een schatting maken van een heleboel verschillende uitgaven een jaar nadien is helemaal niet eenvoudig. 13 % zegt dan ook dat ze er geen idee van hebben. Een grote groep grootouders spendeert jaarlijks een grote som aan de kleinkinderen, in de vorm van cadeautjes of geld: bijna de helft (47 %) gaf het voorbije jaar meer dan 500 euro uit.

Bijna alle grootouders kochten het voorbije jaar een verjaardagscadeau. Ook geschenken bij an- dere gelegenheden zoals Sinterklaas of andere feestdagen zijn populair. Traktaties bij uitstap-

pen worden door 66 % van de respondenten genoemd en 40 % koopt kleding. Zakgeld wordt slechts door 10 % van de grootouders gegeven.

Tabel 30: schatting van het geld dat grootouders per jaar spenderen aan hun kleinkinderen

N % van totaal aantal grootouders Geen idee

Tussen 0 en 100 euro

Tussen 100 en 250 euro Tussen 251 en 500 euro

233

78

258 381

13

4

15 22

Tussen 501 en 750 euro 262 15

Tussen 751 en 1.000 euro

Meer dan 1.000 euro Totaal

190

370 1.772

11

21 100

(33)

Praten over geld

Grootouders willen niet méér geld of cadeau- tjes aan hun kleinkinderen geven. Wel vinden de meesten dat het belangrijk is elk kleinkind evenveel te geven. Bijna de helft maakt afspraken met de ouders over hun giften. De groep die zich

Tabel 31: uitgaven tijdens het voorbije jaar

N %

Verjaardagsgeschenk

Traktatie bij uitstap

Zakgeld Sinterklaas

1.687

1.180

175 1.251

95

66

10 70

Geschenk bij feestdagen 1.257 70

Kleding

Schoolkosten

709

43

40

2

verplicht voelt te geven, is verwaarloosbaar klein.

Grootouders spelen geen noemenswaardige rol in de financiële opvoeding van hun kleinkinde- ren: er zijn slechts weinig grootouders die over geldzaken praten.

Tabel 32: stellingen over geld en cadeaus (in %)

1 2

Ik geef geld of cadeaus aan mijn kleinkinderen omdat ik me daartoe verplicht voel (N=1.746)

Ik praat met mijn kleinkinderen over geldzaken (N=1.723) 81

59 23

7

1

6 22

16

1

3 26

67 3

2 10 18 12

9 19 15 5

4 5

Ik zou graag meer geld of cadeaus geven aan mijn

kleinkinderen (N=1.753) 55 19 19 5 3

Ik maak afspraken met mijn kinderen over het geld of de cadeaus die ik aan mijn kleinkinderen geef (N=1.755) Ik vind het belangrijk dat ik aan elk kleinkind evenveel geef (N=1.760)

De antwoordcategorieën vormen een schaal van 1 tot 5 met 1 = niet van toepassing en 5 = helemaal van toepassing.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Want die waren de ouders van mijn papa (lacht).’ Maar grootouders zijn niet alleen ouder, ze zijn ook oud.. [Grootouders:] Dat zijn oma

Ik laat kinderen en klein- kinderen trouw zijn aan zich- zelf, maar wel altijd met respect voor wie er een andere levensbe- schouwing op nahoudt.. Ik weet

Dat is op zich nuttig, maar voor een taak die niet meer dan een zakelijke behandeling vergt, zou effectieve afhandeling in de werkwinkel eenvoudiger zijn voor de burger.. Bo-

• Een paar weken voor de Werelddag kunnen we de jongeren van onze gemeenschap bijeenbrengen om de bedoeling van deze dag toe te lichten en om ervoor te zorgen dat

Tante Ina kwam vragen of ze aan tafel kwamen, en 's middags toen Rudi en Miek weer naar school waren praatte moeder eens al haar moeilijkheden uit met tante Ina en zoo'n

De oplossing en zeer veel andere werkbladen om gratis te

Based on the case law of the European Court of Human Rights (ECtHR – the Strasbourg Court), initially the parents determine whether contact between grandpa- rents and

Deze ontwikkeling zou er toe kunnen bijdragen dat de band die jongeren voelen met hun directe historische omgeving minder sterk is en wordt vervangen door andere vormen van