• No results found

Verslagboek De Opvoedingswinkel

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Verslagboek De Opvoedingswinkel"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE KEETING VZW basisschakel

& vereniging waar armen het woord nemen

Verslagboek

De Opvoedingswinkel

April 2008 – maart 2009

De Keeting vzw Kroonstraat 64 – 66 2800 Mechelen T : 015 27 09 25 F : 015 27 09 26 www.dekeeting.be info@dekeeting.be

(2)

0 INLEIDING ... 3

1 WERKWIJZE... 3

2 WAT BETEKENT OUDERSCHAP VOOR MENSEN IN ARMOEDE? ... 4

2.1 ARME OUDERS, ARME KINDEREN? ... 4

2.2 OVER HET RECHT OM ZELF DE KINDEREN OP TE VOEDEN ... 5

3 HOE KUNNEN WE DIT ALLES VERTALEN NAAR EEN OPSTARTENDE OPVOEDINGSWINKEL? ... 6

3.1 OPMERKING ... 8

4 ENKELE VOORSTELLEN ... 9

4.1 PLAATS ... 9

4.2 DE IDEALE MEDEWERKER ... 9

4.3 ALLEENSTAANDE OUDERS KUNNEN NIET NAAR INFORMATIEAVONDEN ... 10

4.4 BEREIKBAARHEID... 10

4.5 ARGWAAN ... 11

4.6 ENKELE AFRONDENDE BEDENKINGEN ... 11

5 EN VERDER? ... 12

BRONNEN ... 13

(3)

0 INLEIDING

In 2007 vroeg De Keeting vzw subsidies aan voor een project rond de startende Opvoedingswinkel in Mechelen. Dit gegeven werd aangegrepen als een kans om mensen in armoede van bij het begin te betrekken bij de uitbouw en de visieontwikkeling van de Opvoedingswinkel. Door ervoor te zorgen dat dit nieuwe initiatief zich uitdrukkelijk op hen richt, wilden we voorkomen dat zich ook hier uitsluitingsmechanismen zouden manifesteren, want ook mensen in armoede hebben nood aan opvoedingsondersteuning.

De concrete opbouw en werkwijze van het project vind je in hoofdstuk een. In het tweede hoofdstuk vertrekken we vanuit het gegeven dat er veel vooroordelen leven over ouders in armoede. Deze proberen we te doorprikken door het ouderschap te kaderen binnen de leefsituatie van mensen in armoede. We belichten hier ook de wankele relatie tot de hulpverlening; een gegeven dat grote implicaties heeft voor de houding tegenover de Opvoedingswinkel. In hoofdstuk drie beschrijven we de knelpunten die mensen in armoede aangeven met betrekking tot de Opvoedingswinkels. In hoofdstuk vier doen we enkele voorstellen. We sluiten af met een beschrijving van de concrete opvolging van het project in Mechelen.

1 WERKWIJZE

Het project ging uit van De Keeting vzw. Dit is een vereniging waar armen het woord nemen.

Met De Keeting willen we structureel bijdragen aan de bestrijding van armoede. Dit gebeurt steeds in dialoog en samenwerking met mensen die in armoede leven.

De projectperiode ging van start in april 2008 om te eindigen in maart 2009. In tussentijd werden de volgende acties ondernomen:

In mei organiseerden we een denkmoment met mensen in armoede. Aan de hand van de visietekst rond opvoedingsondersteuning formuleerden we onze eerste bedenkingen bij het concept ‘Opvoedingswinkel’.

Daarop volgde een bezoek van de coördinator van de Opvoedingswinkel. Als voorbereiding van het bezoek deden we een spel, wat als onderliggend doel had om opvoedingsvragen bij de doelgroep te detecteren. De interesse en inzet was zeer groot tijdens het spel. In het gesprek met de coördinator echter wilde 50 procent van de deelnemers niets te maken hebben met de Opvoedingswinkel. We merkten een enorme argwaan tegenover de hulpverlening. Meer over dit knelpunt beschrijven we hieronder.

(4)

Later volgde nog een tweede denkmoment. We verzamelden eerder al een aantal knelpunten. In de ‘droomfase’ dachten we na over wat een ideale Opvoedingswinkel is voor mensen in armoede.

Toen de Opvoedingswinkel op 1 oktober opende, gingen we er met een aantal bezoekers van De Keeting naartoe. De coördinator ontving ons en gaf een rondleiding. Eind november bezochten we de Opvoedingswinkel in Turnhout. We wilden ook eens kijken hoe andere Opvoedingswinkels werken. Verder waren er gesprekken met de medewerkers van de Opvoedingswinkels van Brussel en Leuven.

Tot slot vergaderden we met de coördinator van de Opvoedingswinkel over wat er in de toekomst gedaan kan worden met de bevindingen van het project. Verder werden er in deze vergadering afspraken gemaakt over wat er –met beperkte middelen en mankracht – concreet in Mechelen kan gebeuren.

In wat hierna komt beschrijven we wat dit doorstane proces voor resultaten en ideeën gaf.

2 WAT BETEKENT OUDERSCHAP VOOR MENSEN IN ARMOEDE?

Voor het volgende werd inspiratie gehaald uit de groep gezinsondersteuning in De Keeting, het proefschrift ‘Weerbaar en broos, mensen in armoede over ouderschap’ van Lieve Vanhee en de activiteiten naar aanleiding van het project.

2.1 ARME OUDERS, ARME KINDEREN?

“Ze begrijpen ons gewoon niet. Ze weten niet wat het is om in armoede te leven en ze proberen het ook niet te begrijpen.”

Over ouderschap in armoede, leven er veel vooroordelen: armoede wordt gemakkelijk geassocieerd met bijvoorbeeld verwaarlozing, een slechte hygiëne of geweld. Door de buitenwereld worden mensen in armoede vaak gezien als slechte ouders. Wat de buitenwereld niet ziet, is de wil om, ondanks de onmogelijke situatie, de kinderen een beter leven te geven dan zij hadden, is de strijdbaarheid wanneer men aan de kinderen dreigt te raken, om het recht in het eigen gezin te mogen opgroeien.

Ouderschap is zeer waardevol voor mensen in armoede. Het geeft hen een reden om te overleven, om boven zichzelf uit te stijgen, om ‘ondanks alles toch voort te doen‘. Wat opvalt, is dat, binnen dat kluwen van de dagelijkse overlevingsstrijd, het belang van de kinderen door de ouders op de eerste plaats wordt gezet. (VANHEE, 2007)

Kansarme ouders hebben het beste voor met hun kinderen. In de eerste plaats willen zij dat hun kinderen weg geraken uit de armoede. Ze willen niet dat hun kinderen dezelfde miserie

(5)

moeten doormaken als zijzelf. De levensloop van mensen in armoede is overladen met zeer traumatische gebeurtenissen. Deze vinden een oorsprong in de kindertijd, die ze nog steeds als een bron van onverwerkte pijn ervaren. De herinnering aan hun kind - zijn, is voor veel armen nog steeds een emotioneel zeer beladen thema. Vooral gebrek aan liefde en affectie, door ouders die hen dit – op hun beurt – niet konden geven, werkt nu door naar een nieuwe generatie die kampt met een verbrokkeld gevoelsleven.

Veel mensen in armoede werden vroeger uithuis geplaatst. Dit was voor hen een uiterst traumatische ervaring, omwille van de scheiding op zich, maar ook omwille van de onduidelijkheid rond de redenen van de plaatsing: ‘Ze herinneren zich de pijn van het niet weten waarom de ouder hen daar geplaatst had, noch waar deze ouder was en of men ooit terug thuis zou wonen.’(VANHEE 2007) Deze kwetsing dragen ze met zich mee voor de rest van hun leven.

Ouders willen het beter doen dan hun eigen ouders. Ze willen de fouten die zij maakten rechtzetten door aan hun kinderen extra veel liefde te geven. Daarbij stoten ze echter op – maatschappelijk bepaalde – grenzen; zo is er bijvoorbeeld het gebrek aan financiële middelen, een slechte behuizing, gebrek aan een steunend netwerk, problemen op school en een hulpverlening die in kansarme gezinnen, in plaats van ondersteunend, vooral controlerend en sanctionerend optreedt. Omdat de relatie met de hulpverlening in de context van dit verslagboek zeer relevant is, gaan we hier wat dieper op in.

2.2 OVER HET RECHT OM ZELF DE KINDEREN OP TE VOEDEN

Mensen in armoede ervaren weinig opvoedingsondersteuning en veel opvoedingscontrole.

In kansarme gezinnen is er voortdurend inmenging van allerlei hulpverleners. Net zij komen terecht bij de onvrijwillige hulpverlening, waar hen het recht wordt ontnomen om te beslissen. Vaak hangt de dreiging boven het hoofd de kinderen te verliezen. Dit is voor de ouders een enorme bron van stress, naast de voortdurende stress van het dagelijkse leven.

Al deze stressoren eisen hun tol op de geestelijke gezondheid. De voortdurende problemen zorgen voor een mentale en fysieke uitputting, waardoor men niet meer de kracht heeft om op een goede manier met de kinderen om te gaan. Men is vermoeid en snel geprikkeld en er zijn geen kansen om de batterijen terug op te laden. Hier belanden mensen in armoede in een vicieuze cirkel waar de ouder het wel beter wil doen, maar een enorme onmacht ervaart om de situatie anders aan te pakken. Dit zorgt voor het gevoel van tekortschieten, van schaamte, minderwaardigheid en schuld, en hier verinnerlijkt hij wat de buitenwereld reeds beweerde; dat hij inderdaad een slechte ouder is. Maar in feite is het eigenlijke probleem de armoede die mensen een strop rond de hals legt.

Om hier een halt toe te roepen is er hulp nodig vanuit de omgeving. Maar door slechte ervaringen met de hulpverlening zal men er niet naartoe stappen. Mensen in armoede zijn

(6)

bang voor wat er dan allemaal ‘in gang gezet zou kunnen worden’. Bij veel ouders leeft sterk de angst om de kinderen te verliezen. Ervaringen binnen het eigen gezin of verhalen uit andere gezinnen wakkeren deze angst aan. Daarnaast zijn mensen bang terecht te komen in het onvrijwillige hulpverleningscircuit, waar ze zelf de begeleiding niet stop kunnen zetten.

Mensen in armoede hebben een enorm wantrouwen tegen de hulpverlening in het algemeen, maar in het bijzonder tegen de verplichte. De argwaan tegenover de bijzondere jeugdzorg trekt zich door naar alle instanties die zich met opvoeding (- s ondersteuning) bezighouden.

“We hebben geen contacten meer met de jeugdrechtbank, want die hebben ons ten slotte gewoon in de steek gelaten. We weten niet meer waar onze kleindochter is of aan wie ze is toevertrouwd. Ze hebben ons helemaal in de steek gelaten.”

3 HOE KUNNEN WE DIT ALLES VERTALEN NAAR EEN OPSTARTENDE OPVOEDINGSWINKEL? Wanneer we het concept ‘Opvoedingswinkel’ naast het voorgaande plaatsen doen er zich een aantal problemen voor. De ervaring van het project leert ons dat de problemen van mensen in armoede een andere aanpak vragen dan andere doelgroepen. Hoewel expliciet in de basistekst voor het decreet opvoedingsondersteuning vermeld wordt dat de Opvoedingswinkel zich ook wil richten op risicogroepen, zoals maatschappelijk kwetsbare gezinnen, vinden we daar in het decreet opvoedingsondersteuning van 13 juli 2007 nog zeer weinig van terug. Nochtans worden de verenigingen waar armen het woord nemen expliciet vermeld als partner in het lokaal netwerk opvoedingsondersteuning. In het decreet opvoedingsondersteuning lezen we wel dat de Opvoedingswinkel pas gesubsidieerd wordt wanneer het aanbod ‘gedifferentieerd wordt volgens diverse levensfasen van kinderen en, waar nodig, voor specifieke doelgroepen.’

Met dit project is gebleken dat mensen in armoede wel wat opvoedingsondersteuning kunnen gebruiken. Het aanbod van de Opvoedingswinkel is echter niet helemaal afgestemd op de noden van mensen in armoede. Waar zitten de problemen?

1.

“Mensen die hulp vragen moeten niet gestraft worden”

In hoofdstuk één beschreven we reeds waar het misloopt tussen hulpverleners en mensen in armoede. Het gevolg is een diepgewortelde argwaan ten opzichte van de hulpverlening.

Deze houding – die voortkomt uit slechte ervaringen in het verleden – hypothekeert het toekomstige hulpverleningsproces. Mensen in armoede besluiten om helemaal geen hulp meer te zoeken, uit angst veel meer te krijgen dan waar ze om vragen.

(7)

Tijdens het project merkten we bij een aantal ouders de absolute weigering om zich te mengen in de processen die binnen De Keeting gaande waren rond de Opvoedingswinkel.

Deze mensen hadden geen enkel vertrouwen in het concept ‘opvoedingswinkel’. Zelfs wanneer de coördinator uitdrukkelijk kwam vertellen dat er verder met de verhalen niets zou gebeuren, wilden ze het nog niet geloven. Dit was hen immers daarvoor ook al verteld door andere hulpverleners die zich niet aan hun woord hadden gehouden.

2.

“We worden al genoeg doorverwezen.”

De problemen die mensen in armoede ervaren zijn vaak zeer complex. Zo kan een probleem dat op het eerste zicht betrekking lijkt te hebben op de opvoeding, sterk verweven zijn met allerhande problemen op andere domeinen. Dit kluwen van problemen noemen we ‘het web van de armoede’.

Mensen in armoede zijn dan ook niet gebaat met de tendens om zich te specialiseren in één aspect. Deze versnippering van de hulpverlening zorgt voor een voortdurend geloop van de ene dienst naar de andere. Soms zijn er wel 15 verschillende hulpverleners met het gezin bezig. Mensen moeten hun verhaal steeds maar opnieuw aan andere hulpverleners vertellen. Dit wordt als zeer pijnlijk ervaren.

3.

Voor complexe problemen die meer dan vier gesprekken vragen heeft de Opvoedingswinkel eigenlijk geen aanbod. Er zijn ondertussen al een paar mensen via De Keeting bij de Opvoedingswinkel terechtgekomen, maar de coördinator geeft zelf aan niet veel te kunnen doen met de vragen. Het gevaar bestaat dat de Opvoedingswinkel een nieuwe doorverwijzingstop wordt naar organisaties die al met ellenlange wachtlijsten zitten.

4.

Uit gesprekken naar aanleiding van het project blijkt dat mensen in armoede niet in de eerste plaats gebaat zijn met theoretische pedagogische kennis. Mensen in armoede willen geen algemene infoavonden rond een bepaald thema gaan volgen. Wat daar in theorie verteld wordt, is immers moeilijk toepasbaar in hun eigen concrete leefsituatie.

Bovendien wordt daar weer verteld dat zij het fout doen. Waar zij nood aan hebben, zijn praktische oplossingen voor problemen die zich op dat moment stellen.

5.

De ligging van de Opvoedingswinkel is niet ideaal; ten eerste is hij niet centraal gelegen. Er zijn wel goede busverbindingen, maar wanneer je wordt doorverwezen moet je naar de

(8)

andere kant van de stad. Ten tweede werd de winkel gehuisvest in hetzelfde gebouw waar het vertrouwenscentrum kindermishandeling zit. In het voorgaande wezen we reeds op de negatieve connotaties die verbonden zijn aan een VCK.

6.

Bezoekers van De Keeting die meewerkten aan het project gaven aan dat de aanwezigheid van hulpverleners en diensten in het Netwerk Opvoedingsondersteuning en voor de organisatie van infoavonden de argwaan tegenover de Opvoedingswinkel versterkt. Het zijn immers net deze hulpverleners waar zij reeds gingen aankloppen en die geen oplossingen hadden of die het in hun ogen alleen maar erger maakten. Ze vertrouwen die hulpverleners niet en hun aanwezigheid schrikt af.

7.

Een probleem dat waarschijnlijk niet alleen zal gelden voor mensen in armoede is dat alleenstaande ouders niet naar informatieavonden kunnen komen. Mensen in armoede zijn zeer gebonden aan de buurt waarin ze wonen. Vrouwen gaan ’s avonds niet gemakkelijk alleen de deur uit. Ook hebben zij zelden een auto ter beschikking. Het openbaar vervoer is niet alleen duur, het houdt ook geen rekening met tijdstippen waarop activiteiten eindigen.

8.

De subsidiëring van de Opvoedingswinkel is ontoereikend om alle taken terdege te kunnen vervullen. Zoals hierboven reeds beschreven vragen mensen in armoede een specifieke aanpak. Binnen een takenpakket van één fulltime medewerker is niet genoeg ruimte om zich te richten op bijzondere doelgroepen én een laagdrempelige permanentie/werking te garanderen.

9.

De triple p methodiek werd ontwikkeld vanuit een middenklasse-kader en houdt volgens ons te weinig rekening met de specifieke situatie van mensen in armoede.

3.1 OPMERKING

Het voorgaande zijn allemaal bedenkingen die de bezoekers hadden bij het concept Opvoedingswinkel. Gezien de korte timing van het project, hebben we niet de tijd om in de praktijk na te gaan hoe mensen in armoede de ondersteuning vanuit de Opvoedingswinkel ervaren. Dit zal zich in de toekomst nog uitklaren. In ieder geval zijn er ook zaken die onze bezoekers als positief aangeven. Zo is er de signaalfunctie die de Opvoedingswinkel heeft naar de overheid. Onze bezoekers blijven hopen dat de overheid hun signalen opvangt en de hulpverlening in het algemeen meer zal afstemmen op hun noden. Verder is deze

(9)

Opvoedingswinkel gezegend met een coördinator die zich zeer bewust is van de leemtes op het vlak van hulpverlening naar mensen in armoede toe en die zeer bereid is om initiatieven te ondernemen.

4 ENKELE VOORSTELLEN

Met de knelpunten uit het voorbije hoofdstuk in het achterhoofd, zochten we naar enkele voorstellen die de Opvoedingswinkel toegankelijker zouden kunnen maken.

4.1 PLAATS

Zoals hierboven beschreven is de Opvoedingswinkel niet helemaal centraal gelegen en zit het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling in hetzelfde gebouw. Om de drempels die verbonden zijn met de locatie te overbruggen, stellen wij voor dat de medewerkers de ruimte moeten hebben om op verplaatsing te komen. Een aantal personen stelden huisbezoeken voor met als argument dat ze zich op eigen terrein veiliger voelen en zich assertiever durven opstellen. Daarnaast is het nuttig dat de medewerkers ook aanwezig zijn in buurthuizen of verenigingen, zowel voor individuele gesprekken als voor groepssessies. Men deed het voorstel om de individuele gesprekken steeds op afspraak te laten doorgaan om te voorkomen dat de medewerker net dan zou komen wanneer niemand een probleem heeft. Deze werkwijze impliceert wel dat de Opvoedingswinkel uitdrukkelijk een plaats krijgt in de werking van de vereniging of het buurthuis.

Qua inrichting werd aangegeven dat de manier waarop mensen ontvangen worden, gevolgen heeft voor het verdere traject dat ze met de medewerker van de Opvoedingswinkel zullen aflopen. Hier werd het voorstel gedaan om een ruimte gezellig in te richten waar er een ontmoeting kan zijn tussen de medewerkers en de doelgroep.

Mensen in armoede geven immers aan dat wanneer hulpverleners openheid van hen verlangen om hun verhaal te vertellen, dat zij ook openheid van hulpverleners verlangen om vertrouwen te kunnen geven.

4.2 DE IDEALE MEDEWERKER

Ten eerste is het belangrijk is dat de medewerker veel weet, zodat doorverwijzing voorkomen kan worden. In feite willen de mensen het liefst van al dat hun problemen in de Opvoedingswinkel opgelost kunnen worden. Wanneer dit niet kan, willen ze dat de medewerker de werking en de actuele situatie (vb. wachtlijsten) van andere diensten zeer goed kent. Veel mensen kwamen in het verleden immers door onwetendheid ongewild terecht in de verplichte hulpverlening. Wanneer er doorverwezen wordt, doet de medewerker een zekere nazorg.

(10)

In de tweede plaats werden er een aantal tips gegeven in verband met de houding van de medewerker: hij moet vertrouwen uitstralen, maar vooral te vertrouwen zijn. Ook verlangen zij dat de medewerker open is en zijn menselijke kant laat zien. Verder willen zij iemand die correct is en die zegt waar het op aankomt. Tijdens gesprekken willen zij dat er een goede samenwerking kan zijn; de medewerker mag hen niets uit handen nemen en moet hen beschouwen als een volwaardige partner in het oplossen van de problemen. In het werken met mensen in armoede is het belangrijk om geen veroordelende houding te hebben ten aanzien van de opvoeding, maar hen eerder erkenning te geven voor de inspanningen die zij doen. Enkel zo kan er een vertrouwensband ontstaan. Tot slot vonden wij dat de medewerkers van de opvoedingswinkel zeer goed op de hoogte moeten zijn van armoedeproblematieken. We stelden dan ook voor om in de toekomst vorming en intervisie aan te bieden.

Ten derde blijft de ideale werker er werken. Het wegvallen van een hulpverlener met wie een vertrouwensband is opgebouwd is zeer pijnlijk, en heeft bovendien als zeer onaangenaam gevolg dat er met een andere hulpverlener helemaal opnieuw moet begonnen worden. Men moet steeds opnieuw zijn verhaal vertellen, wat als zeer pijnlijk ervaren wordt.

Tot slot is het nodig dat er meerdere mensen werken. Dit zorgt ervoor dat de Opvoedingswinkel meer ruimte heeft om verschillende doelgroepen te bereiken. Iemand opperde ook nog dat hij meer zou aannemen van een vrouw omdat een vrouw volgens hem meer weet over opvoeding.

4.3 ALLEENSTAANDE OUDERS KUNNEN NIET NAAR INFORMATIEAVONDEN

Hierover formuleerden we het voorstel om informatiemomenten te organiseren wanneer de kinderen op school zitten of te zorgen dat er (gratis) kinderopvang wordt voorzien.

Bovendien is het nodig om de kostprijs zo laag mogelijk te houden. We maakten reeds de afspraak dat mensen die via De Keeting gaan, gratis mogen komen. Dit systeem zou nog uitgebreid kunnen worden.

4.4 BEREIKBAARHEID

De openingsuren van de winkel zijn redelijk uitgebreid. Dit vinden we zeer goed. Om de winkel nog meer bereikbaar te maken, stelden we voor om een gratis nummer aan te vragen. Telefoneren is immers duur, zeker van gsm naar vaste lijn.

(11)

4.5 ARGWAAN

Zoals hierboven reeds beschreven, is er veel argwaan ten opzichte van de hulpverlening.

Voor dit deel verwijs ik ook graag naar het verslagboek ‘Cliënt zoekt hulpverlener’ van De Keeting. We zetten nog even enkele aandachtspunten op een rij:

- De hulpverlening moet zeer doorzichtig zijn, doelgericht werken op maat van de hulpvrager

- Hulpverleners mogen geen verborgen agenda hebben

- Alle gesprekken hebben plaats in het bijzijn van de hulpvrager. Wordt er toch een gesprek gepland waarop de hulpvrager niet aanwezig kan zijn, wordt deze de dag zelf ingelicht over wat er gezegd werd

- Het dossiergebruik is doorzichtig; dossiers mogen steeds ingekeken worden

- Wanneer je doorverwezen wordt, moet het dossier in samenspraak worden doorgestuurd naar de andere dienst, zodat je het verhaal niet opnieuw moet vertellen.

- Er zijn objectieve criteria waarover duidelijk gecommuniceerd wordt

- Er wordt duidelijk gecommuniceerd over wat je van een dienst mag verwachten wanneer je er naartoe stapt

- Er wordt gewerkt aan het vereenvoudigen van bepaalde procedures en administratie

- Wachtlijsten moeten inkrimpen

- Het beroepsgeheim wordt gerespecteerd 4.6 ENKELE AFRONDENDE BEDENKINGEN

De Opvoedingswinkel op zich is een goed initiatief. Vooralsnog is hij echter te beperkt in zijn mogelijkheden om effectief een aanbod voor mensen in armoede te creëren.

Mensen in armoede geven aan dat ze voor opvoedingsvragen in de eerste plaats naar het eigen netwerk zouden stappen. Zij willen de problemen buiten de professionele hulpverlening houden. Het sociale netwerk van mensen in armoede is echter vaak ontoereikend; het is zelf belast met problemen en heeft vaak evenmin toegang tot informatiebronnen of maatschappelijke voorzieningen. Ouders hebben minder nood aan inzichten of opvoedingsvaardigheden dan aan een omgeving met sociaal kapitaal. Om

(12)

mensen in armoede werkelijk te helpen moet er steun bij de opvoeding georganiseerd worden. De Opvoedingswinkel kan hier een belangrijke rol vervullen met oudergroepen of vormingsmomenten waarmee ze effectief mensen in armoede bereiken. Zo’n aanbod op maat geeft een ideale gelegenheid om een sociaal netwerk te creëren of sterker te maken. Dit vraagt uiteraard een actief werken aan processen binnen de groep. Met de beperkte middelen en mogelijkheden is dat vooralsnog moeilijk realiseerbaar. Met dit verslagboek willen we dan ook vooral het signaal geven dat er meer mankracht nodig is in de Opvoedingswinkel. Volgende taken zijn alvast onontbeerlijk:

- Het actief op zoek gaan naar mensen in armoede, door onder andere goede contacten te onderhouden met doorverwijzers, zelf wervingsacties op te zetten en aanwezig te zijn bij bepaalde activiteiten van organisaties die armen bereiken.

- Een aanbod op maat en op vraag ontwikkelen van (en met) mensen in armoede.

- Bij het uitvoeren van het aanbod een bepaalde voor- en nazorg bieden aan de deelnemers. Hierin zit onder andere een doorverwijzende functie.

5 EN VERDER?

Met dit project konden we een eerste verkenning doen van de discrepantie tussen het aanbod van de Opvoedingswinkels en de noden van mensen in armoede. Ook deden we een aantal acties die tot gevolg hadden dat bezoekers van De Keeting het aanbod van de Opvoedingswinkel kennen en enkelen er reeds naartoe gingen. In de toekomst echter zullen zowel de Opvoedingswinkel als de verschillende vindplaatsen en verenigingen blijvend inspanningen moeten doen om mensen in armoede gebruik te laten maken van het aanbod van de Opvoedingswinkel. Hiervoor heeft de Opvoedingswinkel extra personeel en middelen nodig.

Om ervoor te zorgen dat de positieve effecten van het project niet verloren gaan, maakten we met het team van De Keeting en de coördinator van de Opvoedingswinkel enkele afspraken:

Ten eerste zal de coördinator aanwezig zijn op het Keetingparlement. Dit is een maandelijks overlegmoment tussen bezoekers en werkers in De Keeting. Er wordt een vast punt

‘opvoedingswinkel’ toegevoegd aan de agenda. Dit geeft de coördinator de kans om te vertellen over het reilen en zeilen binnen de Opvoedingswinkel; ze kan bijvoorbeeld de activiteitenkalender voorstellen en evalueren, polsen naar interesses en noden bij de bezoekers van De Keeting rond opvoeding of vertellen over actuele ontwikkelingen in of buiten de Opvoedingswinkel. Wanneer de coördinator maandelijks aanwezig zal zijn in De Keeting, heeft dat als positieve bijwerking dat bezoekers haar leren kennen en regelmatig

(13)

kunnen aanspreken. Ondertussen vangt de coördinator hier signalen op van mensen in armoede.

Ten tweede zal de coördinator worden uitgenodigd voor een dialoogmoment. Doel van de dialoogmomenten is om de kennis- en informatiekloof, die mensen in armoede afsnijdt van gepaste hulp- en dienstverlening, kleiner te maken. Tweemaandelijks wordt er in De Keeting een dienst uitgenodigd die vragen van bezoekers komt beantwoorden. Een dialoogmoment geeft aan de coördinator een goede gelegenheid om de werking van de Opvoedingswinkel bekend te maken en de nadruk te leggen op de preventieve werking ervan.

Ten derde vragen we de coördinator van de Opvoedingswinkel om tweemaandelijks een artikel te schrijven voor ’t Keetingske, het tijdschrift van De Keeting. In de rubriek ‘Vraag het aan… Wendy’ zal zij opvoedingsvragen van bezoekers beantwoorden.

Ten vierde zal de coördinator op basis van de signalen die ze opvangt van mensen in armoede een aanbod op maat maken. Hiervoor wil ze eerst te weten komen waar er echt nood aan is. Dit kan tijdens het Keetingparlement.

Tot slot blijft De Keeting betrokken bij het netwerk Opvoedingsondersteuning. Deze komt tweemaandelijks samen met als doel opvoedingsondersteunende activiteiten te coördineren in de stad.

BRONNEN

VANHEE, L., Weerbaar en broos: mensen in armoede over ouderschap: een verkennende kwalitatieve studie in psychologisch perspectief. Doctoraatstudie, K.U. Leuven, 2007.

Decreet opvoedingsondersteuning 13 juli 2007.

Basistekst decreet Opvoedingsondersteuning.

Visietekst opvoedingsondersteuning van het Vlaams netwerk opvoedingsondersteuning.

Verslagboek denk- en dialoogdag ‘Cliënt zoekt hulpverlener, over de knelpunten in de hulpverleningsrelatie tussen de arme hulpvrager en de hulpverlener’. De Keeting, 01 april 2004.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

zien$ dat$ er$ nog$ maar$ weinig$ onderzoek$ is$ gedaan$ naar$ interventies$ om$ het$ sociale$ netwerk$

Als moeders of vaders het leven niet meer zien zitten, zijn het de kinderen die hen de moed geven om door te gaan..

Eerste lijn, eerste hulp: laagdrempelige en toegankelijke psychische hulp op maat van mensen in armoede.. Armoede &

• ENERZIJDS … doorheen heel de werking (vrouwengroepen, basiswerking, individuele ondersteuningen) aan de hand van delen van ervaringen;.. • ANDERZIJDS … binnen drie projecten

De casemanager had wel verwacht dat Marzanna een goede kandidate zou zijn voor de opleiding van Sterk uit Armoede, maar toen ze het aan haar voorstelde had ze niet gedacht dat

En wat er mist in de gemeente? Nou ja, ik denk dat het voor mijn gevoel nog niet altijd duidelijk is waar ze voor welke vraag terecht kunnen. Wie ze met welk probleem kan helpen,

Net als bij het individueel schuldmodel, de arme de schuld krijgt van zijn situatie in armoede, wordt bij het cultureel schuldmodel, de cultuur (en religie) van de ECM

Van de reis is de gemeente bovendien niet de eindbestemming, want voor veel taken geldt dat de verantwoordelijkheid weliswaar overgaat naar gemeen- ten, maar dat van daaruit voor