• No results found

WIE VoLGT?De ziekenhuisapp 13

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "WIE VoLGT?De ziekenhuisapp 13"

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Familieanamnese 10 Rob en Monique Valentijn vertellen over hun gezamenlijke passie voor het vak

Uit de interne praktijk 24 Mother knows best – het voordeel van korte lijnen

Geschiedenis van de NIV 26 Over medicinae doctores en

protointernisten

De medicus in het theater 28 Macbeth van Giuseppe Verdi

Medisch nieuws 30, 33

Rubriek met wetenswaardigheden

Hora Est 35

Stellingen uit proefschriften

YVO SMULDERS 36

1+1

IntervIew 4

Annebel Govers

Sinds dit voorjaar is Annebel Govers voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Acute Geneeskunde. Deze nieuwe vereniging binnen de NIV is in december 2011 opgericht. Opleiding en registratie zijn de speerpunten.

In H ou d

WIE VoLGT?

De ziekenhuisapp 13

JNIV oPInIESESSIE 2012

Holland ziet oranje,

Holland is rood-wit-blauw 16 Internistendagen 2012 7, 23

Beleef het opnieuw! E-health 20

In het UMC Utrecht werken negen afdelingen met een patiëntenportal E-mail uit het buitenland 14

Boston in beeld gebracht door Niels van de Donk

rubrIeken

InTErnE GEnEESkundE 2 · 2012 1

(2)

Ook dit jaar waren de Internistendagen erg succesvol. De evaluaties waren over het algemeen zeer lovend, vooral over de hands-onsessies die door de Internistendagencommissie nu op grote schaal werden georganiseerd. De ledenver- gadering kon minder mensen bekoren en daarom is het misschien goed daar kort iets over te zeggen.

Het bestuur van de Nederlandse Internisten Vereniging streeft ernaar om de leden maximaal te betrekken bij het te voeren beleid. Om die reden organiseren wij jaar- lijks discussiesessies in de regio en hebben wij twee algemene ledenvergaderingen.

Omdat wij het belangrijk vinden dat het bestuur wordt gesteund in haar beleid, streven wij ernaar om zoveel mogelijk leden bij dit beleid te betrekken. Het doel van een algemene ledenvergadering is om na discussie belangrijke besluiten samen te nemen. Zo stelden wij in Maastricht tijdens de Internistendagen 2012 twee belangrijke richtlijnen vast, namelijk de richtlijn Elektrolytstoornissen en de richtlijn Cardiovasculair risicomanagement. Aan beide richtlijnen is door een aantal leden van onze vereniging met heel veel energie gewerkt. Het was dan ook goed te con- stateren dat er breed draagvlak is voor deze richtlijnen. Vervolgens is dan wel de vraag hoe deze richtlijnen in de praktijk van de verschillende klinieken worden inge- voerd en hoe dit wordt bewaakt. In de regiobijeenkomsten is hierover uitgebreid gediscussieerd, en het voorstel was uiteindelijk om te onderzoeken hoe we dit bij opleidings- en kwaliteitsvisitaties kunnen toetsen. De ledenvergadering heeft dit bekrachtigd en het Forum Visitatorum zal een voorstel hiertoe formuleren.

Tijdens de ledenvergadering is ook een besluit genomen om voortaan alleen stof- namen op recepten te noteren. Tijdens de voorafgaande regiobijeenkomsten is uit- gebreid gesproken over het project Doelmatig voorschrijven. Een van de doelen van dit project is om de onverklaarde praktijkvariatie in het voorschrijven van genees- middelen te verminderen. Als wetenschappelijke vereniging dragen wij hier ons steentje aan bij door het eerdergenoemde besluit. Ook hebben wij samen met de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie een project geïnitieerd om nader onder- zoek te doen naar het voorschrijfgedrag door specialisten. Hiertoe worden diepte- interviews gehouden in tien ziekenhuizen in Nederland. Een rapportage hierover kunt u na de zomer tegemoet zien.

Wij beseffen dat de ledenvergadering niet altijd het meest inspirerende deel van de Internistendagen is; de voordrachten, het fantastische cabaret en veel andere activi- teiten zijn natuurlijk betere redenen om naar Maastricht af te reizen. Toch is het van het grootste belang om juist in deze onstuimige tijden gezamenlijk het beleid van uw vereniging te bepalen.

Frank Bosch, voorzitter

Va n d E V o o r zI TT Er

Betrokkenheid

colofon

Interne Geneeskunde, magazine voor de internist 3e jaargang, nummer 2, juni 2012 Redactie:

Johanneke Portielje (hoofdredacteur), Hans Ablij, Evert-Jan de Kruijf, Anne-Els van de Logt, Bas Oude Elberink, Marina Kapteyn- Brus

Redactie-adres:

Van Zuiden Communications B.V.

E-mail: kapteyn@ vanzuidencommunications.nl

Vormgeving en DTP:

HGPDESiGN Alphen aan den Rijn Uitgever:

Van Zuiden Communications B.V.

Postbus 2122

2400 CC Alphen aan den Rijn ISSN 2211-100X

© NIV, 2012

Website NIV: www.internisten.nl

InTErnE GEnEESkundE 2 · 2012 3

(3)

InTErnE GEnEESkundE 2 · 2012

4

(4)

In TE rVI Ew

TeksT: kees Vermeer – Beelden: BarT VersTeeg

annebel Govers, internist acute geneeskunde:

‘TIJdEnS MIJn oPLEIdInG waS Ik aL VAAK OP DE SEH’

Ze voelt zich algemeen internist ‘met een acuut randje’. De acute genees- kunde heeft haar altijd getrokken en ze was twee jaar geleden de drij- vende kracht achter de eerste offici- ele opleiding op dat gebied. Annebel Govers van het Sint Franciscus Gasthuis (SFG) in Rotterdam vertelt over dit jonge deelgebied.

Annebel Govers is sinds maart dit jaar de eerste en nog enige inter- nist acute geneeskunde in het SFG.

Ze is nog maar net vier jaar klaar met haar opleiding, maar in die tijd is er al veel gebeurd. De laatste twee jaar van haar opleiding, voorname- lijk in het Erasmus MC in Rotterdam, heeft ze zich gespecialiseerd in de acute geneeskunde. Vanuit het Erasmus MC heeft ze daarvoor de eerste officiële opleiding opgezet en sinds december 2011 bestaat de Nederlandse Vereniging voor Acute Geneeskunde, waarvan Govers voorzit- ter is. “We waren al actief vanuit de sectie acute geneeskunde van de NIV, maar dat was nog niet officieel”, zegt Govers. “Drie jaar geleden waren er al plannen voor een deelspecialisti- sche vereniging. In december was de registratie bij de notaris, waarmee de vereniging officieel is opgericht. De sectie houdt zich met name bezig met de opleiding acute geneeskunde en registratie. De vereniging profileert zich op gebied van kennisdeling en belangenbehartiging.”

Veel aandacht voor spoedzorg

De internist acute geneeskunde werkt voornamelijk op de SEH en richt zich daar op de opvang, stabilisatie, diag- nostiek en adequate start van behan-

deling van patiënten. Daarnaast is er aandacht voor de coördinatie en logistiek van de zorg. De acute geneeskunde is een jong deelgebied en volop in ontwikkeling, vertelt Govers. “Vanuit de overheid is er veel aandacht voor spoedzorg en worden veel eisen opgelegd. Die gaan onder meer over de kwaliteit van zorg en opvang aan de poort, dus op de afde- lingen SEH van ziekenhuizen. Dat vind ik goed, want het is belangrijk dat gekeken wordt wie aan de poort staat. In veel ziekenhuizen is dat nog de onervaren assistent interne genees- kunde. Die belt bij vragen of proble- men met de supervisor, maar die doet bijvoorbeeld poli of heeft andere taken. Die ziet de patiënt dan niet en kan op zo’n moment weinig bijdragen aan de opleiding van de arts-assis- tent.”

De boeiende kant van de acute genees- kunde is voor Govers vooral het feit dat nog weinig bekend is als de patiënt binnenkomt op de SEH. Samen met de assistent doet zij de eerste opvang van patiënten. “Er is meestal sprake van een nieuw acuut probleem, dat nog volledig moet worden uitge- diept. Bij elke patiënt is het een uitda- ging om de juiste diagnose te stellen.

De variatie is groot: de toestand van de patiënt varieert van niet ziek tot ernstig ziek. Als internist acute zorg ben je erg gericht op doorlooptijden.

We willen faciliteren dat de patiënt snel bij de goede specialist terecht- komt. We hebben natuurlijk wel tijd en aandacht voor de patiënt, maar in alles zit snelheid. Er zijn korte diag- nostische trajecten en korte lijnen met de specialisten in huis. Ook die samen- werking met andere specialismen is een leuke kant van het vak.”

Breedte van het vak

De nieuwe opleiding Acute Genees- kunde is een tweejarige differentiatie in opvang van acuut zieke patiënten, prehospitale zorg, supervisie en samenwerking met andere specialis- men. Tijdens deze opleiding staat de hele keten rond de patiënt centraal:

van zorg in de ambulance en huis- artsen post tot de spoedeisende hulp, de acuteopnameafdeling en de spoed- poli. Daarnaast behandelt de opleiding toxicologie, pijnbestrijding, rampen- opvang en logistiek. Tevens wordt geleerd om acuut zieke patiënten op te vangen en te behandelen, in samenwerking met andere interne deelspecialismen en afdelingen zoals cardiologie en de IC. De opleiding vindt momenteel plaats in Erasmus MC Rotterdam, UMC Groningen, UMC Maastricht en Amsterdam (VUmc en AMC) in samenwerking met perifere ziekenhuizen. Er zijn nu ongeveer tachtig internisten Acute Geneeskunde geregistreerd. Tot 1 januari 2013 kunnen internisten zich retrograad registreren.

Op de vraag waarom zij zelf voor het interne specialisme heeft gekozen,

De vereniging kan vraagbaak zijn voor nieuwe internisten in deze functie

InTErnE GEnEESkundE 2 · 2012 5

(5)

antwoordt Govers: “Het klinkt mis- schien als een cliché, maar toch vanwege de breedte van het vak. En als je breed wilt blijven, kom je al snel bij de acute geneeskunde terecht. Al tijdens mijn opleiding was ik vaak op de SEH te vinden. Er is altijd wel iets te doen. Die afwisseling trekt me.

Bovendien is het vakgebied erg in ont- wikkeling. De overheid bemoeit zich ermee en ook de Raden van Bestuur van ziekenhuizen zitten er bovenop.

De SEH is immers een visitekaartje voor het ziekenhuis.”

Boeiend vindt Govers ook de samen- werking met SEH-artsen, eveneens een jong specialisme. “In het SFG zijn twee SEH-artsen en zes AIOS SEH, die hier met name de zelfverwijzers zien. De precieze taakverdeling is overal weer anders geregeld, maar we leveren steeds meer een gezamenlijke bijdrage aan de SEH. We kunnen elkaar goed

aanvullen. Een verschil is wel dat je als internist ook een poli hebt in het ziekenhuis. Dat vind ik erg prettig.

Ik kan bepaalde patiënten ‘afbuigen’

naar de poli, dat scheelt drukte op de SEH. Bovendien kan ik patiënten volgen via vervolgafspraken op de poli. Meestal kan ik iemand nog in dezelfde week terugzien.”

Verbonden

Hoewel de SEH het werkgebied is van Govers, voelt ze zich toch algemeen internist. “Want ik zie alle categorieën patiënten. Voorheen was ik bestuurs- lid van de JNIV en nu secretaris van de sectie acute geneeskunde. Ik voel me nog steeds verbonden met de NIV en herken me in het motto ‘kracht in diversiteit’. Ik hoop dat ook andere specialismen weer bij de NIV komen die de afgelopen jaren zijn afgesplitst.

Het is goed als we, onder hetzelfde motto, weer één blok vormen en ook de algemene interne een warm hart toedragen.”

Het vijfhoofdige bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Acute Geneeskunde richt zich nu vooral op het eerste congres, op 28 september in het VUmc in Amsterdam. Te gast is onder anderen prof. Derek Bell, oprichter van de Engelse Society for Acute Medicine. Die vereniging, met voornamelijk internisten, bestaat sinds het begin van deze eeuw. De Nederlandse vereniging wil over een aantal jaren gezamenlijk een congres organiseren in Nederland.

De komende tijd zal de website www.dutchacutemedicine.nl en de LinkedIn-groep verder worden inge- richt. Govers hoopt dat de vereniging uitgroeit tot hèt platform voor het delen van kennis over acute (interne) geneeskunde, tot een belangrijke partner voor belangenbehartiging en dat een krachtig netwerk ontstaat.

“Momenteel zijn nog lang niet overal internisten Acute Geneeskunde werk- zaam. De vereniging kan handvatten bieden en een vraagbaak zijn voor nieuwe internisten in deze functie.”

currIculum vItae

Naam: Annebel Govers Leeftijd: 37 jaar Opleidingen:

- 2003 - 2008: AIOS interne geneeskunde (Sint Franciscus Gasthuis, Rotterdam; IJsselland Ziekenhuis, Capelle a/d IJssel; Erasmus MC, Rotterdam; OLVG, Amsterdam)

- Augustus 2008 - december 2008: internist acute geneeskunde, OLVG, Amsterdam

- Januari 2009 - maart 2012: internist acute genees- kunde, Erasmus MC, Rotterdam

Huidige functie:

Sinds maart 2012: internist acute geneeskunde, Sint Franciscus Gasthuis, Rotterdam

Nevenfuncties:

- November 2008 - heden: secretaris sectie Acute Geneeskunde van de NIV

- Januari 2010 - heden: plaatsvervangend opleider acute geneeskunde in het Erasmus MC

- December 2011 - heden: voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Acute Geneeskunde

aLS JE brEEd wILT bLIJVEn, koM JE aL SnEL bIJ DE AcutE GENEESKuNDE TErEcHT

InTErnE GEnEESkundE 2 · 2012

6

(6)

Internistendagen 2012

in beeld

Van 25 tot en met 27 april vonden de 23

e

Internistendagen plaats in het MECC te Maastricht. Dit jaar stonden ze in het teken van ‘De heilige huisjes omver’. Elders in deze uitgave van Interne Geneeskunde wordt aandacht besteed aan het internistencabaret, de JNIV Opiniesessie en de uitreiking van de C.J. Roosprijs. Dat het dagen waren waar voor iedereen wel iets te halen viel, mag ook blijken uit deze foto-impressie, die een vervolg krijgt op pagina 23. Kijk en geniet (opnieuw!).

In TE rn ISTE n d a G En 2 01 2

Hands-onsessies: levendig, druk bezocht en goed beoordeeld

Uiteraard is er ook veel aandacht voor de wetenschap

The Battle: serious gaming in de acute interne geneeskunde. Red een (fictieve) patiënt via de pc!

Na de inhoudelijke sessie was het goed toeven op het Internistenplein

InTErnE GEnEESkundE 2 · 2012 7

(7)

TeksT: Hans aBlij FoTo’s: jelle Van der Helm, niV

In TE rn ISTE n d a G En 2 01 2

Het internistencabaret 2012

competent lijden

Er lijkt een traditie geboren

Het cabaret ‘Toucher’, in het kader van het 80-jarig bestaan van de NIV in 2011, was voor mij welhaast het hoog- tepunt van het jaar. Maanden vóór de voorstelling kwam de groep voor het eerst bij elkaar in Utrecht, om uitein- delijk in april 2011 een grandioze voor- stelling op de planken te brengen. Het naderen van de Internistendagen 2012 bracht de discussie op gang dat het cabaret jaarlijks zou moeten terugke- ren. Ieder jaar moest een regio aange- wezen worden om het jaar daarop een voorstelling te geven. Met een door- gestoken rad van fortuin werd Leiden aangewezen als de eerste regio.

Logisch, lijkt me: Leiden is de oudste faculteit geneeskunde van Nederland.

Een traditie is geboren.

Een groepsproces

Een cabaret heeft een begin en een eind en daartussen zitten avonden en weekeinden van brainstormen, schrijven en repeteren. Het begin: een

groep mensen bij elkaar brengen die veel tijd en energie willen steken in een project dat ver buiten hun vak- gebied ligt. In 2011 waren vele assis- tenten in Maastricht enthousiast toen Leiden werd ‘aangewezen’ als eerste regio. Enkele tientallen AIOS sprongen op en riepen bijna in koor dat ze abso- luut wilden meedoen. Bij het naderen van de eerste bijeenkomst was er weinig van dit enthousiasme over.

Sommigen hadden een goede reden, velen voelden er toch niet veel voor om vele uren en dagen kwijt te zijn aan een niet-medisch probleem. Er is echter een groot voordeel aan een moeizame start wat betreft het aantal deelnemers: er is een Darwiniaanse selectie van een groep mensen die vol overgave deze opdracht willen en kunnen voltooien. Het grote ver- schil met 2011 was tweeërlei. Ten eerste bestond de cabaretgroep van 2011 vooral uit stafleden. Ten tweede hadden enkelen van hen al ervaring met cabaret. Dit jaar waren het vooral

assistenten die geen enkele ervaring in cabaret hadden.

Dit was goed te merken bij de verde- ling van de taken tijdens de eerste bijeenkomsten. Aanvankelijk wilden maar weinigen het toneel op, laat staan zingen. ‘’Geen ervaring en zingen kan ik echt niet!’’ Dat is zo een beetje de samenvatting van de argu- menten die naar voren kwamen om vooral niet op de planken te hoeven staan. Maar gelukkig kwam dat goed uit. Niemand had namelijk erva- ring en niemand kon zingen. Dus de drempel werd lager en stapsgewijs werden de leden van de groep minder beschroomd om toch een poging te wagen wat voor te spelen en te zingen. De eerste sessies bestonden, naast het voorspelen en zingen, vooral uit het kiezen van onderwerpen voor de sketches en liedjes. De rode draad werd het nieuwe kaderbesluit voor de opleiding interne geneeskunde, het zogenoemde ‘competentiege- richt opleiden’. Dat was de kapstok,

Het gehele cabaretgezelschap op het toneel tijdens het slotlied.

InTErnE GEnEESkundE 2 · 2012

8

(8)

de rode draad, van het cabaret: een dik boekwerk waar heel internistisch Nederland masochistisch doorheen ploetert om de eindstreep van de opleidingsvisitatie te halen. Daarna kwam de invulling van de voorstel- ling. De verdeling van de rollen, wie schrijft de teksten, welke liedjes worden gebruikt, welke muziekin- strumenten hebben we nodig en zijn voorhanden, wie doet de choreogra- fie, wie zorgt voor de kostuums en attributen, enz. Deze taakverdeling nam al zeker drie bijeenkomsten in beslag. Moeizaam? In zijn geheel niet.

Er was een groepsproces op gang gekomen dat niet meer te stuiten was.

Iedereen werd steeds enthousiaster en er ontstond een hechte band binnen de groep. De saamhorigheid was hartverwarmend en we hadden een missie die volbracht moest worden met de apotheose op 27 april 2012 in Maastricht.

Het eindresultaat

En iedereen bleek te kunnen zingen en acteren. Een prachtig duet over liefde, relaties en het drukke bestaan van de jonge ambitieuze Erik Klok en Janneke Cox. Hinke Maaike Dankert die bij de eerste repetitie de teksten al uit het hoofd zong. Loes Oskam die de perfecte genegeerde coassistent neerzet. Marjolein Donker, internist- humorist, die een slapstick compleet maakt met haar rol als Baba Lumci.

Anda Samson, als de moeder aller allochtonen. Liesbeth Winter in haar rol van een verleidelijke AIOS die om een KPB komt vragen bij opleider Hans Ablij en de sterren van de hemel zingt. Tessa Langeveld als koket zus- tertje in haar outfit à la 1930. Martijn Bauer en Pim van der Heiden die twee schaamteloze orthopeden op de golf- baan neerzetten. Monique Crobach die samen met Tessa de choreografie hebben bedacht. Jelmer Vahl die een gesmeerde diapresentatie in elkaar heeft gezet. En dan de musici die de voorstelling naar een hoger plan hebben getild: Maarten van Aken (basgitaar), de ingevlogen Fabian Kraal (slagwerk, ook in 2011) en Jeroen Jongmans (piano), Janneke (dwars- fluit), Liesbeth (klarinet) en Anda (dwarsfluit). Dit alles onder de onmis- bare begeleiding van regisseuse Joos van Dooremalen en muziekspecialist Theo Hoek. Het eind: een voorstelling die zeer enthousiast werd ontvangen door een zaal vol vakbroeders. Niets is leuker dan dat. En de vraag of er nog leven is na het cabaret. Eigenlijk even niet.

De moeder aller allochtonen (Anda Samson) die, omringd door haar kinderen, wordt achtergelaten op de SEH.

De reanimatie van patient Pim van der Heiden door internist-humorist Baba Lumci (Marjolein Donker). De patient leed aan een zg. HAD (Hospital Acquired Dysphoria) graad IV en de reanimatie heeft helaas niet mogen baten.

Hans Ablij als Prins Carnaval tijdens het 3-oktoberlied.

InTErnE GEnEESkundE 2 · 2012 9

(9)

TeksT: mirjam BedaF – Beelden: BarT VersTeeg

Fa MI LI Eana M n ES E

nieuwe serie over bloedbanden in de interne geneeskunde

Vader rob en dochter Monique Valentijn

10 InTErnE GEnEESkundE 2 · 2012

(10)

Monique Slee-Valentijn (33)

“Hard werken heb ik van huis uit meegekregen”

“Ik wist al vroeg dat ik arts wilde worden. Of dat alleen door mijn vader komt weet ik niet, maar een vader die zo gepassioneerd was over zijn beroep heeft me natuurlijk wel gevormd. Als klein meisje ging ik al vaak met hem mee als hij weekend- dienst had. Hij coachte mijn hockey- team en na de wedstrijd gingen we samen naar het ziekenhuis en kreeg ik een glaasje limonade. Het was daarom vreselijk om drie keer uitge- loot te worden. Ik studeerde een jaar Biomedische wetenschappen en twee jaar hbo-verpleegkunde. Uiteindelijk mocht ik na een bezwaarprocedure toch geneeskunde gaan doen. Ik koos voor Leiden, net als mijn vader.

Geen bewuste keuze, ik vond Leiden gewoon de leukste studentenstad.

Maar het werd me al snel duidelijk dat iedereen mijn vader kende. Na mijn coschappen in 2005 trouwde ik en nam ik – tot grote teleurstelling van mijn moeder – de naam van mijn man aan. Ik begon aan mijn opleiding Interne Geneeskunde in het Bronovo

en ik wilde niet steeds dat mensen me zouden kennen vanwege mijn vader.

Niet dat het veel hielp. Als ik me voor- stelde als dr. Slee was er altijd wel iemand die vertelde dat dr. Valentijn mijn vader was. Vanwege een stage in Australië en drie zwangerschappen in vier jaar tijd ben ik pas eind 2013 klaar met de opleiding. Ik differenti- eer mij in de Ouderengeneeskunde. Ik voel een enorme verantwoordelijkheid om de zorg voor ouderen te coördi- neren en overzichtelijker te maken.

Daarnaast doe ik veel bestuurswerk.

Sinds april vorig jaar ben ik voorzitter van de JNIV. Soms vraagt mijn omge- ving zich af of dat niet te veel is, naast een drukke baan en een gezin. Maar ik weet niet beter. Dat heb ik van huis uit meegekregen. Mijn vader werkte veel, toch merkten mijn broers en ik

nieuwe serie over bloedbanden in de interne geneeskunde

Vader rob en dochter

Monique Valentijn Monique: “Op de afscheidsavond van mijn vader, bij zijn

pensionering dit voorjaar, besefte ik weer hoe bijzonder hij is”

11

InTErnE GEnEESkundE 2 · 2012

(11)

daar niet veel van. Het was wel altijd de vraag of hij het avondeten zou halen en soms ging inderdaad de tele- foon dat hij het niet zou redden. Maar ik kan me vooral herinneren dat we alle vrije tijd met elkaar doorbrachten.

Er was werk en gezin. Meer niet. Op de afscheidsavond van mijn vader, bij zijn pensionering dit voorjaar, besefte ik weer hoe bijzonder mijn vader is.

Hij is de patiëntendokter, waar patiën- ten mee weglopen. Hij is de enthousi- aste opleider en hij doet ook nog eens veel bestuurlijk werk. Hierdoor is hij voor mij een grote bron van inspira- tie. Maar het is tegelijkertijd ook mijn valkuil. Ik heb niet alleen hoge ver- wachtingen van mezelf, maar ook van anderen.

Mijn kinderen hoeven wat mij betreft geen arts te worden. Ik zou het wel leuk voor ze vinden als ze later net zo enthousiast zijn over hun vak als mijn vader en ik. Mijn vader schreef in het leerboek der Interne Geneeskunde, dat hij me gaf toen ik mijn bul kreeg:

“Ik hoop dat de interne geneeskunde je evenveel geluk gaat geven als het mij heeft gegeven.” Werk dat je geluk geeft, dat is een voorrecht. En dat wens ik ook mijn dochter en zoons.”

Rob Valentijn (65)

“Jarenlang was Monique “de dochter van”’

“Fantastisch vond ik het dat Monique geneeskunde wilde gaan studeren. Ik heb haar nooit gepusht, maar ik heb haar zeker ook niet tegengehouden.

Ik herinner me nog goed de keren dat ze was uitgeloot. Drama’s waren dat. Toen ze voor haar studie hbo-ver- pleegkunde in een verpleeghuis stage moest lopen, hielden mijn vrouw en ik wel even ons hart vast. Monique was vroeger namelijk echt een prinsesje.

Een heel net Haags meisje, die niet van vieze dingen hield. Maar ze vond het zo leuk daar. Ze is daar een ander mens geworden. Dat blijkt ook wel nu ze Ouderengeneeskunde doet. Ze is heel sterk in sociale contacten, organi- seren en mensen voor zich winnen.

Naast Monique heb ik nog twee zonen.

De ene werkt bij een internetbedrijf en de andere is afgestudeerd in Sociale Geografie. Als Monique en haar man Thomas – ook internist – komen eten, mogen we vijf minuten over het vak praten, en daarna niet meer. Dat zowel vader als moeder in een gezin werken vinden we heel normaal. Mijn vrouw heeft ook altijd gewerkt en we deden allebei veel dingen naast ons werk. Ik vraag me wel eens af of de kinderen hierdoor iets gemist hebben, maar zelf zeggen ze van niet. Als ik dienst had, nam ik Monique vaak mee. Tegenwoordig kan dat niet meer.

Een medisch specialist wordt geacht de hele dienst aanwezig te zijn. En terecht, want je kunt niet meer in een paar uur een hele afdeling runnen.

Na bijna 25 jaar als internist-nefro- loog en intensivist in het Rode Kruis

Ziekenhuis in Den Haag ben ik dit voorjaar met pensioen gegaan en heb ik afscheid moeten nemen van pati- enten die soms al twintig jaar bij mij onder controle waren. Ik heb ze op zien groeien, kinderen zien krijgen.

Geweldig om mee te maken. Ik ben niet in het bekende zwarte gat geval- len, ik doe nog veel bestuurlijk werk.

Dat deed ik altijd al, onder andere bij de Orde van Medisch Specialisten.

Vooral in die tijd heeft Monique veel nadeel gehad van haar achternaam.

Na het invoeren van de DBC-tarieven, onder mijn voorzitterschap, waren veel mensen niet blij met dat besluit en dus ook niet met mij. Monique was toen 24 jaar en wist er niet veel van, maar werd er toch continu op aange- sproken. Jarenlang was Monique “de dochter van”. Vandaar dat ze na haar trouwen haar naam veranderde. Ik snap dat wel. Het grappige is dat ik tegenwoordig regelmatig wordt aan- gesproken als de vader van Monique.

Twee weken na mijn pensionering dit voorjaar waren de Internistendagen.

Ik had nog nooit een jaar overge- slagen maar dit jaar had Monique een voordracht én een baby van zes weken oud. Mijn vrouw en ik hebben drie dagen in het hotel op de baby gepast zodat Monique heen en weer kon rennen. Ik had een naamkaartje met daarop “ouders Monique Slee- Valentijn”. Een mooie transitie. Mijn identiteit is volledig verdwenen maar ik ben apetrots op haar. Ik heb overi- gens snel een foto gemaakt van kleine Stijn op de Internistendagen. Mocht hij ook arts worden, dan kunnen we hem vertellen dat het daar allemaal begon.”

Monique Slee-Valentijn, aios Interne Geneeskunde/

Ouderengeneeskunde LUMC en voorzitter JNIV.

Rob Valentijn, internist-nefroloog, oud-voorzitter NIV en Orde van Medisch Specialisten.

Rob: ‘‘Monique is heel sterk in sociale contacten, organiseren en mensen voor zich winnen’’

InTErnE GEnEESkundE 2 · 2012

12

(12)

w IE V o LG T?

TeksT en Beeld:: marT de graaFF, rinke riezeBos, suTHesH siVapalaraTnam

In 2009 publiceerde de marketingaf- deling van Microsoft enkele interes- sante statistieken: van de wereldwijd 4 miljard mobieletelefoonbezit- ters gebruikte 1 miljard een smart- phone. Bovendien zal er in 2014 meer gebruik worden gemaakt van inter- net op smartphones dan op desktop computers. Deze enorme groei in het gebruik van smartphones heeft ook geleid tot een exponentieel aanbod aan applicaties (de zogenoemde apps). Dat is ook de aanleiding om hier stil te staan bij deze nieuwe ont- wikkelingen.

In het E-healthdossier van de KNMG zijn veel voorbeelden van medische apps te vinden die zijn ontwikkeld in samenwerking met medisch specia- listen en zijn bedoeld voor patiënten (http://knmg.artsennet.nl/dossiers/

Dossiers-op-thema/Inrichting-en- kwaliteit-van-zorg/eHealth/eHealth- praktijkvoorbeelden-1.htm). Denk bijvoorbeeld aan apps waarmee basis- gegevens van patiënten bijgehouden kunnen worden (een soort medisch paspoort) of consulten mee kunnen worden gedaan. Er zijn zelfs apps waarmee genavigeerd kan worden door een ziekenhuis. Zo had The Hospital of Central Connecticut al in 2010 een app voor de iPhone ontwik- keld waarin elke 5 minuten de actuele wachttijden voor de Spoedeisende Hulp te zien waren. Daarnaast biedt deze app ook een plattegrond van het ziekenhuis, voorzien van route- informatie. Ook in andere ziekenhui- zen in de Verenigde Staten wordt nu gebruikgemaakt van soortgelijke apps.

Een andere app, minder functioneel voor patiënten maar des te meer voor specialisten, is de ICD9 Consult 2012 (International Statistical Classification of Diseases and Related Health Problems, kortweg ICD). Hiermee kan de laatste versie van de ICD9 op de iPhone of iPod Touch geraadpleegd worden. Tot zover het buitenland.

AMC

Ook het Academisch Medisch Centrum (AMC) in Amsterdam kampt, zoals zoveel ziekenhuizen, met het probleem

dat patiënten en bezoekers de weg in het doolhof van gebouwen, vleu- gels en afdelingen niet goed kunnen vinden. Dit probleem wordt nog eens onderstreept door het feit dat één op de zes ideeën in de ideeën bus gaan over het verbeteren van de informatie- voorziening met betrekking tot de bewegwijzering in het ziekenhuis. Uit de eerdergenoemde statistieken van de marketingafdeling van Microsoft kwam tevens naar voren dat in de toekomst de helft van de zoekacties naar de juiste weg wordt gedaan met behulp van smartphones in plaats van het zoeken op een papieren kaartje of de weg te vragen.

Het AMC heeft daarom de koe bij de horens gevat en een eigen app ont- wikkeld: de AMC iPhone navigatie- applicatie. Patiënten zijn in staat om met deze app een QR-code (Quick Responsecode, een tweedimensio- nale streepjescode) in te scannen met

de iPhone. Deze QR-code is te vinden op de uitnodigingsbrief voor de poli- afspraak (of andere afspraken). Na het scannen krijgt de patiënt op het scherm te zien wanneer, met wie en waar hij/zij een afspraak heeft. Het is zelfs mogelijk om de patiënt via deze app, door middel van plattegronden, pijlen en foto’s, vanaf de huisdeur naar de spreekkamer te begeleiden. Deze mogelijkheden zijn nog maar een begin. In de toekomst zou het mogelijk moeten zijn via deze app afspraken te maken en de wachttijden op de poli in beeld te brengen.

Tot zover het app-nieuws voor deze keer. In de volgende bijdrage in deze rubriek komen de medisch-inhoudelijke apps aan bod. Hebt u een favoriete app die wij moeten bespreken? Laat het ons weten via de e-mail van het redactiesecretariaat (kapteyn@

vanzuidencommunications.nl).

De ziekenhuisapp als

navigatiemiddel voor patiënten

InTErnE GEnEESkundE 2 · 2012 13

(13)

E- M a IL u IT HE T b u IT En La n d

Standplaats

TeksT en Beelden: niels Van de donk

b o S T o n

14

14 InTErnE GEnEESkundE 2 · 2012

(14)

Van: Niels van de Donk, internist Standplaats: Boston (Verenigde Staten)

Sinds: maart 2011

Sinds maart 2011 werkt Niels van de Donk in Boston in het Dana-Farber Cancer Institute, het kankerinstituut van Harvard Medical School. Dank zij een klinisch fellowship van het Koningin Wilhelminafonds/de Nederlandse Kankerbestrijding (KWF) kan hij daar gedu- rende twee jaar onderzoek doen naar multipel myeloom.

Wat voor onderzoek doe je precies?

“In het laboratorium van het Dana-Farber Cancer Institute bestudeer ik de interactie van tumorcellen met verschillende componenten van het beenmergmicromilieu. Er zijn steeds meer aanwijzingen dat deze interacties leiden tot groei van de tumor en bescherming tegen chemotherapie en immuuneffectorcellen. Een beter inzicht in deze materie kan dan ook leiden tot nieuwe aangrijpingspunten voor therapie.’’

Met wie werk je samen?

“In het onderzoek participeren maar weinig Amerikanen. De meeste onderzoekers komen uit Europa, China en Japan. In mijn eigen laboratorium zijn het met name Europeanen, enkele Amerikanen en een Thaise: een goede/leuke mix…”

Wat zijn je andere werkzaamheden?

“Behalve laboratoriumonderzoek werk ik een dagdeel per week in een poli- kliniek. Ik zie dan nieuwe myeloompatiënten of al met myeloom bekende mensen die vaak van ver (ook buiten de Verenigde Staten) per vliegtuig naar Boston komen. Of rijke vip’s, die veel geld doneren aan het instituut en dan met alle egards worden ontvangen. Verder is deze omgeving een enorm goede gelegenheid om ervaring op te doen met nieuwe medicijnen die hier in studie- verband al beschikbaar zijn, maar vaak in Nederland nog niet te verkrijgen zijn.

De hematologen in het Dana-Farber Cancer Institute zijn overigens zeer gespe- cialiseerd en zien bijvoorbeeld alleen patiënten met myeloom, of alleen mensen met een lymfoom, of CLL, of met myelodysplastisch syndroom. Wanneer iemand met myeloom ook een andere hematologische ziekte ontwikkelt, zoals een door therapie veroorzaakt myelodysplastisch syndroom, wordt hij of zij door twee ver- schillende hematologen behandeld. Deze verbrokkeling van zorg levert af en toe problemen op als de communicatie tussen betrokkenen niet goed verloopt.”

Hoe bevalt Boston?

“Aanvankelijk woonde ik in de wijk Fenway, vlak bij het Fenway Park Baseball Stadium. Sinds begin 2012 woon ik in Cambridge, dichtbij Harvard Square, in een typisch New England-style houten huis. Dat betekent dat ik nu naar mijn werk fiets, langs de prachtige Charles River. ’s Ochtends vroeg roeien hier talloze studenten van Harvard, MIT en Boston University. ’s Middags zijn er ook veel mensen aan het zeilen als er een beetje wind is. Wel is het behoorlijk oppassen op de fiets omdat er geen afzonderlijke fietspaden zijn, en omdat veel “Bostonians” behoorlijk ongeconcentreerd autorijden.

Boston is een superleuke stad om te wonen en te leven. De stad heeft veel groen, goede restaurants, veel mogelijkheden om te sporten; qua cultuur is er ook veel te beleven. Ook kun je met fiets, trein of auto snel naar de bergen of de kust. Boston is wel een enorme puriteinse stad, waar ’s nachts alle horeca om 02.00 uur sluit en waar bijvoorbeeld geen wijn gedronken mag worden bij een BBQ in een park.”

Hoe zie je jouw toekomst?

“In de zomer van 2012 ga ik weer terug naar Nederland. Hier zal ik het laatste deel van mijn fellowship doorbrengen in het laboratorium van prof. Paul Coffer in het Universitair Medisch Centrum Utrecht. Daarna zal ik waarschijnlijk in het UMCU als internist-hematoloog blijven werken. Naast patiëntenzorg wil ik dan ook translationeel onderzoek doen naar multipel myeloom en daaraan gerelateerde stoornissen.”

InTErnE GEnEESkundE 2 · 2012 15

(15)

TeksT: m.s. slee-ValenTijn – Beeld: sHuTTersTock

Jn IV

Ik houd van Interne Geneeskunde

JNIV

Opiniesessie 2012

Holland houdt van Interne Geneeskunde: er zijn meer dan 1950 internisten en ruim 940 internisten in opleiding. 1300 van hen hadden zich tijdens de Internistendagen verzameld in het MECC in Maastricht; 100 van hen bezochten de JNIV Opiniesessie, onder wie zowel aios als internisten. Met deze jaarlijkse sessie wil het JNIV-bestuur aios en internisten met elkaar in gesprek brengen over een actueel, liefst controversieel onderwerp dat betrekking heeft op de opleiding en/of het vak. Tot nu toe werd de sessie ingeleid door sprekers en volgde dan een plenaire discussie. Dit jaar koos de JNIV voor een heel andere aanpak: een quiz en een debat waarbij de getallen de deelnemers om de oren van vlogen.

InTErnE GEnEESkundE 2 · 2012

16

(16)

Quiz

Een oranje en een rood-wit-blauw panel moesten gokken naar deze getallen met behulp van hun publiek tijdens de ‘Ik houd van Interne Geneeskunde’-quiz onder leiding van Linda (Margriet) Schneider uit het UMC Utrecht. Net als in het televi- sieprogramma stonden twee panels vooraan waarbij de zaal in tweeën was verdeeld; de ene helft van de zaal moest het oranje team helpen, de andere helft het rood-wit-blauwe team. Nadat een vraag was gepro- jecteerd deed het panel een voorzet voor het goede antwoord. “Hoger!

Lager!”, schreeuwde de zaal als reactie op genoemde percentages om zo de panels, bestaande uit elk twee aios en twee internisten, naar de overwin- ning te helpen. Fanatisme en getallen- fetisjisme waren hier op hun plaats.

De Amsterdamse panelleden in het oranje team sleepten zelfs een rode kaart in de wacht.

Op deze unieke en ludieke wijze werden de eerste resultaten van de recente JNIV Jonge Klaren-enquête gepresenteerd. Hierin veel vragen omtrent de verhouding tussen alge- mene interne geneeskunde en diffe- rentiatie. Daarover zult u ongetwijfeld binnenkort meer lezen.

Een tipje van de sluier en tevens de centrale vraag van de quiz:

Van de jonge klaren voelt 8% zich niet voldoende toegerust voor de algemene interne geneeskundige aspecten van het vak. 1% voelt zich deels toegerust en 74%

volledig.

Debat

Zulke resultaten roepen discussie op.

Gelukkig hadden we daartoe ook Paul (Margriet) Schneider bereid gevonden om aansluitend een Lagerhuisdebat te begeleiden. Een stelling (zie onder) werd gepresenteerd waarbij het ene panel de opdracht kreeg voor te pleiten, het andere panel was dus

StellIngen en reactIeS tIjdenS het debat

De behoefte aan algemeen internisten met een meervoudige differentiatie zal toenemen.

“Is de term algemeen internist van toepassing? Hoe is de zorg georganiseerd in de perifere ziekenhuizen van Holland? Welke invloed heeft de vergrijzing hierop? Wat wil de (oudere) patiënt? Kan zo’n internist wel op de hoogte blijven van alle ontwik- kelingen in de interne geneeskunde?”

De keuzevrijheid voor de differentiatie van de aios moet worden begrensd door het aantal benodigde specialisten in de differentaties, zoals berekend door het capaciteitsorgaan.

”Holland ten top! Individualisme en keuzevrijheid versus maatschappelijke en politieke belangen.

Kritiek op het Capaciteitsorgaan. Carrièreswitch bij verschuiving van behoeften? Motivatie, competitie en kwaliteit waren veelgebruikte argumenten.”

Kwaliteitscriteria bepalen waar welke aios word opgeleid en dus het aantal opleidingsplekken per ziekenhuis in de regio.

“Kwaliteit als toverwoord en leidraad. Indicatoren:

hoe bepalen we die, wie bepalen die? Hoe terecht is de huidige gelijke verdeling over de acht regio’s?

Spelen aantrekkelijke lokalisaties een rol of kiezen aios met hun voeten? Opleidingsetalage, transparan- tie, de politiek bepaalt, rugzakjes, leegloop; allerlei scenarios passeerden de revue.”

enkele cIjferS

• Van de huidige internisten is 36% vrouw. Van de aios is dat 60%.

• Van de jonge internisten die deelnamen aan de Jonge Klaren-enquête van de JNIV had 75%

binnen 1 jaar een baan.

• De uitval van internisten bedraagt na 15 jaar 29%.

automatisch tegen. Er volgden enkele nauw bewaakte minuten om rug- gespraak te houden met die helft van het publiek dat het panel moest helpen, waarbij argumenten pro en con werden verzameld. Daarna kreeg een aios uit het panel drie minuten spreektijd om het standpunt te verde- digen of aan te vallen. Aan het einde van elk betoog mocht het publiek nog aanvullende argumenten leveren om zo mee te dingen naar de felbegeerde publieksprijs.

Als u denkt dat de internisten vooral een passie voor getallen in het eerste gedeelte van de quiz hebben, hebt u het mis. De Nederlandse taalbeheer- sing moest volop worden ingezet om tot een onderbouwd betoog te komen Tijdens de verhitte discussies verloor men soms de zelfbeheersing om aan de spelregels te blijven voldoen.

De weledelzeergeleerde heren uit de jury hadden een flinke kluif aan het beoordelen van de prestaties.

Opvallend genoeg legden zij hierbij vooral de nadruk op de presentatie- vorm. In de huidige tijd kan men een overwinning in de wacht slepen puur op presentatietechnieken. Denk hier dus aan wanneer u feedback geeft aan uw aios of bij een CAT of referaat. De publieksprijs werd overigens mede op inhoud gewonnen door een zeer enthousiaste Nijmeegse internist.

Het debat was inspirerend, inter- actief en actueel. Ook na de Internistendagen treden wij graag met u allen in discussie over deze onderwerpen via Facebook en LinkedIn. De JNIV, ook jouw mening telt mee!

We bedanken dr. F.H. Bosch, drs. K.

Bunthoff, drs. M. Berrevoets, dr. J.W.

Elte, prof. J. de Graaf, drs. M.J. de Graaff, dr. S.E. Geerlings, prof. M.H.H.

Kramer, drs. A. van de Logt, drs. S.

Sivapalaratnan, dr. Y.F.C. Smets, dr.

R.M. Valentijn voor hun bijdrage aan deze Opiniesessie.

InTErnE GEnEESkundE 2 · 2012 17

(17)

TeksT: mw. drs. e.e.B. Van oers-HazelzeT en mw. j.c. paTisT, manp, umc uTrecHT, aFdeling inTerne geneeskunde en inFecTieziekTen

E- H Ea LT H

De afgelopen jaren is een toename aan E-health-zorgtoepassingen zicht- baar waarbij E-health veelal refereert aan het gebruik van computer- of internettechnologieën. Patiënten com- municeren steeds vaker met hun ver- pleegkundige of arts via deze informa- tie- en communicatietechnologieën.1,2 Een belangrijk voordeel is dat pati- enten snel en eenvoudig in contact kunnen treden met hun zorgverle- ner. Patiënten hoeven niet te wachten op een poliklinische afspraak maar kunnen op het moment dat hen dat schikt toegang zoeken tot informatie of een vraag stellen.2,3 Een ander voor- deel is dat patiënt en zorgverlener niet beiden gelijktijdig aanwezig hoeven te zijn.2

Aan het gebruik van internettechno- logieën kunnen echter ook nadelen kleven. Mogelijke nadelen die in de literatuur worden genoemd, zijn het ontbreken van subtiele emotionele expressies, zoals de intonatie van de stem en de non-verbale communica- tie, het risico dat de patiënt in een sociaal isolement terechtkomt en mogelijke problemen met de iden-

E-health in de hiv-zorg:

het patiëntenportaal van het uMc utrecht

tificatie, privacy of de software.1,2 Internettechnologieën lijken vooral goed toepasbaar voor mensen met een chronische aandoening.4 Deze patiën- tengroep heeft vaak vragen die niet direct een antwoord vereisen van de verpleegkundige of arts zoals je dat bij acuut zieke mensen wel hebt. Doordat de patiënt actief betrokken kan zijn bij zijn zorgproces, kan het patiënten- portaal het zelfmanagement van de patiënt versterken.

Patiëntenportaal Mijn UMC Utrecht

Het patiëntenportaal ‘Mijn UMC Utrecht’ is een beveiligde, afge- schermde website waarmee een patiënt inzage heeft in zijn eigen medische dossier. De patiënt kan als het ware meelezen met wat de arts of de verpleegkundige in zijn dossier schrijft, heeft toegang tot specifieke patiënteninformatie, labuitslagen, zijn eigen medicatieoverzicht en heeft zicht op zijn geplande afspra- ken. Daarnaast is het mogelijk om een herhaalrecept aan te vragen, een

vragenlijst in te vullen op verzoek van de behandelaar of kan de patiënt een e-consult aan zijn behandelaar sturen.

Het geeft de patiënt de eigen regie in het vergaren en delen van informatie over zijn gezondheid.

Tijdens het bouwen van het internet- portaal is veel aandacht besteed aan de veiligheid en bescherming van persoonsgegevens. Voor elektronische gegevensuitwisseling in de zorg bevat de NEN7512-norm minimale eisen voor een betrouwbare gegevensuitwis- seling (zie ook www.nen.nl).5 Het UMC Utrecht voldoet aan de normen voor het uitwisselen van medische gege- vens op internet.

Zeven functionaliteiten

Binnen het UMC Utrecht werken inmiddels negen afdelingen met het patiëntenportaal. Dit zijn naast de afdeling Interne Geneeskunde

& Infectieziekten ook de afdelin- gen Dermatologie, Reumatologie, Longziekten, Psychiatrie, IVF-poli, Harttransplantatie, CF-kinderen en Neurologie. Het patiëntenportaal Binnen het UMC Utrecht wordt sinds enkele jaren gewerkt met ‘Mijn UMC

Utrecht’ patiëntenportalen. Sinds ruim een jaar kunnen ook de hiv-patiënten die in zorg zijn bij de afdeling Interne Geneeskunde & Infectieziekten van het UMC Utrecht van deze vernieuwing in de zorg gebruikmaken. Het portaal heeft als doel de patiënt de mogelijkheid te bieden om inzicht te hebben in de eigen medische gegevens en zo nodig hierop te kunnen reageren. Het portaal draagt daarmee bij aan het versterken van de eigen regie van de patiënt. Een eerste tevredenheidmeting bij de deelnemende hiv-patiënten en -behandelaren heeft plaatsgevonden en de reacties zijn overwegend positief.

InTErnE GEnEESkundE 2 · 2012

20

(18)

‘Mijn UMC Utrecht’ bevat zeven func- tionaliteiten:

1. Behandeling: verslaglegging consulten en afspraken

De Wet op de geneeskundige behan- delingsovereenkomst (WGBO) regelt de rechten van de patiënt in relatie tot zijn zorgaanbieder. Een van deze rechten is het recht op inzage van het eigen medische dossier. Door het portaal aan te bieden, is het inzage- recht vele malen gemakkelijker gewor- den. De eerste huivering bij behande- laren was ‘snapt de patiënt wel wat ik schrijf’, ’maak ik hem niet onnodig ongerust’ en ‘levert het mij niet extra werk op om telkens te moeten uitleg- gen wat ik heb opgeschreven’. Deze

‘angsten’ bleken al snel ongegrond.

Naast de verslaglegging van de consul- ten is het voor de patiënt mogelijk om zijn geplande afspraken in te zien.

2. Informatie

De patiënteninformatie over het ziek- tebeeld hiv, de behandeling, medicatie en zwangerschap kan worden aange- boden via het portaal. Deze informatie kan door de verpleegkundige worden toegekend aan de patiënt. Zo kan op

de patiënt toegespitste informatie worden aangeboden. Daarnaast wordt de patiënt ook verwezen naar de website: www.umcutrecht.nl/hiv waar algemene informatie te vinden is.

3. Laboratoriumuitslagen

Met toegang tot het portaal is het voor de patiënt tevens mogelijk om inzage te hebben in de eigen labo- ratoriumuitslagen. Een week nadat de patiënt bloed heeft laten prikken staan de resultaten in het portaal. Dit betekent dat de patiënt soms al voor de poliafspraak zijn uitslagen heeft kunnen inzien. Bij vragen of ondui- delijkheden worden de uitslagen ver- volgens tijdens het spreekkamercon- sult besproken. De enige uitslag die technisch nog niet kan worden door- geleid naar het portaal is de Viral Load-uitslag. Dit laatste wordt door de meeste patiënten als een gemis ervaren.

4. Medicatieoverzicht

Via het portaal heeft de patiënt zicht op zijn medicatieoverzicht. Hierin staan de medicijnen vermeld die door een behandelaar in het UMC Utrecht zijn voorgeschreven. Ook de medica-

tie die elders is voorgeschreven staat in het overzicht vermeld wanneer de behandelaar hiervan op de hoogte is.

Patiënten signaleren nu zelf wanneer het medicatieoverzicht niet meer actueel is, bijvoorbeeld omdat de huis- arts of een andere specialist iets heeft gestart, gestopt of gewijzigd. Dit kan ongewenste interacties met de hiv- medicatie voorkomen en komt de pati- entveiligheid ten goede.

5. E-consultbericht

Via de beveiligde verbinding is het mogelijk een vraag te stellen aan de eigen arts of verpleegkundige. Vraag en antwoord worden opgeslagen in het medische dossier van de patiënt en zijn indien nodig ook voor een medebehandelaar inzichtelijk. Als hiv-behandelteam hebben wij ervoor gekozen om de verpleegkundige de ontvanger te laten zijn van het e-con- sult. De verpleegkundige is verant- woordelijk voor een snelle en correcte afhandeling van het e-consult. De afspraak binnen onze afdeling is dat de patiënt binnen één werkdag een reactie krijgt op zijn vraag. Het kan zijn dat de vraag direct te beantwoor- den is, maar het kan ook zijn dat de patiënt een bericht krijgt wanneer hij het antwoord kan verwachten.

De patiënt wordt duidelijk uitgelegd dat het e-consult niet is bedoeld voor spoedeisende zaken zoals bijvoorbeeld bij ernstige ziekteverschijnselen en dat zij in die situaties moeten bellen.

6. Dagboek

Deze functionaliteit geeft de patiënt de mogelijkheid om eigen gegevens te verzamelen. De patiënt kan hier bij- voorbeeld bijhouden hoe het hem de eerste dagen na start cART is vergaan of in een periode met ziekteverschijn- selen zijn temperatuur bijhouden.

Door het invullen van het dagboek kan de patiënt duidelijk aangeven hoe het verloop is en is dit door de arts of verpleegkundige in te zien.

7. Herhaalrecept

Deze functionaliteit maakt het aan- vragen van een herhaalrecept eenvou- dig voor de patiënt. Door de gewenste geneesmiddelen aan te klikken komt er een berichtje bij het secretariaat binnen. Zij zorgen er vervolgens voor dat het recept wordt geschreven door de arts en wordt gefaxt naar de apo- theek.

Evaluatie

Een eerste evaluatie van het patiënten- portaal ‘Mijn UMC Utrecht’ is verricht. In deze evaluatie is onder meer gekeken naar de ervaringen van patiënten en het behandelteam. De patiënten-

HEt POrtAAl kan HET zELFManaGEMEnT Van

dE PaTIënT VErSTErkEn

Schermafbeelding van het patiëntenportaal

InTErnE GEnEESkundE 2 · 2012 21

(19)

ervaringen zijn op twee momenten gemeten, namelijk op twee en zeven maanden na toegang tot het portaal.

Ervaringen patiënten

Patiënten waarderen de transparan- tie die ontstaat door het gebruik van het portaal. Het inzicht in de labora- toriumgegevens wordt door patiënten het meest gewaardeerd, maar ook de mogelijkheid om thuis de verslagleg- ging van eigen arts en verpleegkun- dige te lezen krijgt een positieve waar- dering. Patiënten geven aan dat het hierdoor mogelijk is om thuis te con- troleren of ze de informatie van hun arts/verpleegkundige goed hebben begrepen. Het e-consult ervaren pati- enten als een handig communicatie- middel. Zij waarderen de 24-uursbe- reikbaarheid en het niet meer hoeven bellen voor laboratoriumuitslagen.

Tevens kunnen zij bij kleine zaken toch contact hebben met hun behan- delaar zonder het gevoel te hebben iemand te storen of lastig te vallen.7

Ervaringen behandelteam

Hulpverleners zien het portaal vooral als een extra service voor patiënten.

Daarnaast is het een manier om aan te sluiten bij nieuwe technologische ont- wikkelingen. De transparantie die ont- staat wordt positief ervaren door het behandelteam. Patiënten onthouden vaak maar een klein deel van wat er besproken wordt tijdens een consult, het is mooi dat de patiënt thuis alles nog eens rustig kan nalezen. Als ander voordeel noemt men dat patiën- ten op deze manier beter in staat zijn om mee te denken. Patiënten kunnen hun overzicht van huidige medicatie en hun medicatievoorgeschiedenis actualiseren en daarmee een bijdrage leveren aan de patiëntveiligheid. Het e-consult wordt vaak gezien als ver- vanging van al bestaand e-mailcon- tact. Handig omdat antwoord kan worden gegeven wanneer het uitkomt, maar vooral omdat het nu binnen een beveiligde omgeving plaatsvindt.

Daarnaast is vraag en antwoord ook inzichtelijk voor een medebehande- laar.6

Niet iedere patiënt wenst gebruikt te maken van het portaal. Genoemde redenen zijn: niet kunnen werken met een computer; angst dat de privacy

toch niet volledig is gewaarborgd; of geen behoefte aan inzage in het eigen dossier.7

Overwegingen

E-health-zorgtoepassingen zijn goed inzetbaar bij een chronisch zieke pati- entengroep. Het maakt de zorg trans- paranter en stelt de patiënt beter in staat om de eigen regie te voeren over zijn behandeling. De eerste ervarin- gen met het patiëntenportaal ‘Mijn UMC Utrecht’ zijn positief. Op moment van schrijven wordt het portaal door 280 patiënten gebruikt. De verwach- ting is dat dit aantal de komende maanden zal toenemen. Het hiv- behandelteam in het UMC Utrecht zet het patiëntenportaal in als een extra service voor de patiënt. Het wordt niet als een vervanging voor een consult in de spreekkamer ingezet. Ook de eerste peilingen onder de patiënten tonen aan dat de meeste patiënten het als een extra service waarderen, maar het niet als vervanging wensen van een spreekkamerconsult. Het portaal biedt het hiv-behandelteam van het UMC Utrecht de mogelijkheid om patiën- ten binnen een beveiligde omgeving informatie op maat te geven. Meer studies onder een grotere patiënten- populatie zijn nodig om te kijken naar het optimaliseren van de mogelijkhe- den met patiëntenportalen.

Referenties

1. Car J, Sheikh A. Email consultations in health care: 1--scope and effectiveness.

BMJ. 2004;329:435-8.

2. Currell R, Urquhart C, Wainwright P, Lewis R. Telemedicine versus face to face patient care: effects on profes- sional practice and health care out- comes. Cochrane Database Syst Rev.

2000;(2):CD002098.

3. Car J, Sheikh A. Email consultations in health care: 2--acceptability and safe application. BMJ. 2004;329:439-42.

4. Eland-de KP, van Os-Medendorp H, Vergouwe-Meijer A, Bruijnzeel- Koomen C, Ros W. A systematic review of the effects of e-health on chronically ill patients. J Clin Nurs. 2011;20:2997- 3010.

5. Golyardi S. NEN7215:2005nl, Medische informatica – Informatiebeveiliging in de zorg – Vertrouwensbasis voor gege- vensuitwisseling. 2005 Oct 1.

6. Ros W. Evaluatie MyUMC Patiëntenportalen. Utrecht: UMC Utrecht; 2011.

Dit artikel is met toestemming van de auteur overgenomen uit HIV Bulletin 2 2012, verschenen 22 juni 2012

HET PorTaaL IS GEEn VErVanGInG Van HEt cONSult IN DE SPrEEKKAmEr

InTErnE GEnEESkundE 2 · 2012

22

(20)

Internistendagen 2012

in beeld

Feest!!!

Na de inhoudelijke sessie was het goed toeven op het Internistenplein

De opbrengst van de traditionele NIV-loop ging dit jaar naar de Bas van de Goor Foundation. De uitslag staat in het kader hieronder.

Hands-onsessies: levendig, druk bezocht en goed beoordeeld

wInnaarS wedStrIjdloop 2012

Categorie Naam Ziekenhuis Tijd

Snelste man 6 km K. Masjedi Maasstad Ziekenhuis 32:35

Snelste vrouw 6 km M.W.H. Roeven Canisius Wilhelmina Ziekenhuis 32:39

Snelste man 12 km B.J.A. Rijnders Erasmus Medisch Centrum 53:44

Snelste vrouw 12 km Y. Groenen Maxima Medisch Centrum 1:00:10

Snelste ziekenhuis C. Clemens Diaconessenhuis Leiden 54:58

R. ten Hove Diaconessenhuis Leiden 55:35

B.P.C. Hoppe Diaconessenhuis Leiden 56:52

InTErnE GEnEESkundE 2 · 2012 23

(21)

TeksT: Hans aBlij

u IT d E In TE rn E Pr a k TI Jk

Het grote voordeel om in een klein (middelgroot?) perifeer ziekenhuis te werken: de korte lijnen. Vrijwel ieder- een kent elkaar van gezicht, velen bij naam en iedereen weet ongeveer van elkaar wat hij of zij doet. Specialisten, verpleging, management, schoon- makers, restaurantpersoneel, enz.

We groeten bij het passeren en noemen elkaar meestal bij de voor- naam. We hebben het gevoel dat we met z’n allen de zaak hier runnen.

Kortom: de drempels zijn laag in het Diaconessenhuis Leiden.

Een kind bij de internist

Toch werd ik enkele maanden geleden niet aangesproken door de verpleeg- kundige en moeder van een 15-jarige zoon die een prangende vraag aan mij had. Blijkbaar was de drempel nog iets te hoog om mij direct aan te spreken. Wellicht dacht ze dat ze niet zomaar een vraag kon stellen aan een internist over haar zoon, die mogelijk alleen door een kinderarts mag worden beantwoord. Haar zoon wàs bovendien al onder behande- ling bij een kinderarts in een peri- feer ziekenhuis in de Leidse regio.

De verpleegkundige sprak mij op de trap aan: “Hoi Hans. Mag ik jou iets raars vragen?” “Je mag alles aan me vragen, ook iets raars”, antwoordde ik. Ook zij had enige schroom om mij het probleem voor te leggen. Uit haar manier van praten merkte ik dat ze eigenlijk vond dat ze misbruik maakte van de korte lijntjes in ons ziekenhuis. Ik stelde haar snel op haar gemak en was benieuwd naar dat

‘raars’. Ze vertelde dat haar collega- verpleegkundige een zoon heeft van 15 jaar die al bijna twee jaar aan het

mother knows best en het voordeel van

de korte lijnen

kwakkelen was met zijn gezondheid.

Hij is uitgebreid onderzocht in het perifere ziekenhuis hier ietsje uit de buurt en was ook al voor een nadere analyse bij de afdeling Immunologie van het grote ziekenhuis een paar straten en een rotonde verderop. Tot nu toe was er niets uitgekomen. De moeder was wanhopig en wilde heel graag dat haar zoon eens bij mij op de poli kon komen. Ook al was hij 15 jaar, de mening van een internist zou ze erg op prijs stellen. Ik vertelde de verpleegkundige dat ik dat hele- maal geen probleem vond. Ze kon tegen haar collega zeggen dat ze een afspraak kon maken voor deze week of anders volgende week. Ze was erg opgelucht, want ze reageerde alsof de eurocrisis was opgelost.

De week erop kwamen moeder en zoon inderdaad op mijn poli. Wat was het probleem. Stan (zijn roep- naam) was tot 18 maanden hiervoor een kerngezonde jongen. Sinds zijn 13e jaar begon hij onregelmatig korte periodes van hoge koorts en hoofd- pijn te krijgen. Het ging ook gepaard met wat vage buikklachten, maar de hoofdpijn stond op de voorgrond.

Deze koortspieken verdwenen na enkele dagen. Hij voelde zich daarna

nog dagen lamlendig en was uitge- sproken moe, veel te moe voor een jongen van die leeftijd. De koortsperi- odes bleven soms weken tot maanden weg, maar konden uit het niets weer terugkomen. Er was geen regelmaat in te herkennen. Op de dag dat hij op mijn poli verscheen was hij klachten- vrij, behoudens wat vermoeidheid.

Anamnestisch kwam ik die dag niet veel verder. Ook het lichamelijk onder- zoek was normaal. Ik vertelde dat ik eerst alle gegevens uit het perifere zie- kenhuis en het academisch ziekenhuis zou opvragen. Ik maakte met moeder en zoon ook de afspraak dat bij zo’n koortsperiode hij direct naar mijn poli moest komen. Ik kon dan wellicht tot een gericht aanvullend onderzoek komen.

Zeldzame aandoening

Het duurde enkele weken voordat ik alle documentatie in handen had.

De kinderarts had hem uitgebreid geanalyseerd en uiteindelijk werd gedacht aan enkele bijzondere aan- doeningen. Hoog in de differentiaal- diagnose stonden een porfyrie en een hyper-IgD-syndroom. Voor het laatste was hij doorgestuurd naar de

HEt mOEDErlIJK INStINct daT zEGT daT Er IETS MET Haar kInd aan dE Hand

IS, IS Vaak JuIST

InTErnE GEnEESkundE 2 · 2012

24

(22)

afdeling Immunologie van het acade- misch ziekenhuis, waar na onderzoek werd geconcludeerd dat daarvan geen sprake was. Ik besloot de kinderarts in het perifere ziekenhuis te bellen.

Ik vroeg hem onder andere of deze koortsperiodes wel eens geobjecti- veerd waren. Hij aarzelde even en zei dat er inderdaad eenmaal een koort- speriode was geobjectiveerd. Hij ver- volgde: “Ik wil je adviseren om hem weer terug te verwijzen naar het aca- demisch ziekenhuis. Dit is niet voor een perifeer ziekenhuis. Hier moet iets zeldzaams achter zitten dat alleen met de meest hightech testen kan worden ontrafeld.” Collegiaal beaamde ik dat hij waarschijnlijk wel gelijk had.

De diagnose en het moederlijke instinct

Zeker twee maanden later was het zo ver! Stan had hoge koorts, knallende hoofdpijn en was niet in staat om

naar school te gaan. Zijn moeder was bang dat hij een hersentumor had. De hoofdpijn baarde haar grote zorgen:

“Het zit volgens mij in zijn hoofd”.

Verder was hij aan het hoesten en voelde zich verkouden. Het labonder- zoek bleek sterk afwijkend: een hoog CRP en een forse leukocytose. De rest van het labonderzoek was normaal.

Pragmatisme is een perifeer internist niet vreemd en ik besloot een CT-scan te laten maken van boven tot onder.

Om de zorgen van de moeder weg te nemen besloot ik ook het brein mee te scannen, hoewel een hersentumor niet in mijn gedachten was opge- komen. Twee dagen later volgde de uitslag van de scan: een pansinusitis en infiltraatjes in de basale longvel- den. Het brein was zonder afwijkin- gen. De moeder (en ik) haalden opge- lucht adem, want de diagnose was rond: een recidiverende pansinusitis met een post-nasal drip. Ik heb hem naar de KNO gestuurd. Bij fibrosco-

pisch onderzoek zaten alle sinussen potdicht en bovendien bleek hij zeer allergisch te zijn voor katten. En een kat hadden ze al zes jaar.

Tijdens onze coschappen leerden wij altijd ‘mother knows best’. Dat wil zeggen dat het moederlijke instinct dat zegt dat er wat met haar kind aan de hand is, vaak juist is. De moeder van Stan was wanhopig en wist dat het ergens in zijn hoofd zat. In dit geval gelukkig niet in het cerebrum, maar ze zat er anatomisch niet ver naast.

De moeder vroeg mij nog: “Krijg ik mijn oude Stan weer terug?”. “Vast en zeker”, antwoordde ik.

Na twee maanden conservatieve the- rapie bleven de klachten echter terug komen. Na overleg met de KNO-arts werd besloten tot een operatieve ingreep. Hierna zijn de koortsperiodes niet meer terug gekomen. En de oude Stan is inderdaad weer terug.

Dr. c.J. roosprijs 2012

Tijdens de Internistendagen in april jl. is voor de achtste keer in successie een sessie gewijd aan de beste klinische, patiëntgebonden proefschriften van het afgelopen jaar, een gezamenlijk initiatief van de NIV en de Dr. C.J. Roosstichting. De sessie Topproefschriften werd zeer goed bezocht en de bezoekers kregen drie voortreffelijke voordrach- ten over klinische en praktisch belangrijke onder- werpen.

De jury, bestaande uit prof. dr. M.M. Levi, prof. dr.

A.E. Meinders, mw. dr. H.A.H. Kaasjager en dr. J.C.

Roos, heeft 22 proefschriften beoordeeld.

De eerste prijs, een geldbedrag van 4.000 euro, ging naar dr. Annemarie E. Brouwer voor haar proef- schrift “Cryptococcal meningitis, patho physiology and management”. Op de tweede plaats eindig- den ex aequo dr. Julia M. Hofstra met haar proef- schrift getiteld: “Optimizing management in idiopa- thic membranous nephropathy” en dr. Sabine C.A.

Meijvis met het proefschrift “Strategies to improve clinical management of community-acquired pneu- monia”. Zij ontvingen ieder 1000 euro; de drie win- naars kregen elk een fraai gekalligrafeerde oor- konde.

De jury was unaniem van mening dat de winna- res 2012 in hoge mate voldeed aan de opzet van de prijs, dat wil zeggen het doen van klinisch onder- zoek bij eigen patiënten met behulp van liefst

eenvoudige, maar doeltreffende diagnostische parameters, om daarmee de effectiviteit van behan- delingsstrategieën te toetsen. Het juryrapport ver- meldt: “Door systematisch op vaste tijdstippen in door middel van lumbaalpunctie verkregen liquor cryptokokkenkolonievormende eenheden te tellen, was zij in staat de cryptokokkenklaring te meten tijdens behandeling met fungistatica. Dit leverde een aantal klinisch belangrijke gegevens voor de effectiviteit van behandelingscombinaties, correlatie met sterfte, en een aantal uiterst praktische conclu- sies, zoals de bevinding dat orale toediening van flucytosine net zo effectief is als de intraveneuze, en dat het verlagen van de hersendruk door regelma- tige liquorpunctie waarschijnlijk gepaard gaat met minder sterfte”.

Dit proefschrift is naar de mening van de jury een voorbeeld van hoe met een goede onderzoekspara- meter bij een relatief kleine groep van ernstig zieke patiënten een schat aan informatie verkregen kan worden voor prognose en behandeling.

InTErnE GEnEESkundE 2 · 2012 25

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In dit hoofdstuk besprak ik de manier waarop Huizinga de Amerikaanse indianen portretteert in Tom, Dick en Harry, welk beeld hij onder zijn lezers veronderstelt over de

 Indien het gesponsorde product specifiek bestemd is voor een doelgroep van het Erasmus MC (bijvoorbeeld uitsluitend patiënten van een Erasmus MC-polikliniek of deelnemers aan

Mocht deze niet meer beschikbaar zijn, kunt u een email sturen naar m.meester-smoor@erasmusmc.nl.. Acquisitie naar aanleiding van deze advertentie is

• Zijn er voor jullie belangrijke punten die in dit overleg aan de orde moeten komen. • Hoe vinden jullie het gaan (afgelopen

Daarbij wordt onderzocht welke factoren in de sociale en fysieke omgeving faciliteren en aanzetten tot wandelgedrag van ouderen; welke factoren in de sociale en fysieke omgeving

management skills, individual coaching, peer groups, network.  In addition: 2-day training for talented clinical staff in (early)

 Ik geef toestemming om de verzamelde medische gegevens en lichaamsmaterialen voor onbepaalde tijd te bewaren in de MYPP biobank van het Erasmus MC voor toekomstig

Je kunt kiezen voor de Kantoorwerkplek wanneer je gebruik wilt maken van een applicatie die (nog) niet door de Zorgwerkplek wordt ondersteund.. Op deze werkplek log je op de