• No results found

STARTNOTITIE Nieuw Onderwijsachterstandenbeleid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "STARTNOTITIE Nieuw Onderwijsachterstandenbeleid"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

STARTNOTITIE

Nieuw Onderwijsachterstandenbeleid

Aan: Gemeenteraad

Van: College van burgemeester en wethouders Portefeuillehouder: M. Bakker- Smit

Datum: 17 mei 2016 (aangepast na commissievergadering d.d. 16 juni 2016) Bijlagen: 1. Overzicht van de ontwikkelingen;

2. Evaluatie Onderwijsachterstandenbeleid.

Aanleiding

Het huidige onderwijsachterstandenbeleid is vastgelegd in de nota ‘Elk kind telt.

Onderwijsachterstandenbeleid 2012 – 2016 gemeente De Bilt’. In verband met het aflopen van deze termijn en ontwikkelingen die van invloed zijn op het onderwijsachterstandenbeleid, willen wij nieuwe beleidskaders formuleren voor de komende jaren. Ter voorbereiding hierop hebben wij op basis van beschikbare

informatie in mei 2016 het huidige onderwijsachterstandenbeleid geëvalueerd. Daarnaast hebben wij een evaluatiebijeenkomst georganiseerd met professionals vanuit de voorschoolse voorzieningen (kinderopvang, peuterspeelzalen), het onderwijs, het Centrum voor Jeugd en Gezin De Bilt, Opstap, Vluchtelingenwerk en de bibliotheek. Ook gaan wij nog in gesprek met de ouders waarvan de kinderen een programma volgen in het kader van de voor- en vroegschoolse educatie (VVE).

De opbrengst van de evaluatiebijeenkomst hebben wij u via een raadsmededeling toegestuurd zodat u deze informatie kunt meenemen bij de besluitvorming over de startnotitie die nu aan u voor ligt.

Ambitie

In de onlangs door u vastgestelde nota ‘Biltse Jeugd in Beeld 2016 – 2019. Integraal jeugdbeleid gemeente De Bilt’ is de volgende doelstelling opgenomen: ‘Jeugdigen in de gemeente De Bilt groeien gezond en veilig op, ontwikkelen en ontplooien zich maximaal en behalen minimaal een startkwalificatie mits dit haalbaar is binnen hun mogelijkheden.’ We richten ons op àlle jeugdigen in de leeftijd van -9 maanden tot 23 jaar en hun ouders, waarbij er specifieke aandacht is voor de kwetsbare jeugdigen.Het onderwijs-

achterstandenbeleid richt zich met name op een kwetsbare groep kinderen in onze gemeente.

In de nota ‘Biltse Jeugd in Beeld’ zijn per leefdomein speerpunten opgenomen. Voor het leefdomein onderwijs is als speerpunt opgenomen: ‘het realiseren van een doorgaande leerlijn van voorschool tot startkwalificatie’. Concrete doelstellingen die daarbij zijn geformuleerd zijn en specifiek betrekking hebben op het onderwijsachterstandenbeleid:

 100% van de peuters en kleuters met onderwijsachterstanden volgen een VVE programma;

 Bij alle VVE peuters vindt een warme overdracht plaats naar het basisonderwijs;

 Het aantal jongeren zonder startkwalificatie is in 2018 afgenomen met 5 % ten opzichte van 2015.

In de nota is opgenomen dat we in 2016 het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid gaan evalueren en de kaders voor de komende jaren opstellen. Daarbij houden we rekening met het beleid van de

Rijksoverheid voor het onderwijsachterstandenbeleid en de Wet Oke.

Als gemeente zijn we verantwoordelijk voor het realiseren van voldoende voorschoolse voorzieningen voor kinderen met een achterstand in de Nederlandse taal en een doorlopende leerlijn van voorschoolse naar de vroegschoolse educatie.

van de Startnotitie Nieuw Onderwijsachterstandenbeleid.

(2)

In het kader van het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid zijn in 2015 met de betrokken partijen bij de voor- en vroegschoolse educatie (VVE) concrete afspraken gemaakt over de uitvoering van de VVE. Deze afspraken hebben betrekking op de meer gedetailleerde formulering van de doelgroep, monitoring, in- en externe zorg, doorgaande lijn, ouderparticipatie. Hiermee wordt rekening gehouden in de nieuwe nota onderwijsachterstandenbeleid.

Daarnaast zetten we ons in op het versterken van een doorgaande leerlijn van voorschool tot

startkwalificatie en een passende werkplek voor jongeren. We besteden aandacht aan de bestrijding van laaggeletterdheid bij jongeren en ouders via de Taalpunten en de aanpak van de taalachterstand bij vluchtelingen met een status.

In deze startnotitie leggen wij een aantal keuzemogelijkheden aan u voor die betrekking hebben op het te ontwikkelen onderwijsachterstandenbeleid voor de komende jaren.

1. Het beleid:

a. Wij verlengen de looptijd van de huidige nota ‘Elk kind telt. Nota onderwijsachterstandenbeleid 2012 – 2016 gemeente De Bilt’;

b. Wij stellen een nieuwe nota op.

Denkrichting college:

We stellen een nieuwe nota onderwijsachterstandenbeleid op, waarbij we inspelen op de landelijke ontwikkelingen en de opbrengst van de evaluatie VVE. We streven naar het opstellen van een compacte nota dan wel notitie. Redenen voor het opstellen van een nieuwe nota zijn met name de ontwikkelingen rond het thema kindcentra en de verwachte uitbreiding van de doelgroep door de toestroom van statushouders.

2. Focus:

a. We richten ons met het onderwijsachterstandenbeleid op jeugdigen in de leeftijd van 0 – 12 jaar (in lijn met het huidige beleid), waarbij de nadruk ligt op de 2 – 6 jarigen;

b. We richten ons met het onderwijsachterstandenbeleid op het voorkomen van onderwijsachterstanden bij jeugdigen in de leeftijd tot 23 jaar (periode voorschool tot aan het bereiken van een startkwalificatie1).

Denkrichting college:

Net als voorgaande jaren, willen we ons met het onderwijsachterstandenbeleid vooral richten op de 0 – 12 jarigen, waarbij de focus ligt op de voorschoolse periode en de doorgaande lijn naar het basisonderwijs. Dit doen we vanuit onze eigen rol en mogelijkheden. Het voorkomen dan wel terugdringen van

onderwijsachterstanden bij jonge kinderen (2-6 jarigen) heeft het grootste effect.

3. Spreiding:

a. Wij kiezen voor spreiding van de vve kinderen in gemengde groepen;

b. Wij kiezen voor een concentratie van de vve kinderen in aparte VVE-groepen;

Denkrichting college:

Wij zetten het huidige beleid door en kiezen voor spreiding van de VVE kinderen in gemengde groepen zodat deze kinderen zoveel mogelijk kunnen spelen met en leren van hun leeftijdgenootjes. We houden daarbij wel rekening met de resultaten van landelijke onderzoeken.

4. Kwaliteit en kostenbeheersing:

Bij de uitvoering van het onderwijsachterstandenbeleid staat kwaliteit centraal binnen de wettelijke kaders voor het onderwijsachterstandenbeleid, evenals het bereik van peuters met zowel taal- als ontwikkelingsachterstanden;

b. Bij de uitvoering van het onderwijsachterstandenbeleid staat kostenbeheersing centraal waardoor de doelgroep voor de VVE beperkt wordt tot de wettelijke doelgroep.

1 Een startkwalificatie houdt in dat iemand een opleidingsniveau heeft bereikt van minimaal HAVO of MBO niveau 2. Voor 16 – 17 jarigen is er sprake van een kwalificatieplicht.

(3)

Denkrichting college:

We richten ons net als voorgaande jaren zowel op kinderen met een taalachterstand als kinderen met een ontwikkelingsachterstand ten gevolge van het lage opleidingsniveau van de ouders, het thuis niet spreken van de Nederlandse taal, sociale of emotionele indicatoren en/of maatschappelijke indicatoren. Deze doelgroep is groter dan de doelgroep die de Rijksoverheid hanteert. Ook stellen we een goede kwaliteit van de Voor- en vroegschoolse educatie centraal. Om dit te bekostigen zetten we zowel de huidige als

toekomstige rijksmiddelen in als ook de gemeentelijke middelen die binnen de gemeentebegroting ter beschikking staan voor de uitvoering van het onderwijsachterstandenbeleid. Op deze wijze dragen we bij aan het voorkomen van onderwijsachterstanden op latere leeftijd van de kinderen.

De te verwachten stijging van de kosten voor uitvoering van de VVE door toename van het aantal vluchtelingenkinderen, nemen we mee bij de najaarsnota 2016 en de begroting 2017.

5. Financiering:

a. We gaan bij de financiering van de Voor- en vroegschoolse educatie (VVE) uit van de huidige financieringssystematiek via subsidie;

b. We onderzoeken de verschillende mogelijkheden met de bijbehorende voor- en nadelen als het gaat om de financiering van de Voor- en vroegschoolse educatie.

Denkrichting college:

We gaan bij de financiering van de Voor- en vroegschoolse educatie (VVE) uit van de huidige financieringssystematiek via subsidie.

Vervolgtraject:

Op basis van de evaluatie en de uitgangspunten in de definitieve versie van de startnotitie, stellen wij de nota onderwijsachterstandenbeleid 2017 – 2020 op. Deze nota leggen wij in het vierde kwartaal 2016 aan u ter besluitvorming voor.

(4)

Bijlage 1 Overzicht van de ontwikkelingen

Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie

Door de invoering van de 'Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie' (OKE) in augustus 2010 hebben veel gemeenten een koers ingezet naar integratie van kinderopvang en peuterspeelzalen. De wet maakt het mogelijk om in één organisatie zowel arrangementen kinderopvang als peuterspeelzaalwerk aan te bieden. Ook verplicht de wet gemeenten, schoolbesturen, kinderopvanginstellingen en peuterspeelzalen om minimaal één keer per jaar gezamenlijk bestuurlijk overleg te voeren. De Lokale Educatieve Agenda is een instrument voor dit overleg.

Samenhang voorschoolse voorzieningen

In het regeerakkoord is opgenomen dat onderwijs, kinderopvang, peuterspeelzalen en voor- en vroegschoolse educatie meer op elkaar worden afgestemd. Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en staatssecretaris Dekker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben op 1 december 2013 in een brief aan de Tweede Kamer de plannen hiervoor gepresenteerd. Om de samenhang te krijgen moet het stelsel van

voorschoolse voorzieningen eerst verbeterd, aldus het kabinet. Dit moet via drie wegen: versterking van de pedagogische kwaliteit, één kwaliteitskader voor alle voorschoolse voorzieningen en één financieringsstructuur voor werkende ouders. Voorschoolse voorzieningen van hoge kwaliteit kunnen volgens het kabinet een belangrijke bijdrage leveren aan latere arbeidsparticipatie. ‘Vroege ontwikkelingsstimulering maakt peuters kansrijker in hun latere schoolloopbaan en op de arbeidsmarkt,’ schrijven de bewindslieden.

Harmonisatie peuterspeelzalen en kinderopvang

In het kabinetsplan ‘Een betere basis voor peuters’ is de harmonisatie van peuterspeelzalen en kinderopvang aangekondigd. Het doel van de harmonisatie is om verschillen tussen peuterspeelzalen en kinderopvang weg te nemen en te zorgen voor een betere afstemming tussen kinderopvang, peuterspeelzaalwerk en onderwijs. De harmonisatie van voorschoolse voorzieningen berust op drie pijlers, namelijk het versterken van de pedagogische kwaliteit, één kwaliteitskader voor peuterspeelzalen en kinderdagverblijven en één financieringsstructuur voor werkende ouders.

Inmiddels ligt er een concept wetsvoorstel harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. Het wetsvoorstel is er op gericht om de transitie voor peuterspeelzalen zo eenvoudig mogelijk te houden. Daarom worden de kwaliteitskaders gefaseerd gelijk getrokken tussen 2017 en 2018. Voor het onderbrengen van de financiering van peuterspeelzaalwerk onder de Wet Kinderopvang wordt uitgegaan van 1 januari 2018. Dan wordt namelijk de overgang naar het systeem van directe financiering voor de kinderopvang beoogd. Peuterspeelzalen komen meteen onder de nieuwe financieringssystematiek te vallen. In de tussenliggende jaren wil het kabinet deze transitie vormgeven samen met partijen binnen de sector zodat peuterspeelzalen en kinderopvang straks goed zijn voorbereid op de nieuwe situatie. De VNG heeft eind november 2015 kritisch gereageerd op het wetsvoorstel mede in verband met de financiële consequenties voor gemeenten evenals de beperking van de regievoering door gemeenten. Het wetsvoorstel is ook van invloed op de uitvoering van de voor- en vroegschoolse educatie.

Eén preventieve basisvoorziening

Om het onderwijs, de kinderopvang, de peuterspeelzalen en de voor- en vroegschoolse educatie meer op elkaar af te stemmen willen de Branchevereniging Kinderopvang, de basisscholen verenigd in de PO-Raad, de MO-groep en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten dat er één integrale basisvoorziening voor opvang, ontwikkeling en onderwijs komt voor alle kinderen van 2 tot 12 jaar. Dit hebben ze het kabinet voorgesteld in een gezamenlijke brief in september 2013. ‘Wie wil dat kinderen in de toekomst participeren in de samenleving, moet nu in ze investeren’, aldus de organisaties.

In januari 2016 is het concept advies van de SER naar buiten gekomen over de voorzieningen voor de kinderen van 0 – 12 jaar. Investeren in voorzieningen voor jonge kinderen is lonend. Kinderopvang is niet alleen een belangrijk arbeidsmarktinstrument, het levert ook een bijdrage aan de ontwikkeling van kinderen en het verminderen van achterstanden. Dit staat in het SER-advies ‘Gelijk goed van start. Visie op het toekomstige stelsel van voorzieningen voor jonge kinderen’. Voor de komende kabinetsperiode is een agenda opgesteld met concrete aanbevelingen voor een toekomstbestendig stelsel.

(5)

Een van de belangrijkste aanbevelingen op de middellange termijn is dat kinderen met een achterstand in aanmerking moeten komen voor extra stimuleringsprogramma’s (VVE). Gekozen is voor een aanbod van 16 uur per week. Kindvoorzieningen dragen pas bij aan de ontwikkeling van kinderen als zij een zekere minimale omvang hebben. De kosten van dit voorstel zijn geraamd op 169 mln. In de toekomst bezien we of de overheid een groter aandeel van deze kosten op zich moet nemen, vanwege het grote belang dat aan de ontwikkeling van kinderen wordt toegekend. In aanvulling daarop dient er voor alle kinderen van 2 tot 4 jaar, ongeacht of hun ouders werken, een aanbod van 16 uur per week te komen, met een inkomensafhankelijke eigen bijdrage van ouders.

De kosten van dit voorstel variëren van 176 tot 231 miljoen euro.

Het doel is de versnippering in het aanbod van kinderopvang tegen te gaan, doorlopende ontwikkel- en leerlijnen te creëren en samenwerking tussen de basisschool en kindvoorzieningen te bevorderen. Het uiteindelijke doel is een sluitend en eigentijds aanbod te creëren voor kinderen van 0 tot 12 jaar

De SER bepleit ook een verbetering van de kwaliteit en de toegankelijkheid van het stelsel. Kwaliteit is een essentiële factor voor de bijdrage aan de ontwikkeling van kinderen. Nu de focus meer komt te liggen op de ontwikkelfunctie van de voorzieningen, vindt de SER het nodig dat er gekeken wordt naar de eisen die aan opleidingen en bijscholing worden gesteld. Ook van belang is de continue professionalisering te bevorderen en de regeldruk te verminderen.

Ook de financiële toegankelijkheid moet worden gewaarborgd. Voor zowel mensen met lage inkomens als de hoge inkomens lijkt kinderopvang te duur te zijn. Het verdient aanbeveling om te onderzoeken waarom het gebruik daalt en waarom ouders met lagere inkomens minder vaak formele kinderopvang afnemen dan hogere inkomens.

In een brief aan de kamer, gedateerd 27 november 2016, heeft staatssecretaris Asscher van Sociale Zaken mede namens staatssecretaris Dekker van Onderwijs de stand van zaken aangegeven wat betreft de ontwikkeling van concrete voorstellen rond kindcentra. In deze brief wordt aangegeven dat wordt onderzocht welke behoeften en inhoudelijke motieven er in de praktijk zijn voor de samenwerking tussen opvang en basisscholen. De uitkomsten van dit onderzoek en de eventuele vervolgstappen volgen in het voorjaar van 2016.

Voor- en vroegschoolse educatie: effectief of niet?

Gemeenten hebben de taak om kinderen met een mogelijke taalachterstand te helpen, zodat zij een optimale start kunnen maken in het onderwijs. Er is momenteel veel te doen over de vroeg- en voorschoolse educatie (VVE) en de effecten van dit beleid op de ontwikkelingen van de kinderen.

Volgens recente berichten in de media zijn er aanwijzingen dat VVE niet effectief (genoeg) is. Tegelijkertijd zijn er (internationale) studies die concluderen dat er wel degelijk positief effect is van VVE-beleid.

Staatssecretaris Dekker (OCW) meldt in een brief aan de Tweede Kamer dat op dit moment In Nederland een aantal onderzoeken loopt naar de effecten van VVE. De resultaten daarvan worden in het eerste half jaar van 2016 verwacht.

Tel Mee met Taal 2016 - 2018

Tel mee met Taal is een landelijk actieprogramma van de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) gericht op het voorkomen en bestrijden van laaggeletterdheid in de Nederlandse taal en het bevorderen van lezen, in aanvulling op het reguliere onderwijs. We ondersteunen hiermee gemeenten, taalaanbieders, werkgevers, bibliotheken en maatschappelijke organisaties met instrumenten en methoden, kennis en expertise. Zo kunnen gemeenten hun wettelijke taken in het kader van voor- en vroegschoolse educatie (vve), volwasseneneducatie en bijstand beter uitvoeren. Zo wordt de kwaliteit en toegankelijkheid van het taalaanbod verbeterd en krijgen tienduizenden Nederlanders betere kansen op volwaardige maatschappelijke participatie en integratie.

Passend Onderwijs

Vanaf 1 augustus 2014 hebben scholen, volgens de Wet passend onderwijs, een zorgplicht voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Ouders van deze leerlingen hoeven zelf geen indicatie meer aan te vragen en een passende school te zoeken. Uitgangspunt is dat iedere leerling, met of zonder onderwijsbeperking, recht heeft op en participeert in het onderwijs.

De uitvoering van de zorgplicht vraagt om een goede samenwerking tussen scholen. Alle scholen maken deel uit van een van de 150 samenwerkingsverbanden in het basis- en voortgezet onderwijs waarin schoolbesturen regionaal samenwerken. Zowel in de Wet passend onderwijs als in de Jeugdwet wordt de school gezien als een plek om problemen vroeg te signaleren, zodat snel en adequaat lichte zorg verleend kan worden en problemen niet escaleren. Beide wetten bevatten daarom bepalingen over samenwerking tussen scholen en gemeenten. De samenwerkingsverbanden en gemeenten zijn verplicht om op overeenstemming gericht overleg (OOGO) te voeren over het

(6)

ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband en het jeugdplan van de gemeente, om zo de ondersteuning en zorg aan leerlingen op elkaar af te stemmen.

Ook in de regio Zuidoost Utrecht vindt OOGO plaats tussen samenwerkingsverbanden PO en VO en gemeenten. In 2015 zijn binnen het OOGO praktische afspraken gemaakt rond de inzet van dyslexiezorg; de toegang tot jeugdhulp en het terugdringen van thuiszitters.

Startkwalificatie

Naast het passend onderwijs zijn er in het onderwijs nog een aantal ontwikkelingen die gevolgen kunnen hebben voor de maatschappelijke en arbeidsparticipatie van kwetsbare leerlingen. Het gaat dan vooral om leerlingen die moeite hebben met het behalen van een startkwalificatie of een grote afstand hebben tot de arbeidsmarkt. Met ingang van het schooljaar 2014-2015 is de drempelloze instroom in niveau 2 van het middelbaar beroepsonderwijs afgeschaft. Ook stelt de overheid in het hele onderwijsstelsel, van basisonderwijs tot en met mbo, hogere eisen aan het niveau van taal en rekenen. Hierdoor kan het voor jongeren uit het praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs moeilijker zijn om toegang te krijgen tot niveau 2 van het mbo.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De projectsubsidie wordt betaald uit de bestaande reguliere subsidie (subsidieplafond 2014) voor peuterspeelzalen. Ad b): de gemeente stelt ten behoeve van de voor en

Op basis van de tot nu toe verstrekte informatie over deze wijzigingen en toevoegingen (o.a. via internetconsultatie) hebben de peuterspeelzalen en peuteropvang organisaties in

Ze beschouwen de kindvoorziening niet alleen als een arbeidsmarktinstrument voor werkende ouders, maar vooral als een maatschappelijke opdracht voor de ontwikkeling van kinderen,

Indien gebleken is dat een houder van een kindercentrum, een gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of een peuterspeelzaal niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van

Met ingang van 1 januari 2017 de gemeente Blaricum bereid is om voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag een tegemoetkoming beschikbaar te stellen middels een

Kinderopvang jaarlijks voor 1 juli een verslag op van alle toezicht- en handhavingstaken die de gemeente in een kalenderjaar in het kader van de wet heeft verricht.. Ieder

Personeel dat minder dan één keer per week een zelftest afneemt, geeft vaker aan dat ze frequenter testen in hun geval niet nodig vinden (38%) of niet overtuigd zijn van het nut

overeenstemming wordt bereikt dan moeten de partijen vaststellen welke procedure wordt gevolgd om te komen tot het vaststellen van het bedrag van de vergoeding. Overeengekomen