• No results found

De examencommissie (Avans hogeschool, Academie voor Marketing en International Business ) te Den Bosch, hierna te noemen: verweerster.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "De examencommissie (Avans hogeschool, Academie voor Marketing en International Business ) te Den Bosch, hierna te noemen: verweerster."

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Uitspraak van het College van Beroep voor de Examens Avans Hogeschool Breda

In het geschil tussen:

xxx

Wonende te xxx

Hierna te noemen: appellant,

tegen

De examencommissie (Avans hogeschool, Academie voor Marketing en International Business ) te Den Bosch, hierna te noemen: verweerster.

1. Procesgang

Het verloop van de zaak blijkt eerst uit:

- Het ongedateerd beroepschrift;

- Het verweerschrift van 8 september 2017, met bijlagen.

De hoorzitting heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2017.

Appellante is in persoon verschenen.

Verweerster is verschenen in de personen xxx, secretaris examencommissie, en xxx, lid examencommissie IBL.

2. Beroep

Het beroep richt zich tegen het besluit van verweerster van 8 augustus 2017 waarbij het verzoek van appellante om af te wijken van de 52 studiepuntennorm aan het einde van het eerste jaar van inschrijving, is afgewezen. Dit heeft als gevolg dat appellante de opleiding moet verlaten en dat zij is afgewezen voor het tweede jaar van de opleiding International Business and Languages.

Appellante voert de volgende gronden aan voor haar beroep.

Appellante zit in het eerste jaar van de opleiding International Business and Languages. Op 6 juli 2017 heeft appellante een verzoek gedaan om af te wijken van de 52 studiepunten aan het einde van het eerste jaar van inschrijving.

Op maandag 7 augustus 2017 heeft er een bindend studieadvies gesprek plaatsgevonden tussen appellante en verweerster. In dit gesprek werd de mogelijkheid geboden aan appellante om een toelichting te geven over het niet behalen van de eis van 52 studiepunten. In dat gesprek is het verzoek afgewezen en werd het reeds uitgebrachte negatief studieadvies derhalve gehanteerd.

Appellante geeft aan dat ze meer van het gesprek op 7 augustus 2017 had verwacht en geeft aan dat het er nogal haastig aan toe ging, waardoor appellante hier een ongemakkelijk gevoel bij kreeg.

Tevens was de gespreksduur niet langer dan 5 minuten.

Appellante heeft na afloop van het gesprek nog een mail gekregen. Hierin stond onder andere dat er besproken is dat zij moest wennen aan het eerste blok van het schooljaar. Appellante geeft aan dit niet zo te hebben gezegd, maar geeft aan te hebben gezegd dat er een andere leerstrategie is gehanteerd op de HAVO, waarbij ze alles van buiten leerde. Na het gesprek met xxx is de manier van leren van appellante ook veranderd, dit is ook terug te zien in de cijfers van periode 3 en 4.

(2)

In blok 2 heeft er een gesprek plaatsgevonden met de studieloopbaanbegeleider xxx en de decaan xxx. Daarin werd geconcludeerd dat appellante een slechte start heeft gemaakt en dat dit

waarschijnlijk te maken heeft met faalangst. Appellante heeft last van abnormale zenuwen tijdens het afleggen van examens. De decaan xxx heeft appellante hiermee geholpen. In blok 3 en 4 heeft appellante zich herpakt en is er ook een stijgende lijn te zien in de cijfers. In blok 4 zijn alle vakken ook behaald. Appellante geeft aan ook afgesproken te hebben met xxx en xxx om alles te behalen in blok 4, zodat er nog een grote kans is om over te gaan naar het tweede jaar.

Voorts geeft appellante aan dat een medestudent van haar een derde kans heeft gekregen voor het tentamen Spaans uit blok 2, om de propedeuse nog te behalen. Appellante heeft deze kans niet gekregen, terwijl de overgang naar het tweede leerjaar net zo belangrijk is voor haar.

Appellante heeft haar inziens erg haar best gedaan en alles gegeven en is van mening dat ze een plek verdiend op deze opleiding. De norm van 52 studiepunten zijn nét niet behaald.

Appellante verzoekt het College van Beroep voor de Examens, hierna te noemen: het College, dan ook de bestreden beslissing te vernietigen.

3. Verweer

In haar verweerschrift d.d. 8 september 2017 stelt verweerster dat het verzoek is afgewezen, omdat er sprake is van een zeer late melding van persoonlijke omstandigheden, en het niet kunnen

verifiëren hiervan, wat maakt dat deze omstandigheden niet zijn meegenomen in het besluit van verweerster. In het eerste collegejaar heeft appellante slechts 50,5 studiepunten van de 60 EC behaald waardoor zij niet voldoet aan de in de OER IBL art. 7.5.1. gestelde norm van 52 EC.

Verweerster kan zich niet vinden in de stelling van appellante dat het BSA-gesprek erg kort en haastig is verlopen, maar is van mening dat het gesprek rustig en zorgvuldig is verlopen.

Verweerster geeft aan dat alle studenten van de opleiding IBL die op de nominatie stonden een bindende afwijzing te ontvangen, in de gelegenheid zijn gesteld om gebruik te maken van het hoorrecht ingevolge artikel 7.8 lid 4 WHWH. Deze gesprekken hebben plaatsgevonden op 3 tot en met 5 juli 2017. Appellante heeft echter pas op 6 juli 2017 per mail een verzoek ingediend voor een uitgesteld studieadvies. Hierdoor kon het BSA-gesprek niet eerder plaatsvinden dan op 7 augustus jongstleden. In dit gesprek stelt appellante dat zij na overleg met de studentendecaan haar

leerstrategie heeft gewijzigd en dat dit zichtbaar is aan de cijfers van blok 3 en 4. Verweerster heeft aan appellante de expliciete vraag gesteld of er sprake is van bijzondere omstandigheden, hierop werd ontkennend gereageerd. De stelling dat appellante last heeft van faalangst is voorts nooit onderbouwd met enige vorm van bewijslast.

Het beroep van appellante op de omstandigheid dat een medestudente wel een extra kans heeft gehad voor Spaans en zij niet, waardoor er sprake is van rechtsongelijkheid, dient volgens verweerster te worden verworpen. De extra kans is toegezegd omdat de opleiding zonder het toekennen van deze extra kans niet zou voldoen aan de studievoortgangsgarantie zoals die in de OER IBL 2016-2017 is beschreven. Dit geldt voor studenten die voldoen aan het gestelde criterium: één vak open in de propedeuse en minstens 45 EC uit de hoofdfase behaald. Appellante voldeed niet aan dit criterium en kwam daarom niet in aanmerking voor die extra kans.

Op 28 augustus 2017 heeft er nog een hoorgesprek plaatsgevonden tussen verweerster en appellante naar aanleiding van het ingestelde beroep. Tijdens dit gesprek is gekeken of er nog een schikking mogelijk was. Tijdens dit gesprek heeft appellante voor de eerste keer melding gemaakt van, niet verifieerbare persoonlijke omstandigheden die tot op heden nimmer waren gemeld bij de studentendecaan en/of studieloopbaanbegeleider. Verweerster heeft na die gesprek nog navraag gedaan bij de studentendecaan. Verweerster heeft vanwege de zeer late melding van deze omstandigheden en het niet kunnen verifiëren hiervan, besloten ze niet mee te nemen in haar besluit.

Verweerster meent op een zorgvuldige en correcte wijze tot de litigieuze beslissing te zijn gekomen en verzoekt het College het beroep van appellante ongegrond te verklaren.

(3)

4. Behandeling ter zitting

Tijdens de zitting is vast komen te staan dat appellante tijdens het studiejaar 2016-2017 als eerstejaarsstudent stond ingeschreven bij de opleiding International Business and Languages van Avans Hogeschool te Den Bosch. Aan het einde van het eerste jaar had appellante onvoldoende studiepunten behaald om door te mogen stromen naar het tweede studiejaar.

Appellante verklaart ter zitting dat er sprake is van bijzondere, persoonlijke omstandigheden

waarover ze niet eerder heeft verteld, omdat ze dit erg moeilijk vindt. Appellante legt uit dat het gaat om haar thuissituatie, waarbij haar moeder tijdens haar middelbare school periode een nieuwe vriend had. Het samenwonen van haar moeder met die vriend pakte niet goed uit voor appellante en ze geeft aan dat ze toen niet goed is behandeld. In de eerste periode van onderhavige opleiding is het geëscaleerd tussen haar moeder en haar toenmalige vriend, en is appellante met haar moeder verhuisd. De moeder van appellante had toen al wel een nieuwe vriend en ze trokken daar ook gelijk bij in. In de tussentijd ging moeder van appellante nog wel op vakantie met haar ex-vriend naar Indonesië voor 4 weken, omdat dit al was geboekt. Hierdoor was appellante 4 weken alleen bij de nieuwe vriend van haar moeder. Dit vond appellante niet fijn en ze geeft aan dat ze in die periode niet veel thuis is geweest en ook niet lekker in haar vel zat. In die periode is appellante daardoor veel studiepunten kwijtgeraakt. Tevens geeft appellante aan dat ze dit wel bij haar intake heeft

aangegeven, omdat ze het tijdens haar middelbare school tijd hier best zwaar mee had. Appellante heeft een bewijs van dit gesprek. Appellante geeft aan dat ze destijds wel is doorverwezen naar een decaan, maar dat ze hiervan geen gebruik heeft gemaakt, omdat ze het op dat moment erg lastig vond om te vertellen. Ze geeft aan dat als ze er niet over hoeft te praten, ze dat ook niet doet.

Appellante meent dat er geen sprake is van een gebrek aan motivatie. Het lag aan de thuissituatie en in de tweede helft van het studiejaar heeft ze zichzelf herpakt. Appellante geeft aan weinig aanwezig te zijn geweest, omdat ze last had van slapeloosheid en ze niet goed kon omgaan met de stress. Ze is enkel naar school gegaan om te studeren, maar heeft amper- tot geen lessen gevolgd.

Tevens geeft appellante aan dat ze ook goede gesprekken heeft gehad met de decaan waarvan ze ook mails heeft als bewijs. De decaan heeft ook aangegeven zelf een fout te hebben gemaakt in het systeem en heeft hierdoor de verkeerde adviescode afgegeven. De decaan had adviescode 1 vermeld, maar een adviescode 2 doorgegeven aan verweerster. Hierbij is het verschil dat bij adviescode 1 de relevantie en het causaal verband van het de bijzondere omstandigheden vast te stellen zijn en bij adviescode 2 niet.

Appellante heeft de indruk gekregen – mede door de decaan- dat ze het nog kan halen en dus door kan stromen naar het tweede studiejaar. Ze heeft meerdere keren heen en weer gemaild met de decaan en moest periode 4 behalen, waarna appellante dit moest laten weten en er een verzoek zou worden ingediend. Op 30 juni jl. heeft appellante de decaan gemaild waarop door de decaan werd voorgesteld om een brief op te stellen voor verweerster. Op 4 juli 2017 kreeg appellante als reactie van de decaan dat hij het te druk had en dat appellante zelf een concept tekst moest maken en deze dan nagekeken zou worden. Appellante meent dat haar motivatie ook duidelijk is daar zij een voorlopige voorziening heeft aangevraagd om de lessen te kunnen blijven volgen, welke ook is toegewezen. Tevens betaalt appellante momenteel alle reiskosten zelf om lessen te kunnen blijven volgen.

Verweerster legt uit dat tijdens het gesprek met de studieloopbaanbegeleider voorstaande niet naar voren is gekomen. De uitgebrachte code van de decaan berust niet op een fout, maar het gaat om een andere decaan, met een ander advies. Verweerster stelt dat ze de procedure heeft gevolgd en dat appellante vrij laat een verzoek voor een BSA-gesprek heeft ingediend. Tijdens het

schikkingsgesprek aan het einde, zijn er pas persoonlijke omstandigheden naar voren gekomen en niet eerder tijdens het BSA-gesprek van 7 augustus jl. Verweerster geeft aan dat het gaat om niet

(4)

verifieerbare omstandigheden. Tevens heeft een BSA-gesprek geen zin als het op dat moment niet wordt aangekaart, dit is juist hiervoor bedoeld, aldus verweerster.

Verweerster stelt dat ze geen andere beslissing hadden kunnen nemen dan degene die is genomen.

Mede gelet op het feit dat zij geen zicht hebben op wat appellante met de decaan heeft besproken en zij ook niet in het bezit zijn van die mails.

5. Schorsing van de behandeling ter zitting

De zitting wordt geschorst voor de duur van 10 minuten.

Na de schorsing geeft verweerster aan dat zij de desbetreffende decaan niet heeft kunnen bereiken en zij het moeilijk vinden om nu een schikkingsvoorstel te doen op basis van enkel de informatie die appellante nu naar voren brengt.

In overleg wordt besloten dat verweerster een week de tijd krijgt om het een ander uit te zoeken en dat er uiterlijk 8 oktober 2017 aan het secretariaat van het College wordt doorgegeven of er alsnog tot een schikking is gekomen.

Op maandag 9 oktober 2017 heeft het College het bericht gekregen dat verweerster heeft besloten geen voorstel tot schikking te doen en verzoekt het College om uitspraak in de zaak te doen.

Hiertoe heeft het College een brief van verweerster ontvangen, waarin argumenten worden vermeld waarom zij alsnog verzoeken om een uitspraak van het College, welke brief aan deze uitspraak zal worden aangehecht. De argumenten worden niet in deze uitspraak uiteengezet, maar

kortheidshalve wordt er verwezen naar inhoud van de desbetreffende brief. Kortgezegd handhaaft verweerster het verzoek aan het College om het beroep van appellante ongegrond te verklaren.

6. Beoordeling

Ingevolge artikel 7.59a van de Wet op Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW) is appellante als student gerechtigd in beroep te gaan tegen een beslissing van een orgaan van een instelling voor hoger onderwijs. Appellante is mitsdien ontvankelijk in haar beroep.

Het College dient vervolgens te beoordelen of verweerster, bij afweging van alle betrokken belangen, niet in redelijkheid tot de bestreden beslissing heeft kunnen komen (marginale toetsing), dan wel of deze in strijd is met enig algemeen verbindend voorschrift of enig in algemeen rechtsbewustzijn levens beginsel van behoorlijk bestuur.

Artikel 7.61 derde lid, van de WHW schrijft dwingend voor dat wordt nagegaan of een minnelijke schikking tussen partijen mogelijk is, voorafgaan aan de behandeling van het onderhavige beroep.

Daar er tijdens de zitting nieuwe, bijzondere omstandigheden naar voren zijn gekomen heeft er nog een poging tot een minnelijke schikking plaatsgevonden.

Hieruit is naar voren gekomen dat het College onjuist is geïnformeerd door appellante over de behaalde aantal EC punten. Het betreft niet 51,5 EC, maar 50, 5 EC. Tevens zijn er nog een aantal andere zaken die onjuist zijn voorgesteld aan het College door appellant. Tijdens de intake is weliswaar melding gemaakt van een moeizame relatie met haar stiefvader, maar vervolgens is besloten dat deze omstandigheid niet zo zwaarwegend was dat daarvoor een doorverwijzing naar de studentendecaan nodig was. Voorts is door de decaan wel degelijk in mei 2017 duidelijk gesteld dat appellante nog voor Nederlands en Engels een voldoende moest halen om voldoende ECS te hebben om door te kunnen gaan. Appellante heeft vervolgens Nederlands niet gehaald waardoor ze 0,5 ECS mist. Appellante heeft vervolgens zelf op 17 mei bij de studentendecaan aangeven dat zij zelfs al zou

(5)

zij blok 4 succesvol afsluiten, zij niet meer dan 50,5 punten kon halen. De studentendecaan heeft toen bevestigd dat zij niet meer kon voldoen aan de gestelde norm maar dat de kans niet uitgesloten was dat de examencommissie bij het zien van de stijgende lijn begrip zou hebben voor haar situatie.

Het College is van oordeel dat verweerster in de gegeven omstandigheden in redelijkheid tot haar beslissing heeft kunnen komen. Appellante is tijdig er op gewezen dat zij niet meer aan de gestelde norm kon voldoen en nadien is meermalen contact geweest en meermalen hierover gesproken met appellant. Appellante heeft geen tijdige melding gemaakt van persoonlijke omstandigheden zelfs niet toen hier specifiek naar is gevraagd tijdens het hoorgesprek in het kader van het bindend

studieadvies. De examencommissie heeft hier derhalve terecht geen rekening mee kunnen houden.

Gesteld, noch gebleken is dat er verder nog procedurele fouten zijn gemaakt bij de beoordeling van het verzoek om af te wijken van de norm van 52 EC. Verweerster heeft zich gehouden aan de geldende procedure.

Op grond van het voorstaande is het College van mening dat niet gezegd kan worden dat verweerster – alle feiten en omstandigheden in aanmerking nemende – niet in redelijkheid tot haar besluit heeft kunnen komen. Er is sprake geweest van een voldoende zorgvuldige besluitvorming. Nu overigens ook niet is gebleken dat verweerster bij haar besluitvorming enige regel van geschreven of

ongeschreven recht, dan wel een beginsel van behoorlijk bestuur heeft overtreden, moet, gelet op voormelde overwegingen als volgt worden beslist.

7. Beslissing

Het College voor Beroep voor de Examens verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven op 3 oktober 2017 door mr. H.H. de Kroon, voorzitter, mevrouw A.B.E.F. Reemeijer- Raalte, docent-lid, en de heer N.C.A. van Dam, student- lid, in tegenwoordigheid van mevrouw L.P.C.

Bruijs, griffier en door deze en de voorzitter ondertekend.

mr. H.H. de Kroon L.C.P. Bruijs

voorzitter griffier

Tegen deze uitspraak kan appellante binnen een termijn van zes weken na de dag dat de uitspraak is verzonden in beroep gaan bij het College van Beroep voor het hoger onderwijs door middel van het indienen van een beroepschrift gericht aan dit College, Postbus 16137, 2500 BC in Den Haag tegen betaling van € 45,00, zijnde het griffierecht van die procedure. Voor meer informatie over de inhoud van dit beroepschrift en de procedure bij dit College: zie www.cbho.nl.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Indien de bestuurders de vereffenaars zijn, kunnen zij, bij besluit genomen met één meerderheid van ten minste tweederde van hun aantal, steeds __. één of meer van hen met de

Dit visitatierapport bevat de beoordeling van drie opleidingen, de bestaande deeltijd hbo- bacheloropleiding Bedrijfskunde MER, de deeltijd Ad-opleiding Bedrijfskunde en de deeltijd

Switch richt zich niet op volledig vegetarisch of veganistisch voedsel, maar switch wilt mensen aantrekken door de menu kaart grotendeels vegetarisch te maken maar mensen die nog

2.1. Tijdens de Belgische paasvakantie verblijven de kinderen tijdens ·de pare jaren de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder. Tijdens de

2.12 Indien Lessee het voertuig niet tijdig heeft ingeleverd, is Vandaagverpanden.nl gerechtigd de Leaseprijs in rekening te brengen, onverminderd de verplichting van Lessee

In de buurtteams wordt niet aan al deze factoren voldaan, daarom is het van belang dat er binnen de organisatie meer aandacht komt voor de methode Triple P, wil het

Deze afwijzing kan slechts worden gegeven, indien de student naar het oordeel van het instellingsbestuur, met inachtneming van zijn persoonlijke omstandigheden, niet geschikt

De studenten zijn zich bewust van de effecten van hun eigen non-verbale taal op (de communicatie) met de ander2. De studenten vergroten hun mogelijkheid om effectieve lichaamstaal