Orde van dienst voor de regioviering van de Paascyclus 2021 vanuit de “Vennekerk” te Winschoten
Te bekijken via www.vennekerk.nl
WITTE DONDERDAG
Donderdag 1 april 2021 om 19.30 uur
Voorgangers: Ds. Richard Offringa, Ds. Bert L. van der . Woude Ouderling van dienst en lector: Watze Bokma
Diaken: Herma Ufkes Organist: Koos Akkerman
Orgelspel Welkom
Votum
In de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest AMEN (Allen gaan staan)
Groet
Genade zij u en vrede van God onze Vader En van Jezus Christus, de Heer
AMEN.
Bemoediging:
Onze hulp is in de Naam van de HEER, DIE HEMEL EN AARDE GEMAAKT HEEFT Gebed van toenadering
Zingen: Lied 561 : 1, 4 en 5 1 O Liefde die verborgen zijt in diepe stilten eeuwigheid, erbarm U over ons bestaan, het wordt verraden en verdaan.
4 O Liefde uit de eeuwigheid die met ons mens geworden zijt, wij bidden, laat ons niet alleen in al het duister om ons heen, 5 opdat ook wij o Heer U niet verlaten in uw diep verdriet
maar bij U zijn in al de pijn
waarmee de mensen mensen zijn.
Kyriegebed met gezongen KYRIE (Lied 301h) Toelichting Liturgische Schikking:
Het delen van brood en wijn verbindt ons aan het verhaal op de Witte Donderdag.
De glazen vazen zijn omgeruild voor wijnglazen, gevuld met wijn. De korenaren die we gebruikten bij de schikking ‘De hongerigen voeden’, accentueren nu de lijn van het open hart.
Er is moed voor nodig om in tijden van onzekerheid en verdriet onze huizen, harten en gedachten open te zetten.
Soms zitten we zo vast in onze eigen gedachten dat we een heel nieuws perspectief nodig hebben dat alleen een
vreemde ons kan bieden.
Een ontmoeting met een vreemdeling, die ons leven in een nieuw licht beziet, is dan een groot geschenk. Laten we doen als de Emmaüsgangers en ons openstellen voor
onverwachte ontmoetingen. Wie weet ontmoeten we Jezus in de ander.
GEBED VOOR DE WITTE DONDERDAG V: De Heer zal bij u zijn
A: DE HEER ZAL U BEWAREN Lezing uit het OT: Exodus 12 : 1 t/m 11 Zingen: Psalm 81 : 3, 5, 8, 9, 11
3 Dit is ingezet 5 Onder lasten zwaar als een eeuwig teken waart gij haast bezweken.
Jozef tot een wet, Groot was het gevaar - toen des Heren hand Ik vergat u niet,
aan Egypteland in het doodsgebied machtig is gebleken. Gaf Ik taal en teken.
8 Ik ben HIJ DIE IS; 11 Ga niet van Mij heen, God wil Ik u wezen. volg Mij op Mijn wegen, Uit de duisternis sluit u hecht aaneen.
van de slavernij Waar gij langs zult gaan maakte Ik u vrij; maak Ik u ruim baan;
hebt gij nog te vrezen. niemand houdt u te 9 Leef uit mijn verbond,
Vraag van Mij vrijmoedig.
Open wijd uw mond.
Al wat u ontbreekt, Al waar gij om smeekt Geef Ik overvloedig.
EPISTELLEZING: 1 Korintiërs 11 : 20-26 Zingen: Lied 556
1 Alles wat over ons geschreven is gaat Gij volbrengen deze laatste dagen, alle geboden worden thans voldragen, alle beproeving van de wildernis.
2 Gods schepping die voor ons gesloten bleef ontsluit Gij weer, Gij opent onze harten,
die Zoon van David zijt en Man van Smarte, Koning der Joden die de dood verdreef.
3 Jezus, de haard van uw aanwezigheid zal in ons hart een vreugdevuur ontsteken.
Gij gaat vooraan, Gij zult ons niet ontbreken, Gij Hogepriester in der eeuwigheid.
4 Gij onderhoudt de vlam van ons bestaan,
aan U, o Heer, ontleent het brood zijn leven, ons is een lofzang in de mond gegeven, sinds Gij de weg van 't offer zijt gegaan.
5 Dit is uw opgang naar Jeruzalem waar Gij uw vrede stelt voor onze ogen, vrede aan allen die uw naam verhogen:
heden hosanna, morgen kruisigt Hem!
EVANGELIELEZING: Johannes 13 : 1-15 Zingen: U komt de lof toe, U het gezang,
U alle glorie, o Vader, o Zoon, o Heilige Geest. In alle eeuwen der eeuwen.
OVERDENKING
Zingen: Wie ben ik (René van Loenen, naar het gelijknamige gedicht van Dietrich Bonhoeffer). Melodie Psalm 139)
Wie ben ik God? Ben ik de mens die door de ander wordt gekend als toonbeeld van lankmoedigheid, van moed en zelfverzekerdheid die in gevangenschap de dagen met milde ogen kan verdragen?
Wie ben ik God? Ben ik de mens die men alleen van buiten kent?
Zo kalm van binnen ben ik niet.
Ik huiver, voel mij leeg en ziek, een wrak, ten dode opgeschreven.
Is dit mijn lot? Is dit mijn leven?
Ben ik een mens door u veracht op hoopvol teken in de nacht?
Of ben ik beide door elkaar:
een trooster en een huichelaar?
Wie ik ook ben, gij kunt mij lezen, ik hoor u toe met heel mijn wezen.
Viering van de maaltijd van de Heer De Grote lofprijzing
V.: De Heer zij met u
A.: ZIJN GEEST IN ONS MIDDEN V.: Heft uw harten omhoog
A.: WIJ HEFFEN ONS HART OP TOT GOD V.: Brengen wij dank aan de HEER, onze God A.: HIJ IS HET WAARD ONZE DANK TE ONTVANGEN
V.: U komt onze dank toe, Eeuwige God, overal en altijd door Jezus, onze Heer.
Want u hebt uw volk bevrijd uit angst en duisternis.
U hebt omgezien naar mensen met honger en dorst:
Het brood van uw leven en de wijn van uw liefde reikt u ons aan,
een maaltijd van overvloed
voor alle volken stelt u in het vooruitzicht.
Daarom, Eeuwige God voegen wij ons
in het grote koor
van allen die U eren en dienen van de heiligen van naam en alle andere stemmen van heel uw mensenvolk genodigd aan uw maaltijd en zingen wij U toe:
Zingen: Lied 405 : 4
Heilig, heilig, heilig ! Heer, God almachtig hemel, zee en aarde verhoogt uw heerlijkheid.
Heilig, heilig, heilig ! Liefdevol en machtig, Drievuldig God, die één in wezen zijt.
V.: Ja, gezegend is Jezus, die met zijn komst
ons leven met uw Naam heeft verbonden en met al wat daarin besloten ligt
aan mededogen, liefde en genade;
die van uw Geest vervuld is geweest, en zijn zending heeft aanvaard
om lerend en genezend rond te gaan;
die de treurenden getroost, de gebrokenen geheeld heeft en de zijnen liefhad tot het einde;
die op de avond voor zijn dood -dat is deze avond-
zijn liefde voor ons heeft bezegeld met de tekenen van deze gaven, toen Hij een brood nam,
de dankzegging daarover uitsprak,
het brak en aan de zijnen gaf met de woorden:
Dit is mijn lichaam voor u:
doet dit tot mijn gedachtenis!
Ook toen hij na de maaltijd de beker nam, de dankzegging daarover uitsprak,
en die aan de zijnen gaf met de woorden:
Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed;
doet dit, zo dikwijls ge die drinkt, tot mijn gedachtenis!
Zo gedenken wij dan, grote God, het geheim van de gekruisigde,
Jezus Christus, de Rechtvaardige, die leeft en wij verkondigen zijn dood
totdat Hij komt. Maranatha!
Zingen: Lied 769 : 6
Van die dag kan niemand weten, maar het woord drijft aan tot spoed, zouden wij niet haastig eten,
gaandeweg Hem tegemoet, Jezus Christus, gistren, heden, komt voor eens en komt voor goed ! V: Kom, o Geest van God, kom
daal op deze gaven neer,
vernieuw het geschonden gelaat van de mensenwereld, deze aarde, En doe uw vruchten in ons groeien:
Vrede, vreugde en gerechtigheid.
Samen met alle nu levenden die wij aan u opdragen:
Hen met wie wij vreugde beleven.
En hen over wie wij zorgen hebben.
Samen ook, Goede God, met onze doden, Die wij uit handen hebben moeten geven en die wij voor U en elkaar gedenken.
En samen met alle geloofsgetuigen, Die onze gidsen zijn geweest op weg naar het land van belofte Zo, verenigd met heel uw gemeente, al de uwen, in hemel en op aarde.
loven wij, God van liefde, uw Naam, zegenen wij, God van genade, uw glorie, en prijzen wij, God van belofte, uw trouw - door Hem en met Hem en in Hem,
Jezus Christus, Onze Heer,
die ons bijeen zal brengen in uw rijk waar wij om bidden met de woorden:
Onze Vader
Zingen: Lied 408 e
Lam van God dat wegdraagt de zonde van heel onze wereld: geef uw ontferming! (2x) Lam van God dat wegdraagt de zonde van heel onze wereld: geef ons uw vrede!
Vredegroet
V: De vrede van de Heer zij met u allen A: ZIJN VREDE OOK MET U!
Ieder wordt genodigd zijn of haar naasten
"De vrede van Christus"
te wensen met een blik, buiging of hoofdknik of wat er thuis mogelijk is.
GEMEENSCHAP VAN BROOD EN WIJN
Tijdens het ontvangen van brood en wijn klinken er enkele Taizé-liederen
Dankgebed
V: U zeggen wij lof en dank, hemelse Vader dat Gij ons de gemeenschap met uw Zoon geschonken hebt, en wij bidden U:
laat deze gemeenschap in ons altijd sterk zijn, opdat wij als nieuwe mensen leven,
U ter eer, onze naaste tot heil.
A: AMEN.
De tafel wordt afgeruimd, bekers en schalen worden weggebracht. Het witte kleed wordt verwisseld voor het paarse, als overgang naar de Goede Vrijdag.
De tafelkaarsen worden gedoofd.
Slotlied: Lied 838 : 1 en 4 1 O grote God die liefde zijt, o Vader van ons leven,
vervul ons hart, dat wij altijd ons aan uw liefde geven.
Laat ons het zout der aarde zijn, het licht der wereld, klaar en rein.
Laat ons uw woord bewaren, uw waarheid openbaren.
4 Wij danken U, o liefde groot, dat Christus is gekomen.
Wij hebben in zijn stervensnood uw diepste woord vernomen.
1. Om te komen tot onszelf, tot het stil en diep geheim dat ons leven in zich draagt, daarom noemen wij jouw naam:
4. die wij zien in elke mens die op aarde leven mag,
Nog klinkt dat woord; het spreekt met macht en het wordt overal volbracht
waar liefde wordt gegeven, wij uit uw liefde leven.
ZEGENBEDE
A: Heer, blijf bij ons,
V: want het is avond en de nacht zal komen A: Blijf bij ons en bij uw ganse kerk
V: aan de avond van de dag aan de avond van het leven aan de avond van de wereld A: Blijf bij ons
V: met Uw genade en goedheid met Uw troost en zegen met Uw Woord en Sacrament A: Blijf bij ons
V: wanneer over ons komt
de nacht van beproeving en van angst de nacht van twijfel en aanvechting de nacht van de strenge, bittere dood.
A: Blijf bij ons
V: in leven en in sterven in tijd en eeuwigheid.
A: Amen
De viering wordt voortgezet op de Goede Vrijdag.
Als laatste klinkt zacht de melodie van:
GOEDE VRIJDAG
Vrijdag 2 april 2021 om 19.30 uur
Voorgangers: Ds. Richard Offringa, pastor Tineke Huizing Ouderling: Geesje Koers.
Organist: Koos Akkerman Lector: Ineke Dusseljee Bij de liturgie
Op Goede Vrijdag heeft de dienst het karakter van een wake.
Wij horen het lijdens evangelie. Dit jaar naar de beschrijving van Johannes. Hem herinneren wij ons – maar al die
anderen dan? Verraden, veroordeeld, gefolterd, vermoord?
Niet eens hun namen weten wij. Maar hun geschiedenis mag
niet verloren gaan, zoveel slachtoffers mogen niet vergeten raken.
Hoe pijnlijk ook: vergeten is ballingschap, herinneren is bevrijding.
Laat dit een uur zijn van stil protest tegen alle dood, in naam van Jezus, de levende. Laat dit een uur zijn van eerbied, van liefde voor het leven, in het aangezicht van de dood.
Lied 562
1 Ik wil mij gaan vertroosten / in ’t lijden van mijn Heer, die zelf bedroefd ten dode / terneer boog keer op keer en zocht in zijn ellende / naar troost om voort te gaan, tot hem wil ik mij wenden – / o Jesu, zie mij aan.
2 Hoe sloeg ik ooit uw woorden / weerspannig in de wind,
wilde niet zien of horen / hoezeer ik werd bemind, mijn leven liep verloren, / uw stem bracht mij tot staan, u bidt voor wie u hoonden – / o Jesu, zie mij aan.
Toelichting liturgische schikking
Op Goede Vrijdag staat de kruisiging centraal.
Een – dood - stille tijd. Het verraad, de verloochening en de kruisiging. Tussen de stenen worden zilverlingen gelegd als verwijzing naar het verraad.Een kruis met stekelige takken ligt horizontaal of staat verticaal in het hart.Het hart is gesloten.We richten ons niet meer naar buiten, we zijn naar binnen gericht.
Psalm 22:1.
Mijn God, mijn God, waarom verlaat Gij mij en blijft zo ver, terwijl ik tot U schrei,
en redt mij niet, maar gaat aan mij voorbij?
Hoe blijft Gij zwijgen?
Mijn God, ik doe tot U mijn kreten stijgen bij dag, bij nacht.
Tot U slechts kan ik vluchten,
maar krijg geen rust, geen antwoord op
mijn zuchten in klacht op klacht.
De lezing van het lijdensevangelie volgens Johannes Nadat Jezus dit alles gezegd had, ging hij met zijn leerlingen naar de overkant van de Kidronbeek. Daar liep hij een
olijfgaard in, met zijn leerlingen. Judas, zijn verrader, kende deze plek ook,want Jezus was er vaak met zijn leerlingen samengekomen. Judas ging er naartoe, samen met een cohort soldaten en dienaren van de hogepriesters en de farizeeën.
Ze waren gewapend en droegen fakkels en lantaarns. Jezus wist precies wat er met hem zou gebeuren. Hij liep naar hen toe en vroeg: ‘Wie zoeken jullie?’ Ze antwoordden: ‘Jezus uit Nazaret.’ ‘Ik ben het, ‘zei Jezus, ter wijl Judas, zijn verrader, erbij stond. Toen hij zei: ‘Ik ben het, ‘deinsden ze achteruit en vielen op de grond. Weer vroeg Jezus: ‘Wie zoeken jullie?’
en weer zeiden ze: ‘Jezus uit Nazaret.’ ‘Ik heb jullie al gezegd: “Ik ben het, ”zei Jezus. ‘Als jullie mij zoeken, laat deze mensen dan gaan.’
lied: 561: 1
Lezen: Zo gingen de woorden in vervulling die hij gesproken had: ‘Geen van hen die u mij gegeven hebt, heb ik verloren laten gaan.’ Daarop trok Simon Petrus het zwaard dat hij bij
zich had, haalde uit naar de slaaf van de hoge-priester en sloeg hem zijn rechteroor af; Malchus heette die slaaf.
Maar Jezus zei tegen Petrus: ‘Steek je zwaard in de schede.
Zou ik de beker die de Vader mij gegeven heeft niet drinken?’
Koraal nr. 9 (luisteren naar)
Dein Will’ gescheh, Herr Gott Uw wil geschiede, Here God, zugleich auf Erden wie im Himmelreich; op aarde zoals in de hemel
gib uns Geduld in Leidenszeit geef ons geduld in tijden van lijden Gehorsamsein in Lieb und Leid gehoorzaamheid in lief en leed,
wehr und steur’ allem Fleisch und Blut weer en stuit alle vlees en bloed
das wider deinen Willen tut. dat tegen Uw wil ingaat.
Lezen: De soldaten met hun tribuun en de Joodse gerechtsdienaars grepen Jezus en boeiden hem. Ze brachten hem eerst naar Annas, de schoonvader van
Kajafas. Kajafas was dat jaar hogepriester en hij was het die de Joden
had voorgehouden: ‘Het is goed dat één man sterft voor het hele volk.’
Simon Petrus liep met een andere leerling achter Jezus aan.
Deze andere leerling kende de hogepriester en ging met Jezus het paleis van de hogepriester in, maar Petrus bleef buiten bij de poort staan. Daarop kwam de andere leerling, de kennis van de hogepriester, weer naar buiten; hij sprak met de portierster en nam Petrus mee naar binnen. Het meisje sprak Petrus aan: ‘Ben jij soms ook een leerling van die man?’ ‘Nee, ik niet, ‘zei hij.
De slaven en de gerechtsdienaars stonden zich te warmen bij een vuur dat ze hadden aangelegd omdat het koud was;
ook Petrus ging zich erbij staan warmen. De hogepriester ondervroeg Jezus over zijn leerlingen en over zijn leer. Jezus zei: ‘Ik heb in het openbaar tot de wereld gesproken. Ik heb
steeds onderricht gegeven op plaatsen waar de Joden bij elkaar komen, in synago-gen en in de tempel, en nooit heb ik iets in het geheim gezegd. Waarom ondervraagt u mij?
Vraag het toch aan de mensen die mij gehoord hebben, zij weten wat ik gezegd heb.’ Toen Jezus dat zei gaf een van de dienaren die erbij stonden, hem een klap in het gezicht:
‘Is dat een manier om de hoge-priester te antwoorden?’
Jezus zei: ‘Als ik iets verkeerds gezegd heb, zeg dan wat er verkeerd was, maar als het juist is wat ik heb gezegd, waarom slaat u me dan?’
Koraal nr. 15 (luisteren naar)
Wer hat dich so geslagen, Wie heeft U zo geslagen, mein Heil, und dich mit Plagen waarom moet Gij verdragen so übel zugericht’t? die bitterheid en pijn?
Du bist ja nicht ein Sünder, U bent toch zonder zonde wie wir und unsre Kinder, toch niet in ’t kwaad gebonden von Missetaten weisst du nicht. als wij en onze kind’ren zijn. Lezen: Daarna stuurde Annas hem geboeid naar Kajafas, de hogepriester. Simon Petrus stond zich intussen nog steeds te warmen. ‘Ben jij soms ook een leerling van hem?’ vroegen ze. ‘Nee, ‘ontkende Petrus, ‘ik niet.’ Maar een van de slaven van de hogepriester, een familielid van de man van wie Petrus het oor had afgeslagen, zei: ‘Maar ik heb toch gezien dat je bij hem
was in de olijfgaard?’ Weer ontkende Petrus, en meteen kraaide er een haan.
Koraal nr. 20 (luisteren naar)
Petrus, der nicht denkt zurück Petrus, die niet terugdenkt, seinen Gott verneinet, die zijn God verloochent, der doch auf ein’n ernsten Blick die dan na één blik vol ernst
bitterlichen weinet: heel bitter huilt:
Jesu, blikke mich auch an, Jezus, kijk ook mij aan, wenn ich nicht will büssen; als ook ik niet wil boeten;
wenn ich Böses hab’getan, als ik kwaad heb gedaan,
rühre mein Gewissen. raak dan mijn geweten.
Koraal nr. 21 (luisteren naar)
Christus, der uns selig macht, Christus, die ons zalig maakt,
kein Bös’s hat begangen, die zelf geen kwaad heeft begaan,
der ward für uns in der Nacht die werd voor ons in de nacht
als ein Dieb gefangen, als een dief gevangen,
geführt vor gottlose Leut’ geleid voor goddeloze mensen
und fälschlich verklaget en vals beschuldigd,
verlacht, verhöhnt und verspeit uitgelachen, gehoond en bespuwd
wie denn die Schrift saget. zoals de Schrift ons zegt.
Lezen: Jezus werd van Kajafas naar het pretorium gebracht.
Het was nog vroeg in de morgen. Zelf gingen ze niet naar binnen, om zich niet te veront-reinigen voor het pesachmaal.
Daarom kwam Pilatus naar buiten en vroeg: ‘Waarvan beschuldigt u deze man?’ Ze antwoordden: ‘Als hij geen misda-diger was, zouden we hem niet aan u uitgeleverd hebben.’
Pilatus zei: ‘Neem hem dan mee, en veroordeel hem volgens uw eigen wet.’ Maar de Joden wierpen tegen: ‘Wij hebben het recht niet om iemand ter dood te brengen.’ Zo ging de uitspraak van Jezus in vervulling waarin hij
aanduidde welke dood hij sterven zou.
Nu ging Pilatus het pretorium weer in. Hij liet Jezus bij zich komen en vroeg hem: ‘Bent u de koning van de Joden?’
Jezus antwoordde: ‘Vraagt u dit uit uzelf of hebben anderen dit over mij gezegd?’ ‘Ik ben toch geen Jood, ‘antwoordde
Pilatus. ‘Uw volk en uw hogepriesters hebben u aan mij uit- geleverd–wat hebt u gedaan?’
Jezus antwoordde: ‘Mijn koningschap hoort niet bij deze wereld. Als mijn koningschap bij deze wereld hoorde, zouden mijn dienaren wel gevochten hebben om te voorkomen dat ik aan de Joden werd uitgeleverd. Maar mijn koninkrijk is niet van hier.
Lied 558:6
Lezen: Pilatus zei: ‘U bent dus koning?’ ‘U zegt dat ik koning ben, ‘zei Jezus. ‘Ik ben geboren en naar de wereld gekomen om van de waarheid te getuigen, en ieder die de waarheid is toegedaan, luistert naar wat ik zeg.’
Hierop zei Pilatus: ‘Maar wat is waarheid?’
Na deze woorden ging hij weer naar de Joden buiten. ‘Ik heb geen schuld in hem gevonden, ‘zei hij.
‘Maar het is bij u gebruikelijk dat ik met Pesach iemand vrijlaat–wilt u dat ik de koning van de Joden vrijlaat?’ Toen begon iedereen te schreeuwen:
‘Hem niet, maar Barabbas!’ Barabbas was een misdadiger.
Toen liet Pilatus Jezus geselen. De soldaten vlochten een kroon van doorn-takken, zetten die op zijn hoofd en deden hem een purperen mantel aan. Ze liepen naar hem toe en zeiden: ‘Leve de koning van de Joden!’, en ze sloegen hem in het gezicht.
Lied 576b
Lezen: Pilatus liep weer naar buiten en zei: ‘Ik zal hem hier buiten aan u tonen om u duidelijk te maken dat ik geen enkel bewijs van zijn schuld heb gevonden.’ Daarop kwam Jezus naar buiten, met de doornenkroon op en de purperen mantel aan. ‘Hier is hij, de mens, ‘zei Pilatus.
Maar toen de hogepriesters en de gerechtsdienaars hem zagen begonnen ze te schreeuwen: ‘Kruisig hem, kruisig hem!’ Toen zei Pilatus: ‘Neem hem dan maar mee en kruisig hem zelf, want ik zie niet waaraan hij schuldig is.’
De Joden zeiden: ‘Wij hebben een wet die zegt dat hij moet sterven, omdat hij zich de Zoon van God heeft genoemd.’
Toen Pilatus dat hoorde werd hij erg bang. Hij ging het pretorium weer in en vroeg aan Jezus: ‘Waar komt u
vandaan?’ Maar Jezus gaf geen antwoord. ‘Waarom zegt u niets
tegen mij?’ vroeg Pilatus. ‘Weet u dan niet dat ik de macht heb om u vrij te laten of u te kruisigen?’
Jezus antwoordde: ‘De enige macht die u over
mij hebt, is u van boven gegeven. Daarom draagt degene die mij aan u uitgeleverd heeft de meeste schuld.’
Lied 558:7,8
Om het woord van goddelijk recht dat Gij tot uw rechters zegt,
– zelf hebt Ge uw geding beslecht, – Kyrie eleison.
Om de doornen van uw kroon, om de geseling en de hoon, roepen wij, o Mensenzoon, Kyrie eleison.
Lezen: Vanaf dat moment wilde Pilatus hem vrijlaten. Maar de Joden rie-pen: ‘Als u die man vrijlaat bent u geen vriend van de keizer, want iedereen die zichzelf tot koning uitroept pleegt verzet tegen de keizer.’
Pilatus hoorde dat, liet Jezus naar buiten brengen en nam plaats op de rech-ter-stoel op het zogeheten Mozaïekterras, in het Hebreeuws Gabbata. Het was rond het middaguur op de voorbereidingsdag van Pesach. Pilatus zei tegen de Joden: ‘Hier is hij, uw koning.’ Meteen schreeuwden ze:
‘Weg met hem, weg met hem, aan het kruis met hem!’
Pilatus vroeg: ‘Moet ik uw koning kruisigen?’ Maar de
hogepriesters antwoordden: ‘Wij hebben geen andere koning dan de keizer!’ Toen droeg Pilatus hem aan hen over om hem te laten kruisigen.
Lied 575: 1.
Lezen: Zij voerden Jezus weg; hij droeg zelf het kruis naar de zogeheten Schedelplaats, in het Hebreeuws Golgota.
Daar kruisigden ze hem, met twee anderen, aan
weerskanten één, en Jezus in het midden. Pilatus had een inscriptie laten maken die op het kruis bevestigd werd. Er stond op ‘Jezus uit Nazaret, koning van de Joden’. Het stond er in het Hebreeuws,
het Latijn en het Grieks, en omdat de plek waar Jezus gekruisigd werd dicht bij de stad lag, werd deze inscriptie door veel Joden gelezen.
De hogepriesters van de Joden zeiden tegen Pilatus: ‘U moet niet “koning van de Joden” schrijven, maar “Deze man heeft beweerd: Ik ben de koning van de Joden”.’ ‘Wat ik geschreven heb, dat heb ik geschreven, ‘was het antwoord van Pilatus.
Lied 577:1
Lezen: Nadat ze Jezus gekruisigd hadden, verdeelden de soldaten zijn kleren in vieren, voor iedere soldaat een deel.
Maar zijn onderkleed was in één stuk geweven, van boven tot beneden. Ze zeiden tegen elkaar: ‘Laten we het niet scheuren, maar laten we loten wie het hebben mag.’ Zo ging in vervulling wat de Schrift zegt: ‘Ze verdeelden mijn kleren onder elkaar en
wierpen het lot om mijn mantel.’ Dat is wat de soldaten deden.
Lied 577:2
Lezen: Bij het kruis van Jezus stonden zijn moeder met haar zuster, Maria, de vrouw van Klopas, en Maria uit Magdala.
Toen Jezus zijn moeder zag staan, en bij haar de leerling van wie hij veel hield, zei hij tegen zijn moeder: ‘Dat is uw zoon,‘ en daarna tegen de leerling: ‘Dat is je moeder.’
Vanaf dat moment nam die leerling haar bij zich in huis.
Koraal nr 56 (wij luisteren naar)
Er nahm Alles wohl in Acht Hij had oog voor alles
in der letzten Stunde tot in het laatste uur,
seine Mutter noch bedacht, zag zijn moeder in haar verdriet,
setzt ihr ein’n Vormunde. schonk haar een steun en toeverlaat.
O, Mensch, mache Richtigkeit, O, mens, leef en handel recht,
Gott und Menschen liebe, heb God en mensen lief,
stirb darauf ohn’alles Leid sterf daarna in vrede,
und dich nicht betrübe, en laat leed je daarbij niet bedroeven.
Wij gaan staan.
Lezen: Toen wist Jezus dat alles was volbracht, en om de Schrift geheel in vervulling te laten gaan zei hij: ‘Ik heb dorst.’
Er stond daar een vat zure wijn; ze staken er een
majoraantak met een spons in en brachten die naar zijn mond. Nadat Jezus ervan gedronken had zei hij: ‘Het is volbracht.’ Hij boog zijn hoofd en gaf de geest.
De Paaskaars wordt gedoofd STILTE
Wij gaan zitten
Wij luisteren naar: G.A. Homilius So gehst du nun, mein Jesu, hin
( Mel.: Was mein Gott will, das gscheh allzeit; tekst: “Tomas (dat betekent ‘tweeling’) zei tegen de anderen: ‘Laten ook wij maar gaan, om met hem te sterven.’Joh.11:16)
Lezen: Het was voorbereidingsdag, en de Joden wilden voorkomen dat de lichamen op sabbat, en nog wel een bijzondere sabbat, aan het kruis zouden blijven hangen.
Daarom vroegen ze Pilatus of de benen van de gekruisigden gebroken mochten worden en of ze de
lichamen mochten meenemen. Toen braken de soldaten de benen van de eerste die tegelijk met Jezus gekruisigd was, en ook die van de ander. Vervolgens kwamen ze bij Jezus, maar ze zagen dat hij al gestorven was. Daarom braken ze zijn benen niet. Maar een van de soldaten stak een lans in zijn zij en meteen vloeide er bloed en water uit. Hiervan getuigt iemand die het zelf heeft gezien, en zijn getuigenis is betrouwbaar. Hij weet dat hij de waarheid spreekt en wil dat ook u gelooft.
Zo ging de Schrift in vervulling: ‘Geen van zijn beenderen zal verbrijzeld worden.’ Een andere schrifttekst zegt: ‘Zij zullen hun blik richten op hem die ze hebben doorstoken.’
Lied 590: 1
Lezen: Na deze gebeurtenissen vroeg Josef uit Arimatea – die uit vrees voor de Joden in het geheim een leerling van Jezus was – aan Pilatus of hij het lichaam van Jezus mocht meenemen. Pilatus gaf toestemming en Josef nam het lichaam mee.
Nikodemus, die destijds ‘s nachts naar Jezus toe gegaan was, kwam ook; hij had een mengsel van mirre en aloë bij zich, wel honderd litra. Ze wikkelden Jezus’ lichaam met de balsem in linnen, zoals gebruike-lijk is bij een Joodse
begrafenis. Dicht bij de plaats waar Jezus gekruisigd was lag een olijfgaard, en daar was een nieuw graf, waarin nog nooit iemand begraven was. Omdat het voor de Joden
voorbereidingsdag was en dat graf dichtbij was, legden ze Jezus daarin.
Wij luisteren naar:Crucifixus for 8 voices Antonio Lotti( ca 1667-1740)
Crucifixus etiam pro nobis Sub pontio Pilato passus et sepultus est,
Hij werd voor ons gekruisigd heeft geleden onder Pontius Pilatus en begraven.
Gebed van de Goede Vrijdag
Het orgel zwijgt, de paaskaars wordt de kerk uitgedragen.
In STILTE verlaten we de kerk.
De viering wordt voortgezet op Stille Zaterdag
STILLE ZATERDAG
Zaterdag 4 april 2021 om 22.00 uur
Voorgangers: ds. Ariaan Baan en ds.Gert Wybe .
van der Werff Ouderling van dienst en lector: Gerard de Groot
Diaken en lector: Anja Meijer-Komdeur Organist: Bouko Tiggelaar
Bij de liturgie
Op Stille Zaterdag vieren we tijdens de Paaswake dat aan de nacht van lijden en dood een einde is gekomen. We lezing uit de Bijbel verhalen, die vertellen van Gods grote daden in de
geschiedenis. Het licht van de nieuwe paaskaars wordt de kerk ingedragen als teken van het
overwinnend licht van Christus' Opstanding. Na de lezing van het opstandingsevangelie steken de aanwezigen hun wakekaarsje aan de nieuwe Paaskaars – en u kunt het thuis doen door een kaarsje aan te steken. “Sta op!” horen we zingen en maken een kring van licht in de kerkruimte: wij zijn mensen in het licht van Christus .We
gedenken in deze nacht van de hoop onze eigen doop als teken van het nieuwe leven dat God met ons begonnen is. En we spreken opnieuw ons geloof uit. We worden tenslotte gezegend heengezonden
De kerk is donker, we beginnen in stilte….
Tekst Gebed
Lied: Psalm 130: 1,3
Uit diepten van ellende roep ik tot U,o Heer.
Gij kunt verlossing zenden, ik werp voor U mij neer.
O Laat uw oor zich neigen tot mij, tot mijn gebed.
Laat mij gehoor verkrijgen, red mij, o Here, red!
Ik heb mijn hoop gevestigd op God den Heer die hoort.
Mijn hart, hoezeer onrustig, wacht zijn verlossend woord.
Nog meer dan in de nachten wachters het morgenlicht, blijf ik, o Heer,verwachten uw lichtend aangezicht.
GEDENKEN VAN GODS GROTE DADEN
Vraag: Waarom is deze nacht anders dan alle andere nachten?
Antwoord: Deze nacht gedenken wij dat God zijn volk bevrijdde uit de slavernij in Egypte en droogvoets door de zee liet trekken.
We gedenken dat God opnieuw zijn volk uitleidde uit de ballingschap in Babel en dat hij voortgaat te bevrijden allen die lijden onder onderdrukking.
In deze nacht waken wij en wachten op God.
Op de ommekeer. Op een licht dat schijnt in de duisternis.
Op nieuw leven.
En terwijl we wachten gedenken we Gods grote daden door teksten uit de hele Schrift te lezen, oerverhalen over verlossing uit de duisternis van de dood.
Eerste Schriftlezing: Genesis 2:1-5
In het begin schiep God de hemel en de aarde. De aarde was nog woest en doods, en duisternis lag over de oervloed, maar Gods geest zweefde over het water. God zei: ‘Er moet licht komen,’ en er was licht. God zag dat het licht goed was, en hij scheidde het licht van de duisternis; het licht noemde hij dag, de duisternis noemde hij nacht. Het werd avond en het werd morgen. De eerste dag.
Zo werden de hemel en de aarde in al hun rijkdom voltooid.
Op de zevende dag had God zijn werk voltooid, op die dag rustte hij van het werk dat hij gedaan had. God zegende de zevende dag en verklaarde die heilig, want op die dag rustte hij van heel zijn scheppingswerk.
Antwoordlied: Psalm 8: 1,3
Heer, onze Heer, hoe heerlijk en verheven hebt Gij uw naam op aarde uitgeschreven- machtige God, Gij die uw majesteit
ten hemel over ons hebt uitgebreid.
Aanschouw ik 's nachts het kunstwerk van uw handen, de maan, de duizend sterren die daar branden,
wat is de mens, dat Gij aan hem gedenkt,
het mensenkind, dat Gij hem aandacht schenkt?
Tweede schriftlezing: Exodus 14: 30-15:1
Zo redde de HEER de Israëlieten die dag uit de handen van de Egyptenaren. Toen ze de Egyptenaren dood langs de zee zagen liggen en het tot hen doordrong hoe krachtig de HEER tegen Egypte was opgetreden, kregen ze ontzag voor de HEER en stelden ze hun vertrouwen in hem en in zijn
dienaar Mozes. Toen zong Mozes, samen met de Israëlieten, dit lied ter ere van de HEER:
‘Ik wil zingen voor de HEER, zijn macht en majesteit zijn groot!
Paarden en ruiters wierp hij in zee.
De HEER is mijn sterkte, hij is mijn beschermer, de HEER kwam mij te hulp.
Hij is mijn God, hem wil ik eren,
de God van mijn vader, hem loof en prijs ik.
Antwoordlied: Psalm 78: 5
Toen onze vaadren in Egypte waren, toen deed Hij hen zijn wonderen ervaren.
Hij bracht hen veilig met een hand van liefde dwars door de zee, toen Hij het water kliefde en rechts en links tot staan bracht als een muur.
Hij ging hen in wolkkolom en vuur.
Stilte Gebed
Derde Schriftlezing: Jesaja 54:8-10 Ik verborg mijn gezicht voor je
in laaiende toorn, één ogenblik lang, maar ik zal me weer over je ontfermen met eeuwigdurende liefde,
zegt de HEER, die je vrijkoopt.
Dit is voor mij als bij de vloed van Noach:
zoals ik heb gezworen dat het water van Noach nooit meer de aarde zou overspoelen,
zo zweer ik dat mijn toorn jou niet meer treft en dat ik je nooit meer bedreig.
Al zouden de bergen wijken
en de heuvels wankelen,
mijn liefde zal nooit meer van jou wijken en mijn vredesverbond is onwankelbaar – zegt de HEER, die zich over je ontfermt.
Antwoordlied: Psalm 30: 1, 2
Dank, Heer, Gij hebt het niet gedoogd dat vreugd mijn vijand heeft verhoogd!
Mijn God, om hulp riep ik U aan, en Gij schonkt mij dit nieuw bestaan!
Het donker doodsrijk met zijn dreiging werd tot een schaduw die voorbijging.
Heft tot zijn eer een lofzang aan, gij die den Heer zijt toegedaan.
Zijn gramschap duurt een kleine tijd, een leven zijn goedgunstigheid.
Die wenend 's nachts is neergezegen gaat met gejuich het zonlicht tegen.
Stilte Gebed
Vierde schriftlezing: Sefanja 3:17-20 De HEER, je God, zal in je midden zijn, hij is de held die je bevrijdt.
Hij zal vol blijdschap zijn, verheugd over jou, in zijn liefde zal hij zwijgen,
in zijn vreugde zal hij over je jubelen.
Alle treurenden zal ik bijeenbrengen,
verzamelen wie op je feesten moesten ontbreken.
Hun vernedering drukte zwaar op de stad.
In die tijd zal ik afrekenen met je verdrukkers,
de kreupelen zal ik redden, de verstrooiden bijeenbrengen.
En hen die in de hele wereld werden veracht zal ik met eer en roem overladen.
In die tijd breng ik jullie terug.
Ik zal jullie verzamelen,
je zult met eer en roem overladen worden door alle volken op aarde.
Met eigen ogen zullen jullie zien hoe ik je lot ten goede keer – zegt de HEER.
Antwoordlied: Psalm 30: 3, 5 Hoe zorgeloos had ik gedacht dat ik, bevestigd door uw kracht, o Here, boven elk gevaar
stond als een berg, onwankelbaar!
Maar nauwlijks hieldt Gij U verborgen, of mij omringden schrik en zorgen.
Gij hebt mijn weeklacht en geschrei veranderd in een blijde rei!
Mijn rouwkleed hebt Gij weggedaan, uw vreugdekleed deedt Gij mij aan, dat ik zou zingen tot uw ere
in eeuwigheid, mijn God, mijn Here!
Stilte Gebed
DE INTOCHT VAN HET LICHT
Lied: Als alles duister is, ontsteek dan een lichtend vuur dat nooit meer dooft (Taizé)
De nieuwe Paaskaars wordt binnengedragen. We gaan staan
DE LOF VAN HET LICHT
v: Christus, gisteren en heden en toekomst.
Begin en Einde – Alfa en Omega Hem behoren tijd en eeuwigheid, Heerlijkheid en heerschappij, in de eeuwen der eeuwen.
a: Amen
v: Het licht van Christus die in heerlijkheid verrezen is, moge de duisternis
uit ons leven verdrijven.
De nacht is voorbijgegaan, de dag is aangebroken:
de zon der gerechtigheid gaat over ons op.
a: Amen
HET EVANGELIE VAN DE OPSTANDING: Marcus 16: 1-8 Toen de sabbat voorbij was, kochten Maria uit Magdala en Maria de moeder van Jakobus, en Salome geurige olie om hem te balsemen. Op de eerste dag van de week gingen ze heel vroeg in de ochtend, vlak na zonsopgang, naar het graf.
Ze zeiden tegen elkaar: ‘Wie zal voor ons de steen voor de ingang van het graf wegrollen?’ Maar toen ze opkeken,
zagen ze dat de steen al was weggerold; het was een heel grote steen.
Toen ze het graf binnengingen, zagen ze rechts een in het wit geklede jongeman zitten. Ze schrokken vreselijk.
Maar hij zei tegen hen: ‘Wees niet bang. U zoekt Jezus, de man uit Nazaret die gekruisigd is. Hij is opgewekt uit de dood, hij is niet hier; kijk, dat is de plaats waar hij was neergelegd.
Ga terug en zeg tegen zijn leerlingen en tegen Petrus: “Hij gaat jullie voor naar Galilea, daar zullen jullie hem zien, zoals hij jullie heeft gezegd.”’ Ze gingen naar buiten en vluchtten bij het graf vandaan, want ze waren bevangen door angst en schrik. Ze waren zo erg geschrokken dat ze tegen niemand iets zeiden.
Onder het lied ontsteken we onze kaarsjes.
Lied: 630: 1,2,4
Sta op! Een morgen ongedacht, Gods dag is aangebroken, er is in een bewogen nacht een nieuwe lente ontloken.
Het leven brak door aarde en steen, uit alle wondren om u heen
spreekt, dat God heeft gesproken.
Hij heeft gezegd: Gij mens, kom uit, open uw dode oren;
kom uit het graf dat u omsluit, kom uit en word geboren!
Toen heeft zich in het vroegste licht de nieuwe Adam opgericht,
ons allen lang tevoren.
Sta op! Hij gaat al voor ons uit, de schoot van 't graf ontkomen.
De morgen is vol nieuw geluid, werp af uw boze dromen.
Waar Hij, ons Hoofd, is voorgegaan, is voor het lichaam nu vrij baan naar een bestaan volkomen.
DOOPGEDACHTENIS
v: In deze nacht gedenken wij ook onze eigen doop.
Wij gedenken zodat opnieuw de betekenis van onze doop en onze belijdenis tot ons doordringt.
Wij mogen en kunnen ons vanavond opnieuw toewijden aan Koning Jezus en zijn rijk.
Vanavond kan voor ons een ommekeer zijn.
Een nieuw begin. Een nieuw geloof Water wordt in het doopvont gegoten Broeders en zusters,
in de doop zijn wij met Christus begraven om met Hem ten leven te worden opgewekt.
Daarom vraag ik u
Wilt u de HEER uw God dienen en naar zijn stem alleen horen?
a: Ja, dat wil ik!
v: Wilt ge u verzetten tegen alle machten die als goden over ons willen heersen?
a: Ja, dat wil ik!
v. Wilt u ieder slavenjuk afwerpen
en leven in de vrijheid van Gods kinderen?
a: Ja, dat wil ik!
v: Schaamt u dan niet de Christus te belijden, want het evangelie is een kracht Gods
tot behoud van ieder die gelooft;
Belijdenis
v: Zo zijn we geroepen
om steeds weer de oude mens achter ons te laten en te leven als kinderen van het Licht.
En belijden wij met de kerk van alle eeuwen en alle plaatsen ons geloof:
Ik geloof in God, de Vader.
Hij is de bron van alle leven en houdt van alles wat bestaat.
Ik geloof in Jezus Christus, zijn Zoon.
Hij was een mens zoals wij.
In Hem was God midden de mensen.
Hij was goed tot het uiterste.
Daarom verrees Hij tot nieuw leven
en blijft Hij voor alle mensen een licht en een voorbeeld.
Ik geloof dat het evangelie van Jezus een Blijde boodschap brengt voor alle mensen van alle tijden.
Ik geloof dat wij zijn spoor moeten volgen
en vrede en eenheid bewerken tussen alle mensen.
Ik geloof in de Heilige Geest die stuwt tot leven en die in volheid aanwezig was in Jezus Christus.
Die Geest blijft ook werken in de Kerk en overal waar leven groeit en liefde bloeit.
Ik geloof dat God zijn mensen nooit loslaat
en dat het goede het eens zal halen op het kwade.
Ik geloof dat in Jezus het leven zegeviert over de dood voor alle eeuwigheid.
Amen.
Heenzending en zegen
Orgelspel lied 608 “De steppe zal bloeien”