• No results found

Me SG

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Me SG"

Copied!
49
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Deze film is beschikbaar gesteld door het KITL V, uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie.

Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht.

Toestemming voor reproductie dient men schriftelijk aan te vragen.

This film is supplied by the KITL V only on condition that neither it nor part of it is further reproduced without first obtaining the permission of the KITL V which reserves the right to make a charge for such reproduction. lf the material ftlmed is itself in copyright, the permission of the owners of that copyright will also be required for such reproduction.

Application for permission to reproduce should be made in writing, giving details of the proposed reproduction.

SG Me

A UU

OVO

SHELF NUMBER MICROFORM:

MMETA 1340

• •

(2)

~.~ v~ kl. iJ. ~ - Deqt.

(3)

/ I

1 1111I1~1111I 1~'I]rt~~m~llllrj~II~

00989754

1I111111111111 MASORA

o

I

(4)

-

...

... -

OPGELUCHT STAPTE MASORA OP DE ANDERE OEVER.

cc-

(DE GESCHIEDENIS VAN EEN ALFOERSEN JONGEN)

DOOR

GIJSBERT DE VRIES

GEILLUSTREERD DOOR MENNO VAN MIETEREN BROUWER

TWEEDE DRUK

NAAMLOZE VENNOOTSCHAP W. D. MEINEMA . DELIT

(5)

INHOUD.

1. Masora in de bergen... .... ... 7

2. Masora op de kustvlakte ..•..•...• 13

3. Masora in het sagobos • .... •... ....• 21

4. De toverdokter der heidenen... 27

5. De toverdokter der Christenen. . . • 29

6. Masora wordt Christen. .. . • • . • . • . . . . 34

7. Masora's doopfeest... ... 37

8. Koninginnefeest ...••.•..•...•.. 42

9. Masora wordt leerling-schrijver... 58

10. Masora op de hoofdplaats. • • . . . 62

11. Masora verdacht van diefstal... . . . • . . 66

12. Masora's Kerstfeest. . . • • • . . . 80

/1.//111/1[11

1. Masora in de bergen.

Op een eiland in de Molukken stond diep in het gebergte, verborgen tussen het groen, een hutje, waarin Masora, een Alfoerse jongen, woonde met zijn ouders en een heel klein zusje.

Het was meer dan een uur gaans verwijderd 7

(6)

van de berg-kampong 1) waartoe zij behoorden, zodat Masora dat dorp niet kon zien liggen en er zelden kwam.

Rondom het hutje groeiden een paar vruchtbomen.

Op enige afstand er vandaan had Masoramai - Masora's vader - een uitgestrekte tuin aangelegd, waarin hij knollen (een soort aardappelen) en andere veldgewassen had geplant.

Elke morgen, bij het krieken van de dag, trok hij er met ûjn hond op uit om strikken te zetten, zijn nieuwe tuin aan de rand van het woud te omheinen, met enige kamponggenoten op jacht te gaan, of op andere wijze voedsel te verzamelen. Masora was nog te jong om mee te gaan en bleef met zijn zusje bij zijn moeder in en om het hutje, waar hij haar zoveel hij kon met allerlei werk hielp.

Zijn voornaamste taak was knollen opgraven. Daar- voor moest hij met een puntige stok heel diep de grond om de knollen-struik openwoelen en daarna op zijn knieën de aardvruchten te voorschijn krabbelen. Het was een warm en vermoeiend werk, want het knollen- veld lag overdag geheel aan de felle zon blootgesteld.

En als hij soms een gehele morgen met graven. bezig was, brandde deze zo onbarmhartig op zijn poedelnaakt lijf, dat de zweetdroppels hem langs de rug gleden.

Wat verlangde hij dan naar de schaduw onder de bomen bij ûjn hutje, waar hij naar hartelust kon spelen en dan begon zijn ijver te verslappen. Maar als zijn moeder nog één of twee knollen vond, die hij had laten ûtten, sprak ze afkeurend:

"Foei, Masora, je lijkt nog net zo'n baby als je zusje! Je kunt je moeder nog niet eens goed helpen:' En dan deed ze voor, hoe diep hij moest graven om er geen te vergeten. Voor zo klein en onbeholpen als zijn zusje, wilde hij niet aangezien worden en daarom

I) Dorp.

8

spande hij zich beter in. Het duurde toen niet lang, of hij had de slag aardig te pakken, zodat zijn moeder het hem verder geheel kon toevertrouwen. Op deze manier leerde Masora reeds vroeg om al het werk, dat hij deed, steeds ijverig en nauwgezet af te maken.

Als zijn moeder soms lange tijd op het veld haar werk had, zei ze tot hem:

"Ik moet een poos weg. Zul je goed op je zusje passen ?"

Dan liet hij zijn eigen spelletjes in de steek en bemoeide zich alleen met de kleine, een wicht van ongeveer één jaar oud, waar hij veel van hield. Hij wist haar altijd zoet te houden met allerlei speelgoed:

een poppetje, of beestjes, die hij uit hout gesneden had, of een rammelaar, gemaakt van een bamboe- kokertje met steentjes erin. En wanneer ûj slaap kreeg, wiegde hij haar in een doek als hangmat zachtjes heen en weer en neuriede zelf verzonnen liedjes voor haar over een bloem, of een visje in de beek en de vogels, die in de bomen bij de hut nestelden.

Het liefst hoorde hij ûjn moeder zeggen:

"Masora, wij gaan naar de beek. Zorg je voor de watervaten 1"

Dan haalde hij vlug zijn lange draagmand te voor- schijn, plaatste daarin enige grote, lege bamboekokers en holde met de draagmand achter op zijn rug bevestigd, ver voor zijn moeder uit, het steile pad af, naar de beek toe, die onder langs de helling van de tuin kabbelde.

Daar hielp hij zijn moeder wilde groenten en truffels zoeken langs de oevers. Samen lichtten zij de fuiken, die ze de vorige dag geplaatst hadden, en borgen de gevangen visjes en garnalen in een bamboekoker . Was de vangst in de fuiken niet groot genoeg voor een maaltijd, dan haalde hij ûjn moeder over om er wat bij te verzamelen:

"Laten we nog wat vangen, moeder. Ik heb zoëven zulke kanjers zien zwemmen!"

9

(7)

En dan trachtten ze beiden tussen de talrijke kei- stenen van de beek nog enige visjes te verschalken.

Dat deed Masora dolgraag, want terwijl hij voorzichtig met zijn handen langs de keien tastte, liet hij het koele water tot aan zijn nek over zich heen stromen.

Zijn zusje, dat in een doek achter op de rug van haar moeder hing, volgde steeds aandachtig de bewegingen van haar groten broer. En zo vaak als hij een visje te pakken had en het haar toonde, kraaide zij het uit van pret. Daarna werden de lange bamboekokers onder een fontein gevuld en met de buit moeizaam langs het steile pad naar de hut gezeuld.

Laat in de na-middag kwam Masora's vader van zijn zwerftochten thuis. Dat was voor Masora ook altijd een prettige gebeurtenis. Lang te voren zat hij reeds uit te kijken of hij zijn vader niet in de verte langs het pad zag afdalen. Zodra hij hem ontdekte riep hij uit:

"Daar komt vader!" en holde hem tegemoet.

Deze droeg altijd wat bij zich: een tros bananen, enige maiskolven, of andere veldvruchten. Wanneer hij in de strikken wat gevangen had, of op jacht ge- lukkig geweest was, bracht hij wild mee naar huis:

nu eens een neushoornvogel, of een kasuaris 1), of een python 2), dan weer een herte- of (wilde-) varkens- bout. Opgetogen bekeek Masora de wondere vogels;

een gevoel van vrees beklemde hem bij het zien van de python; maar altijd keek hij vol trots naar zijn vader op, die al dat kostelijke goed had weten te bemachtigen.

"Hier, draag jij die bananen eens voor me," sprak hij tot Masora, nadat deze hem verwelkomd had.

Of hij mocht ook soms wat wild helpen torsen en wanneer hij het bijna buiten adem thuisgebracht en

1) Indische struisvogel. 2) Reuzenslang.

10

verheugd aan zijn moeder getoond had met de woorden:

"Kijk eens moeder, wat een fijn stuk vlees wij u brengen!" voegde hij er aan toe. "Wacht maar, als ik wat groter ben, dan zal ik die dieren ook voor u vangen net als vader."

Nadat de avondmaaltijd was gebruikt bij het licht

Een kasuaris.

van een walmende harsfakkel, vertelde Masoramai 2;ijn jachtavonturen en van de plannen voor de volgende dag. En Masora luisterde gretig toe, totdat zijn ogen dichtvielen van de slaap.

Meestal stak er tegen de nacht een gure ber~ind

op. Soms was het zo koud, dat Masoramai te mldder- nacht rillend opstond, om het smeulende vuur naast de slaapstede wat op te rakelen en met enige brokken brandhout weer aan te wakkeren. Dat beviel de hond, die in de warme as bij het vuur beschutting tegen de kou had gezocht, natuurlijk uitstekend. Maar ook 11

(8)

Masora vond het altijd prettig, want een deken om

~ijn lijf te warmen had hij niet. Slechts ~ijn ~usje

lag ts nachts onder een dunne sprei. Overigens kon hij best wat koude verdragen, want door het gezonde buitenleven was hij gehard tegen weer en wind.

12

2.

Masora op de kustvlakte.

Helaas bleven ze niet voortdurend in het gebergte, waar de mensen niet geplaagd werden door malaria- muskieten. Enige malen in het jaar moeten de berg- bewoners ~ich op de kustvlakte van sagomeel voorzien, omdat ze behalve veldvruchten ook sago als voedsel gebruiken.

Eens was de voorraad sagomeel van Masorats moeder weer ver geslonken. Daarom waarschuwde zij:

"Masoramai, de sago raakt op! tt

Dat was een teken om zich voor te bereiden op een grote tocht en een langdurig verblijf op de vlakte voor de gehele familie.

Masoramai sprak met zijn broer en een vriend af, om een paar sagopalmen te vellen en daarna het meel, dat ze eruit verkregen, gelijk op te delen. Masorats moeder zorgde voor enige dagen mondvoorraad, pakte, geholpen door Masora, ettelijke benodigdheden in en borg de rest van het huisraad op de rakken in de hut weg.

Daarna ging de hele familie op reis. Wegens de warmte vertrok men naar gewoonte heel vroeg in de morgen.

Masoramai riep zijn hond en sprak:

"Ik ga vast vooruit.tt

Hij droeg slechts een paar kokers sagomeel en twee matten op de rug, zijn boog met pijlen in de éne en zijn kapmes in de andere hand. Veel bagage wilde hij ook niet bij zich hebben, want hij moest onderweg

13

(9)

zo nodig een wild zwijn achterna kunnen zitten, wan- neer dit door zijn hond werd opgejaagd, of in een boom klimmen om er een buidelrat te vangen. Masora' s moeder volgde kort daarop met haar dochtertje achter zich in een doek op de rug gebonden en bovendien nog allerlei goederen op haar hoofd en in één der handen. Ook Masora liep met allerlei artikelen aan zijn rug bevestigd en een mand, waarin enig kookgerei, boven op zijn hoofd. De tocht zou twee dagen duren, maar reeds op de eerste dag moest zij ontijdig afge- broken worden, want nauwelijks liepen zij enige uren na het vertrek in een groot bos, toen Masora plotseling het schelle geroep van de zwarte arend door de stilte hoorde snerpen. Dat is de onheilsbode der Alfoeren.

Masoramai bleef op de plek waar hij was en wachtte op de komst van zijn vrouwen kinderen.

"Wat jammer, vrouw/' sprak hij toen ze bij hem waren, "nu kunnen we niet verder, anders krijgen wij een ongeluk. We zullen hier moeten blijven/'

De bagage werd neergezet en terwijl Masora's moeder op zusje paste, bouwden Masoramai en Masora samen een afdakje om er de nacht onder door te brengen. Daarna zeide Masoramai:

"Masora, ga jij nu wat droge takken sprokkelen hier in de buurt, dan zal ik eens zien of ik nog wat vangen kan." En hij verdween met de hond nog verder het bos in.

Des middags kwam hij terug met een grote vogel, die hij door middel van een pijlschot gedood had.

"Hier, Masora," sprak hij, "houd jij zijn poten goed vast."

Hijzelf vatte de kop in de ene hand en sneed met de andere hand de buik van de vogel open, waarna hij er de ingewanden uithaalde en op een blad legde.

Met een stokje betastte en wentelde hij de onderdelen, terwijl hij ze nauwkeurig bekeek. Toen klaarde zijn 14

I

l

I

gezicht op en opgewekt zeide hij tot zijn vrouw:

"We kunnen morgen gelukkig verder. De inge- wanden liggen gunstig."

Daarna werd de vogel met veren en al boven een vuurtje geroosterd en als toespijs bij de sagopap opge- geten. Gedurende de gehele dag had er schemer- donker in het bos geheerst. Maar nu, tegen de avond, was het al aarde-donker. Daarom legden allen zich vroeg op de meegevoerde matten en wat droge blaren ter ruste bij een flink vuur.

De volgende morgen werd Masora gewekt door het vrolijke geroep van de boslijster. De ochtend- schemering .. was t<;,en nauwelijks in het woud doorge- drongen. Z1Jn zusJe lag nog te slapen. Bij het schijnsel van het vlammende vuur zag hij zijn moeder bezig met knollen poffen. De lucht van de aangebrande schillen prikkelde zijn eetlust. Zijn vader stond de goederen in te pakken. Daar Masora altijd naakt was, behoefde hij zich ook niet te kleden. En een beek waar hij zich zou kunnen wassen, stroomde er niet.

Zodoende was hij terstond op de been om zijn vader een handje te helpen.

N a een kort ontbijt van enige knollen werd de reis voortgezet. Gedurende ongeveer twee uren liepen zij langs een slecht begaanbaar pad als eendjes achter elkaar. Telkens moest Masoramai zijn kapmes ge- bruiken, om struiken of boomtakken weg te kappen.

Masora bemerkte, dat het langzamerhand lichter werd om hen heen, terwijl het geboomte al minder en minder dicht bijeen begon te staan.

"Zijn we bijna uit het bos, vader 1" vroeg hij.

"Ja/' antwoordde deze. "Zo meteen komen we voor een grote grasvlakte."

Niet lang daarna ontdekte Masora die vlakte door het ijle gebladerte. Zij lag in het volle licht van de zon.

"Aan de overkant ervan stroomt een rivier. Als we 15

(10)

die voorbij zijn, dan krijgen wij het sagobos/' legde

zijn vader uit. ,

Deze vervolgde zijn weg in de beddmg ,:an een riviertje dat vol lag met grote, gladde keIstenen.

Masora 'plonsde en plaste onvermoei~, achter hem aan, hoewel hij veel werk had om hem biJ "te houd~n d~~r

hij telkens de grote keien moest ontwIJken. Emge tiJd later werd de bedding weer verlaten en betraden ,ze de grasvlakte, Masoramai trachtte de smalle paadjes te volgen, die de wilde varkens zich do~r het haast ondoordringbare gras hadden gewroet. Dit w~~ ove~al

meer dan een meter hoog, zodat Masora er bijna niet overheen kon kijken. De taaie, spichtige en scherpe bladeren prikten hem in zijn blote lijf en sneden langs zijn benen. Weldra begon de lucht, b?ven de vlakte te trillen van de warmte en de broeihitte walmde hem van alle kanten tegen. De bagage, die hij op zijn hoofd en rug droeg, leek wel tienmaal zo zwaar als in het begin van de reis. Warme zweetdroppe~~ dropen langs zijn hoofd en armen. Wat smacht,te hl' van dorst en wat verlangde hij vurig naar het emde der grasv!akte!

Maar hij wilde zich groot houden en dorst met te

klagen. , lOOk

Toen begonnen grauwe wolken zich schle IJ samen te pakken die de zon bedekten en de lucht nog druk- kender m;akten. Het werd nu voor Masora bijna onhoud- baar tussen het hoge gras.

"Laten we ons haasten," maande zijn vader aan,

"zo dadelijk krijgen we regen."

Maar het was gemakkelijker gezegd, dan gedaan.

Masora's knieën knikten; zijn moeder bezweek haast onder haar last· zijn kleine zusje schreide maar steeds om drinken en' was niet te stillen. Daar begonnen d~

eerste druppels te vallen! Het waren hele grote e~ zo koud, dat Masora in het begin telkens opschnkte, als ze op zijn verhit lichaam terecht kwamen.

16

Toch was hij verheugd over de komst van de regen en gretig zoog hij de droppels van zijn armen op.

Zijn ouders waren echter ongerust, want de Alfoeren menen, dat het lopen in de regen onheil aanbrengt en vooral indien men er zich niet tegen beschut. Vlug plukten zij enige varenblaadjes en nadat zij er een toverspreuk over gepreveld hadden, legden ze op hun eigen haardos en op die van de kinderen een blaadje, om daarmede ziekten of ongelukken af te weren.

Masora' s moeder gaf de kleine aan haar man over en spreidde een mat boven haar hoofd, terwijl Masora vlak tegen haar aan moest lopen, om ook nog beschut te worden. Zijn vader sloeg de andere mat over zich en zusje heen. Met haastige tred liepen zij nu verder, in de hoop een boom of enig struikgewas te vinden, waaronder zij konden schuilen. Dit gelukte echter niet zo spoedig. Weldra kletterde de regen in grote stralen op hun regenschermen en in minder dan geen tijd waren allen, op het hoofd na, druipnat. Eindelijk bereikten ze de rand van de grasvlakte en bevonden zij zich tegenover de rivier. Deze moest overgestoken worden, maar het water was door de zware regenval in het gebergte reeds aan het wassen.

"Ik zal eerst even proberen of we er nog over kunnen," sprak Masoramai.

Hij zocht een plek uit, waar de bedding het breedst was en begaf zich te water.

Midden in de rivier had hij grote moeite om niet meegesleurd te worden, keerde toen dadelijk terug en zeide:

"Jullie kunt er niet meer door, de stroom is al te sterk en wordt zo dadelijk veel erger."

Vlug zochten ze langs de oever een kreupelbosje op, waar zij verkleumd van kou onder het gebladerte dicht bij elkaar gingen zitten wachten tot de bui voorbij was.

2 Masora, 17

(11)

liet bleef echter doordrenzen. ~asora zag, hoe de rivier op enige meters van hem vandaan en beneden hem aanzwol tot een machtige stroom. Brede golven vuil modderwater joegen dreigend, bruisend en klotsend langs hen heen. Ontwortelde bomen, afgeknapte takken, allerlei bos-afval werden in wilde vaart meegesleurd.

Zo nu en dan dreven er ook lijken van verongelukte bosratten, slangen en ander wild gedierte voorbij.

Tegen de avond deed ~asoramai vergeefse pogingen om met zijn tondelgerei vuur te maken. Het zwam was vochtig geworden en bovendien kon er toch slecht een vuurtje gestookt worden, omdat er bijna geen droog hout te vinden was.

Daarop flanste hij van enige takken en een mat inderhaast een afdakje samen tegen een dikke boom- stam aan. Toen bracht de familie in zittende houding een slapeloze nacht door in het diepe duister. Zo nu en dan begaf ~asoramai ûch naar het water, om te onderzoeken of het niet tot over de oevers steeg, want dan zouden ze van de rivier weg moeten vluchten.

Gelukkig begon het water tegen de ochtend weer te zakken. Ook de regen was langzamerhand opgehouden en Masora was blij, dat hij de zon in volle pracht boven de bergen zag opkomen. Zijn vader kwam juist van de rivier terug.

"Nog een poosje, dan kunnen wij wel oversteken,"

zeide hij.

Tot ontbijt kreeg Masora een handvol rauw sago- meel van zijn moeder en niet lang daarna stapten ze op. In de rivier zakte Masora hoe langer hoe dieper weg. Ook voelde hij de stroom sterker worden.

"lIoud je maar vast aan mijn gordel," maande zijn vader aan.

Krampachtig hield Masora zijn vrije hand eraan geklemd, terwijl hij zijn voeten stevig in de bodem drukte. Ongeveer in het midden reikte het water reeds 18

tot over zijn buik. Enige malen leek het, of hij omhoog getild werd en weggesleurd zou worden. ~aar dan greep de sterke arm van zijn vader hem vast; weldra minderde de stroom en opgelucht stapte Masora op de andere oever. Een ogenblik later was zijn moeder met zijn zusje er ook en haastig ging het toen verder.

19

(12)

5.

Masora in het sagohos.

Zonder andere avonturen bereikten .ze tegen de middag het sagobos. Hier heerste evenals in een gewoon bos overal schemerdonker, omdat het .zonlicht door de brede palmtakken werd tegengehouden. De grond lag bezaaId met afgevallen takken, die .zo bolrond en glad waren, dat hun voeten er dikwijls over weg- gleden.

,Opgepast voor dorens, Masora!H waarschuwde zijn vader. Deze zaten in menigte aan de brede onderkant der takken.

Herhaaldelijk baggerden .ze door plassen, waaruit zwermen muskieten opstegen.

"Verschrikkelijk, wat een muskieten!" riep Masora een paar keer verwonderd uit.

Zo nu en dan .zakten .ze tot over de enkels weg in hopen vezels, vruchtenschillen en ander afval van vorige sagokloppers en na veel gestrompel kwamen .ze eindelijk op de bestemde plaats aan.

De broer en de vriend van Masoramai, waarmee hij de afspraak gemaakt had, bleken reeds aangekomen, want er stond een hutje en er lag een grote sagopalm in tweeën gespleten. Een smeulend vuurtje werd vlug door Masora' s moeder opgerakeld, want .zij wilde eten klaar maken voor zusje, dat van de honger schreide.

Masora ging met zijn vader mee om in overgebleven en half vergane stam-einden naar k~ver1arven te .zoe~~n,

die zo dik zijn als een mannenduIm en een heerlt,ke lekkernij voor de Alfoeren. De larven werden even 20

boven het vuur gehouden en als een smakelijk toetje bij de gepofte knollen gegeten.

Een poosje later sloeg de hond ~an. ..

"Daar .zijn .ze," sprak Masoramal en werkelIjk v~r­

schenen de twee andere mannen. Ze hadden emge grote brokken vlees, in sagoblad gewikkeld, bij zich.

Na de begroeting .zeide Masora's oom: .

"We hebben een wild zwijn te pakken çekregen tn

een springlans. Er zwerven er veel rond tn het bos.

We zullen ~een gebrek aan vlees hebben.". ..

"Dat wil Ik geloven," antwoordde Masoramal,.terwl,1 hij het vlees bekeek. "Ik heb veel sporen gezIen."

De.ze dieren drongen 's nachts binnen om van de sago te snoepen, of naar larven en wormen te wroeten.

Daarom hadden de mannen hier en daar terzijde van de varkenspaadjes springlansen uitgezet. Die la~~en

.zijn gemaakt van lichte bamboe en hebben een vltJm- scherpe punt. Zodra het wild op een paadje met zijn schoft tegen een liaan stoot, ontspant er zich een sterk gebogen tak als een veer, die de lans met ont.zettende kracht door het lichaam van het dier drijft.

Nu was er gedurende een paar dagen voedsel genoeg voor het gehele gezelschap. Vrolijk bespraken de mannen ' s avonds, al smullend van het wild bij de sagopap, elkaars avonturen en onderwijl roosterden Masora en zijn moeder de overige stukken vlees op een rak boven het vuur, om later het beste deel ervan naar huis te brengen. Tegen de nacht wierpen de mannen, om de muskieten te verdrijven, rookver- wekkende droge vezels en vruchtenschillen op het vuur.

Deze waren echter na enkele uren opgebrand, zodat Masora lang voor het aanbreken van de dag klaar wakker lag te woelen en niet meer in slaap kon ~omen,

zo dikwijls werd zijn lijf van alle kanten door dIe nare beesten gestoken.

Elke dag waren de mannen voortaan druk bezig

(13)

met sagomeel bereiden. Bovendien liep iedere morgen één van hen de uitgezette springlansen langs, om te onderzoeken of er een wild varken getroffen was. Vond hij er één liggen, dan kwam hij gauw de kameraden waarschuwen en begaven ze zich met zijn drieën naar het wild, om het in brokken te snijden en naar de hut te vervoeren. Dit was reeds twee maal gebeurd.

Masora's moeder ging elke morgen, met de kleine achter op de rug, samen met Masora buiten het sagobos brandhout sprokkelen 1) en wilde bladgroenten ver- zamelen. Masora had op die tochten enige malen op

do~ens getrapt. Oo~ zaten zijn benen vol opengekrabde pUlsten van muskietensteken. En omdat hij met die wonden door de modder moest lopen, begonnen ze te zweren en zeer veel pijn te doen. Hij vond het bovendien in het sombere sago bos een akelig, saai leven.

Daarom vroeg hij:

"Moeder, wanneer gaan we weer naar huis '?"

"Ik denk pas over een week, mijn jongen", antwoord- de zij. "Eerst moet al het merg van de sagoboom los geklopt en daaruit meel gezeefd worden. Als je vader weinig verzamelt, moeten we des te vlugger weer hierheen terug."

Dat. begreep Masora best en toen berustte hij er maar In. Toch keek hij elke dag nieuwsgierig in de trog (een holle stam) met water, waarin het meel bezonk, hoever de mannen gevorderd waren.

OP .. een mo~gen waren allen als gewoonlijk aan hun dagelijkse beZigheden begonnen. Masoramai trok met zijn hond dieper het bos in, daar het zijn beurt was, om de springlansen na te kijken. De beide andere mannen zetten het werk bij de sagoboom voort. Nadat ze een poos gewerkt hadden, maakte Masora' s oom de opmerking:

I) De sagopalm takken branden slecht.

22

"Wat blijft Masoramai lang weg."

"Dat vind ik ook," antwoordde zijn vriend.

"Misschien is hij bezig springlansen uit te zetten bij nieuwe varkenssporen."

Toen klopten de mannen weer een tijdje rustig verder.

Plotseling hield Masora's oom ermee op, terwijl hij sprak:

"Het is net of ik zijn hond hoor huilen . .•• En ik geloof, dat hij zelf óók roept."

Beiden stonden even met ingehouden adem scherp te luisteren. Heel in de verte riep iemand om hulp.

"Ja, dat is hij," antwoordde de vriend. "Wat zou hij hebben?"

"Hij zit in nood," riep Masora's oom verschrikt.

"Laten wij gauw naar hem toe gaan."

Ze grepen hun kapmes en waren in een oogwenk verdwenen in de richting van het geroep, terwijl ze herhaaldelijk terug riepen: "Masoramai, wij komen!"

Daar het geroep verflauwde, vreesden ze het ergste en ze wisten niet hoe snel ze zich moesten reppen.

Hun vrees werd bewaarheid: na enig zoeken vonden ze Masoramai op een varkenspaadje, waar hij met een springlans dwars door zijn dijbeen lag te baden in zijn bloed. Hun eerste werk was, om de lans uit zijn been te verwijderen. Kreunend van pijn vertelde hij, dat hij niet goed opgelet had, zodat hij zonder erg tegen de liaan van de springlans had geschopt, met dit rampzalig gevolg. Kort daarop raakte hij geheel uit- geput door bloedverlies. Angstig en met gebroken stem vroeg hij Masora's oom om voor zijn vrouwen kinderen te zorgen. Toen raakte hij bewusteloos en enige ogenblikken later blies hij de laatste adem uit.

Verslagen stonden de beide andere mannen daar naast hem. Zijn hond trilde over het ganse lijf •••

~adat de mannen zo een poosje lang niet wisten wat te begmnen, kwamen ze weer tot bezinning en beraad-

23

(14)

slaagden wat ze moesten doen. Ze besloten hem hier op de plaats zelf te begraven. (Het is de gewoonte der Alfoeren om dit zo spoedi~ mogelijk te doen.) Terwijl de vriend een kuil ging graven, spoedde Masora's oom zich heen, om Masora's moeder te waarschuwen.

Hij vond haar met de kinderen, toen ze bij een paar bossen brandhout stond uit te rusten. Ze had net een betel pruim 1) genomen.

"Ik moet je halen van je man," begon hij.

"Waar blijf je toch zo lang?"

"Is het dan al zo laat?" vroeg zij verwonderd.

tt We zijn juist klaar met sprokkelen. Het is ook bijzonder warm vandaag."

"Komaan, ik zal de takkenbos wel voor je dragen, dan zijn we vlugger thuis," hernam hij en hij voegde de daad bij het woord. Zij volgde hem met de kinderen.

Daar het haar opgevallen was, dat hij er bleek en ontdaan uitzag en gejaagd liep, vroeg ze enige tijd later wantrouwend:

"Wat heb je toch een haast. Je ziet er bleek van.

Is er wat aan de hand '?"

"Ik heb zeker wat hard gelopen. Je man heeft zich verwond en nu had ik maar liever dat jij erbij kwam,"

antwoordde hij, terwijl hij nauwelijks zijn ontroering kon verbergen.

"Het is toch niet erg'? Hoe kwam dat? Is het een grote wond '?"

"Hij kan er tenminste niet van lopen. Je moet straks zelf maar eens zien."

Zo vroeg zij enige malen met een onrustig hart, waarop hij telkens ontwijkende antwoorden gaf, huiverig om haar het wrede nieuws aan te zeggen. Bij de hut gekomen, liet zij de kleine achter onder de hoede van

1) Indisch genotmiddel: vrucht van een slingerplant met een zuurachtige, prikke- lende smaak.

24

25

(15)

Masora, waarna ûj zonder dralen zijn oom volgde naar de plaats van het ongeluk.

Door een angstig voorgevoel gedreven verhaastte zij de pas.

"Hij is getroffen door een springlans," zeide Masora's oom een poosje later en zijn stem beefde.

"Leeft hij niet meer '?" vroeg zij naar adem snakkend.

Hij kon slechts antwoorden met een diepe zucht.

Toen begreep ze het opeens en ze begon hevig te gillen en luid snikkend zijn naam te roepen. Masora's oom wist niets anders te doen, dan al zuchtend snel voor haar uit te lopen, totdat zij voor het lijk van Masoramai stonden .••.

De smart van Masora' s moeder laat ûch niet be- schrijven. ' s Morgens vroeg was haar man krachtig en opgewekt van haar vertrokken en nu lag hij daar leven- loos voor haar.

Zwijgend begroeven de mannen den dode, waarna zij droevig te moe, de weduwe, die als een wezenloze voor zich uitstaarde, naar de hut terug geleidden.

Masora begreep dadelijk, dat er iets vreselijks met zijn vader gebeurd was.

"J

e vader is dood. Getroffen door een springlans.

We hebben hem ginds begraven" sprak ûjn oom met doffe stem.

Wat schrok Masora van die droeve tijding! Hete tranen sprongen uit zijn ogen te voorschijn. Hij wilde luid om zijn vader roepen, maar toen hij zijn moeder daar heftig snikkend bij zijn zusje zag liggen, was het of zijn keel dichtgeknepen werd en op haar toesnellend en haar omhelzend, fluisterde hij met trillende stem:

"Moeder, nu zal ik wel voor u en zusje zorgen."

26

4. De

toverdokter der heidenen.

Daar Masora's moeder zo spoedig mogelijk die onheils-plek verlaten wilde, vertrok zij de volgende dag met haar kinderen onder geleide van Masora' s oom weer naar haar tuin in het gebergte. Gedurende de eerste dagen kwam hij nog telkens haar bij de veld- arbeid helpen. Toen hij afscheid had genomen, om voorlopig niet meer terug te keren, voelde Masora zich de aangewezen persoon om zijn moeder te be- schermen en in alles bij te staan. Hij had, zo jong als hij was, reeds de ernst van het leven leren kennen en vatte daarom deze taak heel nauwgezet op. Zodoende was hij spoedig een onmisbare steun van zijn moeder en een jongen van tien jaar ouder had het hem niet kunnen verbeteren.

Het vaderloze gezin was nog niet zolang in het tuinhutje teruggekeerd, toen Masora's zusje zware malaria 1) kreeg. Hevige koortsen sloopten het kleine lichaampje en bovendien begon ze hoe langer hoe minder te eten. Haar moeder maakte zich erg ongerust en liet door tussenkomst van Masora' s oom een ouden Alfoer ontbieden, die bekend stond als een bekwaam toverdokter. Deze verklaarde, dat er een kwade geest in het meisje woonde. Hij vulde een bamboe-kokertje met water uit de beek, prevelde daar een toverspreuk over en gaf het aan het ûeke kind te drinken.

"Nu zal de geest wel gauw heengaan," sprak hij.

Doch de toestand werd met de dag ernstiger. De

J) Ziekte veroorzaakt door de steek van de malaria-mug.

27

(16)

k~eine begon te ijlen en herkende haar moeder zelfs

m~t IJ?-eer. We~r ~erd de toverdokter erbij geroepen.

HlJ wlkkelde zIch In een doek en bleef enige tijd ge- hurkt bij het kind ûtten, terwijl hij zijn hand op haar borst legde. Daarna zei hij:

"De ziel van haar vader verlangt naar het kind.

Masoramai eist zijn dochtertje op."

Van enige kruiden maakte hij een papje en besmeerde daarmee het kruintje van de kleine; ondertussen blies hij er telkens tegen. Buiten naast de hut stak hij een geheim teken van stokjes in de grond. Met deze hocus- pocus wilde hij de ziel van Masoramai trachten af te weren. Masora's moeder moest verschillende spijzen offeren op een tafeltje in een donkere hoek van het hutje, <;,m haar gestorven man gunstig te stemmen.

Door ~~t alles veranderde de liefde, die zij en Masora vo,or ZIJn overleden vader gevoelden, in vrees. De mIddelen van den toverdokter waren vruchteloos: korte tijd later werd Masora' s zusje door de dood weggerukt.

5.

De toverdokter der Christenen.

Nu moeder en zoon alleen waren overgebleven, hielden ze des te inniger van elkaar en voortdurend bleven ze in elkaars nabijheid. Soms moest Masora

~et een ~oodschap naar zijn oo~ toe. Diens tuin lag dIchter blJ de kampong dan de ZlJne. Daar kon hij de kamponghuizen goed onderscheiden. Eén ervan was groter en anders gebouwd dan de overige. En zo nu

e~ dan zag hij een man in witte kleding met een troepje

kind~ren, waa~an de meesten ook gekleed waren, in- en UItgaan. DIt was een school en de man in het wit een goeroe 1) van de Zending, die een half jaar geleden daar geplaatst was, om de school te openen en het Evangelie te verkondigen.

Eens ging Masora met zijn oom mee naar de kam- pong. Toen .. liep hij uit n~euwsgierigheid een paar malen voorbIj de school en WIerp telkens steelse blikken naar binnen. Het was eigenlijk maar één groot school- lokaal. De goeroe stond vóór de klas op een bord allerlei yreemde tekens aan te wijzen. De kinderen zaten netjes

In banken naast en achter elkaar en leerden een Maleis lied Ûngen. Hoewel Masora het niet verstond, klonk het prettig in zijn oren, zodat hij erdoor bekoord werd en er stil en aandachtig naar bleef luisteren.·Enige keren achtereen zongen de kinderen dezelfde wijs en telkens

b~~onnen ze ~.e~ de w?,orden: "Koekasih Jezoes" 2).

HlJ kon dat WIJSJe al bIjna meezingen.

1) Onderwijzer, tevens hulp-zendeling.

I) "Ik heb Jezus lief', ev. gezang 65.

29

(17)

Later vroeg hij aan zijn oom:

"Wat betekent dat "Koekasih J ezoes" oom '?"

Deze antwoordde schouderophalend:

"Dat weet ik niet, hoor. De mensen op 't dorp zeggen, dat J ezoes de Zoon is van den God der Chris- tenen:'

"Wat doet die vreemde man in de kampong'?" in- formeerde Masora verder en hij bedoelde den goeroe.

"Wel, de kinderen leren lezen en schrijven en zingen.

Het is een vriendelijk man, die veel van kinderen houdt en altijd graag de zieke mensen helpt en hun over Jezoes vertelt. Maar hij gebruikt Hollandse medicijnen, die vertrouwen wij niet. Ook keurt hij het af, dat wij aan onze gestorven voorouders offeren. Daarom komen we maar liever niet met hem in aanraking:'

Het waren alle wonderlijke dingen, die Masora van zijn oom hoorde en hij knoopte ze goed in zijn oren.

Masora was een malaria-lijder. Kort na de dood van zijn vader had hij enige malen koorts gehad, hoewel niet zo hevig als zijn zusje, zodat hij telkens weer hersteld was. Toch begon zijn lichaam hoe langer hoe minder weerstand te bieden aan de hardnekkige ziekte en op een dag bleef hij met zware koorts te bed liggen. Zijn moeder was zeer bezorgd voor hem en liet terstond Masora's oom waarschuwen, die weer den toverdokter ging halen. Doch deze beweerde nu, dat zijn middelen niet hielpen tegen de machtige ziel van Masoramai .

• ,Nu eist hij de dood van zijn zoon/' verklaarde hij.

"Daar kan ik niets tegen beginnen." En hij weigerde naar den zieke te komen kijken.

Toen zijn moeder dit vernam, was zij de wanhoop nabij. Wie anders zou er kunnen helpen '?

Hoewel Masora' s oom en tante en een vriendin de beproefde moeder trouw bijstonden in de verzorging 30

van den zieke, leefde zij toch, vooral gedurende de nachten, in grote angst, dat de ziel van haar ge- storven man Masora zou komen weghalen. Zij meende

zelfs reeds een keer zijn spookgestalte gezien te . hebben. Toen zij op een nacht met Masora's oom bij den zieke waakte en deze maar lag te woelen en te hijgen van benauwd- heid, klaagde zij snik-

\. kend:

,,0, zou niets of nie- mand mijn kind kunnen redden'? Zou ik ook hem moeten verliezen 1"

Zij meende zelfs een keer zijn spookgestalte gezien te hebben.

Masora' s oom, die het lij den van den zieken jongen en de angst van de moeder niet langer kon aanzien, voelde zich el- lendig, dat hij geen raad kon schaffen en zat in ge- dachten verzonken voor zich uit te staren. Daar schoot hem plotseling te binnen, dat de goeroe graag zieke mensen hielp.

Dadelijk stond zijn plan vast om naar hem toe te gaan. En de volgende dag was nauwelijks aangebro- ken, of hij zei tot zijn vrouw: "Ik ga naar den goeroe:'

Zijn wantrouwen tegen 31

(18)

hem was geweken voor de noodzaak en regelrecht spoedde hij zich naar de kampong.

De goeroe ontving hem heel vriendelijk.

"Kan ik je ergens mee van dienst zijn, vriend 1"

vroeg hij.

"Ik heb een neefje, dat daar ginds in de tuin erg ziek ligt. Misschien wilt u wel helpen," antwoordde Masora' s oom.

. "Zeker wil ik dat/' hernam de goeroe en hij liet zich over de toestand van den zieke inlichten.

"Wacht je even," sprak hij daarna, "dan zal ik wat medicijnen halen en zullen we meteen opstappen."

Hoewel Masora zwaar ziek was, herkende hij den goeroe.

"De toverdokter van de Christenen," dacht hij.

Deze onderzocht hem, terwijl hij vol belangstelling zijn moeder allerlei dingen vroeg. Zijn vermoeden, dat Masora malaria had, werd nu zekerheid. Ook begreep hij spoedig de vrees van de moeder voor haar gestorven man. Hij trachtte haar die uit het hoofd te praten en drong er op aan, dat zij op Jezus moest

vertr~uwen, Die alleen als de ware Medicijn-meester reddmg kan brengen. De vriendelijke woorden van den goeroe deden de vrouw zichtbaar goed, maar toch klonk er twijfel in haar antwoord:

"Misschien is J ezoes wel zeer machtig, maar Hij zal ons toch niet willen helpen, want wij zijn geen Christenen.' ,

Toen vertelde de goeroe haar van de Kananese (heidense) vrouw, die zo'n groot geloof had, dat haar dochter gezond werd. Masora's moeder werd door het verhaal ontroerd tot in het diepst van haar ziel. Zij vatte de hand van den goeroe en sprak:

"Als Masora beter wordt, wil ik nog veel meer van J ezoes horen!"

De goeroe bad vurig tot God, of Hij de harten van 32

moeder en zoon voor Zijn Woord wilde openen, opdat ze Zijn kinderen zouden worden en niet meer geplaagd door angst voor boze geesten. Ook vroeg hij Zijn zegen over de middelen, die hij zou gebruiken, om Masora te genezen. Daarna gaf hij dezen enige chinine-tabletten in en verzorgde zijn beenwonden. Hij beloofde vaak naar Masora te komen kijken en liet bij zijn vertrek een getrooste moeder achter •

De Heere zegende de medicijnen, want na een week was Masora weer koortsvrij. Telkens kwam de goeroe versterkende middelen voor hem brengen en verzuimde niet, tevens over het Koninkrijk Gods te spreken.

Masora fleurde weldra geheel op en raakte zó gehecht aan den "toverdokter der Christenen" zoals hij hem voortaan noemde, dat hij altijd met ongeduld zijn komst afwachtte. Ook zijn moeder beschouwde hem als een weldoener, omdat hij Masora beter gemaakt had.

Dikwijls praatten ze over hem.

"Ik heb tienmaal liever den toverdokter van de Christenen dan dien van ons," zeide Masora eens.

"Jammer, dat hij er niet bij was, toen zusje ziek lag, dan was zij misschien ook beter geworden.t'

Dat vond zijn moeder ook. En onwillekeurig vergeleek zij den Alfoersen toverdokter met den goeroe. De oude Alfoer had haar in onzekerheid gelaten en angstig gemaakt. En de goeroe was altijd zo behulpzaam en vol liefde, dat zij beiden veel van hem hielden.

Nadat hij vele malen als een welkome vriend met blijdschap in hun hutje was ontvangen, wilden moeder en zoon niets liever dan den God van den goeroe, van de Christenen, leren kennen. Toen werd er afgesproken, dat zij in de kampong zouden gaan wonen. Masora' s oom bouwde samen met enige vrienden een eenvoudig houten huisje, waar Masora en zijn moeder in trokken.

33

(19)

6.

Masora wordt Christen

Sinds de vestiging in de kampong leidden zij een geheel ander leven, ook naar het uiterlijk. Terwijl Masora vroeger naakt en zijn moeder half naakt liepen, droegen zij nu geregeld kleren. De njora 1) had Masora's moeder naaien, het gebruik van zeep en alles wat er verder voor een nette huishouding nodig was, geleerd.

Zowel Masora als zijn moeder volgden ijverig het godsdienst-onderwijs van den goeroe en Masora zelf ging op school. In het begin kostte dat stilzitten op een schoolbank tussen vreemde kinderen hem veel verdriet en dikwijls had hij toen naar zijn tuin terug verlangd.

Hij herinnerde zich nog heel goed, dat hij eens voor een lei met sommetjes zat, waar hij geen weg mee wist.

De cijfers en tekens dwarrelden hem voor de ogen.

Hij werd er wanhopig onder. Droevig keek hij naar buiten, waar de vrolijk fluitende vogels hem lokten.

Hij stond op het punt om zijn griffel neer te gooien en ineens hard weg te lopen. Maar toen was de goe~?e

stil bij hem komen staan en had de hand op Z1Jn schouder gelegd.

"Kom Masora, lukt het niet erg 1" spoorde hij hem vriendelijk aan. "Je laat de moed toch niet zakken 1 Je weet toch wel, wat je aan je moeder beloofd hebt?

Dat betekent, dat je ook met leren je best moet doen."

(De goeroe bedoelde Masora' s belofte aan zijn moeder om voor haar te zorgen, toen zijn vader door de spring-

1) Vrouw van den goeroe.

34

lans was gedood. Het verhaal had hij van Masora's moeder gehoord.}

Toen was het alsof Masora plotseling zijn moeder weer op die ongeluksdag voor zich zag, wenend over het verlies van zijn vader. En meteen had hij zich ver- mand en was, nadat de goeroe hem op dreef had geholpen, weer vol ijver aan zijn taak begonnen. Na die tijd was, in ogenblikken van bedruktheid, de ge- dachte aan zijn belofte voldoende om ze te boven te komen.

Hij was zeer leergierig en het verlangen om zo spoedig mogelijk de bijbelse verhalen - en later de bijbel zelf - te kunnen lezen, drong hem om zijn uiterste best te doen. Weldra rekende de goeroe hem dan ook tot zijn beste leerlingen.

Het was met schitterende ogen van opgetogenheid, dat hij in de klas de eerste keer het lied meezong, dat hem vroeger zo getroffen had. Wat hielden nu die woorden: ,/k Heb Jezus lief!" een rijke troost voor hem in, want door de bijbelse verhalen hadden zijn moeder en hij Hem als hun Heiland leren liefhebben.

Toen hij het lied van buiten kende, zong hij het aan zijn moeder voor.

"Wat is dat toch mooi, Masora!" sprak zij, nadat hij de drie coupletten had uitgezongen. "Dat moet je mij ook leren 1"

"Dan gaan we dadelijk beginnen, moeder /' antwoord- de hij. En door haar ijver en zijn toewijding duurde het niet lang, of zij konden het samen zingen, zij de eerste stem en hij de tweede.

Op een andere keer kwam hij vol blijdschap met een boekje thuis, dat hij aan zijn moeder toonde:

"Moeder, hier staat het verhaal van Jezus' geboorte in. Ik mocht het van den goeroe mee naar huis nemen om het aan u voor te lezen."

"Dat is heel vriendelijk van den goeroe/' antwoordde

35

(20)

~j. "Ik heb daar altijd zo naar verlangd. Hier heb je twee centen, koop daar maar olie voor. Dan zullen we vanavond de lamp aansteken.tt

Daar zaten ze toen in de flauwe schemering van hun enige olielampje. Maar binnen in hun harten brandde een wonder helder licht, want het was feest voor hen beiden. Masora zat, met zijn hoofd op de ellebogen gesteund en zijn neus boven op zijn boek, langzaam en hardop te lezen. Hoewel hij zijn uiterste best deed, ging het weleens met horten en stoten, omdat hij sommige woorden nog moeilijk kon uitspreken. Zijn moeder dacht echter met trots:

"Wat kan hij al goed lezen!tt en luisterde overigens aandachtig en vol eerbied naar het wonderschone ge- boorteverhaal.

Het was een onvergetelijke avond en nog vele malen heeft Masora het aan zijn moeder voorgele~en.

36

7.

Masora' s doopfeest.

Nadat zij twee jaar lang trouw het godsdienst- onderwijs hadden gevolgd, brak de tijd aan, dat zij gedoopt ~ouden worden. Er waren enige anderen met hen: Masora's oom en tante en nog een echtpaar en bovendien ook enkele jongens en meisjes. Het waren de eerste dopelingen van de kampong. Daar wilde de goeroe een plechtig feest van maken. Vele weken van te voren werden de toebereidselen daarvoor gemaakt.

Eerst leerde hij den kinderen fluitspelen. Verschei- denen van hen waren reeds veertien en vijftien jaar.

Dit mocht, omdat de school pas opgericht was. Op zekere dag vroeg de goeroe:

"Wie wil er fluit leren spelen'/ Dan kunnen wij een fluit-orkestje oprichten."

"Hé, dat is leuk 1" "J a, dat moeten we vast doen!"

"Wat fijn!" riepen de kinderen door elkaar en haast iedereen gaf zich op.

"Ja, ja," hernam de goeroe, "dat is alles heel mooi en goed, maar het gaat niet ~o één, twee, drie. Eerst moeten er fluiten gemaakt worden, dan flink geoefend en daarna pik ik de besten eruit.t t

Met Masora en enige oudere jongens ging hij naar het bos om de benodigde bamboekokers te snijden.

Het moesten dunne, rechte stukken zijn, geko~en uit goed oude bamboe. Thuis werden er onder zijn toezicht fluiten van gemaakt. Dit was een heel secuur werk, want de toonladder moest goed kloppen. Zodoende keurde de goeroe er verscheidenen af, omdat de gaten 37

(21)

niet op de juiste plaats gebrand waren en de tonen daardoor vals klonken. Doch Masora en zijn school- kameraden ontpopten zich als handige fluitfabrikanten en weldra waren de instrumenten gereed en uitgedeeld.

Ieder merkte zijn fluit met een eigen teken en ook kleurden de meesten hun instrument paars of groen en sneden er sierlijke figuren in.

Nu werd er elke dag druk geoefend.

Nu werd er elke dag druk geoefend. Na schooltijd waren de verschillende fluittonen tot laat in de avond niet van de lucht.

Soms, gin,g ,Masora er zo in op, dat zijn moeder wanhopIg uItrIep:

"Fluit toch niet zo hard, jongen, ik word er helemaal doof van!"

Eerst ging het do, ré, mi, fa, sol de hoogte in, en weer terug naar omlaag tot in den treure door; eerst blies hij aarzelend en schuchter, maar later hoe langer hoe zekerder en zuiverder de wij' zen van psalm 42 en 84

38 •

Toen de goeroe bemerkte, dat de kinderen er vaardig- heid in kregen, koos hij er de twaalf besten uit voor het orkest, dat onder zijn leiding vijf verschillende melodieën moest instuderen. Op het laatst kon Masora, die tot de twaalf orkest-leden behoorde, die wijzen wel dromen.

Daar er nog geen kerk was, werden de godsdienst- oefeningen in de school gehouden. Ook de a.s. doop- plechtigheid zou daarin plaats hebben. Daarom werd zij door de schoolkinderen eerst grondig schoonge- maakt. Het huis van den goeroe kreeg tevens een extra-beurt, want de toewan-pandita 1) zou zelf de doop bedienen en dan bij den goeroe logeren. De ouders der dopelingen zorgden ervoor, dat hun kinderen netjes gekleed op het feest zouden komen. Toen Masora zijn keurig gestreken pak aanhad, zei hij tot ûjn moeder:

"Nu ben ik net zo deftig als de goeroe."

Op de dag van aankomst van den zendeling ging de goeroe met zijn fluit-orkest en de overige kinderen, benevens enige ouders, den pandita een eindweegs tegemoet, om hem met muziek en zang te verwelkomen.

Het was een vrolijke optocht toen de troep, met den pandita voorop, al fluitende en zingende in de kampong terugkeerde. Alle kampongbewoners waren uitgelopen om zich in dat ongewone geûcht te verlustigen.

De volgende morgen zou de kerk om acht uur beginnen. Maar reeds om zes uur liepen Masora en de andere doopkinderen kant en klaar rond te drentelen.

Gefluit, geroep en gelach kondigden aan, dat er iets prettigs zou gebeuren. Om zeven uur traden de eerste kerkgangers de school binnen, om een mooi plaatsje machtig te worden en in korte tijd was het lokaal eivol. Vele belangstellenden moesten zich vergenoegen met een staan- plaats in de gaanderij rondom de school en daarbuiten.

1) Heer zendeling.

39

(22)

Masora mocht met zijn moeder en de andere dope- lingen in de voorste rijen vlak tegenover de lessenaar van den pandita zitten. (Een preekstoel was er niet.) In het begin klopte zijn hart onrustig. De pandita was de eerste blanke, dien hij zag. Hij droeg een grote baard, zodat Masora bijna bang voor hem was. Allerlei vervelende gedachten kwamen hem plagen. "Zou hij den pandita wel kunnen verstaan 1" "Zou hij wel goede antwoorden geven?"

"Moeder," zo fluisterde hij, "ik ben bang, dat de pandita mij niet wil dopen, als ik zijn vragen niet goed beantwoord."

Lachend sprak zij:

"Maar mijn beste jongen, waarom zou jij verkeerde antwoorden geven, terwijl jij bij den goeroe één van de besten was. En als je het eerlijk meent, dat je den Heere Jezus liefhebt, zal de pandita je natuurlijk dopen."

Daarop kalmeerde hij wat en toen de pandita rustig en ernstig voorging in gebed, voelde hij zich zelfs welgemoed. Hij zou nu immers tot kind van God aangenomen worden. Hij, die zijn aardsen vader ver- loren had, zou nu een hemelsen Vader daarvoor in de plaats krijgen! En uit volle borst zong hij het eerste couplet van psalm 84 mee, dat door het fluit-orkest werd ingezet:

"Hoe lieflijk, hoe vol heiigenot."

Na de preek volgde de doopsbediening. Het was een treffend gezicht, toen Masora en zijn moeder, hand in hand voor den pandita geknield, samen de doop ontvingen. Aller aandacht was op het tweetal gericht.

Het werd doodstil in het lokaal en plechtig klonk het eerst voor de moeder en vlak daarop voor den zoon:

"Ik doop u in de naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes."

Beiden konden hun ontroering niet bedwingen en Masora' s tranen biggelden samen met de druppels van 40

het doopwater over zijn wangen. Ook de overigen waren zichtbaar aangedaan, want iedereen begreep wat een grote stap het was, de godsdienst der voorvaderen vaarwel te zeggen en Christen te worden.

Toen de kerk uitging en Masora zich met zijn moeder naar huis begaf, was het net alsof de laatste psalm nog als een danklied in zijn hart naruiste. En zijn moeder sprak bij het bezoek van den pandita:

" Toewan, ik ben zo blij! Als de Heere Jezus nog op aarde en hier bij ons in de kampong was, zou ik evenals Maria Hem de voeten gekust hebben."

41

(23)

Koninginnefeest.

Een paar jaren later kwam de goeroe, die naar de hoofdplaats der onderafdeling aan de kust - waar ook de pandita en de gezaghebber 1) woonden - geweest was, met een prettige tijding van zijn reis terug.

"Kinderen," sprak hij, "de gezaghebber heeft ge- vraagd, of wij ook komen om op Koninginneda~, sa- men met de andere scholen, feest te vieren 10 de hoofdplaats. Toen heb ik maar geantwoord, dat jullie dat wel graag willen."

J

1··k ft, f·· P' H I " · d

" a, natuur 1J • " Ja, 1Jn. " oera. r1epen e kinderen opgetogen.

"Er worden verschillende wedstrijden gehouden met prijzen," vervolgde de goeroe. ,,0. a. drie prijzen voor de wedstrijd tussen de fluitorkesten en vier prijzen voor schoolspelen. In deze beide wedstrijden zullen we meedingen. Maar dan moeten jullie me beloven je beste beentje voor te zetten, want we hebben te kampen tegen negen andere scholen."

Eén der oudste jongens antwoordde:

"We zullen zorgen, dat u voor uw school niet beschaamd hoeft te zijn, goeroe."

Alle schoolkinderen zouden aan het feest deelnemen op de jongste vijf na, want voor deze was de reis te ver.

Voortaan werd er over haast niets anders gesproken, dan over het a. s. Koninginnefeest. Dat zou een ge- weldige gebeurtenis zijn, niet alleen voor de kinderen,

1) Europeps bestuursambtenaar.

42

maar ook voor hun ouders. Iedereen in 't dorp was er vol van.

Masora en de andere muzikanten spanden zich reeds een maand te voren terdege in om het Wilhelmus en verschillende Nederlandse en Maleise liedjes, die de goeroe hun leerde, zuiver en onberispelijk te fluiten.

De niet-fluitisten moesten twee aardige spelen kennen om ze te vertonen op de feestdag. Bovendien kreeg Masora, als de beste leerling, een heel bijzondere en moeilijke taak van den goeroe op. Hij zou een gelukwens met de verjaardag van H. M. de Koningin voor den gezaghebber in de Maleise taal uitspreken. Deze geluk- wens was door den goeroe opgesteld en door Masora in keurig rondschrift op een groot blad papier ge- schreven om die den gezaghebber aan te bieden.

Lange tijd vóór het vertrek naar de hoofdplaats zeide hij de gelukwens wel enige malen per dag luid bij zichzelf op, om er toch vooral niets uit te vergeten.

Elke gelegenheid nam hij te baat: als hij van school huiswaarts keerde; bij het houtsprokkelen; soms hoor- den zijn kameraden hem ermee bezig terwijl hij zijn bamboekokers bij de bron vulde en dan zeiden ze tot elkaar: "Wat is die Masora rap met zijn tong!"

Eens was zijn moeder uit geweest om een boodschap te doen. Toen ze weer thuis kwam, bevreemdde het haar iemand in de keuken te horen praten en ze dacht:

"Het is de stem van Masora, maar het lijkt wel of hij den goeroe nabootst met preken."

En toen ze binnentrad, zag ze Masora tegen een overeind gezette takkenbos met deftige gebaren een redevoering houden.

"Wat voer je nu toch uit, Masora 1" vroeg ze ver- wonderd.

Verrast keek Masora op en antwoordde:

"Hé, wat laat u me schrikken, moedertt' en verlegen lachend voegde hij eraan toe:

43

(24)

"Ik ben den gezaghebber aan het feliciteren met de verjaardag van onze Koningin!"

En hij vertelde haar de moeilijke opdracht, die hij van den goeroe gekregen had.

Voor elk kind, dat aan het feest zou meedoen, had de njora, geholpen door Masora's moeder en enige andere vrouwen, een katoenen matrozenpak van één model genaaid, zodat de gehele school in matrozen- uniform gekleed was. De meisjes waren erbij inbe- grepen, alleen hadden zij rokken aan in plaats van broeken. Maar ieder had een stroohoed op en een oranje-sjerp om. Door enige jongens was een soort standaard gemaakt van bordpapier. Aan de bovenkant ervan was het wapen van Nederland geschilderd en daaronder stond met sierlijke letters: "Lang leve onze Koningin!" in het Maleis geschreven.

Wat gaf dat een opschudding toen de goeroe met zijn troep vertrok! Het leek wel of de gehele bevolking de kampong wilde verlaten. Het kamponghoofd had zich bij de feestgangers aangesloten met enige jonge mannen, die de goederen en de mondvoorraad voor onderweg droegen. Vele ouders, waaronder Masora' s moeder liepen een poos mee, om zolang mogelijk te genieten van de blijdschap hunner kinderen. Langs een kronkelend bergpad trok men lachend en zingend kustwaarts.

Toen de ouders bleven staan, riepen en wuifden de kinderen hen nog lang en voortdurend toe, totdat een bergrug hun het gezicht benam. Ineens zag Masora zijn moeder niet meer! Hij voelde een onbehaaglijke leegte in zijn hart. De tocht duurde anderhalve dag;

twee dagen zou de school in de hoofdplaats blijven, dus totaal vijf dagen uit en thuis. ZÓ lang was hij nooit van zijn moeder weg geweest. Maar de vrolijke ge- sprekken der andere kinderen en het prettige vooruit- zicht op het feest en al het nieuwe, dat hem nog wachtte, 44

leidden hem spoedig af. De eerste nacht werd in het bos doorgebracht in een kleine bamboe-loods, die het kamponghoofd enige dagen te voren met zijn mannen had opgeslagen. Toen de kinderen er aankwamen, waren zij acht uur onderweg geweest, zodat zij van vermoeidheid ' s avonds reeds vroeg insliepen.

Vóór dag en dauw zette men de volgende morgen de tocht voort. Weldra kwam de troep in de kust- vlakte aan. Het pad liep niet meer zo aanhoudend op en af en de zonne-warmte was er drukkender dan in het gebergte. Gelukkig begon er spoedig een frisse zeewind te waaien, die een eigenaardige lucht van de koraalriffen aan de kust met zich meevoerde.

"We naderen de kust, jongens," riep de goeroe op- gewekt. "Ik ruik de zee al. Nog een poosje flink door- stappen, dan kunnen jullie fijn ,pootje' -baden."

Dat behoefde hij geen tweemaal te zeggen. De meeste kinderen hadden nog nooit de zee gezien en waren nieuwsgierig genoeg om vlug op te schieten. Het geruis van de branding klonk al nader en nader en op een gegeven ogenblik werd een lap van het glinsterend- witte water tussen het groene geboomte zichtbaar.

"Daar is de zee al!" riepen de voorste jongens en allen holden naar het strand.

Ook Masora zag haar voor het eerst. Hij raakte geheel onder de indruk van die grote, wijde water- vlakte met de voortdurend aanrollende golven zover het oog reiken kon. Door de prauwtjes 1), die er hier en daar verspreid op dobberden als speelgoed-bootjes, werd de indruk nog pakkender • En terwijl zijn makkers allerlei uitroepen van verrukking slaakten, stond hij naast den goeroe in stille bewondering voor zich uit te staren.

"Eén van de machtige werken Gods," sprak de goeroe

Inlandse kano's.

45

(25)

half tot zichzelf. Wat voelde Masora zich toen klein en als in een andere wereld.

Nadat de kinderen een poos in de koele kabbelende golfjes geplast hadden en door den goeroe op kokos- noten waren getracteerd, waaruit zij het frisse sap gretig opslurpten, zette de troep zich weer in beweging.

Nu werd een schaduwrijke weg langs het strand gevolgd in de richting van de hoofdplaats. Deze was de grootste kampong aan de kust, waar enkele Europese (stenen) gebouwen stonden, b.v. de woningen van den gezag- hebber en den pandita en het kantoor van den eerste.

Op enige afstand van de rand der kampong werd de feestkleding aangetrokken en de stoet opgesteld.

Voorop de standaard, met ter weerszijden een grote wapperende roodwitblauwe vlag, gedragen door de drie sterkste jongens. Daarachter het fluitorkest gevolgd door de overige kinderen, allen in hun tte matro- zenpakjes en eindelijk de begeleiders e dragers. Zo vormden ze samen een kleurig en fle g gezelschap.

"Nu goed je best doen, kinderen!" s oorde de goeroe

aa~. "Flink rechtop lopen en uit volle borst zingen en flu1ten! Laten we de kustmensen tonen, dat wij berg- bewoners óók goed voor de dag kunnen komen."

Al fluitende en zingende marcheerden ze toen eerst onder een grote, prachtige erepoort door en vervolgens

l~ngs enige met bloemenslingers en lampions ver- s1erde straten. Masora kwam ogen te kort om al dat vreemde en mooie in zich op te nemen. Voor de ingang van bijna elk woonerf waren ook versieringen aange- bracht: erepoort jes, slingers, vlaggen en stellingen met oliepotjes voor de illuminatie des avonds. Hij zag den gezaghebber, den zendeling en verschillende hoofden voor het kantoor belangstellend kijken naar de binnen- rukkende troep.

"Nou, dat 1S klein maar dapper!" sprak de gezag- hebber goedkeurend tot den zendeling.

46

Vele kinderen van andere scholen en grote mensen stonden langs de weg Masora en zijn kameraden toe te juichen. Hij was verbluft over zo'n hartelijk welkom en grote geestdrift.

De kinderen kregen onderdak in een loods, die voor deze gelegenheid op het erf van den zendeling was opgericht. ' s Avonds wandelde Masora met zijn kame- raden door de hoofdplaats om langs de huizen de feest- verlichting met lampions, of oliepotjes te bewonderen.

Door de van bijna alle kampongs der onderafdeling toe- gestroomde menigte heerste er een buitengewone druk- te; het meest in het gedeelte, waar de Chinese toko's 1) stonden. Daar er slechts vier waren, trokken ze veel toeloop van kijkers en kopers. Masora, die een cadeautje voor zijn moeder wilde kopen, moest zich tussen hen heenwringen om in zo'n toko binnen te komen en raakte door het gedrang zijn makkers kwijt. Toen hij in zijn eentje de artikelen stond te bekijken en bij zichzelf overlegde, wat hij zou kiezen, ontdekte hij plotseling dat er twee jongens van de drukte misbruik maakten om wat te stelen: de één nam stiekem een zakmes weg, de ander een flesje odeur. De Chinese tokohouder en zijn bediende, die al hun aandacht nodig hadden om de mensen te bedienen, bleken er niets van bemerkt te hebben. Eerst wist Masora van schrik niet, hoe hij zich daar tegenover moest gedragen. Zijn hart bonsde er nog van, terwijl hij voor zijn moeder een stuk gebloemde stof kocht, waar zij een baadje van zou kunnen maken. De gedachte aan de diefstal liet hem niet meer los. Wat moest hij doen? Hij kende de jongens niet. "Zeker van één van de kustdorpen,"

bedacht hij. Maar als het Christenen waren, dan zondigden zij tegen Gods gebod: gij zult niet stelen.

Toen kreeg hij opeens een ingeving: "Ik moet ze

1) Kleine winkeltjes, waar van alles te koop is.

47

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Omdat de draaideuren tussen de EU-instellingen en de financiële sector onverminderd doordraaien, merkte Guillaume Prache, algemeen directeur van BETTER FINANCE, op

Elf focusgebieden worden in detail besproken. Tabel 1 geeft een overzicht van de elementen die in elk gebied aan bod komen. Voor ieder gebied worden beheeraanbevelingen

+HWGXLQHQGHFUHHWYDQMXOLEUDFKW HHQ NHQWHULQJ PHW ]LFK PHH HQ SODDWVWH KHW QDWXXUEHKRXG DDQ GH NXVW HHQ VWXN KRJHU RS GH SROLWLHNH DJHQGD 5HHGV YHOH MDUHQ

Eén ster, één licht, één nacht, één Kind Eén hoop, één droom, één hart, één Zoon. Jezus, de Enige Jezus,

En wanneer ze er zijn, geleidt ze hem naar de baleh-baleh die erg oud is en erg wankel staat. Ze zegt dat hij hier moet gaan liggen, ja hier, in dat hoekje, ja, daar op dat matje en

De economische ontwikkeling onder de Nieuwe Orde van president Suharto gaf namelijk zoveel werk en inkomen in het centrum van Jakarta dat er steeds meer mensen naar deze kam-

Volgens hem was er meer aandacht voor de Europese wijken dan voor de kampongs met voornamelijk inlandse bewoners, terwijl die kampongs juist meer aandacht nodig hadden.. De

en kunnen niet aan een contributieverhoging ontkomen, temeer daar wij al zeker sinds 1990 onze contributie op hetzelfde peil hebben weten te houden bij voortdurende