• No results found

Migratie en Schizofrenie: verklaringen voor de verhoogde incidentie van. schizofrenie onder migranten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Migratie en Schizofrenie: verklaringen voor de verhoogde incidentie van. schizofrenie onder migranten"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Migratie en Schizofrenie: verklaringen voor de verhoogde incidentie van schizofrenie onder migranten

Kimberly Stam

15 juni 2012

Studentnummer: 5994314

Begeleider: Kiki Hohnen

Aantal woorden: 5.641

(2)

2 Abstract

In dit literatuuroverzicht worden de factoren beschreven die de verhoogde incidentie van schizofrenie onder migranten kunnen verklaren en interpreteren. Niet alle migrantgroepen hebben een verhoogd risico maar dit wordt vooral onder eerste en tweede generatie migranten met een donkere huidskleur waargenomen. Migranten hebben vaak een tekort aan vitamine D en slikken zwangere migranten tijdens de zwangerschap geen voedingssupplementen. Ook staan zwangere migranten vaker bloot aan virussen welke de kans op geboortecomplicaties doet toenemen. Door culturele en taal factoren hebben klinisch psychologen moeite met het diagnosticeren van migranten en worden er verkeerde diagnose gegeven. Stress en sociale factoren spelen een inferieure rol in het uitlokken van schizofrenie. Als alle factoren gezamenlijk in ogenschouw worden genomen, kan dit een optimaal verklaringsmodel geven voor de verhoogde incidentie van schizofrenie onder migranten.

(3)

3 Inhoudsopgave

Verklaringen voor de Verhoogde Incidentie van Schizofrenie onder Migranten 4 1. Verhoogde Incidentie van Schizofrenie in Bepaalde Migrant Groepen 7 2. Biologische Factoren en de Ontwikkeling van Schizofrenie onder Migranten 10

2.1. Vitamine D hypothese 10

2.2. Voedingsfactoren 11

2.3. Infecties en Geboorte Risico’s 12

2.4. Drugsgebruik 13

3. Misdiagnose en de Verhoogde Incidentie van Schizofrenie onder Migranten 14 4. Stress en en het uitlokken van Schizofrenie onder Migranten 16

4.1. Discriminatie 16

4.2. Woonomgeving 17

4.3. Sociaal Economische Status 18

Conclusie & Discussie 19

Literatuur 21

(4)

4

Verklaringen voor de Verhoogde Incidentie van Schizofrenie onder Migranten

Al eeuwenlang verhuizen groepen mensen naar andere landen. Dit gebeurd vrijwillig of gedwongen, maar bijna altijd met de hoop op een betere toekomst. Deze hoop wordt niet altijd realiteit want migratie is een stressvol proces en kan leiden tot psychische gezondheid risico’s (Carta, Bernal, Hardoy, & Haro-Abad, 2005). Zo blijkt er onder migranten een verhoogd risico om

schizofrenie te ontwikkelen. Dit kan soms wel drie tot vier maal hoger zijn dan onder de populatie van het gastland (Selten, Slaets & Kahn, 1997).

Odegaard (1932) is een pioneer op het gebied van migratie en schizofrenie en ontwikkelde drie hypothesen die een verklaring zouden kunnen geven voor de verhoogde incidentie van

schizofrenie onder migranten. Deze hypothesen worden tegenwoordig nog als leidraad gebruikt in onderzoek naar de verhoogde incidentie van schizofrenie onder migranten.

De eerste hypothese van Odegaard (1932) houdt in dat er een genetische verklaring zou zijn voor de verhoogde incidentie van schizofrenie onder migranten. Als de migranten een representatieve selectie zijn van de inwoners van het thuisland, dan komt schizofrenie vaker voor in het land van herkomst dan bij de oorspronkelijke inwoners van het gastland (Cochrane & Bal, 1987). Dit blijkt echter niet het geval, aldus onderzoek van Jabensky (1992). Jablensky vond geen significant verschil tussen de incidentie van schizofrenie in het land van herkomst en de inwoners van het gastland. Deze bevindingen houden in dat het onwaarschijnlijk is dat er een genetische verklaring is voor de

verhoogde incidentie van schizofrenie onder migranten.

De tweede hypothese gaat er vanuit dat er selectieve migratie heeft plaatsgevonden van mensen die genetisch vatbaar zijn om schizofrenie te ontwikkelen. Volgens Odegaard (1932) lijkt het psychologisch het meest waarschijnlijk dat onaangepaste schizofrene persoonlijkheden, emigratie als beste oplossing zien om sociale nederlagen en tegenslagen in het land van herkomst te ontvluchten.

Voor deze hypothese van Odegaard (1932) is echter geen bewijs gevonden en is er ook geen reden om aan te nemen dat deze hypothese waar is. Volgens Trethowan en Sims (1983) zijn de

persoonlijkheidskenmerken die horen bij een schizofrene persoonlijkheidskenmerk juist tegenovergesteld aan wat je zou verwachten voor iemand die migreert. Zo is er amibitie,

(5)

5

ondernemerschap en energie nodig voor het opbouwen van een nieuw leven in een ander land. Dit zijn eigenschappen die niet passen bij een schizofrene persoonlijkheid. Ook blijkt dat immigranten

uitstekende harde werkers zijn, aldus Walvin (1984).

De derde hypothese van Odegaard (1932) gaat er vanuit dat omgevingsfactoren in West- Europa de genetische kwetsbaarheid zou uitlokken. Deze hypothese wordt het laatste decenium veel als uitgangspunt gebruikt voor onderzoek en lijkt veelbelovend. Het blijft echter onduidelijk welke concrete factoren ervoor zorgen dat schizofrenie vaker voorkomt onder migranten.

De vraag die daarom in dit literatuuroverzicht centraal staat is welke factoren een verklaring kunnen geven voor verhoogde incidentie van schizofrenie onder migranten.

Bresnahan et al. (2007) suggereren dat er een hogere incidentie van schizofrenie zou bestaan onder migranten uit ontwikkelingslanden in vergelijking met migranten uit ontwikkelde landen.

Volgens Cantor-Graae en Selten (2005) lopen de immigranten met het grootste cultuurverschil en die het meest qua uiterlijk verschillen van de bewoners van het gastland, het meeste risico om

schizofrenie te ontwikkelen. In de eerste paragraaf wordt er een overzicht gegeven welke migrantgroepen een verhoogd risico hebben om schizofrenie te ontwikkelen.

De uiterlijke verschillen zijn het meest zichtbaar in huidskleur en donkere huiden hebben meer vitamine D nodig (Matsuoka, 1990). McGrath, Burne, Féron, Mackay-Sim en Eyles (2010) beweren dat er uit onderzoek een sterk bewijs is dat vitamine D neuronaal beschermende

eigenschappen heeft en daarom gerelateerd is aan schizofrenie. Vitamine D kan zowel uit zonlicht als uit voeding gehaald worden. Stein, Susser, Saenger & Marolla, (1975) rapporteerden dat na de Nederlandse honger winter een verhoogde incidentie van schizofrenie werd gevonden onder kinderen die in deze periode opgroeiden. Voeding lijkt dus een belangrijke rol te spelen in het voorkomen van schizofrenie en blijkt niet de enige factor die met schizofrenie in verband wordt gebracht. Geddes, Verdoux, Takei, Lawrie en Murray (1999) vonden dat er bij schizofrene patiënten, vaker sprake was van zwangerschap en bevalling complicaties. Ook blijkt volgens Barnes, Mutsatsa, Hutton, Watt en Joyce (2006) cannabisgebruik psychoses uit te lokken. In de tweede paragraaf wordt de invloed van biologische factoren op het uitlokken van schizofrenie onder migranten besproken door te kijken naar

(6)

6

vitamine D niveau’s , dieetfactoren, geboorterisico’s en drugsgebruik.

Cochrane en Bal (1987) geven redenen om aan te nemen dat er mogelijk verkeerde diagnoses worden gesteld in de beoordeling van schizofrenie onder migranten. Dit zou mede komen doordat Westerse psychologen onbekend zijn met symptomen welke lijken op hallucinaties en delusies en deze onterecht als psychoses interpreteren. In de juiste culturele context hoeven deze symptomen niet pathologisch te zijn. Een acute psychose, veroorzaakt door stress, is meer kenmerkend voor de ene cultuur dan voor de andere. In westerse culturen zou stress meer geuit worden in de vorm van

depressie, aldus Breslau, Borges, Hagar, Tancredi en Gilman (2009). In de derde paragraaf zal daarom de rol van misdiagnose en de verhoogde incidentie van schizofrenie onder migranten worden

besproken.

Volgens Bhugra (2000) leidt het leven in een samenleving met racisme en discriminatie tot sociale en economische nadelen welke stress veroorzaken. Ook onderzoek naar migrant jongeren laat een associatie zien tussen psychische gezondheid en culturele aanpassing (Pumagiera, Rothe, &

Pumagiera, 2005). In de laatste paragraaf wordt de invloed van stress en de sociale omgeving besproken door te kijken naar de factoren discriminatie, woonomgeving en de sociaal economische status onder migranten.

In dit literatuuronderzoek wordt onderzocht wat de hedendaagse theorieën en verklaringen zijn voor de verhoogde incidentie van schizofrenie onder migranten. Omdat er een grote hoeveelheid aan uiteenlopende literatuur met verklaringen voor dit verschijnsel bestaat, kan dit niet allemaal besproken worden. Er is daarom een selectie gemaakt op grond van meest plausibele verklaringen die bijdrage aan een ruimer begrip over de complexiteit van dit fenomeen.

(7)

7

1. Verhoogde Incidentie van Schizofrenie in Bepaalde Migrant Groepen

In deze paragraaf zal beschreven worden of alle immigrant groepen een verhoogde incidentie van schizofrenie laten zien of dat dit enkel bij bepaalde groepen zo is. Er zou een hogere incidentie van schizofrenie bestaan onder migranten uit ontwikkelingslanden in vergelijking met migranten uit ontwikkelde landen (Bresnahan et al., 2007). Uit onderzoek van Fearon et al. (2006) blijkt dit het geval. Zij onderzochten de incidentie van schizofrenie onder verschillende etnische minderheden die met eerste psychotische symptomen bij de huisarts kwamen. Uit de resultaten bleek dat onder de Afrikaans-Carribische en de Afrikaanse etnische minderheden een duidelijk verhoogde incidentie van schizofrenie was in vergelijking met overige minderheden. Ook was de incidentie van de Aziatische minderheid licht verhoogd in vergelijking met de oorspronkelijke bewoners van het gastland maar deze resultaten waren niet significant.

Er is een verhoogde kans om schizofrenie te ontwikkelen voor migranten van Afrikaans- Carribische en Afrikaanse afkomst, zo concludeerden Fearon et al. (2006). Dit zijn ook de minderheden afkomstig uit ontwikkelingslanden zoals verondersteld werd door Bresnahan et al.

(2007). Volgens ARVO Developing Countries (2011) blijken ook Aziatische landen op de lijst van ontwikkelingslanden staan. Deze Aziatische migranten hebben echter een veel kleinere incidentie van schizofrenie. Het blijkt dat afkomstig uit een ontwikkelingsland geen goede voorspeller is voor de verhoogde incidentie van schizofrenie onder Afrikaans- Carribische en Afrikaanse migranten. De hypothese dat migranten die het meest qua uiterlijk verschillen van de bewoners van het gastland ook het meeste risico hebben om schizofrenie te ontwikkelen (Cantor-Graae & Selten, 2005), lijkt hier

een betere voorspeller.

Om meer inzicht te krijgen over waarom juist Afrikaans- Carribische en Afrikaanse migranten een verhoogde incidentie hebben, is het zinvol te onderzoeken of er toch een genetische

kwetsbaarheid in deze groep is. Deze hypothese van Odegaard (1932) werd getoetst door Jablensky (1992), maar vond geen significant verschil tussen de incidentie van schizofrenie in het land van herkomst en de inwoners van het gastland. Omdat Europa al enkele decennia te maken heeft met een grote stroom van migranten, zijn er tegenwoordig veel nakomelingen van migranten. Een betere

(8)

8

vergelijking kan gemaakt worden tussen de eerste en tweede generatie migranten doordat zij dezelfde omgevingsfactoren delen . Als er onder de kinderen van migranten ook een verhoogde incidentie van schizofrenie blijkt te zijn, zou dit eventueel kunnen wijzen op een genetische kwetsbaarheid.

Selten et al. (2001) onderzochten of er ook een verhoogd risico was om schizofrenie te ontwikkelen onder de tweede generatie migranten. Iemand werd als tweede generatie migrant gerekend als zijzelf in Nederland waren geboren en ten minste één van de ouders in het buitenland werd geboren. Uit de resultaten bleek dat enkel Marokkaanse en Surinaamse tweede generatie migranten een verhoogd risico hadden om schizofrenie te ontwikkelen. Selten et al. (2001)

concludeerden hieruit dat niet onder alle tweede generatie migrantgroepen een verhoogde incidentie van schizofrenie bestaat.

De onderzoekers geven als mogelijke verklaring dat factoren geassocieerd met het snelle verwestersing proces in de eerste generatie, schizofrenie kunnen uitlokken bij mensen die een genetische kwetsbaarheid hebben. Onder de tweede generatie, die is opgegroeid in Nederland en dus het snelle verwestersing proces niet hebben meegemaakt, kan er wel een genetische kwetsbaarheid zijn, maar die wordt niet uitgelokt en komt deze groep dan ook niet bij de huisarts met psychotische verschijnselen. Selten et al. (2001) benadrukten voorzichtig te zijn met het interpreteren van de data van de tweede generatie migranten en dat meer onderzoek wenselijk is. Ook Bhugra (2000)

concludeerde dat een genetische kwetsbaarheid niet waarschijnlijk is maar dat het niet uitgesloten kan worden.

Om meer inzicht te krijgen in de etiologie van psychosen en schizofrenie, is het volgens Veling, Hoek, Selten en Susser (2011) belangrijk om te onderzoeken of de leeftijd van migratie een rol speelt in het uitlokken van psychosen en schizofrenie op latere leeftijd. Zij onderzochten de invloed van leeftijd tijdens migratie op het toekomstige risico op psychotische stoornissen. Dit gebeurde via het gemeentelijke registratie systeem waarin de achtergrond informatie zoals etniciteit en migratiegeschiedenis kon worden achterhaald. Uit de resultaten bleek dat een leeftijd tussen de nul en vier jaar tijdens migratie, de hoogste incidentie van psychotische stoornissen voorspelde. Veling, Hoek, Selten en Susser (2011) concludeerden dat migratie op peuterleeftijd een nadelige invloed

(9)

9

heeft op het uitlokken van schizofrenie op latere leeftijd en dat dit een belangrijke periode is in de etiologie van schizofrenie. Volgens Arseneault et al. (2011) kan het migratieproces in de vroege kinderjaren als een traumatische gebeurtenis ervaren worden omdat jonge kinderen nog geen copings strategiën hebben ontwikkeld om een grote verandering te verwerken. Onderzoek van Bendall, Jackson, Hulbert en McGorry (2008) wees uit dat traumatische ervaringen op vroege leeftijd in verband worden gebracht met psychoses op later e leeftijd.

Uit deze paragraaf kan geconcludeerd worden dat migranten van Afrikaans- Carribische en Afrikaanse komaf, een verhoogde kans hebben om schizofrenie te ontwikkelen. Dit lijkt in

overeenstemming met de hypothese van Cantor-Graae en Selten (2005). Het risico om schizofrenie te ontwikkelen blijkt nog hoger als de migranten tijdens hun nul tot vierde jaar migreren. Ook onder de tweede generatie migranten wordt een incidentie van schizofrenie waargenomen.

Waarom juist deze groepen een verhoogde kans hebben blijft echter onduidelijk. Deze verhoogde incidentie werd bovendien enkel in Noord- Europese landen waargenomen. Volgens een onderzoek uitgevoerd door McGrath, Kimlin, Saha, Eyles en Parisi (2001) werden in Australische steden geen verhoogd risico voor psychotische stoornissen gevonden. Ook in de Verenigde Staten werd geen verhoogd risico gevonden onder migrant groepen. De onderzoekers schrijven dit toe aan de migratie geschiedenis van deze landen. Europese landen hebben daarentegen een traditionele

achtergrond met gebruiken en gewoonten die al eeuwenlang wordt doorgegeven. Het is daarom voor migranten wellicht moeilijker om te integreren in Europese landen, aldus McGrath, Kimlin, Saha, Eyles en Parisi (2001).

Veling et al. (2011) hebben een andere verklaring. Zij suggereerden dat een tekort aan vitamine D en een mogelijke oorzaak kunnen zijn voor de verhoogde incidentie van psychotische stoornissen in migranten. Deze hypothese zou een goede verklaring kunnen geven over waarom er onder migranten uit de eerder genoemde groepen een verhoogde incidentie laten zien. Omdat deze groepen uit landen komen waar de zon volop schijnt, kan vitamine D tekort in Noord-Europese landen een voor de hand liggende oplossing zijn. Mocht dit zo zijn, dan kan dit ook een plausibele verklaring zijn voor een verminderde incidentie van schizofrenie onder migranten in Australië en de Verenigde

(10)

10

Staten omdat ook zij op een andere breedtegraad liggen dan Europa waardoor er meer zonuren per jaar zijn. Daarom zal er in de volgende paragraaf gekeken worden naar de invloed van vitamine D samenhangt met de verhoogde incidentie van schizofrenie onder migranten in Europa.

2. De Invloed van Biologische Factoren op de Ontwikkeling van Schizofrenie onder Migranten

In deze paragraaf zal gekeken worden naar de biologische die een rol kunnen spelen in het uitlokken van schizofrenie onder migranten. Allereerst wordt de invloed van vitamine D besproken gevolgd door voedings factoren. Ook de rol van geboortefactoren en drugsgebruik worden nader onderzocht.

2.1. Vitamine D hypothese

Direct zonlicht stimuleert de vitamine D aanmaak. Vitamine D kan ook verkregen worden door het eten van bijvoorbeeld vette vis en margarine. Donkere huiden hebben meer Ultraviolet straling nodig om vitamine D aan te maken in vergelijking met lichte huiden (Matsuoka, 1990).

Er is sterk bewijs uit vitro onderzoek, dat vitamine D neuronaal beschermende eigenschappen heeft, aldus McGrath, Burne, Féron, Mackay-Sim en Eyles (2010). Deze beschermende eigenschap speelt vooral een grote rol in de ontwikkeling van de hersenen. Omdat Europa op een hogere

breedtegraad ligt, krijgen immigranten minder zonlicht dan in het land van herkomst. In vergelijking met niet migranten, hebben migranten vanuit Afrika een zeven maal hoger risico, migranten vanuit Arabische-Islamitische landen een zes maal hoger risico en Turkse migranten een vier maal hoger risico (Hintzpeter, Scheidt-Nave, Muller, Schenk enMensink, 2008). Dit fenomeen wordt vooral in Europa waargenomen. De Verenigde Staten en Australië rapporteerden geen verhoogd risico op schizofrenie onder migranten (Hutchinson & Haasen, 2004).

Van der Meer, Middelkoop, Boeke en Lips (2011) deden een vergelijkend onderzoek naar het vitamine D niveau van niet- westerse immigranten en de populatie van het land van herkomst als het

(11)

11

land waarnaar ze zijn geëmigreerd. Door middel van literatuurstudies verzamelden zij artikelen gefilterd op zoektermen gerelateerd aan vitamine D en etniciteit. Zij verzamelden data onder de Turkse, Marokkaanse, Indische en Sub-Sahara Afrikaanse populatie in Europa. Uit de resultaten bleek dat alle migranten een lager vitamine D concentratie hadden dan de oorspronkelijke Europese

bevolking en lager dan de bevolking van het land van herkomst. Volgens McGillivray et al. (2007) hebben zwangere migrant vrouwen die vanuit cultureel en religieus aspect hun lichaam bedekken een zelfs lagere vitamine D concentratie dan zwangere migrant vrouwen die hun lichaam niet bedekken.

De vitamine D hypothese wordt recentelijk ook veel in verband gebracht met de preventie van andere ziektes zoals hartziekten, kanker, botten problematiek, depressie en chronische ziekten (Wang et al, 2008, Albert, Proal & Marshall, 2009) . Vitamine D blijkt dus niet alleen een verklaring voor de ontwikkeling van schizofrenie te geven maar voor diverse andere medische en psychische

ziektebeelden.

2.2. Voedings Factoren

Vitamine D lijkt niet de enige factor te zijn die de kans op schizofrenie blijkt te verhogen. Het blijkt dat bij een gebrek aan gevarieerde voeding tijdens de zwangerschap van essentieel belang is voor een goede ontwikkeling van een ongeboren kind. Onder gevarieerde voeding wordt de schijf van vijf verstaan, zoals eiwitten, koolhydraten, vetten, vitamines en mineralen. Bij gebrek aan een gevarieerd dieet tijdens de prenatale fase blijkt de kans om schizofrenie te ontwikkelen op latere leeftijd aanzienlijk groter. Dit fenomeen werd gevonden onder andere na de honger winter van 1944- 1945 in Nederland (Stein, Susser, Saenger & Marolla, 1975).

Door middel van een literatuuronderzoek, onderzochten McGrath, Brown en St. Clair (2011) naar bewijs voor associaties tussen voedingsstof tekorten en schizofrenie. Zij vonden drie voedingsstoffen die een essentiële rol spelen in de uitlokking van schizofrenie als hier een tekort aan is tijdens de ontwikkeling van het kind. Het bleek te gaan om vitamine D, foliumzuur en ijzer. De onderzoekers suggereren dat er nog meer onderzoek gedaan moet worden om de potentiële relatie tussen vitamine D en schizofrenie te bewijzen. McGrath, Brown en St. Clair (2011) geven wel aan

(12)

12

dat vitamine D niet alleen een belangrijke rol speelt in de prenatale fase maar ook op latere leeftijd zoals de kindertijd en pubertijd. Onderzoek van McGillivray et al. (2007) wijst uit dat 87% van de kinderen jonger dan vijf jaar van Afrikaanse komaf, een vitamine D gebrek hebben. In deze leeftijdsfases is er een snelle breinontwikkeling en in de adolescentiefase krijgt men te maken met hormonale fluctuaties. In combinatie met een vitamine D tekort zou dit schizofrenie kunnen uitlokken, aldus McGrath, Brown en St. Clair (2011).

IJzer speelt een rol in het tweede en derde trimester van de zwangerschap omdat moeder en kind via de navelstreng hun bloed delen en er daarom meer ijzer nodig is. IJzer is essentieel voor een optimale werking van het brein en is gelinkt aan de dopamine receptor dichtheid. Abnormaliteiten in dopamine niveaus hangen sterk samen met schizofrenie, aldus Beard en Connor, (2003).

Foliumzuur speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van de neurale buis in een feutes (Wolff, Witkop, Miller & Syed, 2009). Als de neurale buis niet goed ontwikkeld kan er een open ruggetje of een open schedel ontstaan.

Er is echter een gebrek aan gekwalificeerde data vanuit lage-inkomens landen waardoor er geen gegevens zijn over een eventueel gebrek aan foliumzuur en ijzer onder migranten (McGrath, Saha, Welham, El Saadi, MacCauley & Chant, 2004). McGrath, Brown en St. Clair (2011) concludeerden uit hun onderzoek naar voedinsfactoren en schizofrenie, dat een goede verstrekking van voedingssupplementen voor zwangere vrouwen in risico groepen, een verhoogde kwetsbaarheid voor schizofrenie kan verminderen. Volgens onderzoek van Braekke en Staff (2003) slikt maar 2%

van de zwangere migrant vrouwen deze voedingssupplementen. Migranten zouden dus een verhoogde incidentie van schizofenie kunnen hebben doordat er geen voedingssupplementen tijdens de zwangerschap worden geslikt. Dit zou ook een verklaring kunnen geven voor de verhoogde incidentie onder de tweede generatie migranten.

2.3. Infecties en Geboorte Risico’s

Sinds er de laatste decennia veel migranten naar Europa zijn gekomen, zijn er ook nieuwe virussen en ziekten meegekomen. Omdat de inentingen tegen virussen zoals hepatites en tubercelose

(13)

13

niet in alle landen worden gegeven, hebben migranten een grotere kans om deze virussen met zich mee te dragen, aldus Lopéz-Veléz, Huerga en Turrientes (2003). Maar ook het leven in een ander land brengt voor migranten een risico mee om nieuwe infecties op te lopen door een hun lage immuniteit (Eagles, 1991). Er bewijs voor een associatie tussen prenatale infecties zoals de griep en de

ontwikkeling van schizofrenie in het kind (Brown, 2006). Prenatale blootstelling aan infecties en virussen kan leiden tot verloskundige complicaties. Onder verloskundige complicaties moet gedacht worden aan: vroeggeboorte, laag geboortegewicht wat leidt tot reanimatie of plaatsing in een incubator, en het voortijdig breken van de vliezen (Lewis, Murray & Owen, 1989).

Jones, Rantakallio, Hartikainen, Isohanni en Sipila (1998) onderzochten de relatie tussen verloskundige complicaties en schizofrenie. Het bleek dat de kans zes maal groter was om een diagnose schizofrenie te krijgen als deze mensen te vroeg waren geboren. De onderzoekers concludeerden hieruit dat vroeggeboorte de incidentie van schizofrenie vergroot.

Geboorterisico’s zoals vroeggeboorte dragen bij aan een verklaring voor de verhoogde incidentie van schizofrenie onder migranten.

2.4. Drugsgebruik

Niet enkel wordt het beloop van schizofrenie vastgesteld in de prenatale fase. Een individu heeft hier zelf ook invloed op door onder andere zijn leefgewoonten. Het blijkt dat psychoses uitgelokt kunnen worden door het gebruik van cannabis (Barnes, Mutsatsa, Hutton, Watt & Joyce 2006). Hansen et al. (2000) vonden inderdaad een verhoogd drugsgebruik onder patiënten met een psychotische stoornis. Het is onbekend of dit, zoals in de voorgaande onderzoeken, hoger is in migrantgroepen.

Veen et al. (2002) onderzochten of het drugsgebruik onder verschillende etnische groepen met een eerste psychotische episode anders was dan bij Nederlanders. Uit de resultaten bleek dat migranten niet meer drugs gebruikten dan Nederlanders met een eerste psychotische episode. De onderzoekers concluderen hieruit dat drugsgebruik geen verklaring geeft voor de verhoogde incidentie van schizofrenie onder migranten. Uit een ander Nederlands onderzoek naar het gebruik van cannabis

(14)

14

onder migranten bleek ook dat het cannabis gebruik niet hoger is dan onder de Nederlanders (Morgan, Charalambides, Hutchinson & Murray, 2010). onder migranten dan Het kan echter wel zo zijn dat het drugsgebruik, schizofrenie sneller uitlokt bij migranten door bijvoorbeeld een onderliggende

kwetsbaarheid. Vervolgonderzoek kan hier meer duidelijk over geven.

Vitamine D speelt een belangrijke rol in de preventie van schizofrenie en andere ziekten.

Zwangere migranten blijken zelden voedingssuplementen te slikken wat kan leiden tot meer verloskundige complicaties wat het risico op schizofrenie verhoogt. Deze factoren kunnen een verklaring geven voor de verhoogde incidentie van schizofrenie onder migranten.

Tot zover zijn in dit literatuuroverzicht factoren onderzocht die de verhoogde incidentie van schizofrenie onder migranten probeerden te verklaren door de verschillen in groepen en door biologische factoren. Het is echter ook mogelijk dat de verschillen in cultuur zorgen voor een miscommunicatie en misinterpretatie bij het diagnosticeren van schizofrenie onder migranten. In de volgende paragraaf zal daarom onderzocht worden of diagnostici bekwaam genoeg zijn om valide diagnoses te kunnen geven onder migranten uit een andere cultuur.

3. De Invloed van Misdiagnose op de Verhoogde Incidentie van Schizofrenie onder Migranten

Selten et al. (2001) suggereren dat klinisch psychologen niet bekend zijn met vreemde culturen en dat het daarom niet is uit te sluiten er dat door de culturele verschillen misverstanden kunnen ontstaan tussen de onderzoeker en de patiënt. Er zou dus gediagnostiseerd moeten worden door mensen met voldoende achtergrondkennis van de cultuur van de patiënt zodat er een betere interpretatie kan plaatsvinden.

Hickling, McKenzie, Mullen en Murray (1999) vergeleken de diagnoses van een psycholoog van Jamaicaanse afkomst en een psycholoog van Britse afkomst. Het bleek dat de Jamaicaanse arts minder patiënten de diagnose schizofrenie gaf dan de Britse arts. Wel of geen achtergrondkennis van de cultuur waar de patiënt vandaan komt leidt tot verschillende diagnoses. Er kan echter niet

aangenomen worden dat de Jamaicaanse arts gelijk heeft maar het geeft een interpretatieverschil bloot van symptomen. De hypothese van Selten et al. (2001) lijkt met dit onderzoek bevestigd. Niet alleen

(15)

15

achtergrondkennis van de cultuur is voldoende om de verhoogde incidentie van schizofrenie onder migranten te verklaren. Het is mogelijk dat er nog anderen factoren een rol spelen in de misdiagnose.

Onderzoek van Kline, Acosta, Austin en Johnson (1980) wees bijvoorbeeld uit dat er meer psychotische symptomen worden gerapporteerd wanneer iemand wordt geïnterviewd in een taal anders dan de moedertaal.

Haasen, Yagdiran, Mass en Krausz (2000) deden onderzoek naar de invloed van taal op de potentiële misdiagnose onder migranten. Het bleek dat er een verschil was in diagnose tussen klinisch psychologen die wel de moedertaal van de patiënt spraken en klinisch psychologen die dit niet konden.

Als migranten de taal van het gastland goed beheersten bleek er een minder groot verschil in diagnose tussen de klinisch psychologen. Er is dus een grotere potentiële misdiagnose van schizofrenie onder migranten als gevolg van een beperkte bekwaamheid van de tweede taal (Haasen, Yagdiran, Mass &

Krausz, 2000). Uit deze paragraaf kan geconcludeerd worden dat er onder migranten een risico is om een verkeerde diagnose te krijgen. Dit komt doordat de diagnosticus niet altijd voldoende kennis heeft van de oorspronkelijke cultuur van de patiënt waardoor symptomen verkeerd geïnterpreteerd worden.

Niet voldoende kennis en vaardigheid van de gesproken taal in het gastland kan er ook voor zorgen dat klachten verkeerd geïnterpreteerd worden.

Het is vervolgens interessant te onderzoeken of migranten, naast het onbegrip van de cultuur en de taalbarrière, nog meer ongemakken ondervinden in het gastland welke schizofrenie kunnen uitlokken. Stress veroorzaakt door de vreemde omgeving en culturele verschillen na het

migratieproces kunnen voor emotionele conflicten zorgen wat zich uit in psychische stoornissen inclusief schizofrenie, aldus Beiser, Feng, Human en Tousignant (2002). In de volgende paragraaf zal daarom onderzocht worden wat de invloed is van discriminatie, woonomgeving en de sociaal

economische status op de verhoogde incidentie van schizofrenie onder migranten.

(16)

16

4. De Invloed van Stress en de Sociale omgeving op het uitlokken van Schizofrenie onder Migranten

Leven in een samenleving met racisme en discriminatie leidt tot sociale en economische nadelen welke stress veroorzaken, aldus Bhugra (2000). Er zijn meerdere studies welke aantonen dat er vaak stressvolle gebeurtenissen zijn geweest in de weken voorafgaand aan een psychotische episode (McDonald & Murray, 2000). Maar er zijn ook aanwijzingen voor facotren die deze stress kunnen verzachten, bijvoorbeeld de sociale omgeving (March et al., 2008). In deze paragraaf zal onderzocht worden of de factoren discriminatie, woonomgeving en sociaal economische status een verklaring kunnen geven voor de verhoogde incidentie van schizofrenie onder migranten.

4.1. Discriminatie

Immigranten blijken op vele fronten te worden gediscrimineerd hetgeen gevolgen heeft voor het dagelijks leven van de migranten. Zo blijkt dat op het gebied van wonen, werk en

gezondheidszorg dat migranten nadelig worden behandeld (Ampadu, 2011). Dat mensen met een donkere huidskleur anders behandeld worden komt niet alleen nu voor. De geschiedenis geeft hier talloze voorbeelden van. Grier en Cobbs (1968) denken daarom dat mensen met een donkere huidskleur een overlevingsmechanisme hebben ontwikkeld welke beschermd tegen de effecten van discriminatie. Zo zou een wantrouwende houding tegenover anderen ervoor hebben gezorgd dat men niet in de problemen kwam.

Gilvarry et al. (1999) onderzochten onder etnische minderheden met een donkere huidskleur, of zij meer negatieve ervaringen hadden op domeinen zoals beledigingen en legitimiteit dan

oorspronkelijke bewoners van Engeland. De etnische minderheden met een donkere huidskleur rapporteerden inderdaad meer discriminatie te ervaren op het domein van belediging en legitimiteit dan de oorspronkelijke bewoners van Engeland. Na een objectieve vergelijking bleek dat zowel de Engelsen, als de etnische minderheden evenveel negatieve levensgebeurtenissen ervaarden. Gilvarry et al. (1999) concludeerden dat er een verschil is in hoe de groepen omgaan met negatieve

levensgebeurtenissen. Migranten zouden vanuit een wantrouwende houding de negatieve

(17)

17

gebeurtenissen eerder toeschrijven aan de ervaren discriminatie en andere factoren buiten

beschouwing laten. Volgens Cantor-Graae en Selten (2005), kunnen paranoide toeschrijviningsstijlen de ontwikkeling van psychoses stimuleren. De gebruikte coping strategieën in het omgaan met negatieve ervaringen kunnen dus een belangrijke rol spelen in het uitlokken van schizofrenie. Enkel discriminatie kan de verhoogde incidentie van schizofrenie onder migranten niet verklaren. De mate van ervaren discriminatie is ook afhankelijk van de sociale context, zo blijkt uit onderzoek van Veling, Hoek en Mackenbach (2008).

4.2. Woonomgeving

Bij een migratie komen veel veranderingen kijken. Enkele factoren die veranderen zijn voeding, klimaat, taal, cultuur, status en sociale relaties (Ampadu, 2011). Opnieuw een leven beginnen is makkelijker als er mensen in de nieuwe omgeving hulp kunnen bieden.

Veling et al. (2008) deden onderzoek naar de etnische dichtheid van een woonwijk als voorspeller van schizofrenie onder migranten. Met etnische dichtheid wordt het percentage

buurtbewoners bedoeld met dezelfde etnische achtergrond. De onderzoekers rapporteerden dat er een hogere incidentie van schizofrenie was in woonwijken waar minder mensen van hun eigen etniciteit woonden. De onderzoekers concludeerden hieruit dat migranten die in een etnisch dichte woonwijk wonen, meer sociale bescherming hebben. Deze sociale bescherming zou stress verminderen en sociale isolatie tegengaan. Faris en Dunham (1939) vonden hetzelfde resultaat al decennia eerder. Zij rapporteerden dat er vaker migranten met schizofrenie in een ziekenhuis werden opgenomen als zij in een overwegend blanke wijk woonden.

Ook Bhugra (2000) vond vergelijkbare resultaten in Aziatische migranten. Aziaten zouden vaker in dichtbevolkte wijken wonen dan andere migrantgroepen. Deze resultaten geven een

mogelijke verklaring voor het gevonden verschil tussen de Aziatische en Afrikaans- Carribisch in de incidentie van schizofrenie. Door het sociale netwerk in deze woonwijken, is er meer onderlinge controle en daardoor kan er vroegtijdig worden ingegrepen als er iets aan de hand is met een buurtbewoner. In het geval van een psychose kan dit een preventieve werking hebben op de

(18)

18 ontwikkeling van schizofrenie.

Het wonen in een multiculturele woonwijk, waarin migranten een omgeving hebben met buurtbewoners met dezelfde culturele achtergrond, lijkt een preventieve werking the hebben op het uitlokken van schizofrenie. De woonomgeving kan dus een verklaring geven voor de verhoogde incidentie van schizofrenie onder migranten.

4.3. Sociaal Economische Status

Verschillende onderzoeken hebben schizofrenie in verband gebracht met een lagere sociale klasse (Gallagher, Jones, McFalls & Pisa, 2006). Volgens Ampadu (2011) behoren migranten vaker tot een lagere sociale klasse doordat zij nadelen ondervinden op het gebied van werk, wonen en gezondheidszorg.

Bresnahan et al. (2007) onderzochten de relatie tussen de sociaal economische status en schizofrenie onder migranten en oorspronkelijke bewoners. Het bleek dat onder migranten vaker schizofrenie voorkwam, maar als er werd gecontroleerd voor de sociaal economische status dat er geen significant hogere incidentie van schizofrenie was onder de migranten dan onder de

oorspronkelijke bewoners. De onderzoekers concludeerden hieruit dat de de verhoogde incidentie van schizofrenie onder migranten maar deels verklaard kan worden door de sociaal economische status.

Ook kirkbride et al. (2008) onderzochten onder de sociaal economische status onder etnische minderheden met een psychose. Onder de etnische minderheden werden er vaker psychoses

waargenomen maar ook deze resultaten konden niet verklaard worden door de sociaal economische status. Een lagere sociaal economische status onder migranten blijkt niet de verhoogde incidentie van schizofrenie te kunnen verklaren.

Volgens Cantor-Graae en Selten (2005) blijkt de sociale omgeving niet voldoende causaliteit te hebben om de verhoogde incidentie van schizofrenie onder migranten te verklaren. Het heeft echter wel een toegevoegde waarde in een multi factor model als onderliggend mechanisme. Zo blijkt dat bij blootstelling aan langdurige sociale nadelen, er psychosociale stress kan optreden. Deze

psychosociale stress speelt een belangrijke rol in de etiologie van schizofrenie omdat het mesolimbische dopamine systeem wordt verstoord (Selten & Cantor-Graae, 2005). Stress en de

(19)

19

sociale omgeving kunnen de verhoogde incidentie van schizofrenie onder migranten enkel verklaren in combinatie met andere factoren.

Conclusie & Discussie

Uit dit literatuuronderzoek blijkt dat er meerdere factoren zijn die kunnen bijdragen aan een verklaring voor de verhoogde incidentie van schizofrenie onder migranten. Migranten met een donkere huidskleur hebben een bijzonder grote kans om schizofrenie te ontwikkelen. In deze groep blijkt een gebrek aan vitamine D te zijn maar een causaal verband tussen vitamine D en schizofrenie ontbreekt. Er is bekend dat zwangere migranten minder vaak voedingssupplementen slikken wat een gevaar oplevert voor de ontwikkeling van het kind. Ook staan zwangere migranten vaker bloot aan virussen welke de kans op geboortecomplicaties doet toenemen. Deze factoren tijdens de

zwangerschap kunnen bijdragen aan een verklaring waarom er in de tweede generatie ook een verhoogde incidentie wordt gevonden. De verhoogde incidentie van schizofrenie onder migranten wordt ook veroorzaakt doordat klinisch psychogen verkeerde diagnoses geven aan patiënten uit een andere cultuur. In dit geval is de verhoogde incidentie zoals tot nu toe gedacht, in werkelijkheid niet waar. Stress en sociale factoren spelen een inferieure rol in het uitlokken van schizofrenie. De beste verklaring voor de verhoogde incidentie van schizofrenie onder migranten wordt verkregen als alle factoren gezamelijk in ogenschouw worden genomen.

Een diagnose schizofrenie heeft grote gevolgen voor het verdere leven van een patient. Het is dus belangrijk om er achter te komen welke factoren invloed hebben op het uitlokken van deze stoornis. Zoals al eerder genoemd, is het onwaarschijnlijk dat er één factor is die verantwoordelijk kan worden gehouden voor het uitlokken van schizofrenie. Omdat de meeste onderzoeken in dit

literatuuroverzicht correlationeel zijn, kunnen er geen causale relaties worden aanwijzen.Waarom schizofrenie onder migranten met een donkere huidskleur vaker voorkomt, zal met vele onderzoeken tot een model moeten gaan leiden.

Een interessant verschijnsel, waar in dit literatuuronderzoek geen aandacht aan is besteed, is de verhoogde incidentie van schizofrenie onder tweede generatie migranten. Zij hebben het

(20)

20

migratieproces niet meegemaakt, zijn opgegroeid in de westerse cultuur en spreken de taal van het gastland. Wat maakt dat ook zij dit verhoogde risico laten zien? Het is verleidelijk om aan een genetische verklaring te denken maar er is geen reden om aan te nemen dat nieuw onderzoek naar deze verklaring andere resultaten zal opleveren dan Jabensky’s onderzoek (1992). Onderzoek naar vitamine D tekort is aannemelijker omdat tweede generatie migranten zijn opgegroeid in een land met minder UV-straling, waardoor de hersenontwikkeling van kinderen in gevaar komt (McGrath, Burne, Féron, Mackay-Sim & Eyles, 2010). Maar als vitamine D enkel een belangrijke rol speelt in de ontwikkeling van de hersenen, dan wordt deze hypothese minder aannemelijk om zowel de verhoogde incidentie van schizofrenie onder eerste als tweede generatie migranten te verklaren. Eerste generatie migranten zijn meestal opgegroeid in het land van herkomst en hebben daar wel genoeg UV-straling gehad. Zwangere migranten blijken weinig voedingssupplementen te slikken tijdens de zwangerschap.

Het is zinvol te onderzoeken of er nog andere verschillen zijn in het gedrag van zwangere migranten welke een nadelig effect kunnen hebben op het ongeboren kind. Vervolgonderzoek kan zich

bijvoorbeeld richten op tabak en alcohol consumptie tijdens de zwangerschap.

Een andere manier om ook meer inzicht te krijgen in waarom migranten met een donkere huidskleur een verhoogd risico hebben om schizofrenie te ontwikkelen, is om de andere migrant groepen te onderzoeken zoals Aziaten. Deze groep heeft geen verhoogd risico om schizofrenie te ontwikkelen, maar delen wel een zelfde migrantgeschiedenis met vergelijkbare moeilijkheden. Waarin verschillen zij met de migranten die wel een verhoogd risico laten zien?

Vervolgonderzoek kan zich daarom richten op de verschillen tussen migranten uit Aziatische landen en migranten met een donkere huidskleur. Volgens Hernandez (2004) worden ook Aziaten blootgesteld aan dezelfde nadelen zoals discriminati, maar hebben ze een opmerkelijk lagere kans om schizofrenie te ontwikkelen. Bhugra (2000) rapporteerde al dat Aziaten meer sociale steun hebben doordat zij vaker in de buurt van andere Aziaten wonen. Ook hebben Aziaten een lichtere huidskleur waardoor het vitamine D tekort gering is.

In verband met de beperkte grootte van dit literatuuroverzicht, is een selectie gemaakt van factoren die in verband worden gebracht met de verhoogde incidentie van schizofrenie onder

(21)

21

migranten. Factoren zoals cognitie, seizoen van geboorte en het help zoekend gedrag van migranten zijn buiten beschouwing gelaten. Onderzoek naar deze aanvullende factoren zou een completere verklaring kunnen geven voor de verhoogde incidentie van schizofrenie onder migranten.

De hoop op een beter leven in een nieuw land kan voor veel migranten werkelijkheid worden.

De multiculturele samenleving in Nederland is hier een voorbeeld van. Maar onvoorziene tegenslagen liggen helaas altijd op de loer.

Literatuur

Albert, P. J., Proal, A. D. & Marshall, T. G. (2009). Vitamin D: The alternative hypothesis.

Autoimmunity Reviews, 8, 639- 644.

Ampadu, E. (2011). The Impact of Immigration on the Development of Adolescent Schizophrenia.

Journal of Child and Adolescent Psychiatric Nursing, 24, 161–167.

Arseneault, L., Cannon, M., Fisher, H. L., Polanczyk, G., Moffitt, T. E. & Caspi, A. (2011).

Childhood Trauma and Children’s Emerging Psychotic Symptoms: A Genetically Sensitive Longitudinal Cohort Study. American Journal of Psychiatry, 168, 65–72.

ARVO Developing Countries (2011). http://www.arvo.org/eweb/Foundation/PDF/2011/2011 DevelopingCountries.pdf

Barnes, T. R. E., Mutsatsa, S. H., Hutton, S. B. Watt, H. C. & Joyce, E. M. (2006).Comorbid

substance use and age at onset of schizophrenia. British Journal of Psychiatry, 188, 237-242.

Beard, J. L. & Connor, J. R. (2003). Iron status and neural functioning. Annual Review of Nutrition , 23, 41-58.

Beiser, M., Feng, H., Hyman, I. & Tousingnant, M. (2002). Poverty, family process, and the mental health of immigrant children in Canada. American Journal of Public Health, 92, 220-227.

Bendall, S., Jackson, H. J., Hulbert, C. A. & McGorry, P. D. (2008). Childhood trauma and psychotic disorders: a systematic, critical review of the evidence. Schizophrenia Bulletin, 34, 568-579.

Braekke, K. & Staff, A. C. (2003). Periconceptional use of folic acid supplements in Oslo. Acta Obstetricia et Gynecologica Scandinavica, 82, 620-627.

(22)

22

Breslau, J., Borges, G., Hagar, Y., Tancredi, D. & Gilman, S. (2009). Immigration to the USA and risk for mood and anxiety disorders: variation by origin and age at immigration.

Psychological Medicine, 39, 1117-1127.

Bresnahan, M., Begg, M. D., Brown, A., Schaefer, C., Sohler, N., Insel, B. et al. (2007). Race and risk of schizophrenia in a US birth cohort: another example of health disparity? International Journal of Epidemiology, 36, 751-758.

Brown, A. S. (2006). Prenatal infection as a risk facotr for schizophrenia. Schizophrenia Bulletin, 32, 200-202.

Bhugra, D. (2000). Migration and Schizophrenia. Acta Psychiatrica Scandinavia, 102, 68-73.

Cantor-Graae, E. & Selten, J. P. (2005). Schizophrenia and Migration: A Meta-Analysis and Review.

American Journal of Psychiatry, 162, 12-24.

Carta, M.G., Bernal, M., Hardoy, M.C., Haro-Abad, J.M. and the Report on the Mental Health in Europe Working Group (2005). ‘Migration and Mental Health in Europe (The State of the Mental Health in Europe Working Group: Appendix I).’ Clinical Practice and Epidemiology in Mental Health, 1, 13–26.

Cochrane, R. & Bal, S. S. (1987). Migration and Schizophrenia: an examination of five hypotheses.

Social Psychiatry, 22, 181-191.

Eagles, J. M. (1991). The relationschip between schizophrenia and immigration. Are there alternatives to psychosocial hypotheses? British Journal of Psychiatry, 159, 783-789.

Faris, R. & Dunham, H. W. (1939). Mental Disorders in Urban Areas. Chicago, University of Chicago Press.

Fearon, P., Kirkbride, J. B., Morgan, C., Dazzan, P., Morgan, K., Lloyd, T., et al. (2006). Incidence of schizophrenia and other psychoses in ethnic minority groups: results from the MRC AESOP Study. Psychological Medicine, 36, 1541–1550.

Gallagher, B. J., Jones, B. J., McFalls, J. A. & Pisa, A. M. (2006). Social class and type of schizophrenia. European Psychiatry, 21, 233-237.

(23)

23

Geddes, J. R., Verdoux, H., Takei, N., Lawrie, S. M & Murray, R. M. (1999). Individual patient data meta-analysis of the association between schizophrenia and abnormalities of pregnancy and labour. Schizophrenia Bulletin, 25, 113-123.

Gilvarry, C. M., Walsh, E., Samele, C., Hutchinson, G., Mallett, R., Fahy, T., Van Os, J. & Murray, R. M. (1999). Life events: ethnicity and perceptions of discrimination in patients with severe mental illness. Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 34, 600-608.

Grier, W. H. & Cobbs, P. M. (1968). Black rage. Basic Books, New York.

Haasen, C., Yagdiran, O., Mass, R. & Krausz, M. (2000). Potential for misdiagnosis among Turkish migrants with psychotic disorders: a clinical controlled study in Germany. Acta

Psychiatrica Scandinavia, 101, 125-129.

Hansen, S. S., Munk-Jorgensen, P., Guldbaek, B., Solgård, T., Lauszus, K. S., Albrechtsen, N., et al.

(2000). Psychoactive substance use diagnosis among psychiatric inpatients. Acta Psychiatrica Scandinavia, 102, 423-438.

Hernandez, D. J. (2004). Demographic change and the life circumstances of immigrant families. The Future of Children, 14, 17-47.

Hickling, F. W., McKenzie, K., Mullen, R. & Murray, R. A. (1999), Jamaican psychiatrist evaluates diagnoses at a London psychiatric hospital. British Journal of Psychiatry, 175, 283-285.

Hintzpeter, B., Scheidt-Nave, C., Muller, M. J., Schenk, L. & Mensink, G. B. (2008). Higher

prevalence of vitamin D deficiency is associated with immigrant background among children and adolescents in Germany. Journal of Nutrition, 138, 1482-1490.

Hutchinson, G. & Haasen, C. (2004). Migration and schizophrenia: The challenges for European psychiatry and implications for the future. Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 39 , 350-357.

Jablensky, A. (1992). Schizophrenia: manifestations, incidence and course in different cultures.

Psychological Medicine, 20, 1-97.

Jones, P. B, Rantakallio, P., Hartikainen, A-L., Isohanni, M. & Sipila, P. (1998). Schizophrenia as a Long-Term Outcome of Pregnancy, Delivery, and Perinatal Complications: A 28-Year

(24)

24

Follow-Up of the 1966 North Finland General Population Birth Cohort. The American Journal of Psychiatry, 155, 355-364.

Kirkbride, J. B., Barker, D., Cowden, F., Stamps, R., Yang, M., Jones, P. B. & Coid, J. W. (2008).

Psychoses, ethnicity and socio-economic status. The British Journal of Psychiatry 193, 18–24.

Kline, F., Acosta, F., Austin, W. & Johnson, R. (1980). The Misunderstood Spanish-speaking patient.

American Journal of Psychiatry, 137, 1530-1533.

Lewis, S. W., Murray, R. M. & Owen, M. J. (1989). Obstetric complications in schizophrenia:

methodology and mechanisms, in S. C. Schultz, C.A. Tamminga (Eds.), Schizophrenia Scientific Progress, Oxford University Press, New York, 56-59.

Lopéz-Veléz, R. Huerga, H. & Turrientes, M. C. (2003). Infectious Diseases in Immigrants from the Perspective of a Tropical Medicine Referral Unit. The American Journal of Tropical

Medicine and Hygiene, 69, 115-121.

MacDonald, C. & Murray, R. M. (2000). Early and late environmental risk factors for schizophrenia.

Brain Research Reviews, 31, 130-137.

March, D., Hatch, S. L., Morgan, C., Kirkbride, J. B., Bresnahan, M., Fearon, P. & Susser, E. (2008).

Psychosis and Place. Epidemiologic Reviews, 30, 84-100.

Matsuoka, L.Y., Wortsman, J., Haddad, J.G., Hollis, B.W. (1990). Skin Types and Epidermal Photosynthesis of Vitamin D3. Journal of the American Academy of Dermatology, 23, 525- 526.

McGillivray, G., Skull, S. A., Davie, G., Kofoed, S. E., Frydenberg, A., Rice J. et al. (2007).

High prevalence of asymptomatic vitamin D and iron deficiency in East African immigrant children and adolescents living in a temperate climate. Archives of Disease in Childhood , 92,1088–1093.

McGrath, J. J., Brown, A. & St Clair, D. (2011). Prevention and Schizophrenia—The Role of Dietary Factors. Schizophrenia Bulletin, 37 , 272–283.

(25)

25

McGrath, J. J., Burne, T. H., Féron, F., Mackay-Sim, A., Eyles, D. W. (2010). Developmental vitamin D deficiency and risk of schizophrenia: a 10-year update. Schizophrenia Bulletin, 36, 1073- 1078.

McGrath, J. J., Saha, S., Welham, J., El Saadi, O., MacCauley, D. & Chant, D. (2004). A systematic review of the incidence of schizophrenia: the distribution of rates and the influence of sex, urbanicity, migrant status and methodology. BMC Medicine, 2, 13.

McGrath, J. J., Kimlin, M., Saha, S., Eyles, D. & Parisi, A. (2001) Vitamin D insufficiency in south- east Queensland. Medical Journal of Australia. 174, 150-151.

Morgan, C., Charalambides, M., Hutchinson, G. & Murray R. M. (2010). Migration, Ethnicity, and Psychosis: Toward a Sociodevelopmental Model. Schizophrenia Bulletin, 36, 655–664.

Odegaard, O. (1932). Immigration and insanity: a study of mental disease among the Norwegian-born population in Minnesota. Acta Psychiatrica Scandinavia, 4, 1-206.

Pumagiera, A. J., Rothe, E. & Pumagiera, J. B. (2005). Mental health of immigrants and refugees.

Community Mental Health Journal, 41, 581-597.

Selten, J-P., Slaets, J. P .J. & Kahn, R. S. (1997). Schizophrenia in Surinamese and Dutch Antillean immigrants to The Netherlands: evidence of an increased incidence. Psychological Medicine, 27, 807-811.

Selten, J-P., Veen, N., Feller, W., Blom, J-D., Kahn, R., Schols, D., et al (2001). Incidence of psychotic disorders in immigrant groups to The Netherlands. The British Journal of Psychiatry, 178, 367-372.

Selten, J. P. & Cantor-Graae, E. (2005). Social defeat: risk factor for schizophrenia? British Journal of Psychiatry, 187, 101-102.

Stein, Z., Susser, M., Saenger, G. & Marolla, F. (1975). Famine and Human Development. The Dutch Hunger Winter of 1944-1945. London: New York Oxford University Press.

Trethowan, W. & Sims, A. C. P. (1983). Psychiatry, 5th edn. Bailliere Tindall, London.

(26)

26

Van der Meer, I. M., Middelkoop, B. J., Boeke, A. J. & Lips, P. (2011). Prevalence of vitamin D deficiency among Turkish, Moroccan, Indian and sub-Sahara African populations in Europe and their countries of origin: an overview. Osteoporos International, 22, 1009-1021.

Veen, N., Selten, J. P., Hoek, H. W., Feller, W., van der Graaf, Y. & Kahn, R. (2002). Use of illicit substances in a psychosis incidence cohort: a comparison among different ethnic groups in the Netherlands. Acta Psychiatrica Scandinavica, 105, 440-443.

Veling, W., Hoek, H. W. & Mackenbach, J. P. (2008). Perceived discrimination and the risk of schizphrenia in ethnic minorities: A case-control study. Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 43, 953-959.

Veling, W., Susser, E., van Os, J., Mackenbach, J. P., Selten, J. P. & Hoek, H. W. (2008). Ethnic density of neighborhoods and incidence of pscyhotic disorders among immigrants.

American Journal of Psychiatry, 165, 66-73.

Veling, W., Hoek, H. W., Selten, J-P. & Susser, E. (2011). Age at Migration and Future Risk of Psychotic Disorders Among Immigrants in the Netherlands: A 7- Year Incidence Study.

American Journal of Psychiatry, 168, 1278-1285.

Walvin, J. (1984). Passage to Britain. Penguin Books, Harmonds-worth, Middlesex.

Wang, J., Pencina, M. J., Booth, S. L., Jacques, P. F., Ingelsson, E., Lanier, K. et al. (2008). Vitamin D Deficiency and Risk of Cardiovascular Disease. Circulation, 117, 503-511.

Wolff, T., Witkop, C. T., Miller, T. & Syed, S. B. (2009). Folic Acid supplementation for the

prevention of neural tube defects: an update of the evidence for the U. S. Preventive Services Task Force. Annals of Internal Medicine, 150, 632-639.

(27)

27

Schizofrenie en Migratie: Een studie naar verschillen in incidentie tussen Zuid- Oost Aziatische en Antilliaanse migranten

Kimberly Stam

15 juni 2012

Studentnummer: 5994314

Begeleider: Kiki Hohnen

Aantal woorden: 1.074

(28)

28 Inleiding

Onder migranten is een verhoogde prevalentie van schizofrenie waargenomen. Echter niet alle migranten laten deze verhoogde incidentie zien. Eerder onderzoek van Fearon et al. (2006) toonde aan dat migranten van Afrikaans- Carribische en Afrikaanse afkomst een verhoogde incidentie hebben maar dat de incidentie van schizofrenie onder Aziatische migranten veel kleiner is.

In deze studie wordt het verschil tussen Antilliaanse en Zuid- Oost Aziatische migranten op de incidentie van schizofrenie onderzocht.

Omdat Azië een groot werelddeel betreft, met veel onderlinge verschillen, is er voor dit onderzoek gekozen om migranten uit Zuid-Oost Azië te onderzoeken. De keuze voor Antilliaanse migranten is gemaakt vanwege de Nederlandse geschiedenis in deze regio waardoor er tegenwoordig in Nederland een grote populatie Antillianen is.

Bresnahan et al. (2007) denken dat het verschil in incidentie van schizofrenie tussen de twee groepen, toegeschreven kan worden aan de herkomst uit een ontwikkelingsland omdat het

cultuurverschil bij migratie dan het grootst zou zijn.Volgens ARVO Developing Countries (2011) blijkt echter dat ook Zuid-Oost Aziatische landen op de lijst van ontwikkelingslanden staan. Herkomst uit een ontwikkelingsland kan dus geen verklaring geven voor de gevonden verschillen tussen de twee migrantgroepen. Volgens Cantor-Graae & Selten (2005) hebben migranten het meeste risico om schizofrenie te ontwikkelen, als zij in hun uiterlijk verschillen van de bewoners van het gastland.

Omdat Antillianen een donkerdere huidskleur hebben dan Zuid-Oost Aziaten, wijken zij meer af van de populatie van het gastland. Ook hebben donkere huiden meer vitamine D nodig. Vitamine D wordt in verband gebracht met een preventieve werking op de ontwikkeling van schizofrenie (McGrath, Burne, Féron, Mackay-Sim & Eyles, 2010). In westerse landen is is vaak minder zonlicht waardoor een verminderde UV-straling de aanmaak van vitamine D verminderd. Op het gebied van huidskleur hebben Zuid-Oost Aziaten dus een minder grote kans om schizofrenie te ontwikkelen na migratie.

Maar volgens Hernandez (2004) worden ook Zuid-Oost Aziatische migranten blootgesteld aan nadelen zoals discriminatie. Het blijkt ook dat de manier waarop migranten omgaan met negatieve gebeurtenissen, bepalend is voor de psychische gezondeheid (Gilvarry et al.,1999). Hierin spelen

(29)

29

copings strategiën een belangrijke rol. Onderzoek van Bruxner, Burvull, Fazio en Febbo (1997) toonde aan dat migranten uit Vietnam en Maleisie de huisarts niet vaak bezoeken waardoor er geen goed zicht is op psychische stoornissen zoals schizofrenie. Het kan dus zijn dat de verlaagde

incidentie van schizofrenie onder Zuid-Oost Aziatische migranten te maken heeft met een gebrek aan data. Om de verschillen tussen Antilliaanse en Zuid- Oost Aziatische migranten in schizofrenie te kunnen verklaren, moet er eerst voldoende representatieve, valide data verkregen worden over de Zuid-Oost Aziatische migranten.

In dit onderzoek zal er opnieuw worden nagegaan of de incidentie van schizofrenie lager is onder Zuid-Oost Aziaten dan onder Antilliaanse migranten als er voldoende data is over de Zuid-Oost Aziatische migranten. Er worden twee hypothesen onderzocht. Ten eerste of er een hogere incidentie van schizofrenie is onder Zuid-Oost Aziatische migranten. Ten tweede of er nog steeds een hogere incidentie van schizofrenie is onder Antilliaanse migranten. Ook zal er exploratief onderzocht worden of demografische gegevens zoals geslacht, geboorteseizoen en leeftijd van migratie correleren met de incidentie van schizofrenie.

De hypothesen worden getoetst door middel van de M.I.N.I. (Mini International

Neuropsychiatric Interview). Dit is een gestructureerd interview, ontworpen voor de DSM IV-TR en

ICD-10 om schizofrenie in een korte tijd te kunnen meten. De M.I.N.I. wordt afgenomen door klinisch psychologen met kennis van de culturele achtergrond van de proefpersonen. De

demografische gegevens worden gekoppeld aan de M.I.N.I. gegevens en geanalyseerd door middel van een Pearson correlatie. Proefpersonen waarvan de M.I.N.I. een indicatie voor schizofrenie aangaf, werden doorverwezen naar de huisarts.

Verwacht wordt dat Zuid-Oost Aziatische migranten een hogere incidentie van schizofrenie laten zien dan voorheen werd aangenomen. Voor de Antilliaanse migranten wordt verwacht dat zij nog steeds een hogere indicatie van schizofrenie laten zien in vergelijking met de Zuid-Oost Aziatische migranten.

(30)

30 Methode

Proefpersonen

Met behulp van de gemeentelijke database, zullen de demografische gegevens van Zuid-Oost Aziatische en Antilliaanse migranten in Amsterdam verkregen worden. Proefpersonen tussen de 15 en 40 jaar worden uitgenodigd omdat dit de leeftijdsgroep is waar het grootste risico zich bevind om schizofrenie te ontwikkelen. De proefpersonen zullen per email en post benaderd worden om mee te werken aan dit onderzoek. Er zullen ongeveer 1500 proefpersonen benaderd worden. 750 van Zuid Aziatische afkomst en 750 van Antilliaanse afkomst. De proefpersonen zullen een reiskosten vergoeding krijgen.

Materialen

Omdat de proefpersonen per email en post uitgenodigd zullen worden, zal er een brief opgesteld worden in twee talen. In het Nederlands en in het Engels voor de proefpersonen waarvan het Nederlands niet toereikend is. Omdat de Nederlandse taal een obstakel kan vormen voor het interview, krijgen de proefpersonen in de brief de mogelijkheid tot verzoek voor een tolk. Symptomen van schizofrenie worden onderzocht door middel van de M.I.N.I. (Mini International

Neuropsychiatric Interview), een gestructureerd interview welke ongeveer 15 minuten in beslag

neemt. Naast schizofrenie meet de M.I.N.I. nog 16 andere psychoneurale stoornissen. Enkele voorbeeldvragen van de M.I.N.I. met betrekking op psychotische symptomen zijn: Hebt u ooit gedacht dat iemand uw gedachten kon lezen of uw gedachten kon horen of dat uzelf andermans gedachten kon lezen of horen? Hebt u ooit visioenen gehad terwijl u wakker was, of dingen gezien die anderen niet konden zien? De klinisch psycholoog beoordeeld na aanleiding van de vragen of de proefpersoon katatoon gedrag vertoont of dat er sprake is van negatieve symptomen zoals

affectvervlakking, gedachtenarmoede, spraakarmoede en onvermogen tot doelgerichte activiteiten.

Indien één van deze vragen met een ja wordt beantwoord, dan wordt verder gespecificeerd of dit om een huidige psychose gaat.

(31)

31 Procedure

Het onderzoek zal plaatsvinden in de onderzoeksruimtes van het

Roeterseilandcomplex van de Universiteit van Amsterdam. Bij binnenkomst kunnen de proefpersonen plaatsnemen in de wachtruimte mocht de klinisch psycholoog nog bezig zijn.

De klinisch psycholoog zal aan het begin uitleggen dat het interview ongeveer 30 minuten

gaat duren en dat de gegevens anoniem zullen blijven. Ook zal er verteld worden dat dit een

onderzoek betreft naar verschillen tussen migranten uit verschillende landen maar niet om

welke verschillen het gaat. Voordat het interview begint zal de klinisch psycholoog, de

proefpersoon vragen om alle vragen eerlijk te beantwoorden. Er zijn geen goede of foute

antwoorden. Alle vragen van de M. I. N. I. zullen stapsgewijs uitgevraagd worden.

Als er sprake is van een psychotische stoornis, dan zal de klinisch psycholoog dit bespreken met de proefpersoon en zal er een verwijzing naar de huisarts worden gegeven. Voor het vertrek zullen de proefpersonen een declaratieformulier invullen voor de reiskosten.

(32)

32 Literatuur

ARVO Developing Countries (2011). http://www.arvo.org/eweb/Foundation/PDF/2011/2011 DevelopingCountries.pdf

Bresnahan, M., Begg, M. D., Brown, A., Schaefer, C., Sohler, N., Insel, B. et al. (2007). Race and risk of schizophrenia in a US birth cohort: another example of health disparity? International Journal of Epidemiology, 36, 751-758.

Bruxner, G., Burvull, P., Fazio, S. & Febbo, S. (1997). Aspects of psychiatric admissions of migrants to hospitals in Perth, Western Australia. Australian and New Zealand Journal of Psychiatry, 31, 532-542.

Cantor-Graae, E. & Selten, J. P. (2005). Schizophrenia and Migration: A Meta-Analysis and Review.

American Journal of Psychiatry, 162, 12-24.

Fearon, P., Kirkbride, J. B., Morgan, C., Dazzan, P., Morgan, K., Lloyd, T., et al. (2006). Incidence of schizophrenia and other psychoses in ethnic minority groups: results from the MRC AESOP Study. PsychologicalMedicine, 36, 1541–1550.

Gilvarry, C. M., Walsh, E., Samele, C., Hutchinson, G., Mallett, R., Fahy, T., Van Os, J., & Murray, R. M. (1999). Life events: ethnicity and perceptions of discrimination in patients with severe mental illness. Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 34, 600-608.

Hernandez, D. J. (2004). Demographic change and the life circumstances of immigrant families. The Future of Children, 14, 17-47.

McGrath, J. J., Burne, T. H., Féron, F., Mackay-Sim, A., Eyles, D. W. (2010). Developmental vitamin D deficiency and risk of schizophrenia: a 10-year update. Schizophrenia Bulletin, 36, 1073- 1078.

M.I.N.I. Internationaal Neuropsychiatrisch Interview (2000). Nederlandse Versie 5.0.0.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door middel van de ontwerpprincipes in staat gebleken een nieuw landschap te ontwerpen voor een voormalige bruinkoolmijn, dat voldoet aan de wens om meer tegemoet te komen aan de

Door middel van een gezichtsveldonderzoek kunnen kleine gezichtsveldafwijkingen, die nog niet door de patiënt zelf opgemerkt zijn, worden vastgesteld. Deze

Rijk en gemeenten onderkennen dat AMV’s die 1 8 jaar worden en die na hun 1 7 jaar in de opvang zijn gekomen, waardoor ze relatief kort begeleiding van Nidos hebben gehad,

Ook is gevraagd naar de gebieden van bijscholing: in Nederland zijn de wiskunde B12-docenten vooral geïnteresseerd in wiskundig-inhoudelijke bijeenkomsten, terwijl docenten

Op gedragsniveau blijkt dat bij volwassenen met autisme meer problemen in sociaal gedrag aanwezig zijn, terwijl bij schizo- frenie meer positieve symptomen worden

Uit de stem van schizofreniepatiënten die in de eindfase van hun herstel zitten, werd het volgende profiel duidelijk: Voor hun herstel vinden ze de eigen persoonlijkheid, het

De items zijn allen gecategoriseerd in zeven coping categorieën, waaronder de bovenstaande vier, en ‘het zoeken van steun en leiding’, ‘een focus op de echtgeno(o)t(e)’

• u niet goed kunt beoordelen welke gevolgen de ziekte voor uw dagelijks functioneren heeft.. • u niet of onregelmatig uw