• No results found

Schizofrenie en Migratie: Een studie naar verschillen in incidentie tussen Zuid- Oost Aziatische en Antilliaanse migranten

Kimberly Stam

15 juni 2012

Studentnummer: 5994314

Begeleider: Kiki Hohnen

Aantal woorden: 1.074

28 Inleiding

Onder migranten is een verhoogde prevalentie van schizofrenie waargenomen. Echter niet alle migranten laten deze verhoogde incidentie zien. Eerder onderzoek van Fearon et al. (2006) toonde aan dat migranten van Afrikaans- Carribische en Afrikaanse afkomst een verhoogde incidentie hebben maar dat de incidentie van schizofrenie onder Aziatische migranten veel kleiner is.

In deze studie wordt het verschil tussen Antilliaanse en Zuid- Oost Aziatische migranten op de incidentie van schizofrenie onderzocht.

Omdat Azië een groot werelddeel betreft, met veel onderlinge verschillen, is er voor dit onderzoek gekozen om migranten uit Zuid-Oost Azië te onderzoeken. De keuze voor Antilliaanse migranten is gemaakt vanwege de Nederlandse geschiedenis in deze regio waardoor er tegenwoordig in Nederland een grote populatie Antillianen is.

Bresnahan et al. (2007) denken dat het verschil in incidentie van schizofrenie tussen de twee groepen, toegeschreven kan worden aan de herkomst uit een ontwikkelingsland omdat het

cultuurverschil bij migratie dan het grootst zou zijn.Volgens ARVO Developing Countries (2011) blijkt echter dat ook Zuid-Oost Aziatische landen op de lijst van ontwikkelingslanden staan. Herkomst uit een ontwikkelingsland kan dus geen verklaring geven voor de gevonden verschillen tussen de twee migrantgroepen. Volgens Cantor-Graae & Selten (2005) hebben migranten het meeste risico om schizofrenie te ontwikkelen, als zij in hun uiterlijk verschillen van de bewoners van het gastland.

Omdat Antillianen een donkerdere huidskleur hebben dan Zuid-Oost Aziaten, wijken zij meer af van de populatie van het gastland. Ook hebben donkere huiden meer vitamine D nodig. Vitamine D wordt in verband gebracht met een preventieve werking op de ontwikkeling van schizofrenie (McGrath, Burne, Féron, Mackay-Sim & Eyles, 2010). In westerse landen is is vaak minder zonlicht waardoor een verminderde UV-straling de aanmaak van vitamine D verminderd. Op het gebied van huidskleur hebben Zuid-Oost Aziaten dus een minder grote kans om schizofrenie te ontwikkelen na migratie.

Maar volgens Hernandez (2004) worden ook Zuid-Oost Aziatische migranten blootgesteld aan nadelen zoals discriminatie. Het blijkt ook dat de manier waarop migranten omgaan met negatieve gebeurtenissen, bepalend is voor de psychische gezondeheid (Gilvarry et al.,1999). Hierin spelen

29

copings strategiën een belangrijke rol. Onderzoek van Bruxner, Burvull, Fazio en Febbo (1997) toonde aan dat migranten uit Vietnam en Maleisie de huisarts niet vaak bezoeken waardoor er geen goed zicht is op psychische stoornissen zoals schizofrenie. Het kan dus zijn dat de verlaagde

incidentie van schizofrenie onder Zuid-Oost Aziatische migranten te maken heeft met een gebrek aan data. Om de verschillen tussen Antilliaanse en Zuid- Oost Aziatische migranten in schizofrenie te kunnen verklaren, moet er eerst voldoende representatieve, valide data verkregen worden over de Zuid-Oost Aziatische migranten.

In dit onderzoek zal er opnieuw worden nagegaan of de incidentie van schizofrenie lager is onder Zuid-Oost Aziaten dan onder Antilliaanse migranten als er voldoende data is over de Zuid-Oost Aziatische migranten. Er worden twee hypothesen onderzocht. Ten eerste of er een hogere incidentie van schizofrenie is onder Zuid-Oost Aziatische migranten. Ten tweede of er nog steeds een hogere incidentie van schizofrenie is onder Antilliaanse migranten. Ook zal er exploratief onderzocht worden of demografische gegevens zoals geslacht, geboorteseizoen en leeftijd van migratie correleren met de incidentie van schizofrenie.

De hypothesen worden getoetst door middel van de M.I.N.I. (Mini International

Neuropsychiatric Interview). Dit is een gestructureerd interview, ontworpen voor de DSM IV-TR en

ICD-10 om schizofrenie in een korte tijd te kunnen meten. De M.I.N.I. wordt afgenomen door klinisch psychologen met kennis van de culturele achtergrond van de proefpersonen. De

demografische gegevens worden gekoppeld aan de M.I.N.I. gegevens en geanalyseerd door middel van een Pearson correlatie. Proefpersonen waarvan de M.I.N.I. een indicatie voor schizofrenie aangaf, werden doorverwezen naar de huisarts.

Verwacht wordt dat Zuid-Oost Aziatische migranten een hogere incidentie van schizofrenie laten zien dan voorheen werd aangenomen. Voor de Antilliaanse migranten wordt verwacht dat zij nog steeds een hogere indicatie van schizofrenie laten zien in vergelijking met de Zuid-Oost Aziatische migranten.

30 Methode

Proefpersonen

Met behulp van de gemeentelijke database, zullen de demografische gegevens van Zuid-Oost Aziatische en Antilliaanse migranten in Amsterdam verkregen worden. Proefpersonen tussen de 15 en 40 jaar worden uitgenodigd omdat dit de leeftijdsgroep is waar het grootste risico zich bevind om schizofrenie te ontwikkelen. De proefpersonen zullen per email en post benaderd worden om mee te werken aan dit onderzoek. Er zullen ongeveer 1500 proefpersonen benaderd worden. 750 van Zuid Aziatische afkomst en 750 van Antilliaanse afkomst. De proefpersonen zullen een reiskosten vergoeding krijgen.

Materialen

Omdat de proefpersonen per email en post uitgenodigd zullen worden, zal er een brief opgesteld worden in twee talen. In het Nederlands en in het Engels voor de proefpersonen waarvan het Nederlands niet toereikend is. Omdat de Nederlandse taal een obstakel kan vormen voor het interview, krijgen de proefpersonen in de brief de mogelijkheid tot verzoek voor een tolk. Symptomen van schizofrenie worden onderzocht door middel van de M.I.N.I. (Mini International

Neuropsychiatric Interview), een gestructureerd interview welke ongeveer 15 minuten in beslag

neemt. Naast schizofrenie meet de M.I.N.I. nog 16 andere psychoneurale stoornissen. Enkele voorbeeldvragen van de M.I.N.I. met betrekking op psychotische symptomen zijn: Hebt u ooit gedacht dat iemand uw gedachten kon lezen of uw gedachten kon horen of dat uzelf andermans gedachten kon lezen of horen? Hebt u ooit visioenen gehad terwijl u wakker was, of dingen gezien die anderen niet konden zien? De klinisch psycholoog beoordeeld na aanleiding van de vragen of de proefpersoon katatoon gedrag vertoont of dat er sprake is van negatieve symptomen zoals

affectvervlakking, gedachtenarmoede, spraakarmoede en onvermogen tot doelgerichte activiteiten.

Indien één van deze vragen met een ja wordt beantwoord, dan wordt verder gespecificeerd of dit om een huidige psychose gaat.

31 Procedure