Vraag nr. 334
van 25 september 1998
van de heer HUGO MARSOUL Decreet amateurkunsten – Subsidies
Tot 1995 volstonden de budgetten om het decreet van 24 juli 1991 op de amateurkunsten volledig uit te voeren. In 1996 werden voor nieuwe erkennin- gen echter geen bijkomende middelen uitgetrok- ken. Daardoor is een ernstig financieel tekort ont- staan, dat niet via begrotingsaanpassingen is opge- lost. Als gevolg daarvan ontvingen de erkende organisaties in 1997 een saldo dat slechts een deel bedraagt van hetgeen waar ze krachtens het decreet recht op hebben. De belofte om het pro- bleem op te lossen in de begroting 1997 werd niet ingelost.
Het decreet legt de landelijke verenigingen bepaal- de verplichtingen op, onder meer inzake cursus- uren, kwaliteitsbevorderende begeleiding en pro- jecten. Deze activiteiten bevorderen uiteraard de kwaliteit van hun werking, maar de slechts gedeel- telijke uitbetaling van de subsidies heeft tot gevolg dat de verenigingen hun uitgaven niet meer kun- nen dekken. De mogelijkheden van de verenigin- gen om voor een gedeelte zelf inkomsten te ver- werven, zijn zeer beperkt. Financiële reserves heb- ben zij evenmin kunnen opbouwen.
Het streven van de verenigingen voor amateurkun- sten om tot kwaliteitsverbetering te komen, lijkt voortijdig te zullen stilvallen bij gebrek aan finan- ciële middelen. Sommige verenigingen hebben na het van kracht worden van het decreet hun dienst- verlening al moeten terugschroeven omdat ze geen subsidies meer ontvingen voor een specifieke wer- king (bv. documentatiefunctie, geluidskamers voor toneelverenigingen).
Voor 1996 was een niet-geïndexeerd krediet van 83.503.508 frank vereist. Er werd slechts 80.200.000 frank uitgetrokken, wat overeenkomt met een tekort van 4,1 %. Het geïndexeerde krediet – zoals bepaald in het decreet – bedraagt zelfs 88.681.874 frank (tekort 10,5 %). Het spreekt voor zich dat de kredieten van 81 miljoen voor 1997 en 81,9 miljoen voor 1998 evenmin toereikend zullen zijn.
Indien dezelfde werkwijze gehandhaafd blijft bij de opmaak van de begroting 1999, zullen verschillen- de amateurkunstenverenigingen om financiële redenen tot ontslagen moeten overgaan. Daardoor zal de dienstverlening en de ondersteuning van de sector verder worden afgebouwd. Wil men de doel-
stellingen van het decreet verder realiseren, dan is het noodzakelijk om bij de begrotingsopmaak 1999 de vereiste bijkomende middelen te reserveren.
1. Heeft de minister beslist de kredieten aan te passen uit oogpunt van de twee bijkomende erkenningen en om bijgevolg voor bijkomende middelen te zorgen ?
2. Kan de minister mij verzekeren dat het volledi- ge en geïndexeerde subsidiebedrag aan de ver- enigingen wordt uitbetaald ?
Antwoord
Op vragen 1 en 2 kan ik tweemaal bevestigend ant- woorden. In de begroting 1999 is opgenomen dat het beschikbare budget voor het decreet amateur- kunsten stijgt met 20 miljoen. Dit moet ons toela- ten niet alleen de nieuwe erkenningen te financie- ren en het geïndexeerde bedrag aan de betrokken verenigingen uit te betalen.
Deze budgetverhoging laat eveneens toe extra middelen te besteden aan subsidiëring van regiona- le activiteiten, cursussen en kwaliteitsbevorderende begeleidingen en projecten.
Deze aanmoediging van de kwaliteitsverhogende werking bevestigt de waarde die de Vlaamse rege- ring hecht aan de amateurkunstbeoefening als dra- ger van kunstzinnige vorming en kunstbeleving in Vlaanderen.