De waarden van het (meta-‐)event
Een onderzoek naar de invloed van een festival op de creatie van waarden
Anne Houwing
Masterscriptie Kunsten, Cultuur en Media
Rijksuniversiteit Groningen
Augustus 2012
Studentnummer: 1564943
Telefoonnummer: 06-‐41665552
E-‐mail: Anne_Houwing@Hotmail.com
Richting: Kunst, Beleid & Management
Kunstvak: Theater
Begeleiding: Prof. Dr. Hans van Maanen en drs. Antine Zijlstra
Inhoudsopgave
Voorwoord p.3 Inleiding p.4
Deel 1: Theoretisch kader
1. Van podium tot subsysteem, het theatrale event ontleed p.6
1.1 Theater bezien als event p.6
1.2 Het theatrale event geframed p.6
1.2.1 Maatschappelijk frame p.7 1.2.2 Institutioneel frame p.7 1.2.3 Organisatorisch frame p.8
1.2.4 Communicatief frame p.10
1.3 Het theatrale event gesegmenteerd p.10
1.3.1 Theatrical Playing p.11 1.3.2 Contextual Theatricality p.11 1.3.3 Cultural Context p.11 1.3.4 Playing Culture p.11 1.3.5 Waarden p.11 1.4 Een vergelijking p.12
2. De waarde van toneel op persoonlijk niveau p.14
2.1 De esthetische ervaring p.14
2.2 Waarden van kunst p.14
2.3 Publieks-‐ en receptieonderzoek p.15
2.3.1 Vormen van onderzoek p.15
2.3.1.1 Publieksonderzoek met een sociologische oriëntatie p.16
2.3.1.2 Receptieonderzoek met een psychologische oriëntatie p.16
2.3.1.3 Functieonderzoek met een sociologische/psychologische p.16
oriëntatie
2.3.2 Methoden van onderzoek p.16
3. Van event, naar meta-‐event: het festival p.18
3.1 Wat is een festival? p.18
3.2 Invloed van het festival op de context van het theatrale event p.18
3.2.1 De invloed op het maatschappelijk frame p.19
3.2.2 De invloed op het institutioneel frame p.19
3.2.2.1 Distributie p.19
3.2.2.2 Productie p.19
3.2.2.3 Consumptie p.20
3.2.3 De invloed op het organisatorisch frame p.20
3.2.3.1 Structuur p.20
3.2.3.2 Tijd en plaats p.21
3.2.3.3 Sociale omstandigheden en relaties p.22
3.2.3.4 Esthetische omstandigheden en relaties p.22
3.2.4 De invloed op het communicatief frame p.22
3.3 Vijf hypothesen p.22
Deel 2: Empirisch publieksonderzoek
4. De creatie van waarden binnen de context van een festival p.24
4.2 Methode en dataverzameling p.24
4.2.1 Toneel binnen de context van een festival p.24
4.2.1.1 Noorderzon Performing Arts Festival p.24
Geschiedenis p.25
Plaats van de organisatie in het (Groningse) veld p.25
Noorderzon Performing Arts Festival ‘11 p.26
4.2.1.2 Aanbod van professioneel toneel binnen de context van p.28
Noorderzon Performing Arts Festival
4.2.2 Selectie en representativiteit p.28
4.2.3 Meetinstrument p.29
4.2.4 Publieksbenadering en dataverzameling p.30
4.2.5 Dataverwerking p.30
4.2.6 Respons p.31
4.3 Resultaten p.31
4.3.1 Intensieve versus niet-‐intensieve festivalbezoekers p.31
4.3.1.1 Intrinsieke waarden, alle producties tezamen p.31
4.3.1.2 Intrinsieke waarden, per productie p.36
4.3.1.3 Extrinsieke waarden p.38
4.4 Voorlopige conclusie p.39
5. De creatie van waarden binnen de reguliere en de festivalcontext, een vergelijking p.40
5.1 Methode en dataverzameling p.40
5.1.1 Professioneel toneel voor een algemeen publiek p.40
5.1.1.1 Aanbod van professioneel toneel in Groningen sept ’10 t/m sept ’11 p.40
5.1.2 Selectie en representativiteit p.41
5.1.3 Meetinstrument p.42
5.1.4 Respons p.43
5.2 Resultaten p.44
5.2.1 Intensieve versus niet-‐intensieve festivalbezoekers p.44
5.2.1.1 Intrinsieke waarden, alle producties tezamen p.44
5.2.1.2 Intrinsieke waarden, per productie p.48
5.2.1.3 Extrinsieke waarden p.52 5.3 Voorlopige conclusie p.53 Conclusie p.54 Bibliografie p.58
Bijlage I : Categorieën p.60
Bijlage II: Model voor de theatrale ervaring p.62
Bijlage III: Enquête p.63
Bijlage IV: Tabellen resultaten publieksonderzoek p.72
Voorwoord
Bij het zoeken naar een scriptieonderwerp had ik twee uitgangspunten. Enerzijds wilde ik me verdiepen in een onderwerp dat me buitengewoon interesseerde en anderzijds wilde ik iets empirisch toetsen. Deze twee uitgangspunten kwamen samen in een onderzoek naar de invloed van een festival op de creatie van waarden.
Nu het resultaat daar is kan ik stellen dat mijn scriptieonderwerp me, niet in de laatste plaats door mijn werk bij Festival CEMENT, tot op de dag van vandaag blijft boeien.
Alhoewel het werken met de data een grote uitdaging bleek, beschouw ik dit achteraf als de meeste interessante en leerzame fase van mijn scriptie. Het ‘spelen’ met de data gaf me meer inzicht in (de invloed van een festival op) de creatie van waarden dan ik me voorafgaand aan dit onderzoek had kunnen voorstelen.
Tot slot wil ik Hans van Maanen en Antine Zijlstra danken voor de fijne en motiverende wijze waarop zij mij gedurende het schrijven van mijn scriptie begeleidden. Het enquêteteam wil ik danken voor de fijne samenwerking; Noorderzon Performing Arts Festival voor de mogelijkheid die zij mij boden om bij een groot aantal voorstellingen onderzoek te doen; en mijn ouders voor hun onvoorwaardelijke steun.
Inleiding
Introductie en aanleiding van het onderzoek
Deze scriptie kan geplaatst worden binnen de context van het STEP(Project on European Theater Systems). Sinds 2005 wordt in het kader van dit project in verschillende Europese landen
onderzoek gedaan naar het maatschappelijk functioneren van theater. In de huidige fase van het STEP-‐onderzoek wordt in een aantal Europese steden het aanbod van podiumkunsten (het aantal en type producties en voorstellingen), het publiek (demografische kenmerken) en de creatie van
waarden door het publiek (het genereren van intrinsieke, semi-‐intrinsieke en extrinsieke
waarden op kwalitatief en kwantitatief niveau) in kaart gebracht. Het doel van deze
dataverzameling is om de invloed van variabelen zoals discipline, publieksgroep of culturele context op de creatie van waarden in kaart te brengen; met als uiteindelijke drijfveer een stap verder te komen in het onderzoek naar het maatschappelijk functioneren van theater.
Met deze scriptie is getracht, een bijdrage te leveren aan het onderzoek naar de invloed van verschillende variabelen op de creatie van waarden. Geleid door persoonlijke belangstelling, de steeds groter wordende populariteit van festivals en het gebrek aan empirisch onderzoek naar de invloed van festivals op de creatie van waarden is in deze scriptie, op basis van data die in het kader van STEP in theaterseizoen 2010-‐2011 in Groningen is verzameld, onderzoek gedaan naar de invloed van een festival op de creatie van waarden op persoonlijk niveau.
Probleemstelling
Festivals zijn hot, in 2010 kende Nederland 840 festivals, wat een vervijfvoudiging is in
vergelijking met 40 jaar geleden. Niet alleen in Nederland explodeerde het aantal festivals, ook in de rest van Europa is deze tendens gaande (Boekman Stichting 2010, 2).1 Ook het aantal
instellingen en onderzoeksbureaus, dat op enigerlei wijze informatie verzamelt over festivals, is de afgelopen jaren enorm gegroeid. De kwaliteit van festivalonderzoek wordt echter door verschillende auteurs bekritiseerd. Zo blijkt uit een literatuuronderzoek uit 2005, dat onderzoek naar festivals in Nederland wordt gekenmerkt door het eenzijdige karakter ervan; er is
voornamelijk oog voor (extrinsieke)effecten als cultuurparticipatie, sociale cohesie, economische
impact en citymarketing. Volgens deze onderzoekers kenmerkt festivalonderzoek zich tevens
door een gebrek aan bruikbare denkmodellen voor gedegen onderzoek (Grauw e.a. 2005, 76 ). Ook Monica Sassatelli bekritiseert in Gevangen tussen McFestivalisatie en vernieuwing de
kwaliteit van festivalonderzoek. Tevens stelt ze dat onderzoek naar festivals in toenemende mate ‘grijze literatuur’ betreft. Over de aard van het onderzoekt schrijft de Sassatelli:
“Veel onderzoek bewijst niet zozeer de positieve rol die festivals spelen, maar bestaat in feite uit commentaren rond een reeks veelgebruikte tegenstellingen. Zo stelt het de globalisering tegenover het creëren van ruimtes voor creativiteit; gerichtheid op toerisme tegenover authenticiteit.”
(Sassatelli 2009, 16)
Volgens Sassatelli heeft de bestudering van festivals en hun cultuurpolitiek, analytische
concepten nodig waarmee de complexe aard van festivals kan worden verklaard. Sassatelli pleit voor onderzoek naar aspecten als organisatie én belevenis, om vroeger aangenomen correlaties (met betrekking tot de impact van festivals, publiekskenmerken, publieksmotivaties en de rol binnen de kunstwereld) ter discussie te stellen (Sassatelli 2009, 16-‐20).
waarden van professioneel toneel in Groningen in de periode september 2010 – september 2011.2 De onderzoeksvraag in deze scriptie luidt dan ook:
Creëert ‘professioneel toneel’ binnen de context van het Noorderzon Performing Arts
Festival meer/andere waarden bij toeschouwers, dan ‘professioneel toneel’ in Groningen dat niet is georganiseerd binnen de context van een festival?
Methode
Aangezien, zoals uit hoofdstuk drie blijkt, in de theorie wordt verondersteld dat een festival de creatie van waarden indirect beïnvloedt via de context, is de context van het event in hoofdstuk één onderzocht. Twee systematische weergaven van de context, die van Sauter en van Van Maanen, zijn besproken en met elkaar vergeleken. Op gronden die uiteengezet zijn in hoofdstuk één, is het model van Van Maanen verkozen boven dat van Sauter en is de context in deze scriptie gestructureerd naar de frames van Van Maanen.
In hoofdstuk twee is het event zelf bestudeerd. Allereerst is de esthetische ervaring onderzocht, waarna is ingezoomd op de creatie van waarden, waarbij onderscheid is gemaakt tussen
intrinsieke en extrinsieke waarden. Dit onderscheid is gemaakt op basis van een indeling die
Quirijn van den Hoogen heeft gemaakt als onderdeel van een schema waarmee de auteur het functioneren van de podiumkunsten in middelgrote provincie steden inzichtelijk maakt. Aangezien de invloed van het festival op de creatie van waarden in onderhavig onderzoek is bestudeerd op basis van empirisch onderzoek, is in hoofdstuk twee ook aandacht besteed aan methoden en theorieën met betrekking tot receptie-‐ en publieksonderzoek.
In hoofdstuk drie staat het festival centraal. In het eerste deel van dit hoofdstuk is het festival als fenomeen gedefinieerd, waarna de invloed van het festival op de verschillende frames is
onderzocht aan de hand van artikelen van Schoenmakers, Sauter en Hauptfleisch. Deze bevindingen zijn vertaald naar een vijftal hypothesen, die in deel twee van dit onderzoek zijn getoetst.
In het empirisch deel van deze scriptie is, op basis van kwantitatief publieksonderzoek dat in het kader van STEP in theaterseizoen 2010-‐2011 in Groningen werd verzameld, via twee wegen onderzocht of het festival invloed heeft op de creatie van waarden op persoonlijk niveau. Waar, zoals uit hoofdstuk drie blijkt, in de theorie is verondersteld dat de invloed van een festival op de creatie van waarden toeneemt naarmate de intensiteit van het bezoek toeneemt is in hoofdstuk vier een vergelijking gemaakt tussen waarden die intensieve festivalbezoekers creëren en waarden die niet-‐intensieve festivalbezoekers creëren. Aangezien deze vergelijking weinig (significante) verschillen oplevert is in hoofdstuk vijf een tweede vergelijking gemaakt. In dit hoofdstuk is een vergelijking gemaakt tussen de waarden die bezoekers van voorstellingen binnen een reguliere context creëren en de waarden die bezoekers van voorstellingen binnen de context van een festival creëren.
2 Overigens heeft de afbakening van het bestudeerde aanbod niet alleen te maken met de omvang van het onderzoek maar ook met de
1. Van podium tot subsysteem, het theatrale event ontleed
Eén van de belangrijkste premissen van deze scriptie is de eventness van theater. In paragraaf 1.1 zijn daarom de oorsprong en de belangrijkste veronderstellingen van deze benadering
besproken. Waarna in paragraaf 1.2 en 1.3 op basis van modellen van Van Maanen en Sauter de context van het event is bestudeerd. Tot slot is in paragraaf 1.4 een vergelijking gemaakt tussen de modellen van Van Maanen en Sauter.
1.1. Theater bezien als event.
Willmar Sauter stelt in Introducing the theatrical event dat theater altijd en overal plaats vindt in de vorm van een event. Performances uit het verleden en van de toekomst bestaan volgens de auteur alleen als event bij de notie van plaats en tijd. Om meer inzicht in de werking van het event te krijgen moet volgens Sauter datgene wat het event vormt, de context, worden onderzocht. Sauter definieert het theatrale event als volgt:
‘When we speak about a theatrical event, we think of someone doing something, ostentatiously enough to be distinguished from everyday life. To mark an event as theatrical, the distinction from other kinds of doings might be more important than its content. The distinction is twofold:
1. On the one hand there is someone who does something in a different way than in regular life; on the other hand, there is also someone who sees acknowledges this difference.
2. Both the doer and the observer have some idea that the possibility of such a distinction indicates that the doings during a theatrical event are different from similar actions outside a theatrical event. Theater becomes theatre by being an event, in which two partners engage in a playful relationship (Sauter 2004, 11).’
Dat voor meer inzicht in de werking van het event de context moet worden onderzocht beaamt ook Hans van Maanen. Volgens Van Maanen kan het event nooit los worden gezien van de context. Het event bestaat volgens de auteur niet zonder context (Maanen 2004, 239-‐242). Verschillende auteurs, zoals Hauptfleish, Tulloch, Sauter en Van Maanen, hebben het theatrale
event en zijn context bestudeerd. Sauter en Van Maanen onderscheiden zich van de andere
auteurs, doordat zij het event en zijn context niet alleen hebben beschreven maar er ook een systematische weergave van maakten. In de volgende paragrafen zijn de modellen van beide auteurs besproken en met elkaar vergeleken.
1.2 Het theatrale event geframed
Van Maanen onderscheidt binnen de context van het theatrale event, zoals weergegeven in figuur 1.1, een communicatief, een organisatorisch, een institutioneel en een maatschappelijk frame. In deze paragraaf zijn alle door Van Maanen genoemde frames beschreven en zijn de relaties tussen (de elementen uit) de verschillende frames weergegeven. De volgorde van de bestudering van de
frames correspondeert met de structuur van het model: van buiten naar binnen.
Figuur 1.1 Het theatrale event en zijn context (Van Maanen 2004, 274)
1.2.1 Maatschappelijk frame
In dit frame bevindt zich de maatschappij rondom de theaterwereld. Het gaat hier om de subsystemen zoals die in figuur 1.1 zichtbaar zijn. De onderste groep subsystemen bepaalt volgens de auteur grotendeels de thema’s, de vormen en het cultureel gedrag in de
theaterwereld. Veranderingen in deze groep subsystemen zijn van invloed op de activering van perceptieschemata van de voorstelling en het publiek. De bovenste groep subsystemen bepaalt volgens Van Maanen de omstandigheden waarbinnen zowel theater als institutioneel systeem, alsook een afzonderlijke theatraal event functioneert (Maanen 2004, 272-‐274).
Volgens Van Maanen komen de meeste veranderingen in de context van een theatraal event vanuit het maatschappelijk frame, maar veroorzaken verandering in dit frame pas veel later voor mutaties in de binnenste frames. Van Maanen wijt dit aan het starre karakter van het
institutioneel frame. De verhoudingen binnen dit frame zijn over het algemeen historisch bepaald en instellingen en personen hebben belang bij het in stand houden ervan. (Maanen 2004, 272-‐ 274).
1.2.2 Institutioneel frame
Net als het maatschappelijk frame heeft het institutioneel frame een redelijk abstract karakter. Van Maanen omschrijft dit frame als het historische systeem van de domeinen productie, distributie en receptie. De auteur geeft in dit frame de conventies binnen de domeinen, de
Relaties tussen partijen in de theaterwereld Institutionele fram
Technologische, economische, politieke en juridische wereld
Sociale en esthetische wereld , onderwijs-‐ en mediawereld
Tijd Plaats Theatrale EVENT Ervaring Communicatief frame Perceptie-‐systeem van de toeschouwers toeschouwers Perceptie-‐systeem van de voorstelling
Organisatorisch frame
Institutioneel frame
relaties tussen de domeinen en de invloed van externe factoren op de domeinen weer. Figuur 1.2 biedt een overzichtelijke weergave van verschillende activiteiten en relaties tussen de drie domeinen.
Sponsoren & Subsidienten Critici & Media
Critici & Media
Advies organen
Critici & Media
Advies organen
Subsidienten & Sponsoren
Figuur 1.2 Relaties tussen elementen in het institutioneel frame en de verbindingen met andere frames (Maanen 2004, 271)
Van Maanen bestempelt de kunstenaars, de gezelschappen, de podia en de mogelijke
toeschouwers als de belangrijkste spelers in dit frame. Daarnaast stelt hij dat in de meeste landen ook subsidiënten en de media belangrijke spelers zijn. De organisatie van dit frame bepaalt volgens Van Maanen in sterke mate welke theatrale events mogelijk zijn binnen een bepaalde cultuur (Maanen 2004, 267-‐272)
1.2.3 Organisatorisch frame
Het organisatorisch frame is het eerste frame rondom het communicatief frame. Een optimale inrichting van dit frame is volgens Van Maanen van groot belang, aangezien het organisatorisch
frame direct invloed heeft op de activering van de perceptieschemata van de toeschouwer en de
voorstelling. Tijd Plaats Theatraal EVENT Communicatief frame Organisatorisch frame Perceptieschemata van de voorstelling
Perceptie schemata van de
toeschouwer Domein van Distributie
Conventies m.b.t. programmering en marketing Podia Personeel Belangenorganisaties
Domein van productie
Conventies van repeteren, casten, ontwerpen, repertoirekeuze, optreden,
Personeel Gezelschappen Belangenverengingen
Domein van Consumptie
Conventies van selecteren, zoeken, bestelling, bezoeken, ontvangen Toeschouwers Publiek
Scholen en Belangenverenigingen voor publiek
Volgens de auteur is het podium de belangrijkste speler in dit frame. De organisatie van tijd, plaats en omstandigheden beschouwt Van Maanen als de belangrijkste activiteiten die bij kunnen dragen aan een optimalisering van de esthetische communicatie (Ibid., 260-‐266). Waar de
organisatie van plaats de relatie van de gezelschappen tot de podia betreft, kan de organisatie van de omstandigheden van de ontmoeting en tijd gezien worden als de organisatie door de podia.
Tijd en Plaats
De organisatie van het tijdstip en de duur van een theatraal event is volgens Van Maanen in sterke mate van invloed op de beslissing om deel te nemen aan een event (Maanen 2004, 260-‐ 263).3 Zo stelt Van Maanen dat heel lange voorstellingen, maar ook heel korte voorstellingen
bepaalde publieksgroepen uitsluiten. Volgens de auteur zullen met name ongeoefende kijkers geen tijd willen besteden aan, of geld over hebben voor een lange voorstelling. Ook zullen zij volgens de auteur geen tijd vrij maken voor een korte voorstelling, wanneer deze op zichzelf staat.
Zoals gezegd spitst de organisatie van het aspect plaats zich met name toe op de creatie van een relatie van de podia tot de gezelschappen. Van Maanen onderscheidt twee type relaties die zich laten vertalen naar twee systemen. Het eerste systeem gaat uit van een huisgezelschap. In een dergelijke situatie hebben gezelschappen de mogelijkheid een podium optimaal in te richten naar de voor de voorstelling relevante artistieke concepten en ideeën. Ook hebben zij de gelegenheid gedurende de speelperiode zich de locatie ‘toe te eigenen’ en storende dominante eigenschappen van het podium naar de achtergrond te laten verdwijnen. Dit in tegenstelling tot een touring-‐
systeem waarin gezelschappen met een productie in korte tijd veel verschillende podia aan doen
en geen of onvoldoende mogelijkheden hebben het podium af te stemmen op de esthetische eisen van de voorstelling. Dit kan volgens Van Maanen een kloof scheppen tussen de locatie en de artistieke en communicatieve aspecten van de voorstelling (Ibid., 263-‐265).
De sociale organisatie
Volgens Van Maanen is de belangrijkste taak van het podium de relatie voorstelling-‐ toeschouwer zo te organiseren dat het communicatieve frame zo optimaal mogelijk functioneert. Vanuit het sociaal-‐organisatorisch perspectief betekent dit volgens Van Maanen dat het podium de relatie tussen de toeschouwer en het aanbod zo moet organiseren dat de toeschouwer aangetrokken wordt door en gaat naar een voorstelling die op zijn leven reflecteert. Het creëren van een passende relatie tussen voorstelling en publiek is volgens Van Maanen, gezien het grote aanbod aan reflecties en amusement door verschillende media, niet afdoende en daarmee niet de enige taak van de podia. De podia moeten zich volgen Van Maanen daarom ook toeleggen op de organisatie van de sociale omstandigheden waarbinnen de ontmoeting plaats vindt. Het belang hiervan wordt onderstreept door een onderzoek naar publieksparticipatie van Ganzeboom, Maas en Verhoeff. Uit dit onderzoek blijkt dat na het beschikken over de juiste culturele competentie, het ontmoeten van andere toeschouwers de belangrijkste reden tot deelname aan een theatraal
event is (Ganzenboom, Maas en Verhoef 1990, 31). Overigens stelt Van Maanen dat
theaterbezoek een steeds individuelere ervaring wordt, aangezien het ontmoeting van andere toeschouwers zich tegenwoordig voornamelijk beperkt tot het gezelschap waarmee de toeschouwer een event bezoekt (Maanen 2004, 263-‐265).4
Door het ontmoeten van andere toeschouwers voorafgaand aan de voorstelling te stimuleren worden volgens van Maanen ook de transformatie van afzonderlijke toeschouwers naar een publiek gestimuleerd. 5 Het organiseren van activiteiten na afloop van de voorstelling stimuleert
de sociale relaties en draagt tevens bij aan de esthetische communicatie. Ook het aantrekken van bestaande collectieven kan volgens Van Maanen bijdragen aan de transformatie van
afzonderlijke toeschouwers naar een publiek. Het stimuleren van de transformatie van een
3 Het is in dit verband de geoefendheid van de kijker in relatie tot het tijdstip en de duur van het event die volgens Van Maanen van
invloed is op de aankoopbeslissing.
4 Een uitzondering hierop is volgens Van Maanen community theater, waarin de deelnemers elkaar in sommige gevallen voorafgaand
de voorstelling al goed kennen en een sterke verbinding met elkaar voelen.
afzonderlijke toeschouwer naar een publiek draagt bij aan een optimalisering van de esthetische communicatie.
Sociale relaties worden tevens geïntensiveerd door het contact tussen het publiek en de acteurs te stimuleren. Dergelijke activiteiten dragen tevens bij aan het optimaliseren van de esthetische communicatie.
De esthetische organisatie
In de vorige subparagraaf is geconstateerd dat sociale relaties middels waarde verdiepende activiteiten kunnen worden gestimuleerd en zo indirect bijdragen aan een optimalisering van de esthetische communicatie. Een andere manier om de esthetische communicatie te bevorderen is het organiseren van waarde-‐verdiepende activiteiten.6 Ook het zo goed mogelijk afstemmen van
het podium op de voorstelling draagt volgens Van Maanen bij aan de bevordering van de relatie tussen het publiek en de voorstelling en daarmee aan het optimaliseren van de esthetische communicatie.
1.2.4 Communicatief frame
Het communicatieve frame onderscheidt zich volgens de auteur van de andere frames gezien de aard ervan. In tegenstelling tot de andere frames heeft het communicatief frame niet echt een contextueel karakter. Het organiseert de ervaring van het theatrale event en vormt zich tijdens het event op basis van de relatie tussen de perceptieschemata van de voorstelling en de
perceptieschemata van de toeschouwers. Zoals uit figuur 1.2 opgemaakt kan worden, liggen de perceptieschemata van de voorstelling en de toeschouwer (deels) in het communicatief frame en hebben de frames rondom het theatraal event invloed op het event via de perceptieschemata (Maanen 2004, 243-‐247). De totstandkoming van het communicatief frame is nader bestudeerd in hoofdstuk twee.
1.3 De segmenten van het theatrale event
Volgens Sauter wordt het event gedefinieerd door zijn positie in de theatrale, culturele en maatschappelijke wereld, maar is de kern van het event de interactie tussen de acteur en de toeschouwer. Sauters model, dat weergegeven is in figuur 1.3, bestaat uit vier segmenten en vier waarden.7 In de volgende paragrafen zijn de segmenten en waarden beschreven (Sauter 2004,
11-‐12).
6 Informatie over of ontmoetingen met bijvoorbeeld de regisseur of de schrijver van de voorstelling kunnen de esthetische
Cultural Context
power status economy strategies
Playing Culture Contextual Theatricality
Identity community aesthetic moral
Theatrical Playing
Figuur 1.3 Het Theatrical Event model van Sauteur (Sauter 2007 , 216 en Sauter 2004, 12)
1.3.1 Theatrical Playing
In dit segment staat de communicatie tussen de toeschouwer en de acteur gedurende het event centraal. Deze communicatie kan volgens Sauter aan de hand van verschillende methodes
worden beschreven. Playing, bezien als theoretisch of filosofisch fenomeen, beschouwt Sauter als het belangrijkste aspect van een theatraal event (Sauter 2004, 12)
1.3.2 Contextual Theatraliteit
Sauter plaatst dit segment in het model naast Theatrical Playing. Met deze positionering wil de auteur benadrukken dat de aanwezigheid van theatraliteit in sterke mate wordt bepaald door de omstandigheden, de situatie en de spanning waarin een event plaats vindt. Het belangrijkste onderdeel van dit segment zijn de omstandigheden binnen het theatrale leven: de organisatie, de werkomstandigheden, de genres, de esthetische codes en de hiërarchische structuur
(Sauter2004, 12).
1.3.3 Cultural Context
In dit segment staat de relatie van het event tot de culturele, politieke en maatschappelijke wereld centraal. Een event heeft volgens de auteur altijd een specifieke socio-‐politieke context. De auteur constateert dat zelfs het meest onschuldig vermaak een politiek en maatschappelijk statement is dat bepaalde waarden uitdrukt en refereert aan specifieke machtsrelaties (Sauter 2004,12).
1.3.4 Playing Culture
Dit segment geeft theatrale activiteiten weer als specifieke vorm van menselijke expressie, die gescheiden wordt van andere culturele en sociale activiteiten. Sauter typeert Playing Culture als iets dat plaats vindt in het hier en nu en zo georganiseerd is dat presentatie en receptie
tegelijkertijd plaats vinden, waarmee het zich onderscheidt van geschreven cultuur (Sauter 2004, 13)
1.3.5 Waarden
samenkomen. Alhoewel het resultaat van deze samensmelting geld is, is het doel van heel andere aard. Dit betreft virtuele waarden zoals prestige en identiteit. Power status staat tevens in
verbinding met Playing Culture; de event-‐organisatie probeert zichzelf zo goed mogelijk te positioneren binnen het theaterveld (Sauter 2004, 215)
Identity community verwijst naar de gemeenschap die ontstaat door de wisselwerking tussen Playing Culture en Theatrical Playing. Waar Playing Culture in dit geval zorgt voor een structuur
waarbinnen een gemeenschap kan ontstaan, zorgt Theatrical Playing voor de daadwerkelijke individuele en collectieve ervaringen van afzonderlijke deelnemers. De gemeenschap die
ontstaat is volgens Sauter ook een weergave van de positie die de event-‐organisatie heeft binnen de Playing Culture (Sauter 2004, 21-‐217).
De aesthetic moral en de economic strategies behandelt Sauter veel minder uitvoerig dan de overige waarden. Sauter benadrukt dat er geen rangorde is tussen verschillende waarden; elke waarde heeft betekenis. Wel stelt de auteur dat het belang van de afzonderlijke waarden en het besef van de aanwezigheid ervan van tijd tot tijd verschilt (Sauter 2004, 21-‐217).
1.4 Een vergelijking
Wanneer de modellen van beide auteurs met elkaar worden vergeleken kan geconstateerd worden dat het model van Sauter op sommige punten overeenkomsten vertoont met het model van Van Maanen, maar dat er ook grote verschillen bestaan tussen de twee modellen.
Eén van de belangrijkste verschillen tussen beide modellen is de manier waarop de segmenten/frames zich tot elkaar en het theatrale event verhouden. In het model van
Van Maanen staat het event letterlijk centraal en vormen de verschillende frames schillen om het
event en om elkaar. Sauter daarentegen presenteert het event als het resultaat van de
samensmelting van zijn vier segmenten. Tevens valt op dat alhoewel beide auteurs tonen dat er allerlei verbindingen bestaan tussen de frames/segmenten geeft Van Maanen, in tegenstelling tot Sauter, met zijn ‘pijlen’ ook de (richting van de) relatie tussen verschillende (onderdelen van de)
frames weer.
Een ander belangrijk verschil is het abstractie niveau van de beide modellen. Waar de buitenste
frames van Van Maanen’s model een vrij abstract karakter hebben, hebben het organisatorische
en institutionele frame een heel concreet en gedetailleerd karakter. Sauter’s model daarentegen kan over het totaal bezien als abstract worden getypeerd. Ook kan het model, dat overigens in een eerste versie ‘slechts’ bestond uit de vier segmenten, in vergelijking met het model van Van Maanen als (te) beknopt worden beschouwd.
Alhoewel de frames en de segmenten niet één op één met elkaar vergeleken kunnen worden zijn zeker overeenkomsten zichtbaar. Zowel in Van Maanen’s communicatief frame als in Sauter’s segment Theatrical Playing staat de wisselwerking tussen de acteur en de toeschouwer centraal. Beide auteurs beschouwen dit proces, ook al is dit niet als zodanig zichtbaar in het model van Sauter, als de kern van het theatrale event. Ook de bovenste groep subsystemen uit het maatschappelijk frame van Van Maanen vertoont duidelijke overeenkomsten met Sauter’s
Cultural Context. Beide onderdelen behandelen de invloed van de maatschappij rondom de
theaterwereld op het theatrale event. Sauter’s Contextual Theatricality vertoont opvallende overeenkomsten met Van Maanen’s institutionele frame. Een belangrijk verschil is dat Van Maanen zijn frame veel uitgebreider bespreekt, dan Sauter zijn segment.
Sauters Playing Culture zou het best kunnen worden gezien als onderdeel van de onderste groep subsystemen uit Van Maanens maatschappelijk frame. Overigens spreekt Van Maanen hier over de gehele esthetische wereld en spitst Sauter zich in zijn model toe op theatrale activiteiten als onderdeel van de esthetische wereld.
Over het totaal bezien kan gesteld worden dat het model van Van Maanen zich in positieve zin onderscheidt van Sauters model door de gedetailleerdheid ervan en doordat het de relaties tussen verschillende onderdelen in de context expliciet maakt. Het model van Van Maanen is in dit onderzoek dan ook verkozen boven het model van Sauter. Ondanks de waarde van het model voor dit onderzoek moeten overigens ook de beperkingen ervan in ogenschouw worden
vanuit één invalshoek belicht wat ‘slechts’ één perspectief biedt.8 In het licht van deze beperking
concluderen zowel Shoef (Schoef 2004, 357), Hauptfleisch (Hauptfleisch 2004, 370) als Van Maanen (Van Maanen 2004, 272) dat er verschillende invalshoeken mogelijk zijn van waaruit het theatrale event bestudeerd kan worden en dat er niet zoiets bestaat als een rangorde tussen de verschillende perspectieven; elke invalshoek biedt nieuwe inzichten. Dit is misschien wel één
van de belangrijkste constateringen, die meteen de complexiteit van het onderzoek naar het theatrale event benadrukt. Het is belangrijker te bepalen welk perspectief leidend is in dit
onderzoek en de beperkingen daarvan te kennen, dan het ‘juiste’ perspectief te kiezen. De positie van het festival, in de context van het event, maakt een bestudering van de invloed van de context op het theatrale event een logische benadering voor dit onderzoek.
8 Het model van Van Maanen geeft de invloed van de context op het theatrale event weer, waarin hij de relaties tussen de
2. De waarde van toneel op persoonlijk niveau
In paragraaf 2.1 wordt de esthetische ervaring als onderdeel van het communicatieve frame beschreven waarna in paragraaf 2.2 is ingezoomd op de creatie van waarden. Tot slot zijn in paragraaf 2.3 methodes en theorieën met betrekking tot receptie-‐ en publieksonderzoek nader bestudeerd.
2.1 De esthetische ervaring
Onderzoek naar de waarden en functies van kunst begint bij het onderzoek naar de esthetische
ervaring. Van den Hoogen onderscheidt twee soorten onderzoek naar dit type ervaring. Een
effect-‐georiënteerde manier en een werk(medium)-‐georiënteerde manier. De effect-‐
georiënteerde manier, die door de meeste onderzoekers wordt gebruikt, tracht de aard van de ervaring te verklaren. De werk-‐georiënteerde manier tracht de kenmerken van een kunstwerk te verklaren. Alhoewel het model van Van den Hoogen effect-‐ georiënteerd is blijkt in paragraaf 2.2 dat dit onderscheid steeds minder strikt wordt gehanteerd en beide oriëntaties steeds vaker samen gaan (Hoogen 2010, 203).
Van den Hoogen constateert dat de esthetische ervaring, die ontstaat in het communicatief frame, niet gescheiden kan worden van het dagelijks leven. Deze constatering bevestigt de conclusies uit hoofdstuk één betreffende de relatie tussen het event en zijn context. Van den Hoogen bestempelt de esthetische ervaring als een belangrijke bouwsteen in de leefstijl van mensen. De ervaring biedt een manier waarop mensen zich kunnen uiten en hun identiteit kunnen onderzoeken. De esthetische ervaring kan plaats vinden in populaire en elitaire vormen van cultuur (Hoogen 2010, 231).
In hoofdstuk één is beschreven dat de esthetische ervaring ontstaat tijdens het daadwerkelijke
event op grond van de gemeenschappelijke basis van de perceptieschemata van de toeschouwer
en de perceptieschemata die tijdens het optreden worden aangeboden. Tevens is gesteld dat het activeren van de perceptieschemata van de toeschouwer gestimuleerd kan worden door een optimale inrichting van tijd, plaats en omstandigheden (Maanen 2004, 223,254). De activering van de perceptieschemata van toeschouwers wordt overigens niet alleen door de context van een theatraal event beïnvloed, maar ook door de kennis die de toeschouwer heeft van de
tekensystemen van een object. Ganzeboom, Maas en Verhoef stellen op basis van verschillende bevindingen uit de informatie-‐esthetica dat culturele stimuli verschillen in de mate waarin ze plezier op kunnen leveren op grond van de complexiteit van de aangeboden informatie. De kern van deze theorie ligt in de psychologische motivatietheorie en legt een relatie tussen de mate waarin toeschouwers door externe stimuli geactiveerd worden en de mate waarin zij dit waarderen. Of de activering te hoog of te gering is, is afhankelijk van de relatie tussen de culturele stimuli en de culturele competentie van de bezoeker. De verwachting, die bezoekers hebben van het aanbod, in combinatie met hun vaardigheden, bepalen volgens de auteurs voor een belangrijk deel de culturele competentie. 9 Ganzeboom, Maas en Verhoef geven aan dat het
kwantitatief toetsen van met name de vaardigheden van de bezoekers problematisch is. Het feit dat vaardigheden vaak in sterke mate zijn vertegenwoordigd in bepaalde sociale groepen maakt dat de onderzoekers stellen dat opleidingsniveau, leeftijd, beroep en frequentie van het bezoek aan de podiumkunsten gebruikt kunnen worden als indicatoren voor de aanwezigheid van vaardigheden (Ganzenboom, Maas en Verhoef, 1990, 31).
2.2 Waarden van kunst