DownTown Groningen city map
5. De creatie van waarden in de reguliere-‐ en de festivalcontext, een vergelijking
5.4 Voorlopige conclusies
H1: Publieksgroepen die ondervertegenwoordigd zijn bij voorstellingen in een reguliere context, zijn beter vertegenwoordigd bij voorstellingen binnen een festivalcontext.
Uit de resultaten is gebleken dat jongeren en niet-‐frequente bezoekers van professioneel toneel significant beter vertegenwoordigd zijn bij Noorderzonvoorstellingen dan bij reguliere
voorstellingen. Daarentegen bleken laagopgeleiden, mannen en ouderen minder goed vertegenwoordigd.
H2: Bezoekers van voorstellingen binnen een festivalcontext creëren per productie meer intrinsieke waarden dan bezoekers van voorstellingen binnen een reguliere context.
Uit de resultaten blijkt dat er weinig tot geen verschillen bestaan in de waarden die
festivalbezoekers en reguliere bezoekers significant onder of boven de 3,5 waarderen. Wanneer naar de exacte hoogte van de waardering wordt gekeken blijkt dat festivalbezoekers de
voorstelling over het algemeen lager waarderen dan de reguliere bezoekers. Overigens gaat het hier om slechts minimale verschillen.
H3: Bezoekers van voorstellingen binnen een festivalcontext vertonen meer overeenstemming in de creatie van intrinsieke waarden tussen afzonderlijke producties dan bezoekers van voorstellingen binnen een reguliere context.
Uit de resultaten is gebleken dat de bezoekers van voorstellingen binnen de context van een festival minder overeenstemming vertonen in de creatie van waarden tussen de afzonderlijke producties.
H4: Bezoekers van voorstellingen binnen een festivalcontext vertonen per productie onderling meer overeenstemming in de creatie van intrinsieke waarden dan bezoekers van voorstellingen binnen een reguliere context.
Uit de resultaten is gebleken dat de bezoekers binnen de context van een festival per productie onderling minder overeenstemming vertonen in de creatie van intrinsieke waarden.
H5: Bezoekers van voorstellingen binnen een festivalcontext hebben vaker contact met andere toeschouwers dan bezoekers van voorstellingen binnen reguliere context.
Uit de resultaten blijkt dat festivalbezoekers inderdaad vaker contact hebben met ander toeschouwers dan reguliere bezoekers.
Conclusie
In dit onderzoek is op basis van literatuurstudie en empirisch onderzoek nagegaan of
professioneel toneel binnen de context van een festival bij de toeschouwer andere en/of meer waarden creëert, dan professioneel toneel binnen een reguliere context.
In het eerste deel van dit onderzoek, het theoretisch deel, bleek dat wetenschappers als Schoenmakers, Sauter en Hauptfleisch veronderstellen dat een festival (voornamelijk) invloed heeft op contextuele aspecten van een theatraal event. De invloed van het festival op de context werd vervolgens per frame bestudeerd. Hieruit bleek dat een festival met name invloed heeft op het institutioneel en het organisatorisch frame en via deze frames indirect invloed heeft op het theatraal event. In paragraaf 3.2.2, bleek dat een festival het event onder andere beïnvloedt doordat een event tijdens een festival wordt gepresenteerd als onderdeel van een
overkoepelende dramaturgie, waardoor festivalbezoekers meer overeenstemming zullen vertonen in de interpretatie en evaluatie per productie, maar ook tussen de afzonderlijke producties. In paragraaf 3.2.3, de bestudering van het organisatorisch frame, werd uiteengezet dat zowel Schoenmakers als Sauter van mening is dat een festival een flow-‐ervaring kan
veroorzaken. Een ervaring die ontstaat doordat een festivalbezoeker binnen de context van een festival binnen een bepaalde tijd en ruimte aan op elkaar volgende activiteiten en voorstellingen deelneemt, wat de ervaring van de festivalbezoekers intensiveert. Een belangrijke punt bleek de mate waarin een bezoeker deelneemt aan verschillende activiteiten en voorstellingen. Sauter en Schoenmakers stellen dat het ontstaan van de flow-‐ervaring afhankelijk is van de mate waarin een festivalbezoeker deelneemt aan verschillende voorstellingen en activiteiten. In paragraaf 3.3 werden tot slot vijf hypothesen geformuleerd die aan de basis lagen van het empirisch deel van dit onderzoek
Aangezien in deel één bleek dat in de theorie wordt verondersteld dat niet alleen de context van het festival, maar met name de deelname aan op elkaar volgende activiteiten en voorstellingen, invloed heeft op de creatie van waarden, werden de hypotheses via twee wegen getoetst. In hoofdstuk vier werd een vergelijking gemaakt tussen niet-‐intensieve festivalbezoekers en intensieve festivalbezoekers. Vervolgens werd in hoofdstuk vijf een vergelijking gemaakt tussen bezoekers van voorstellingen binnen de context van een festival en bezoekers van voorstellingen binnen een reguliere context. Hieruit bleek dat intensieve festivalbezoekers niet meer of minder waarden creëren dan niet-‐intensieve festivalbezoekers en dat bezoekers van voorstellingen binnen een festivalcontext niet meer of minder waarden creëren dan bezoekers van
voorstellingen binnen een reguliere context. Uit beide vergelijkingen bleek dat de met elkaar vergeleken publieksgroepen dezelfde waarden significant boven en onder de 3,5 waarderen. Bij de bestudering van de exacte hoogte van de waardering kwamen wel verschillen naar voren. In de eerste vergelijking bleek dat intensieve festivalbezoekers een lagere waardering geven dan niet-‐intensieve bezoekers, waarna in de tweede vergelijking bleek dat bezoekers van
voorstellingen binnen een festivalcontext een lagere waardering geven dan bezoekers van voorstellingen binnen een reguliere context. Op basis van deze twee vergelijkingen kan gesteld worden dat zowel de context van het festival alsook de intensiteit van het bezoek geen positief effect heeft op de creatie van intrinsieke waarden. In beide vergelijkingen werd dit beeld
bevestigd bij de bestudering van de beoordeling van de voorstelling. Op basis van deze resultaten kan dan ook worden gesteld dat zowel de context van een festival alsook de deelname aan op elkaar volgende activiteiten en voorstellingen de creatie van intrinsieke waarden niet stimuleert. De veronderstelling van Sauter en Schoenmakers dat een festival de creatie van intrinsieke waarden, middels een flow-‐ervaring, positief stimuleert lijkt dan ook niet houdbaar.
Waarom de context van een festival en de intensiteit van het bezoek geen positief effect hebben op de creatie van intrinsieke waarden kan op basis van de resultaten niet worden gezegd. Een mogelijke verklaring zou de reden van het voorstellingsbezoek kunnen zijn. Er zou verondersteld kunnen worden dat de voorstelling bij bezoekers van voorstellingen binnen een reguliere
context veel centraler staat, dan bij bezoekers van voorstellingen binnen een festivalcontext. Het lijkt niet onwaarschijnlijk dat de betreffende voorstelling bij intensieve festivalbezoekers als
gevolg van de deelname aan een groot aantal voorstellingen en activiteiten veel minder centraal staat in het bezoek dan bij niet-‐intensieve festivalbezoekers. Deze veronderstelling staat
overigens lijnrecht tegenover de aanname van Sauter, dat binnen de context van een festival
theatrical playing veel centraler staat dan binnen de reguliere context.
In het verlengde van deze veronderstelling is gekeken of de verschillende publieksgroepen de voorstelling om verschillende redenen bezoeken. Tussen intensieve en niet-‐intensieve
festivalbezoekers zijn, zoals weergegeven in tabel 1, geen opvallende verschillen zichtbaar. Beide groepen wijzen Noorderzon en het thema aan als reden om de voorstelling te bezoeken. 38
Tabel 1: Reden om een voorstelling te bezoeken naar intensiteit van bezoek
Niet-‐ intensief Intensief
Vanwege de toneeltekst (2,63) (2,73)
Vanwege het thema/onderwerp 3,91 4,16
Vanwege de schrijver (2,49) (2,47)
Vanwege de regisseur* (2,95) (2,49)
Vanwege de acteurs (3,38) (3,16)
Omdat vrienden ook gingen* (2,78) (3,30)
Omdat ik iemand ken die betrokken is bij de productie (1,38) (1,49)
Omdat ik alles wil zien van dit gezelschap (1,81) (1,70)
Omdat ik gehoord heb dat het een goed gezelschap is (2,68) (2,74)
Vanwege Noorderzon Performing Arts Festival* 3,87 4,46
Grijs = Intensieve festivalbezoekers hechten meer belang aan de reden dan niet-‐intensieve festivalbezoekers
Ook uit de vergelijking tussen bezoekers van voorstellingen binnen een reguliere context en bezoekers van voorstellingen binnen een festivalcontext komen geen grote verschillen naar voren. Bezoekers van voorstellingen binnen de reguliere context wijze het thema en de acteurs aan als reden om de voorstelling te bezoeken. Bezoekers van voorstellingen binnen een festivalcontext wijzen het thema en het festival aan als reden. Wel valt op dat de reguliere bezoekers alle andere redenen, op omdat vrienden ook gingen na, hoger beoordelen dan de festivalbezoekers.
Tabel 2: Reden om een voorstelling te bezoeken naar context
Regulier Festival
Vanwege de toneeltekst * (2,98) (2,71)
Vanwege het thema/onderwerp * 3,82 4,15
Vanwege de schrijver * (3,13) (2,41)
Vanwege de regisseur * (2,95) (2,61)
Vanwege de acteurs* 3,58 (3,16)
Omdat vrienden ook gingen * (2,83) (3,10)
Omdat ik iemand ken die betrokken is bij de productie* (2,11) (1,48)
Omdat ik alles wil zien van dit gezelschap* (2,58) (1,75)
Omdat ik gehoord heb dat het een goed gezelschap is* (2,96) (2,71)
Andere reden (3,13) -‐
Vanwege Noorderzon Performing Arts Festival -‐ 4,31
Grijs = Bezoekers van voorstellingen binnen een festivalcontext hechten meer belang aan deze reden dan bezoekers van voorstellingen binnen een reguliere context.
Dit zijn echter te kleine verschillen om conclusies aan te kunnen verbinden. De vraag waarom de context van een festival en de intensiteit van het bezoek geen positief effect hebben op de creatie van intrinsieke waarden blijft in dit onderzoek dan ook onbeantwoord.
De intensiteit van het bezoek (en niet de context van het festival an sich) bleek overigens wel een positief effect te hebben op de beoordeling van de avond en het festival. De beoordeling van deze variabelen werd, alhoewel Sauter en Schoenmakers hier geen uitspraken over deden, in alle berekeningen meegenomen. Hieruit bleek dat intensieve festivalbezoekers de avond hoger waarderen dan bezoekers van voorstellingen binnen een reguliere context. Tevens bleek dat intensieve festivalbezoekers de avond en het festival hoger beoordelen dan niet-‐intensieve
38 Ook deze vraag kon beantwoord worden op basis van een zespunt-‐schaal. Er is aangenomen dat een beoordeling boven de 3,5
festivalbezoekers. De veronderstelling van Schoenmakers en Sauter, dat de invloed van een festival, afhankelijk is van de mate waarin een toeschouwer deelneemt aan op elkaar volgende voorstellingen en activiteiten lijkt hier dan ook weldegelijk op te gaan.
Een ander belangrijk onderdeel van deze scriptie was het onderzoek naar de invloed van de overkoepelende dramaturgie van een festival op de overeenstemming van de bezoekers in de creatie van waarden tussen verschillende producties. Conform het geen verondersteld werd, bleek dat intensieve festivalbezoekers meer overeenstemming vertonen in de creatie van waarden tussen de verschillende producties dan niet-‐intensieve bezoekers. In tegenstelling tot de theorie bleek echter dat festivalbezoekers minder overeenstemming vertonen in de creatie van waarden dan reguliere bezoekers. Er zou dan ook gesteld kunnen worden dat de
overkoepelende dramaturgie van een festival an sich niet zorgt voor meer overeenstemming in de creatie van waarden tussen de verschillende producties; het is de intensiteit van het
festivalbezoek die zorgt voor meer overeenstemming.
Ook de overeenstemming in de creatie van waarden per productie werd onderzocht. Als gevolg van de te beperkte omvang van sommige statistische klassen werd alleen in hoofdstuk vijf de overeenstemming in de creatie van waarden tussen de bezoekers van de afzonderlijke
producties getoetst. In tegenstelling tot het geen theoretisch verondersteld bleek in deze vergelijking dat festivalbezoekers minder dan reguliere bezoekers onderling overeenstemming vertonen in de creatie van intrinsieke waarden bij de afzonderlijke producties.
Dit lijkt wederom een bevestiging van de bevinding dat de overkoepelende dramaturgie van een festival an sich de overeenstemming in de creatie van waarden niet stimuleert. De theorie van Schoenmakers en Sauter blijkt op dit punt dan ook niet houdbaar.
Overigens moet benadrukt worden dat alhoewel de resultaten een heel eenduidig beeld
schetsten, het niet mogelijk bleek de verschillende variatiecoëfficiënten statistisch met elkaar te vergelijken. De bevindingen aangaande dit onderwerp moeten dan ook met enige
voorzichtigheid worden behandeld.
Dat in de theorie werd verondersteld dat een festival positieve invloed heeft op de creatie van extrinsieke waarden, in dit geval het ontmoeten van onbekenden, lijkt op basis van deze resultaten onomstotelijk bewezen. Uit de resultaten bleek dat festivalbezoekers vaker
onbekenden spreken dan reguliere bezoekers en dat dit toeneemt naarmate de intensiteit van het bezoek toeneemt. Uit de resultaten bleek tevens dat naarmate de intensiteit van het bezoek toeneemt bezoekers vaker over de voorstelling spreken, wat, zoals blijkt uit het onderzoek van Marlieke Wilders, een positief effect heeft op de verwerking van de voorstelling en daarmee op de creatie van intrinsieke waarden.
Ook de veronderstelde invloed van een festival op het bereik van publieksgroepen die ondervertegenwoordigd zijn in het reguliere aanbod wordt bevestigd. Uit de resultaten is gebleken dat jongeren en niet-‐frequente bezoekers van professioneel toneel significant beter vertegenwoordigd waren bij Noorderzonvoorstellingen. Overigens bleken laagopgeleiden en mannen minder goed vertegenwoordigd. Ook ouderen bleken slechter vertegenwoordigd; op basis van de samenstelling van het reguliere publiek worden zij echter niet beschouwd als een
wensdoelgroep.39
Alhoewel uit dit onderzoek duidelijke patronen en trends naar voren komen, kunnen niet alle bevindingen worden uitgelegd als harde conclusies, aangezien ook de beperkingen van dit onderzoek in ogenschouw moeten worden genomen. Alhoewel zo veel mogelijk variabelen die de creatie van waarden beïnvloeden, zijn uitgeschakeld (zoals discipline, complexiteit,
professionaliteit, publieksgroep, persoonskenmerken), kon, als gevolg van de omvang van enkele klassen, wat betreft de intensiteit van bezoek in de vergelijkingen geen onderscheid worden gemaakt worden tussen deelname aan activiteiten en voorstellingen. Ook kon geen onderscheid gemaakt worden tussen deelname aan voorstellingen en activiteiten voorafgaand aan of na
afloop van de voorstelling. In eventueel vervolgonderzoek zou dan ook getracht moeten worden klassen te creëren die dergelijke vergelijkingen mogelijk maken. Dat in dit onderzoek bleek dat de bezoekers gemiddeld 1,25 voorstellingen per dag bezochten, lijkt er overigens ook op te wijzen dat het niet gangbaar is tijdens een festival (als Noorderzon) meerdere voorstellingen op een dag te bezoeken. In eventueel vervolgonderzoek zou ook oog moeten zijn voor andere disciplines en andere festivals.
Tot slot kan gesteld worden dat het voor eventueel vervolg onderzoek met name van belang lijkt zo veel mogelijk aspecten van de theatrale ervaring op te nemen in het onderzoek. Hierdoor kan niet alleen het effect van het festival op de gehele ervaring in kaart wordt gebracht, maar kan ook getoetst worden waar de invloed van een festival op (onderdelen van) de ervaring uit voort komt.
Bibliografie
Field, Andy. 2005. Discovering Statistics Using SPSS. Second Edition. Londen: Sage.
Boekman Stichting. 2010. Boekman 83 Festivals. Amsterdam: Boekmanstichting
Graauw, Claudia de, M. Kroese, F. Meulmeester en Dirk Noordman. 2005. Festivals en
Gemeentelijkbeleid in Nederland. Rotterdam: RISBO Contractresearch BV/ Erasmus Universiteit.
Hauptfleish, Temple. 2007. Festivals as eventifying systems. In Festivalising! Theatrical Events,
Politics, and Culture. Red. Temple Hauptfleisch e.a., 39-‐47. Amsterdam: Rodopi.
Hoogen, Quirijn Lennert van den. 2010. Performing Arts and the City. Dutch municipal cultural
policy in the Brave New World of evidence-‐based policy.
Maanen, Hans van. 2004. How Contexts Frame Theatrical Events. In Theatrical Events. Borders
Dynamics Frames. Red. Vicky Ann Cremona e.a., 243-‐278. Amsterdam: Rodopi.
Martin, Jacqueline, Georgia Seffrin en Rod Wissler. 2004. The Festival is a Theatrical Event. In
Theatrical Events. Borders Dynamics Frames. Red. Vicky Ann Cremona e.a., 91-‐110. Amsterdam:
Rodopi.
Martin, Jacqueline en Willmar Sauter. 1995. Understanding Theatre, Performance Analyses in
Theory and Practice. Stockholm: Almqvist & Wiksell International.
Maas, Ineke, René Verhoeff en Harry Ganzeboom. 1990. Podiumkunsten en Publiek. Den Haag: Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur.
Sauter, Willmar. 2004. Introducing the Theatrical Event. In Theatrical Events. Borders Dynamics
Frames. Red. Vicky Ann Cremona e.a., 1-‐14. Amsterdam: Rodopi.
Sauter, Willmar. 2007a. Festivals as theatrical events: building theories. In Festivalising!
Theatrical Events, Politics, and Culture. Red. Temple Hauptfleisch e.a., 17-‐26. Amsterdam: Rodopi.
Sauter, Willmar. 2007b. The values of a festival – the Swedish Theatre Biennale. In Festivalising!
Theatrical Events, Politics, and Culture. Red. Temple Hauptfleisch e.a., 203-‐218. Amsterdam:
Schoenmakers, Henri. 2007. Festivals, theatrical events and communicative interactions. In
Festivalising! Theatrical Events, Politics, and Culture. Red. Temple Hauptfleisch e.a., 27-‐38.
Amsterdam: Rodopi.
Schoenmakers, Henri en John Tullcoh. 2004. Audience Research to the study of Theatrical Events: a Shift in Focus . In Theatrical Events; Borders, Dynamics, Frames. Red. Vicky Ann Cremona e.a., 1-‐ 14. Amsterdam: Rodopi.
Stichting Noorderzon. 2007. Who do we think we are. The story so far. Gemeentelijke aanvraag &
beleidsplan 2009-‐2012.
Stichting Noorderzon. 2008. Who do we think we are. The Story So Far. Noorderzon Performing
Arts Festival Groningen. Rijksaanvraag & beleidsplan 2009-‐2012
Stichting Noorderzon. 2010. Where Do We Think We’re Going. Provinciaal beleidsplan 2013-‐2016.
Stichting Noorderzon. 2011. Magazine Noorderzon 2011. Groningen: Pijper Media.
Wilders, Marlieke Lisette. 2012. Theaterbeleving in het belevenistheater. De architectuur van het
theatergebouw als context voor de theaterervaring.
Bijlage I
Complexiteit
Alle producties die in de selectie zijn opgenomen zijn geanalyseerd door masterstudenten Kunsten, Cultuur en Media aan de hand van het TEAM-model van Hans van Maanen. In de beginfase van dit onderzoek is getracht alle producties te categoriseren naar complexiteit op basis van deze analyses, gedurende het onderzoek bleek echter dat de indeling op basis van het model niet het gewenste effect had. Er is dan ook besloten de voorstellingen te blijven analyseren aan de hand van het TEAM-model, aangezien dit een goed inzicht gaf, maar de beoordeling hier los van te koppelen. In plaats daarvan hebben de studenten de producties op basis van hun eigen bevinding ingedeeld naar complexiteit op een schaal van 1 tot 3.
Discipline
Om het volledig aanbod aan podiumkunsten zo consequent mogelijk te kunnen categoriseren naar discipline is geen gebruik gemaakt van de door de podia of de gezelschappen gebruikte categorisering. Dit heeft te maken met de grote verschillen die er bestaan in discipline aanduiding tussen verschillende podia en verschillende gezelschappen. De producties zijn gecategoriseerd naar discipline op basis van informatie over de producties in de vorm van voorstellingsteksten van gezelschappen en podia, recensies en trailers. Het volledige aanbod aan podiumkunsten is ingedeeld naar de disciplines gesproken theater, dans, klein kunst,
muziektheater, opera, poppentheater, circus en mix. Opvallend is dat veel gezelschappen aangeven
werk te maken dat een combinatie is van verschillende disciplines, maar dat bij een nadere bestudering van het werk vaak sprake is één dominante discipline. In dergelijke gevallen is het werk ingedeeld op basis van de dominante discipline.
Doelgroep
Het aanbod is gecategoriseerd naar doelgroep op basis van doelgroep bepalingen van de podia en de gezelschappen. Er is gebruik gemaakt van de categorieën kinderen, jeugd, jongeren,
studenten en algemeen. Uitzondering op deze regel zijn sommige festivalproducties. In enkele
gevallen kwam de door een festival beoogde doelgroep niet overeen met de doelgroep die het gezelschap aangaf te beogen. In deze gevallen is het aanbod gecategoriseerd naar de door het festival beoogde doelgroep.
Professionaliteit
Er is gebruik gemaakt van de categorieën professioneel (gezelschappen die in alle onderdelen van de organisatie werken met geschoolde professionals en een serie voorstellingen spelen),
semiprofessioneel (gezelschappen die op enkele onderdelen van de organisatie werken met
geschoolde professionals en in tegenstelling tot amateurs vaak een serie voorstellingen spelen) en amateur (gezelschappen die op geen of enkele onderdelen werken met geschoolde
professionals en een productie over het algemeen enkele keren spelen).
Podium
Het aanbod is gecategoriseerd naar de het podium waar de productie gespeeld werd.
Subsidie
Er is gebruik gemaakt van de categorieën internationaal (producties die (deels) geproduceerd zijn in het buitenland. Tussen deze producties is geen onderscheid gemaakt in de aard van de subsidie), structureel(gezelschappen die opgenomen zijn in de Basisinfrastructuur), middellange
termijn(gezelschappen die twee-‐ of vierjarige subsidie hebben van het NFPK), project (een
productie die onder andere gefinancierd is met een project subsidie van het NFPK), productiehuis (producties die gemaakt zijn bij een productiehuis) en geen subsidie (Producties die geen
(inter)nationale subsidie ontvingen. Er is voor deze categorie gekozen aangezien het gedurende het onderzoek niet haalbaar bleek in kaart te brengen welke producties regionaal gesubsidieerd werden en welke instanties deze subsidies verstrekten). Wanneer er sprake is van meerdere
subsidievormen is de productie gecategoriseerd naar de meest structurele subsidievorm. Een uitzondering hierop zijn internationale producties. Wanneer een voorstelling (deels) met internationaal geld is gefinancierd is deze altijd gecategoriseerd onder de categorie