I'
!
I
CENTEAAL INSTITUUT VOOE LANDBOUWKUNDIG ONDERZOEK Gestencilde Mededelingen
jaargang 1950 no 4
EEN PROEF MET INFILTRATIE VAN Z ANDGRAS LAND IN HET VERDROGINGS-GEB1ED LANGS HET IWENTE-RIJNKANAAL TUSSEN LCCHEM EN MARKELO
door Ir M.L. 't Hart
met medewerking van V/.D. Jagtenberg
Inleiding
Tussen Markelo en Lochern ligt een go Died, waar door het
graven van het Twente-Rijnkanaal de waterstand zeer belangrijk
is verlaagd. Speciaal in het gebied nabij de Bolk-" '=e'-.; bekend
onder de naam Armhoede, waarvan voor hei; graven van het kanaal de ontwatering cryorroenlo was, zodat het land overwegend als grasland in gebruik was, heeft de verlaging van de grondwater-stand een funeste invloed op de ontwikkeling van het grasland gehad. Er kwamen daardoor steeds meer klachten over verdroging en als gevolg is in 1941 een commissie ingesteld, waarin onder andere de Waterschappen De Berkel en De Schipbeek, de Landbouw-voorlichtingsdienst'en het Landbouwproeistation te Groningen vertegenwoordigd waren.
Onder leiding van de Rijkslandbouwoonsulent te Zutphen, Ir O.J. Cleveringa, zijn toen proeven aangelegd, v/aarbij be-studeerd werd, in hoeverre door herontginnirg en verbeterdo organische bemesting de gevolgen van een verlaagde waterstand konden worden verholpen. In het algemeen mag naar aanleiding van deze proeven worden geconcludeerd, dat voor blijvend gras-land en meerjarige kunstweide geen voldoende resultaten konden worden bereikt op deze wijzej voor bouwland en zeer kort
duren-de kunstweiduren-den werduren-den wel belangrijke lesultaten bereikt. Aan het Landbouwproefstation te Groningen word opgedragen de hydro-logie van het gebied te bestuderen en als belangrijkste
con-clusie volgde uit de rapporten van Dr Hooghoudt, dat het moge-lijk geacht werd om door infiltratie van een belangrijk gedeel-te van het gebied een aanzienlijke verbegedeel-tering gedeel-te bereiken, In verband met de doorlatendheid van de ondergrond werd opzet-ten van de slootwaterstand als voldoende beschouwd,
In 1948 en 1949 werd een proef infiltrai: ie met water uit de Bolksbeek ondernomen. Om het effect van deze infiltratie na te gaan werd door het Centraal Inotésu'rt voor Landbouw-kundig Onderzoek te Yi/ageningen in samenwerking met de Rijks-landbouwconsulenten te Zutphen en Hengele e> grasopbrengst van een aantal proefvakken bepaald. Het veldwerk stond ender lei-ding van de proefveldassistent W,D. Jagtenterg; de assistenten van de La^dbouwvoorTichuingsdienob G,J. Garritsen en W.J. Oort-giesen waren bij het werk behulpzaam en verrichtten de water-stand s met ingen.
Waterstand beneden maaiveld in meters No. 4 0.5 1.0 1.5 2.0 2.5 Fig. 1 \
v
Noordkant __L_ Kanaal Zuidkant - geïnfiltreerd - niet » T500 1000 500 ..!..O
500 1000 150 0 2000 JL.Afstand tot kanaal in meters Inrichting van_de_£roef
Bij het onderzoek van Hooghoudt bleek, dat de waterstand ten opzichte van het maaiveld ten Noorden en ten Zuiden van
het Twente-Rijnkanaal gemiddeld ongeveer verliep als in figuur is aangegeven; dichtbij het kanaal is de waterstand dus meer
2 meter beneden het maaiveld, terwijl deze 1500 1
dan meter van
het kanaal 50-70 cm beneden het maaiveld bedraagt. Een terrein ten Zuiden van het kanaal is in 1947, 194-8 en 1949 van infil-trat iewat er voorzien, waardoor een stijging van het waterpeil . kon worden verwacht volgens de onderbroken lijn in de figuur.
Aan beide zijden van het kanaal werden nu percelen zand-grasland uitgezocht die zoveel mogelijk overeenstemden in bo-demprofiel. Er werden alleen percelen gekozen, die behoorlijk goed verzord waren. Deze percelen werden op uiteenlopende af-standen van het kanaal gezocht om uiteenlopende wateraf-standen ten opzichte van het maaiveld te verkrijgen. In' totaal werden in 1948 en 1949 resp. 14 en 18 proefvakjes geoogst. Hierbij waren beide jaren 2 herontgonnen percelen genomen, die dus
afweken van de andere. Ook in ander opzicht waren de percelen niet geheel gelijk. De gegevens van het grondonderzoek en van de botanische samenstelling zijn vermeld in tabel 1 en 2. De gegevens ten aanzien van het bodemprofiel zijn vermeld in tabel 3a, 3b en 3c.
We hebben in het algemeen te maken met een zandprofiel met een humeuze laag van minder dan 25 cm. In een aantal pro-fielen komt een laagje noersgveen voor. Het U-cijfer van het zand is over het algemeen op 80-110 geschat; in sommige pro-fielen zijn leemhoudende lagen. Ook bij het grondonderzoek van de zodelaag blijken vrij aanzienlijke verschillen voor te komen. De humusgehalten lopen uiteen van 4.5 tot 25.5, de pH van 5.4 tot 6.15, het P-citr.-getal van 20-144 en het kalige-tal van 9-53.
De verschillen in botanische kwaliteit zijn minder groot. Op deze' percelen werden nu proefvakjes van 1 are uitgezet,
welke uniform werden bemest, afgerasterd en om de vijf weken geoogst. De proef begon in 1948 te laat, zodat toen de eerste snede op de meeste veldjes reeds was afgeweid.
De bemesting was gelijk aan de giften, die wij bij andere opbrengstproeven toepassen, n.1. 60 kg P2O5 en 120 kg KgO per ha in.de winter en 30, 10, 10, 10 en 10 kg N op resp. de eerste t/m de vijfde snede.
In verband met de korte tijd van voorbereiding werden in 1948 geen waterstandsmetingen op de proefvakjes verricht. Op grond van de gegevens van nabij gelegen peilbuizen was het echter mogelijk een vrij nauwkeurige schatting van de water-standen op de proefvakjes te maken. In 1949 werd op elk veld-je om de 14 dagen de stand in een waterstandsbuis afgelezen.
88 134 149 133 80 101 109 182 137 97 57 109 - 3 - No. 4
5fL!£SS2X5l_i2_1948_en_2949
De weersomstandigheden verschilden gedurende de beide proefjaren nogal, al was in beide jaren de winter zacht en
begon de groei vroeg dank zij een hoge temperatuur in April. De regenval was gedurende het groeiseizoen in beide jaren sterk uiteenlopend. Om hier een indruk van te geven vermelden wij hier de gemiddelde neerslag per twee maanden van de twee nabijgelegen regenstations te Lochern en Hengelo met als ver-gelijking de normale regenval en de cijfers voor Groningen en Gemert (N.B.)
Normaal Lochern - Hengelo Groningen Gemert(N.B.) 1948 1949 1948 1949 1948 1949 April-Mei 97 111 93
Juni-Juli 130 203 88 Aug.-Sept. 139 152 141
Groeiseizoen 366 466 322 371 3 H 428 263 De voorjaars-regenval was in beide jaren normaal. Gedurende de maanden Juni-Juli viel in 1948 zeer veel en in 1949 vrij weinig regen. De nazomer was weer ongeveer normaal. Aangezien we bij de opbrengsten ook gegevens van zandgrasland uit het Noorden en uit Brabant ter sprake zullen brengen, zijn ook de regen-gegevens uit die gebieden vermeld. Uit deze cijfers blijkt, dat de zomer van 1948 in het proefgebied oïi Brabant zeer regen-rijk was, terwijl in het Noorden de regenval vrijwel normaal was. In 1949 was het in Brabant nog aanmerkelijk droger dan
in het proefgebied, terwijl het Noorden ongeveer met het proef-gebied overeenkwam.
De gegevens betreffende de waterstanden zijn vermeld in tabel 4a en 4b. In 1948 zien we een stijging van de waterstand in zomer en nazomer door regenval en infiltratie. In 1949 bleef het peil in de geïnfiltreerde velden goed gehandhaafd tot Juli, daarna vond een vrij sterke daling plaats in de
veldjes met hoge waterstand, doordat er onvoldoende infiltra-tiewater was en er weinig regen viel. In de niet geïnfiltreer-de velgeïnfiltreer-den daalgeïnfiltreer-de geïnfiltreer-de waterstand gedurengeïnfiltreer-de geïnfiltreer-de gehele zomer. In de veldjes met vrij hoge waterstanden bedroeg de daling gedu-rende de zomer wel een meter.
In figuur 2 geven wij een samenvatting van de waterstands-gegevens door de velden groepsgewijze samen te voegen naar ge-lang van de diepte van de grondwaterstand en het al of niet
geïnfiltreerd zijn.In totaal zijn drie groepen te onderscheiden n.1. :
a) velden, die geïnfiltreerd zijn en waar een behoorlijk hoge
waterstand is gehandhaafdt
b) velden, die geïnfiltreerd zijr;, maar die zeer dichtbij het kanaal zijn gelegen^ zodat de waterstand laag is gebleven, c) velden, die niet geïnfiltreerd zijn, met lage waterstand.
o
50 100 150 200 0 50 h 100 150 200 24/3 16/4 21/5 4 -18/6 20/7 12/8 Gem. 9, 10,11,12 Gem. 7, 8 Gem. 1,2,3,4,5,6 4/1 ~ — — -"- '"' "^-..^ 1/3 _ , , - - — ^ - • • " " " " " ""-:_'-".: T _ ^ _ \ - " \ — .,._•:>. v''22/6 11/8 ' 10/10 '
~ ^ \ ^ ,X ^ / / ^ . / ' \ _ - Gert
- — /•' ' x •----'" V _. Geir 'S Gem.9,10,11,12,18 Gem. 7,8,17Fig* 2a en 2b: Gemiddelde grondwaterstand (in cm beneden maaiveld)
in 1948 en 1949 van de tot drie groepen samengevatte veldjes; de
nummers der veldjes zijn^bij de curven aangegeven. Grondwaterstand (in cm beneden maaiveld)
Bij groep a was de waterstand in 1948 hoog en in de na-zomer zelfs zeer hoog (tot 22 cm beneden het maaiveld). In 1949 was de stand minder hoog en varieerde van 45 cm in het voorjaar tot ruim 110 cm beneden maaiveld in Augustus.
In de geïnfiltreerde velden dichtbij het kanaal was het verloop in 1948 nogal afwijkend van dat in de andere velden
In beide jaren schommelde de stand tussen 1 en 2 meter beneden
iiet maaiveld.
In de niet geïnfiltreerde velden varieerde de stand in 1948 gemiddeld van 165 - 208 en in 1949 van 150 - 240 cm
be-neden het maaiveld. In 1949 blijkt duidelijk het verschil met de geïnfiltreerde velden dichtbij het kanaal5 daar werd de
voorjaarswaterstand dank zij de infiltratie behoorlijk gehand-haafd, terwijl in de niet geïnfiltreerde een zeer belangrijke daling van de waterstand plaats vond.
Per veldje is nu voor 1948 uit de zomerwaterstanden een gemiddelde berekend en voor 1949 uit de waterstanden van Januari tot November.
In tabel 5 zijn de opbrengstgegevens in kg droge stof per are vermeld. Zoals reeds werd medegedeeld, werden de veldjes elke vijf weken gemaaid. Het gras werd gewogen en van een monster werd de drogestofopbrengst bepaald.
Er zijn geen chemische analysen verricht; uit andere ge-gevens weten wij echter, dat bij de hier gevolgde oogstmethode ongeveer op een zetmeelwaarde in de droge stof van 60 kan wor-den gerekend en een gemiddeld verteerbaar-eiwitgehalte van 12 $; in de nazomer zijn de eiwitgehalten gewoonlijk hoger, in het voorjaar lager. De droge-stofopbrengsten, welke op deze wijze worden verkregen, zijn ongeveer even hoog als die
- 5 -
No. 4
bij hooien. Bij maaien voor hooi, dus maar 2 of 3 sneden per
jaar, krijgt men gewoonlijk wat hogere opbrengsten, maar
tij-dens de winning vinden verliezen plaats, zodat de
uiteinde-lijke opbrengst vrijwel even groot is.
Van 1948 zijn, zoals reeds gemeld is, de
eerste-snede-opbrengsten niet bekend. Op grond van gegevens van
soortgelij-ke proefvelden op zandgrond elders hebben wij aangenomen, dat
deze eerste snede gemiddeld in 1948 1900 kg droge stof per
ha heeft opgebracht.
Om een indruk te geven van de opbrengsten vermelden wij
hier eerst de totale opbrengsten van de drie groepen in
ver-gelijking met gelijk behandelde proefveldjes op zandgrond
in het Noorden van ons land en in Brabant.
gem. waterstand in opbrengst in kg
cm beneden maaiveld droge stof per ha
hoge waterstand
geïnfiltreerd dicht
bij het^ kanaal
niet geïnfiltreerd
Groningen-Friesland )
Drente
)
Brabant
1948
41
146
174
1949
74
149
196
1948
8500
7500
7500
7600
1949
9400
7100
5800
9340
6500
6490
We zien hier, dat in het natte jaar 1948 de opbrengsten
van deze proefveldjes zeer goed waren in vergelijking met
zandgrasland elders in het land. In 1949 waren de opbrengsten
in de geïnfiltreerde velden met hoge waterstand nog
aanmerke-lijk hoger en van de velden zonder infiltratie aanzienaanmerke-lijk
lager. In het natte jaar gaven de velden met de geslaagde
infiltratie een 1000 kg per ha hogere opbrengst en in 1949
een 3600 kg hogere dan de niet geïnfiltreerde velden. In
1949 hebben ook de veldjes bij het kanaal nog geprofiteerd
van de infiltratie, zodat de opbrengst nog vrij goed op peil
gebleven is. In het natte jaar 1948 hebben deze veldjes niet
meer opgebracht dan de niet geïnfiltreerde.
Als we de niet geïnfiltreerde velden vergelijken met
normale graslanden van-elders, dan kunnen we constateren,
dat in een jaar met veel regen de opbrengsten vergelijkbaar
zijn met die van behoorlijk zandgrasland en beter dan die der
meeste zandgraslanden in het Zuiden van ons land; ze blijven
echter achter bij de zandgraslanden in het Noorden, aangezien
deze ondanks geringere regenval nog iets meer
#opbrachten.
In het droge jaar 1949 bleven de niet geïnfiltreerde
velden echter sterk achter; ondanks aanmerkelijk meer regenval
dan in Brabant bleven ze meer dan 10
i°
bij deze graslanden
achter, terwijl ze bij gelijke regenval bijna 40 $>
achterble-ven bij de ^graslanden in het Noorden.
De geïnfiltreerde percelen met hoge waterstand blijken
in beide jaren goede opbrengsten te hebben gegeven, die zeker
niet lager geschat mogen worden dan die van normale goede
zandgraslanden elders in ons land.
We komen nu aan de vraag, waardoor de verschillen in
opbrengst zijn ontstaan. Hiervoor willen wij in de eerste
plaats de grafieken 3a en 3b beschouwen. In deze beide
fi-guren zijn de jparopbrengsten van de afzonderlijke veldjes
uitgezet tegen de gemiddelde grondwaterstand van het
betref-fende jaar.
Opbr. in kg dr.st./are
100
80
60
40
20
O
Fig. 3a (1948)
o geïnfiltreerd
. niet "
-f- herontgonnen
20
60
100
140
180
-gjjjö
—
JL_X-2*0
120
100
80 r
60
40
2 0
-0
Pig. 3b (1949)
T CV -L.20
60 100 140 180 220
Waterstand in cm beneden maaiveld
De geïnfiltreerde velden en de niet geïnfiltreerde
vel-den zijn apart aangegeven. We zien hier, dat in beide jaren
het verband tussen de waterstand en de opbrengst duidelijk
is, terwijl er geen principieel verschil tussen de
geïnfil-treerde en de niet geïnfilgeïnfil-treerde percelen is, afgezien van
het feit, dat de waterstand van de geïnfiltreerde velden
ho-ger is. In het overwegend droge jaar 1949 werden de hoogste
opbrengsten verkregen bij de hoogste waterstand; in 1948,toen
er veel regen viel, leek het er op, dat de optimale opbrengst
reeds bij een waterstand van 80 - 90 cm beneden het maaiveld
was bereikt, aangezien bij een hogere stand niet meer is
ge-produceerd. Er blijken bij dezelfde waterstand tussen de
ver-schillende velden nog belangrijke opbrengstverschillen voor
te komen van gemiddeld meer dan 2 ton droge stof. Wij hebben
ons wel afgevraagd, welke factoren deze spreiding veroorzaken.
Door het betrekkelijk kleine aantal velden en het grote
aan-tal andere factoren, die hier een rol spelen, bleek een
be-vredigend antwoord niet goed mogelijk. Het lijkt
waarschijn-lijk, dat hier in de eerste plaats de algemene verzorging en
de bemestingstoestand invloed op de opbrengst hebben, terwijl
daarnaast ook de profielverschillen wel van betekenis kunnen
zijn. Aangezien de moerasveenlagen meer voorkomen bij de
veld-jes met hoge waterstanden dan bij die met lage waterstanden,
doet zich de vraag
<4Voor, in hoeverre deze de
opbrengstver-schillen hebben beïnvloed. Uit de veldwaarnemingen van andere
percelen en uit de vergelijking van percelen met en zonder
7 - No. 4 moerasveen bij gelijke waterstand menen wij echter toch te
mogen concluderen, dat deze moerasveenleagjes niet in staat zijn geweest de droogschade belangrijk te verminderen. De o£brengst_van_elke_snede_apart
Als de opbrengstverschillen door verschil in watervoor-ziening worden veroorzaakt, dan mogen we verwachten, dat âe verschillen vooral in droogteperioden en speciaal in de zo-mer zullen optreden. Dit bleek ook het geval te zijn bij
deze proeven, getuige de figuren 4a en 4b. kg droge stof per ha per dag
50 25 -*'.. \ \ Fig. 4a; \ 1948 \ Apr, Mei Geïnfiltreerd 100 Hiet geïnfiltreerd 84 Juni 100 87 N 'K sv
Juli i'i-ug. ^Sept. Oct. Jaar-opbr. 100 100 100 100 78 99 80 86 75 50 25
-
/ƒ-geïnfiltreerd niet geïnfiltreerd Pig. 4b; 1949
Apr. Mei Juni Juli
geïnfiltreerd 100 100 100 niet geïnfil- 65 ;90 57 treerd Aug, »100 43
Sept. Oct. Jaar-opbr. tOO 100 100
49 64 61 In deze figuren zijn de opbrengsten van de afzonderlijke
sneden van de twee groepen veldjes vergeleken, waarbij ook de verhoudingen tussen de opbrengsten zijn vermeld. Als we de geïnfiltreerde velden met hoge waterstanden vergelijken met de niet geïnfiltreerde en de eerste groep op 100 stellen, dan zien we, dat in de tweede en derde snede van 1948 de niet
ge-ïnfiltreerde ongeveer 15 1° achterbleven; in Juli
In de natte nazomer werd het verschil kleiner^ en bij de hoge waterstanden in September brachten de niet
geïnfiltreer-de velgeïnfiltreer-den zelfs even veel op. Dit wijst er dus duigeïnfiltreer-delijk op, dat men de infiltratie tijdig moet beëindigen. In de meeste jaren zal men na 1 September de watertoevoer moeten verminde-ren, opdat de lager gelegen percelen niet te nat worden.
In 1949 waren de verschillen veel groter; de winter en het voorjaar waren zeer droog, zodat reeds direct' in het voorjaar een belangrijk opbrengstverschil optrad.
Men is dat jaar ook reeds half April met de infiltratie begonnen. We moeten hier echter wel bedenken, dat bij een natte winter en een kouder en natter voorjaar deze verhoudin-gen anders ligverhoudin-gen, zodat het de vraag is, of het dan aanbe-veling verdient zo vroeg te beginnen met infiltratie. Het verschil in de tweede snede was kleiner, hetgeen waarschijn-lijk samenhangt met de zeer grote eerste snede en de gunsti-ger regenval in Mei. In de vierde, vijfde en zesde snede
(toen er weinig regen viel) was de opbrengst van de velden met een goede waterstand ongeveer 2 maal zo hoog als die van
de niet geïnfiltreerde velden. Deze gegevens wijzen er dus wel op, dat de watervoorziening een belangrijke rol heeft
gespeeld bij de opgetreden verschillen in opbrengst. In fig. 5a en 5b zijn deze opbrengstgegevens van de afzonderlijke sneden tegen de waterstand uitgezet. Hier blijkt duidelijk, dat bij de eerste snede in 1949 de invloed van de waterstand niet zo duidelijk is als bij het gemiddel-de gemiddel-der snegemiddel-den. De variatie in opbrengst bij gemiddel-dezelfgemiddel-de water-stand is zeer groot, zodat hier allerlei andere oorzaken van veel betekenis voor de opbrengst zijn. Uit gegevens van eldeœ weten we wel, dat hier de verzorging van het land, de bemes-ting en de botanische samenstelling ook een belangrijke rol spelen. Dit is dus een reden temeer om voorzichtig te zijn met het zeer vroeg opvoeren van de waterstand. In de zomer van 1949 was daarentegen het verband tussen de waterstand en de opbrengst zeer nauw en was de opbrengst deri velden met een waterstand van minder dan 1 meter beneden het maaiveld ruim
twee maal zo hoog als dienen de velden met een\diepe
water-stand0, bij de zesde snede was de betekenis van^de hoge
water-stand weer zeer klein, ondanks de betrekkelijk idroge nazomer. In 1948 was het verloop ongeveer overeenkomstig, zoals uit de figuren blijkt, alleen reageerde bij de patte zomer de vijfde snede reeds niet meer sterk op een verhoogde water-staid, terwijl het er op lijkt, dat toen de velden met de
hoogste waterstanden nadeel hebben ondervonden. Dit geldt ook voor de zesde snede; dit bevestigt dus de indruk,dat de infiltratie tijdig moet worden beëindigd, speciaal als er in Augustus toldoende regen valt.
2£-.52£âSiS25-£-.ʧS£SSÏË
llinS
De botanische samenstelling van de grasmat geeft een aanwijzing over de kwaliteit van het gras en onderzoek elders heeft wel geleerd, dat deze samenstelling ook vrij sterk op de waterhuishouding reageert. Wij hebben dan ook nagegaan, in hoeverre er hier verband was tussen de waterstand en de bo-tanische kwaliteit. Dit verband bleek echter slechts zeer los te zijn. De verzorging van het grasland, welke in dit gebied nogal uiteenloopt, heeft waarschijnlijk meer invloed hierop.
Nu is het ook wel bekend, dat door goede verzorging bij watertekort toch een goede grasmat kan worden gehandhaafd ge-durende meer jaren, terwijl toch de productie te wensen
over-- 9 over-- No. 4 laat. Overmaat water heeft wel spoedig invloed op de kwali-teit en uit de gegevens blijkt b.v. duidelijk, dat veldje 12, waarop erg veel zeggen en biezen voorkomen, geregeld
water-overlast heeft ondervonden.
2£E2£Ï£i££i£És
Op vele percelen in dit gebied komen oerbanken en andere storende lagen in het profiel voor, welke als schadelijk voor de groei van het gewas moeten worden beschouwd. Een aantal percelen is nu diep gespit, om deze lagen te breken. Om een indruk te krijgen, hoe de productie van dergelijke percelen is, zijn er op twee van dergelijke velden ook opbrengstveld-jes aangelegd.
In fig. 3 en 5 zijn de opbrengsten van deze veldjes
apart aangegeven. In 1949 bracht het ene veldje 10 fo minder
op dan de andere veldjes met overeenkomstige waterstand en het andere 10 $ meer. Het veldje, dat 10 $ achterbleef, ver-keerde in een zeer slechte bemestingstoestand5 dit wijst er wel op, dat herontginning gevolgd moet worden door goede be-mesting en verzorging. In 1948 bleven beide veldjes achter. Dit resultaat is ongunstig beïnvloed door het feit, dat op deze ingezaaide percelen de eerste snede,die zeer goed ge-groeid was,niet is bepaald, zoals reeds gezegd.
We kunnen dus niet concluderen,dat door de herontginning grasland is ontstaan, dat aanmerkelijk beter is dan de
be-staande percelen, die redelijk goed in orde zijn. Anderzijds is het wel zeker, dat de slechtste percelen herontgonnen zijn, zodat de resultaten niet als ongunstig moeten worden beoor-deeld.
De geldelijke waarde van de opbrengstverschillen
Voor eventuele verbeteringsplannen is het natuurlijk van essentiële betekenis om te weten, wat de eventuele opbrengst-verhogingen, in geld uitgedrukt, waard zijn. We kunnen aan-nemen, dat de diep ontwaterde percelen gemiddeld een 2000 kg droge stof hogere opbrengst kunnen opleveren bij infiltratie
of 25 io ten opzichte van de huidige toestand. Practisch
be-tekent dit bij gelijke bemesting en normale behandeling een 800 kg per ha hogere zetmeelwaarde-opbrengst. De waarde van 1 kg zetmeelwaarde in weidegras kan momenteel op 11 et worden gesteld, zodat de waarde van de opbrengstverhoging op f 88.-per ha kan worden geschat.
In feite is de waarde groter, omdat de extra grasgroei optreedt in perioden met grastekort; in die periode is de melkgift van het vee lager dan zij bij een goede voeding zou kunnen zijn. Voor deze gronden kan wel worden aangenomen, dat de melkgift 200 kg per ha te laag is in het zomerhalfjaar door grastekort in de zomer en nazomer. Deze melk is netto mis-schien 200 x 15 et = f 30.- waard. Van de extra zetmeelwaarde-opbrengst moet dan 750 kg à 11 et worden berekend, terwijl de rest een opbrengstverhoging van f 30.- zou opleveren. In to-taal betekent dit f 82.50 + f 30.- = f 112.50 per ha.
Deze berekeningen gelden natuurlijk alleen voor het prijsniveau van 1949, terwijl er verder rekening mee moet worden gehouden, dat het eventuele voordeel ook sterk van de bedrijfsomstandigheden afhangt. In de eerste plaats is na-tuurlijk van betekenis, of er gelegenheid en behoefte is om meer vee aan te houden. In de tweede plaats moet natuurlijk de vraag gesteld worden, of de grond met de diepe waterstand
niet meer waard is bij gebruik als bouwland,eventueel afge-wisseld met korte kunstweide-perioden. Bij langdurige kunst-weiden zal de productie ook niet meevallen, omdat daarbij de watervoorziening ook van zeer veel betekenis is.
Samenvatting_en conclusies
Van 18 proefplekken op grasland in het verdrogingsge-bied langs het Twente-Rijnkanaal tussen Lochern en Markelo werd in 194-8 en 1949 de jaaropbrengst bepaald. Aan een
aan-tal van deze velden werd in de zomer door opstuwing en
in-filtratie water toegevoerd. De gemiddelde waterstanden van de proefplekken liepen uiteen van 28-251 cm beneden het maai-veld.
Het gras werd elke 5 weken gemaaid. Het bleek, dat de opbrengst in Juni-Juli en Augustus zowel in het natte jaar 1948 als in het droge jaar 1949 veel lager was, als de
ge-middelde waterstand meer dan 100 cm beneden maaiveld was. In voorjaar en najaar was het verschil kleiner.
Door infiltratie gelukte het om de waterstand van de meeste velden flink op te voeren. Het verschil in jaarop-brengst tussen deze velden en de niet geïnfiltreerde velden bedroeg in 1940 1000 en in 1949 3600 kg droge stof per ha of ge-middeld ruim 25 #. Aangezien dit opbrengstverschil juist in de periode met gebrek aan gras voor het vee optreedt, is het van zeer veel betekenis.
De opbrengstcijfers geven aan, dat infiltratie na 1 September bij veel regen schadelijk kan zijn voor lager ge-legen percelen, zodat dan het peil minder hoog moet worden opgevoerd.
Uit het verkregen cijfermateriaal kon niet met zeker-heid worden geconcludeerd, hoe groot de invloed van verschil-lende andere factoren was. Wel kwam naar voren, dat bij het hier aanwezige profiel, n.1. zand met een U-cijfer van on-geveer 100, een humeuze laag van maximaal 25 cm en plaatse-lijk dunne laagjes moerasveen, het onmogeplaatse-lijk moet warden geacht door goede bemesting en verzorging productief gras-land te handhaven bij een waterstand van gemiddeld meer dan
100-125 cm beneden het maaiveld.
Een globale berekening maakt het waarschijnlijk, dat bij infiltratie de diep ontwaterde graslanden ongeveer f 100.-.per ha meer kunnen opbrengen.
No. S 654 150 ex.
- 11 - No. 4 co CO m •H <D 14 CO P to u M -p » a <o u ft o CD - d CO ß co (O - d M 0) •H t> O to 0) •d <D ß CO 0) Cl) • d O to • d CD c CD <D • d cu CD • P O H 02 O m H O en O to 14 CD CD 14 - P H •H «H ß H CD bn +3 CD •H a • d M CD CD H -P H
G
H •H (D M H a> £ ß o a ß o til • p ß o M CD Ä •4-H */•+
•/"I O H DJt
O m H o en CD •d CD Ö CO CD -d CO CD N '4-mr • +
O oo
to o O H O lO H O(S
oV> CV? o m H O Ch O tO o t o m H CD *d CD ß 03 CD •d CH i? •<~3 • H t» i L... !j
i
| ( • * % i1.
— — — — O N O H CV3 O m H o CT» O tO CD•3
ß CD - d CD ß CDe
o ß • H CD • d CD ß CO U CD P< - d ß cd •p co 14 CD • P1
ß O 14 SO CD -d H CD • d • d • Ha
CD o CO m H O to in HCT) CT) H LO •H PR a) •d 0 C 03 0 •d u 03 -Ci O tO LO H 12 -o H CM O m H O CT) - o t o -d (D 05 (I) • d m CD N O to • V 1 in O O or o H o CT) o •d a) ö 03 CD • d / • « O to LO H O ' i H JCM i I l
io
-JLO ! H o CT> Q to t o t o (D Xi a) Ö 03 <D Xi CHA'
o tO _ 1 _ IO H O O H DJ tJ O tO O CD O to CU H ^ \ • +> © • !4 Xi hûÜ
+3 co M G 0) M ,Q P4 O o "# 1 <D -d CD c 03 a> -P 03 M CD CD •v " O O tO 1 w 1 * • / % / » / / ; • * ; / / i i i 1 l / • • -! ---' 1 1 j jJ.
V1 '
o , lO H i — — o CM o H CM O lO H O CT> O tO <0 • d c CD -d 0 •H ï> O tO fX
a
tO H- -
4-* î ! t •y» / o * __ — o CM o H CM O m H O CT> O tO13 -Tabel Veldje no 1 2 15 3 4 16 5 6 1: Grondanalyseverslagen - Monsters genomen op Naam proefveldhouder H* Brocher H. Brocher G.J.Haitink H.G. Veldkamp H.G. Veldkamp Wed.J. Braakman G-rootenhuis Wustenenk Lochern CI 716 5/20-1-'< Warnsveld pH 5.. 85 5.75 5.75 5.5 5.65 5.7 5.85 5.4 (1949) 1-9 Humus
i
4.5 7.5 11 10 9.5 8.5 25.5 13.5 P-getal 5 6 6 16 13 7 4 5 No 0-5 cm P-citr. 60 41 41 142 80 47 48 28 . 4 diep Kali-getal 53 34 25 26 18 25 14 23 7 8 9 17 10 18 11 12 13 14 J.U. Derking H.J. Meengs G.H. Klein Conk Markelo M II Wed.H.J.Lammertink " H.J. Breukers G.J. MeijerGehr.Lubb erd ink
J. KoIhman H.J. Breukers H. Leunk It II Gelselaar it Markelo it 6.15 5.9 5.55 5.75 5.8 5.9 5.75 6.15 5.75 6 10 14 16 13. 8 10 10 8 10. 6. 5 5 5 16 8 4 7 6 8 5 7 3 13 144 51 21 77 4-0 49 31 78 20 106 29 13 9 34 18 12 13 20 10 30
er en H ra - p ra M O ) C i 1 CO H ft o S3 © O 0) 4» - P c@ S3 O 0 r H o d J> d • H H CD • P 03 © o3 tu Q) O ra • H d nS - p o pq »* OJ H (D P H H t O H W H H r H 0 0
S
0 > oo « 5 l O « 3 H t O i o H ( M H O d © xi H © S . • co CO e v O a O • • « 3 » t o • CO U3 « 3 • 0 « 3 • « 3 O CO 0 2 • « 3 e 0 « 3 O d C0 d 2 > xi a a u w m xi • H © P bû • H d co xi © o ! r^ 0 3 y 3 co P-C\2 < * t O r H LO H 2 > cn tO LO H O m « 3 t O t O t O LO LO CO LO 0« d © 03 a3 M bî © © o LO 0 2 0 2 t O LO c - •vf H m t O r-{ ri r-i LO C\2 U3 CO en 0 2 H z> co z> CM CO H « 3 tO H < 0 «3 O t O CM H 0 2 < # - 0 0 (M H r i « 3 O • ^ H • ^ • * «3 <£> t O <tf VO LO O H 0 2 H CO 0 0 H LO r -t O LO 0 2 0 2 C - CO tO 0 2 •<J> C0 t O H 03 03 S M ra © bû a3 ra o ra • H n 03 H a3 a3 bû M P m ( S - d M M « ) M g "-d d © © S aJ. © a i © © H p H p © t 3 - P b O H ^ © S Ö © 3 © - H |xl t> U p - P 0 2 r H t O 02 0 2 0 2 LO 0 2 tO H f O tO t O H 2 > H r-CV3 C\2 CO H H a> p -H O 0 2 0 2 0 2 d © 03 03 ci u bû © bû • H - P H H t O O H H « 3 0 2 0 0 0 2 0 2 H tO H H H LO « 3 O t o 0 2 H • ^ t O H t o 0 2 0 2 p -H LO 0 2 H t O 0 2 " * 0 2 H O 0 2 CO ^ H +3 co ai +3 03 d 03 © a3 a i h 03 bO m o d H a > •H o o5 xi M O +3 o © © • H - M M © £ H 0 2 H LO en 0 2 H 0 2 P -H H 0 2 t O LO en ^ o 2 H H 0 2 LO d © bD • H © O H P m © xi d • H H > H •^ r--tf LO H J > H H 0 2 LO H <o r H t O 0 2 o H H ^ 0 2 H © bfl • H T i M a3 co £ © d • H d © 03 03 a5 U m « ^ : t O 0 2 H m cr> 0 0 H o H H O LO < 0 H « 3 r H ^ CTs J > H H H t O <T> •+» M 03 n3 nj o5 M +3 bO m M ra oi CÖ - H Ü -H U > © 2 b û CÖ 03 fH ^ M 03 - P 03 C T^ O 03 03 © t> ' u ^ © d M N + ^ • O M xi xi d o © o a j © © M 14 N b û bû ^ m H r H H 0 2 0 2 H <tf d © 03 03 aï b£ d , p- 3 • H Ü co H LO r H LO a> co LO LO LO 0 2 r H « 3 H H CT> LO O l a> : LO t O d © • H U d o J > -sj< t o -•tO l O oî 0 2 0 2 H H CTJ r H H O H t O H t O r H t O r H P © © P o bû H <D d P - Ö - H d d u © © 3 -d PN N f - t ' - H TD" c ö . 3 H cö u © P 4 r 4 t » t •H
-No. 4 • © o d © hO d © - p u o o 03 © Xi d © a o M U o o t> - p 03 ^ . Q > CÎ3 © g © ß > Ö © + J d © d © © O H O H U P * 03 - P -d o • H * © c3 d •1-3 •H N d © bûft bû© o o m Xi o r < b û © d xi ,p"3 • H N d © H H d a > bD d • H a} H • P © © - Ö b O M © xi d © > u © a$ - d ci • p 01 d d o © © xi t> o pq H dO l ^ en r-\ ß O CO • ^ en H v\D H C -M O c 0 bC fi • H > •!~3 • H fH X ! ü en o , Q H CO • H <H O M FM o « a t o H CO rQ co E-i h 0) <H •"-s • H ü ï to 05 3 r - l 'S
w
\ f t - p M O O 03 - d ß o u cis o +3 ft 0) • H A • d H 03 t> JH 0) O • H ü 1 lo CD 3 3i
^ • P M O O 03 • d ß o M O O • p P i o • H O TCi H 0 ) > 1 l O 0 J>-T ) c CÖ Cv] l O 1 - P ß • H M M O f f l O O en -p o o 03 H • H «O 1 ~ E co m H ^ i i o m co CVÎ o o H «O ' d ß cö CO H O LO O o H r-t 1 1 = r o W i O N CM 1 CT> H 1 1 O Cv] l O CM en H l H c O CM H 1 l O -tf 0 1 • = * en r-\ a • Ha
o xi H O O O CM CM -n H H H e n i i - d © M ß C3 - H 03 H g N Ö M H M - H • H - d 03 S f l f o ni (D hq N H J > CM O H t o vD 1 1 1 O C - CM r—' ; 0 -tfl O o m en en en H en 1 H * d ß CÖ = = CO O O m H t o i i i o m o r-\ t o i 1 1 xi xi ß ß o3 cö N N o o H « = h cö o3 O N - P 03 • H ß -•* S CD • O o CD H H hD M • H - d ß o3 o c ß d N xi en O * # O CM e n C O H H 1 1 O O vO o o H I » coa
o e> CM • p o • p M cö o3 H Ö H o 0) > i • d M •<-3 • H 0) H -d Cfi o ^ CM en ,-( 1 O t O H ß H CD bfl fH 03 - d M © > M CÖ CÖ H ß 03 — O 1 o H C - 1 T ) a a = Cs] o O C V ] CM P H 1 1 o o CM v O l O o co co m <o xi a CÖ = tv] 10 e en en H ß • Ha
03 T f M | 1 1 1 ß - d CD 03 > 03 CÖ U 03 O Î 5 | c CÖ ts) hù . H g 03 ^ Q o H 1 •d C a M 03 2a
bO cd cö H ß -0 0 3 ^ t> O O N J ^ i H Ü • H O O Ol 2 > H t O O CM < * H CO e n 1 1 1 H 1 H en 1 O r~ r-f t O o r-{ m l co en o H H Ö • P O - P 03 g" s 3 H fl o o o O f l O H H H O i 1 1 • d C - d CÖ CI N CÖ N CQ 3 b 0 03 - H - d a a c 3 03 CÖ M h l N 9, U 03 ß ß S 'S W) CÖ CÖ 03 • d ß 03 • d ^ Ji 2'S xj o H © l O CD • * H • P en o O "* +> O « 3 H en CM l O H 1 1 1 O O « 3 CM "O COl 1 1 tO vO t O H T ) ß - d c ö s ß N CÖ N 03 0 taC 0 3 = - H a a 0 03 H • H ß -H ß O o H • O ^ 1 co CM b û cö CÖ H xi ß 0) cö " d • w • rfN . a ß 03 • H 03 H en O ^ U CO O W e n 03 en CM «tf H H T J l l i 1 ß O en co O ß -H CM 2>l "* H a No. 4u Q) <H •H O I
I
r i O o 03 - d G o m o O) -p ft © •H P - d CD r l O <H •1-5 •H ü No. 4 o I H H I I 1 O O H en i en i io . o o o O o o H H H m i i £ = N I 1 I 00 « LO m • » «O tO !> c3 co cd bD cd H •H H 0 ' d S s s eu a) ö O O © cd H" £ H N O CV O O tO H C 0 H t 1 ( O ( 0 H 1 1 1 1 1 1 O CO C\2 O O tO i—) K5 <£> «3 qi en ** ~ en H G O - H CM ^ H S 1 o 0 " d H H H1
c&z N G CD © co cd r l Q> O cl•a
cd s C\2 O O l O OJ <£> 0 0 I t I I o o w o o H I O OJ <£> CD en <* en G • H CD n M G N O O L O O I CA2 C\2 H 1 I I o o i " CM02 feO cö c3 H 3 . Q) 0 o f-i G O O - o •H O H H © 0> cn H G M © O i l H | I t I I I O O o H O O I O « O H H I I i co m (X) 0 » H CD p CÖ H CD ä 3 £ • ^ • p u o o en - d G o ï-t eu CD - p ft CD •H fi • d H CD > O O 1 1 1 I H m <d G cd N C - d Ö t j eu G I D G o cd CD cd f> N S> N m ra cd M cd M « • d G cd N bO • H a H LO • *Q G 1 CD LO !> M -H U -H - d tO O CD g CD S G O © O CD ci 0 H g H N r Q G cd CQ l> H cd en O ^ M O LO CO CO LO c\j en CD C t f t O - ^ l f i O H H t ) 1 1 1 1 1 1 O O L O l O t O l O 0> CAJ tO ^ LO t û 1 u G 0) H t > t > i•a
G cd = N 1 1 G ü) CD T 3 •o bù > cd m cd cd H n S -d (D CD G O CD cd S H IS] Q0 1 H 1 tO H bû cd cd H 0 G M M CD o • u S CD r CD N Xi '<-) • H - H en G O ^ CD t O C O L O L O O C M © ^ H H i o co en 1 1 I I I O tOCO I O L O H H | H l H H ^4 1 d O G -P H co i û en H en3
• d G cd N 1 I 1 1 I I CQ - P Cxi - d © <•* © G G - H G CD Cd Cd - H t> N (S3 G M CQ © bO cd bD M M - H - d - H - d flti « i g ö a c ' o ö o CD cd CD cd - H cd g H N H N CH M LO LO O O LO O lO H H Cv7 t o to £> e> H H 1 1 1 1 1 1 O O O CO O LO t o i H | c\j t o t o r r -e LO ttQtO cd » cd O H OJ • • d © • G U H cd CD G N 3 «• bO 9 d i vee n lem i <tf CQ O CÖ LO r-\ U V-CD I G O LO H g < ûu CD •r-3 •H O I Î 3 o o o r4 H r-i - 17 -o o H I I O H H O Q H H H H No. 4 m -ß • p u o o xf ß o !4 CD - P P ) (U •H £> rO I •tJ ß cô = NI 03 0 = X i S ö 3 cô o m m o r-; CM H t î i • H CM O CM H I O O H O H ^ ^ O LO t O H U cô P> - P CÔ CD m l ^ O J4 ^ M CÖ cô cô p cô » f l g f l S P •H H r » H <D ß 03 J> , 0 •H H m S ^ S . O •H •H H «u ta CÖ <H CÔ "+H H «H N cô K l cô M cô l O l O H t i O tO lO t o i m H « t S eu <D ß XJ H 0) ß CD CÔ P > N CD m S cô bo fH -H X» ai S ß o a» cd S h l N W O O • ^ vO CO 1 1 1 m m o tO *tf <o i i m a) • o M X » cö C cô cô H N O (M H } O CO -ci H CD > H CO U CD < n • H O I O o H O O O O H CM H H H O O ö > O H H o o o o H H rH CQ 3 . 3 p o o CD X» ß o u o tO » I I Xi CÔ ß cô V L N . LO •S H CD +» CD CD H" S ^ M i o •H CO CD CÔ H ,o ,a as •H P H CD 03 M CÔ P CÖ CD , û •H X» H ß 03 CÔ <H X» ß cô O H N cô N Xi ß O © C M xi cô o £> m A -H ^ rQ x» -H CD •H ß 03 S H CÔ «H S M N CÔ W tO | | h ß t & fH CÔ CÔ CÔ N LO CÔ H fit fit H Xi P 03 ß 0) «H CÔ ' S cô N3 -P ß • H M aï P 0 •H X i •H O CO H CD cô p PH CD •H P X i 0)1 M o H O LO LO CM I O H O a « eo H i t iO o 0 2 CO o H I o to CM I O H O O O CM LO 00 H t I I LO O O CM lO CO
Tabel 4a: Grondwaterstanden in cm beneden maaiveld "bij CI 716 (1948) Veld no 1 2 3 4 5 6 7 8 9 1.0 11 12 13 14 Afstand, k a n a a l i n m 175 350 700 900 1200 1500 150 320 550 850 1400 2000 800 1000 D A 2 4 / 3 229 232 154 154 51 57 dem.. 146 169 154 72 62 15 15 Gem. 81 66 168 T A 16/4 Kie 225 233 165 165 57 6 3 -151 157 -1-4-1 :67 60 18 18 77 63 171 V A N D E 0 P N 2 1 / 5 1 8 / 6 2 0 / 7 t g e ï n f i l t r e e r d 232 240 233 249 254 246 197 205 193 197 205 193 112 131 119 124 146 102 185 196 186 G e ï n f i l t r e e r d 117 121 168 12-6 1C4 147 60 61 . 51 70 67 35 48 51 10 48 50 8 78 76 70, H e r o n t g o n n e n 65 65 45 195 206 195 A M E 1 3 / 8 234 250 191 191 107 119 182 191 157 42 23 19 15 74 33 202 ue£i» 232 244 184 184 96 107 174 154 138 59 5-3 27 26 76 56 189
- 1:9 - ïïo. 4-o» H ä •H (O H Z> H O • d H 0) s> •H có -p <u • d (1) Q) S ü ä • H Ö <D -Cf C CÖ - P ra 0) -p cö £ Ö o M ( H l - ' '—•— " - • — < O H <îî <u p . -d ' -d 'öj o o H CM O H \ O ff H
8
co \ H H co \ CM \ O CM \ LO \ DJ CM LO \ H CM LO \ CM \ CM H ff t r y H t o \ H CM \ LO H CM \ H§
H \ H cö cö H t O O L O H c O C f t ^ - O l t O C M ^ C O ^ Q L O C M Q C T i C T i £ > < J 3 c O f Q - ^ Z > C T > H t O C M L O C M C M £ > ^ O C M ^ < CMCMCM CM CM CM H H C M H H H H H H CM • = # C » H j > T 0 l O N # a ï < £ > t 0 t 0 < Q C n C 0 H O e } C ^ C 0 « 3 L O C M C M L T î > c n O ^ r H < O C M H C n c 0 H ^ f( M M W W a ' CJ H H N H H H H H H CM C M O t O J > C O U O ^ î > J > < £ ) C O O r - U D l O j > o S r - y D C M O O O L O t û o c M r - ^ O c o r - t o c r » ^ C M C M C M C M C M C M H H H H r-i r-i ~~* r - H C - C P H O D - t Û ' N f H i O H C ^ O C Q ^ t O C O C M C M C M H C M C M H H H H H H H H r-i r-i H r - r - c o - ^ t O H ^ ^ G M c n c ^ c M c O r H O H i o « J ^ H t ^ C T J O m ^ D C O t O C T i L O H C ^ C C i C - O C O CM i.M CM H H CM H H H H H H H H i > H " 0 < ilC O C n i u l O C O « 3 t O l O i > « 3 l O C \ l o S ' « D i O C M O O ^ O L O r - O ^ t O O ^ O C M C M H O H S CM CM CM CM 3 C M r-ir-ir-ir-ir-ir-ir-ir-ir-ir-ir-i^ c - t - O r H o o ^ H t o m o o i c M o i o c o ^ i n O ^ t O H O O L O c - O t O H i O t O O O C D O C O CMcM CM CM CM C M H H C M H H H H H H H H C M H t O C ^ t O O ^ C M r O L O ^ C O O r J v û C O C © L O M O > O O ^ ^ O O c O r t O C ^ C T î c O i ^ C O C « -CV CM CM H CM CM H H H H H H i n t O C O O ^ i ^ D t O ^ ^ D H r - t O C M l O O t Û C T i C ^ ^ L O H O Ü > O ^ < O C 0 e O < £ > C M C 0 £ > C 0 £ - » < £ ) 2 > C M c M C M C M H C M H H H H H H ^ • ^ H c o c o c M ^ a i y D c r s H i H i n L n K j ^ o c M c o l O ^ C M O i C T 5 c n r O i O r C M ( O C M C O £ > U D L O i > r -M N -M H r l H H H H H H H O O H « D c O C M C M O C M L O c O H ^ C M r - H O O ^ t O H C O c û C T > C M f O O C M L O H î > l 0 ^ t O t £ ) C O N N N n r l H r l r l H r l H r-i C f t c n c O " * c n i > ! > i O t O O ; > C M y D C M c o r - t D i O r - c o i > a 3 c o o m c ü < £ > H z > - O H C o o a i ö ^ c r j L n c M t O r H ^ > D - r - t n o c M c - t o t D H c o « 3 m ';* t o c o C M C M H H H H H H H H H H C - t £ > t Q t O C - - t O < £ > c y > L n - ^ Z > "îo"co LO LO O O t O i H O > « 3 < £ > l O C T > O C ^ C M < Q C M r - 1 LO "tf tO D-W o j H H r l H r H H H H ~ ~ ^ H r - ^ o t o H c o L O L O ^ - ^ - s t(H c ~ ';* c r i ^ t < c M 5 r ) ' < * W O C Q l O ' s f t O ^ O O C O t O f - t O C ' - ^ t O H l O i OCM CM r-i H H H r-i r-i r-i r-i r - t Q L O O O c 0 a > C M C Q ^ O L 0 2 > a > Z > C n t O H ^ O C 0 L O l O t 0 J > 0 > c 0 t Q C 0 c 0 t " - L O < 3 < C M < 0 < 0 W W H H H r i H H H H H ^ - ^ O O O C - C - ^ H r - v û O H C M C n c O t O c M O c o L O t o i o c o c n c o ^ r t o c O L O t o i o r -M O t H H r l H H H H H C v 2 ^ ^ V Q C M L O H - v t < L O j > K ) ^ C O C M < £ > L O O C O c M O c o m y D L O c o o i c o t O c o t o r - c o t o H « 3 £ > M a î ^ H r l H H r H H H ^ C M ^ L O C O O C n c M c n c O y D - ^ H t O y D - ^ C T i ' * C M H C T > < J D < £ > « 3 r O r r O r r O C O L O t O H L O C -W a l H r i H H H H H H H N O t O C n O O C f t O i t O t O c O M C f t o O ^ O i O O p O C M O « £ > r - ^ D O > O C ^ r O c O ' * C O ^ Û ^ C M £ > C O CM CM W H H H H H H H H D- Cn UO cm tO ^?~CT> ^ cO fO CO H " " * 0 ^ » 0 l 0 > t O H > < £ > i > y 3 C D O<û, î* i > 30 1 1 *tf H lO CQ C M C M Ü H H H H H H ,""*. H c M ^ t,o o î t o - o " = * r - u O L o a ^ o!û ^ ' c o H"LO"CT> ^ W H C 0 C 0 r = H C M t £ > < * J > - v i < C 0 < Û t O H L O a > C M C M C M H H H H H H H H — ' - — - H L O O O O O O O O O O O O O O O O O O M n n o o n o o û M i o o i o i n o o o o H t o ^ r - c f t O K M t o H t o t n v o o o N ^ o o o o r-i rA H H CM H H C MLO t O ^ }<^ ) L O U 3 r - C 0 C r ) £ > O C 0 H C M r t ' *
H H r-i r-i r-i r-i r-i r-i rA
•P CÖ o m CD •H N ra CD
I
ä «u CQ Oî •2 -P • G CD H H au +3 o 0 HTabel 5as Opbrengst in kg droge stof per are van Cl 716 1948
snede 2e 3e 4e 5e 6e
Maai-datum 17/6 20/7 24/8 29/9 4/11
Totaal Afstand Gem. zonder kanaal zomer 1 e snede in m w.st. V e l d n o 1 2 3 4 5 6 T o t . Gem. 7 8 9 10 11 12 T o t . Gem. 13 H T o t . Gem. U . 4 15 1 3 . 9 1 0 . 8 1 6 . 6 2 2 . 1 9 2 . 8 1 5 . 5 1 0 . 4 1 5 . 6 9 . 7 2 0 . 1 2 0 . -2 -2 . 9 9 8 . 7 1 6 . 5 1 0 . 8 8 . 9 1 9 . 7 9 . 9 8 . 6 1 0 . 3 1 0 . 3 1 2 . 9 1 0 . 3 1 7 . 7 7 0 . 1 1 1 . 7 9 . 4 9 . 6 1 0 . 4 1 7 . 9 1 0 . 6 1 4 . 3 7 2 . 2 1 2 . -1 2 . 3 7 . 4 1 9 . 7 9 . 9 N i e t ge 1 1 . 6 1 1 . 6 1 4 . 1 1 3 . -1 4 . 7 2 2 . 1 8 7 . 1 1 4 . 5 1 7 . 1 1 5 . 7 1 6 . 8 2 4 . -( 1 8 . - ) 1 6 . -1 0 7 . 6 1 7 . 9 1 8 . 8 1 1 . 9 3 0 . 7 1 5 . 4 10 1 1 . 8 1 1 . 9 1 2 . 2 7 . 9 1 4 , 7 6 8 . 5 1 1 . 4 m f i l t r e e r d 2 . 8 2 . 3 3 . 3 2 . 8 ( 3 . - ) 5 . 1 1 9 . 3 3 . 2 4 7 . 4 51 5 3 . 5 5 1 . 7 5 2 . 5 8 1 . 7 3 3 7 . 8 5 6 . 3 G e ï n f i l t r e e r d 1 3 . 2 1 3 . 3 1 0 . -1 5 . 9 9 . 8 1 0 . 2 7 2 . 4 1 2 . 1 H 9 . 4 1 0 . 2 1 9 . 6 9 . 8 2 . 7 5 . -2 . 9 4 . 8 4 . 4 3 . 8 2 3 . 6 3 . 9 5 2 . 8 5 9 . 2 4 9 . 8 8 2 . 7 6 2 . 8 6 7 . 2 3 7 4 . 5 6 2 . 4 e r o n t g o n n e n 2 . 6 3 . 9 6 . 5 3 . 3 5 3 . 9 4 2 . 3 9 6 . 2 4 8 . 1 175 350 700 900 1200 1500 150 320 550 850 1400 2C0Ö 800 1000 232 244 184 184 96 107 161 124 59 53 27 26 56 189
- 21 - No. 4 Tabel 5b; Opbrengst in kg droge stof per are van GI 716
M a a i -d a t u m V e l d n o 1 2 15 3 4 16 5 6 Gem. 7 8 9 17 10 18 11 12 Gem. 13 14 1e 5 / 5 2 2 . 9 1 4 . 3 1 7 . 4 1 9 . 3 1 3 . 7 1 8 . -( 1 6 . 5 ) 1 9 . 4 1 7 . 7 3 6 . 6 1 8 . 3 2 4 . 3 2 9 . 6 3 7 . 3 3 7 . 1 1 7 . 3 1 9 . 4 2 7 . 5 3 0 . 6 ( 2 3 . 1 ) 2 e 1 0 / 6 1 1 . 5 1 3 . 6 9 . -1 7 . 9 1 1 . 8 1 2 . 9 1 2 . 4 2 3 . 3 1 4 . 1 1 1 . 1 1 2 . 3 1 2 . 9 7 . 7 1 4 . 8 1 1 . 3 1 5 . 3 1 5 . 6 1 2 . 6 9 . 9 1 5 . 1 3 e 1 8 / 7 9 . 2 7 . 8 1 2 . 4 8 . 1 7 . 3 8 . 9 1 1 . 7 1 8 . 0 1 0 . 4 1 0 . 1 1 2 . 9 9 . 7 4 . 0 1 8 . 5 2 0 . 1 1 7 . 6 1 5 . 0 1 3 . 5 1 2 . 5 3 . 8 4e 1 8 / 8 N i e 6 . 9 4 . 2 5 . 8 7 . 5 5 . 0 6 . 6 8 . 5 7 . 4 6 . 5 7 . 4 7 . 2 ( 8 . 3 ) 7 . 2 1 7 . 8 1 4 . 0 ( 1 1 . 5 ) 2 0 . 7 1 1 . 8 1 2 . 7 8 . 6 5e 6 e 2 2 / 9 3 / 1 1 T o t a a l z o n d e r 1e snede t g e ï n f i l t r e e r d 8 . 3 5 . 4 8 . 6 7 . 8 6 . 7 1.9 6 . 7 7 . 6 4 . 6 4 . 1 6 . 0 4 . 3 8 . 0 4 . 7 1 0 . 7 6 . 8 7 . 5 5 . 3 G e i n f i l t r e e r 7 . 1 4 . 2 7 . 3 ( 5 . 3 ) 9 . 9 ( 6 . 1 ) 5 . 9 5 . 2 1 4 . 2 9 . 0 1 2 . 0 8 . 2 2 0 . 3 8 . 4 1 4 . 5 ( 8 . 4 ) 1 1 . 4 6 . 9 H e r o n t g o n n e n 1 2 . 8 5 . 6 ( 1 5 . 0 ) 5 . 7 6 4 . 2 5 6 . 3 5 3 . 2 6 7 . 1 4 6 . 5 5 6 . 7 6 1 . 8 8 5 . 7 61 . 5 d 7 6 . 5 6 3 . 3 7 1 . 2 5 9 . 5 116., 6 1 0 2 . 7 9 0 . 4 9 3 . 6 8 3 . 7 8 4 . 1 7 1 - 3 Af s t . kanaaH i n m. 175 350 450 700 900 950 1200 1500 150 320 550 600 850 1250 1400 2000 800 1000 Gem. . z o m e r w . s t . 4/1-25/1 251 234 211 186 186 183 123 137 186 133 83 139 95 81 64 48 78 188 Gem. 26.9 12.5 8.2 10.7 13.9 5.7 77.9