Vraag nr. 198 van 23 juni 2000
van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Adviesraden – Quotaberekening
De minister verspreidde onder de leden van de Vlaamse regering een document waarin staat dat voor de concrete berekening van de e e n d e r d e-tweederdequota in het kader van de be-heers- en adviesorganen, de normale rekenkundige afrondingswijze wordt gebruikt.
Quota worden normaal ingevoerd om een minima-le aanwezigheid van een groep te garanderen en staan dus symbool voor een bestaande ongelijk-h e i d . Het lijkt dan ook niet zinvol de quota naar beneden af te ronden.
Hoe kwam de minister ertoe de aanbeveling te doen om de quota op minimalistische wijze te in-terpreteren ?
Antwoord
Tijdens de vergadering van de Vlaamse regering van 29 oktober 1999 heb ik aandacht gevraagd voor en een uiteenzetting gegeven over de draag-wijdte en de uitvoering van het quotumdecreet van 15 juli 1997 aangaande de Vlaamse adviesorganen. Aan mijn collega-ministers heb ik toen gevraagd om binnen hun beleidsdomeinen onmiddellijk maatregelen te nemen en erover te waken dat de adviesraden die onder hun bevoegdheid vallen tegen 1 januari 2000 volgens de bepalingen van het decreet zouden zijn samengesteld. Te g e l i j k e r t i j d werden ze aangemoedigd om een beroep te doen op Pluspunt, de gegevens- en adviesbank voor vrouwen met bestuurstalent.
Bij die gelegenheid werd omtrent het decreet van 15 juli 1997 aan de leden van de Vlaamse regering een informatiepakket bezorgd dat onder meer een toelichting bij het decreet bevatte.
Deze informele toelichting werd midden 1999 door de cel Gelijke Kansen in Vlaanderen opgemaakt om een leidraad te bieden voor het beantwoorden van de vragen die over de concrete toepassing van het decreet van 15 juli 1997 rezen. Het decreet zelf en de memorie van toelichting bevatten immers erg weinig verduidelijkingen over de praktische toepassing en interpretatie van gebruikte begrip-pen en bepalingen.