• No results found

(- 1,0) heeft draaiingshoek 3π enz. enz. enz. 12.0 Voorkennis

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "(- 1,0) heeft draaiingshoek 3π enz. enz. enz. 12.0 Voorkennis"

Copied!
46
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

12.0 Voorkennis

Voorbeeld 1:

Los de vergelijking sin(A) = 0 op.

We zoeken nu de punten op de eenheids- cirkel met y-coördinaat 0.

Dit is in de punten (1,0) en (-1,0)

(1,0) heeft draaiingshoek 0

(-1,0) heeft draaiingshoek π

(1,0) heeft draaiingshoek 2π enz. enz. enz.

(-1,0) heeft draaiingshoek 3π enz. enz. enz.

Dus sin(A) = 0 als A = k · π (k = geheel getal)

(2)

12.0 Voorkennis

Voorbeeld 2:

Los de vergelijking sin(A) = 1 op.

We zoeken nu de punten op de eenheids- cirkel met y-coördinaat 1.

Dit is in het punt (0,1)

(0,1) heeft draaiingshoek ½π

(0,1) heeft draaiingshoek 2½ π enz. enz. enz.

Dus sin(A) = 1 als A = ½π + k · 2π

(3)

12.0 Voorkennis

Voorbeeld 3:

Los de vergelijking sin(A) = -1 op.

We zoeken nu de punten op de eenheids- cirkel met y-coördinaat -1.

Dit is in het punt (0,-1)

(0,-1) heeft draaiingshoek 1½π

(0,-1) heeft draaiingshoek 3½ π enz. enz. enz.

Dus sin(A) = -1 als A = 1½π + k · 2π

(4)

12.0 Voorkennis

Voorbeeld 4:

Los de vergelijking cos(A) = 0 op.

We zoeken nu de punten op de eenheidscirkel met x-coördinaat 0.

Dit is in de punten (0,1) en (0,-1)

(0,1) heeft draaiingshoek ½π

(0,-1) heeft draaiingshoek 1½π

(0,1) heeft draaiingshoek 2½π enz. enz. enz.

(0,-1) heeft draaiingshoek 3½π enz. enz. enz.

Dus cos(A) = 0 als A = ½π + k · π

(5)

12.0 Voorkennis

Voorbeeld 5:

Los de vergelijking cos(A) = 1 op.

We zoeken nu de punten op de eenheidscirkel met x-coördinaat 1.

Dit is in het punt (1,0)

(1,0) heeft draaiingshoek 0

(1,0) heeft draaiingshoek 2π enz. enz. enz.

Dus cos(A) = 1 als A = k · 2π

Willem-Jan van der Zanden

(6)

12.0 Voorkennis

Voorbeeld 6:

Los de vergelijking cos(A) = -1 op.

We zoeken nu de punten op de eenheidscirkel met x-coördinaat 1.

Dit is in het punt (1,0)

(1,0) heeft draaiingshoek π

(1,0) heeft draaiingshoek 3π enz. enz. enz.

Dus cos(A) = 1 als A = π + k · 2π

(7)

12.0 Voorkennis

Voorbeeld 7:

Bereken exact cos(3x – ½π) = 1 3x – ½ π = k · 2π

3x = ½ π + k ∙ 2π

Voorbeeld 8:

Bereken exact cos2(3x – ½π) = 1

cos(3x – ½π) = 1 ∨ cos(3x – ½π) = -1 3x – ½ π = k · 2π ∨ 3x – ½ π = π + k · 2π 3x = ½ π + k ∙ 2π ∨ 3x = 1½ π + k ∙ 2π

Willem-Jan van der Zanden

    

16 23

x k

    

16 23

x k x     

12

k

23

(8)

12.0 Voorkennis

cos( ) = -cos( )

= -cos(30°) = -½√3 [cos is x-coördinaat]

sin( ) = -sin( )

= -sin(60°)= -½√3 [sin is y-coördinaat]

6516

5313

(9)

12.0 Voorkennis

   

   

     

     

12

1 2

3 3

1 2 2 2

9 3 9 3

2sin(3 ) 3

sin(3 ) 3

3 2 3 2

x x

x k of x k

x k of x k

Voorbeeld 9:

Zorg dat links enkel sinus staat Zoek in eenheidscirkel bij welke

draaiingshoek de y-coördinaat ½√3 is Schrijf de oplossing in de vorm x =

De oplossingen op het interval [0, 2π] zijn:

en

1 7 4

9 , 9 ,19

 

    29

 

, 89 ,195

 Algemeen geldt:

sin(A) = C geeft A = B + k ∙ 2π of A = π – B + k ∙ 2π

(10)

12.0 Voorkennis

Voorbeeld 10:

Zorg dat links enkel cos staat Zoek in eenheidscirkel bij welke

draaiingshoek de x-coördinaat -½√2 is

De oplossingen op het interval [0, 2π] zijn:

en

13 13

24 ,124

 

 

 

1924

 ,1

1924

  

Algemeen geldt:

cos(A) = C geeft A = B + k ∙ 2π of A = – B + k ∙ 2π

     

   

   

     

     

     

13

1 1

3 2

3 5

1 1

3 4 3 4

13 19

12 12

13 19

24 24

2cos(2 - ) - 2 cos(2 - ) - 2

2 - 2 2 - 2

2 2 2 2

x x

x k of x k

x k of x k

x k of x k

(11)

12.0 Voorkennis

Voorbeeld 11:

Maak gebruik van de regel:

sin(A) = sin(B) geeft A = B + k ∙ 2π of A = π – B + k ∙ 2π

  

  

  

  

  

          

          

      

       sin( 1) sin(2 3)

1 2 3 2 1 (2 3) 2

4 2 1 2 3 2

4 2 3 2 2

1 2 2

4 2

3 3 3

x x

x x k of x x k

x k of x x k

x k of x k

x k of x k

(12)

12.0 Voorkennis

Voorbeeld 12:

Maak gebruik van de regel:

cos(A) = cos(B) geeft A = B + k ∙ 2π of A = – B + k ∙ 2π

        

        

     

     

cos(3 ) cos( 1 ) 4

1 1

3 2 3 ( ) 2

4 4

1 1

2 2 3 2

4 4

1 1

4 2

8 4

1 1 1

8 16 2

x x

x x k of x x k

x k of x x k

x k of x k

x k of x k

De oplossingen op het interval [0, 2π] zijn:

en

7 7

8,18

1 9 1 9

, ,1 ,1

16 16 16 16

(13)

12.0 Voorkennis

Gegeven is de functie

Deze functie valt te schrijven als:

De vier kenmerken van de functie zijn:

a = evenwichtsstand [= -1]

|b| = amplitude [= 1½ ]

periode = 2π/c [= 2π/2 = π]

d = x-coördinaat beginpunt [= ] Let op:

• b > 0 dus de grafiek gaat stijgend door het beginpunt;

• Bij b < 0 gaat de grafiek dalend door het beginpunt;

• De y-coördinaat van het beginpunt is de evenwichtsstand [-1].

1 2

2 3

( ) 1 1 sin(2 ) f x    x  

1 1

2 3

( ) 1 1 sin(2( )) f x    x  

13

(14)

12.0 Voorkennis

Voor het differentiëren van sinus- en cosinusfuncties gelden de volgende regels:

f(x) = sin(x) => f ’(x) = cos(x) g(x) = cos(x) => g’(x) = -sin(x)

h(x) = tan(x) => h’(x) = 1 + tan2(x) f(x) = sin(x) => F(x) = -cos(x) + c g(x) = cos(x) => G(x) = sin(x) + c De primitieven van f(ax + b) zijn 1

( )

F ax b c

a  

(15)

12.1 Goniometrische formules bij vergelijkingen en herleidingen [1]

De volgende goniometrische functies worden vanaf nu bekend verondersteld:

sin(-A) = - sin(A) cos(-A) = cos(A) -sin(A) = sin(A + π) -cos(A) = cos(A + π) sin(A) = cos(A – ½π) cos(A) = sin(A + ½π) tan(A) = sin(A)/cos(A)

EN sin2(A) + cos2(A) = 1

Let op:

Al deze goniometrische functies zijn te herleiden met behulp van de eenheidscirkel.

(16)

12.1 Goniometrische formules bij vergelijkingen en herleidingen [1]

1 1

sin(2 ) cos( )

3 3

x   x

 

 

 

        

      

     

      

1 1

sin(2 ) cos( )

3 3

1 1

sin(2 ) cos( 1 )

3 3

1 5

sin(2 ) sin( 1 )

3 6

1 5 1 5

2 1 2 2 ( 1 ) 2

3 6 3 6

1 1 5

2 2 2 1 2

6 3 6

1 1

2 2 3 2

6 2

1 1 2

2 2

6 6 3

[0,2 ]

x x

x x

x x

x x k x x k

x k x x k

x k x k

x k x k

x op g 1  1   1   5

1 1

6 2 6 6

eeft x x x x

Voorbeeld:

Bereken exact de oplossingen op [0, 2π] van

-cos(A) = cos(A + π) cos(A) = sin(A + ½ π)

(17)

12.1 Goniometrische formules bij vergelijkingen en herleidingen [2]

De volgende goniometrische functies worden vanaf nu bekend verondersteld:

Vier verdubbelingsfuncties:

Twee somformules:

Twee verschilformules:

2 2

2 2

sin(2 ) 2sin( )cos( ) cos(2 ) cos ( ) sin ( ) cos(2 ) 2cos ( ) 1 cos(2 ) 1 2sin ( )

A A A

A A A

A A

A A

 

cos( ) cos( ) cos( ) sin( ) sin( ) sin( ) sin( ) cos( ) cos( ) sin( )

t u t u t u

t u t u t u

    

    

cos( ) cos( ) cos( ) sin( ) sin( ) sin( ) sin( ) cos( ) cos( ) sin( )

t u t u t u

t u t u t u

    

    

Let op:

1) Deze formules worden

Afgeleid in de opgaven 8, 9 en 10.

2) Deze formules worden Gegeven bij het CE.

(18)

12.1 Goniometrische formules bij vergelijkingen en herleidingen [2]

Voorbeeld:

Bewijs de verschilformule

(In dit bewijs heb je de cosinusregel en De stelling van Pythagoras nodig)

cos(t u ) cos( ) cos( ) sin( ) sin( )t u t u

2 2 2

2 2

2 2 2 2

2 2 2 2

2 2 2 2

2 cos( )

( ) ( ) 1 1 2 1 1 cos( )

2 2 2 2cos( )

2 2 2 2cos( )

cos ( ) sin ( ) 1

1 1 2 2 2 2cos( )

2cos(

B A A B

B A B A A A B B

A A B B A B A B

A A

A B A B

AB OA OB OA OB

x x y y

x x x x y y y y

x y x y x x y y

x y A A

x x y y

 

 

 

 

 

 

     

 

 

   

) 2 2

cos( )

cos( ) cos( ) cos( ) sin( ) sin( )

A B A B

A B A B

x x y y x x y y

 

 

(19)

12.2 Goniometrische formules bij symmetrie en primitiveren [1]

De grafiek van de functie f(x) = sin(x) is lijnsymmetrisch in de lijn x = 1,5π.

Er geldt nu: f(π) = f(2π) EN f(1,25π) = f(1,75π) EN f(1,1π) = f(1,9π) In zijn algemeenheid geldt nu: f(1,5π - p) = f(1,5π + p):

Definitie:

De grafiek van de functie f is lijnsymmetrisch in de lijn x = a als voor elke p geldt: f(a – p) = f(a + p)

(20)

12.2 Goniometrische formules bij symmetrie en primitiveren [1]

De grafiek van de bovenstaande sinusfunctie is puntsymmetrisch in het punt (a, b). Voor elke p geldt nu: f(a – p) – b = b – f(a + p)

 f(a – p) + f(a + p) = 2b

Definitie:

De grafiek van de functie f is puntsymmetrisch in het punt(a, b) als voor elke p geldt: f(a – p) + f(a + p) = 2b

(21)

12.2 Goniometrische formules bij symmetrie en primitiveren [1]

Voorbeeld 1:

Toon aan dat de grafiek van f(x) = sin2(x) + cos(x) symmetrisch is in de y-as.

(De lijn x = 0)

f(-p) = sin2(-p) + cos(-p)

= (sin(-p))2 + cos(p) [cos(-p) = cos(p)]

=(-sin(p))2 + cos(p) [sin(-p) = -sin(p)]

= sin2(p) + cos(p) = f(p)

(22)

12.2 Goniometrische formules bij symmetrie en primitiveren [1]

Voorbeeld 2:

Toon aan dat de grafiek van f(x) = sin2(x) + cos(x) symmetrisch is in de lijn x = π

f(π – p) = sin2(π – p) + cos(π – p)

= (sin(π - p))2 - cos(-p) [cos(A + π) = -cos(A)]

= (-sin(-p))2 – cos(p) [sin(A + π) = -sin(A)]

[cos(-A) = cos(A)]

= sin2(p) – cos(p)

f(π + p) = sin2(π + p) + cos(π + p)

= (sin(π + p))2 – cos(p) [cos(A + π) = -cos(A)]

= (-sin(p))2 – cos(p) [sin(A + π) = -sin(A)]

= sin2(p) – cos(p)

(23)

12.2 Goniometrische formules bij symmetrie en primitiveren [2]

Voorbeeld:

Bereken de afgeleide van de functie:

Let op:

Je kunt de gegeven functie zo niet primitiveren. Met behulp van een verdubbelingsformule is de functie te herleiden tot een vorm, die je wel kunt primitiveren.

 

 

  

  

  

1 1

2 2

1 1

2 2

1 1

2 16

2

2 2

2

2

( ) cos (4 )

cos(2 ) 2cos ( ) 1 2cos ( ) 1 cos(2 )

cos ( ) cos(2 ) 4 ( ) cos (4 ) cos(8 ) ( ) sin(8 )

f x x

A A

A A

A A met A x

f x x x

F x x x c

(24)

12.3 Eenparige cirkelbewegingen[1]

• Het punt A doorloopt tegen de wijzers van de klok in met constante snelheid de cirkel met middelpunt (0,0) en straal 3. Dit is een eenparige cirkelbeweging;

• xA= 3 cos(t) en yA = 3 sin(t);

• Op t = 0 is A in het punt (3, 0);

• De omlooptijd T van A is 2π seconden, omdat A na 2π seconden weer terug is in het punt (3,0);

• Een cirkel is 360° en dus 2π radialen;

• Het lijnstuk OA draait over een hoek van 2π radialen;

(25)

12.3 Eenparige cirkelbewegingen[1]

• In 2π seconden draait OA over een hoek van 2π radialen;

• De hoeksnelheid ω is de hoek waarover OA gedurende 1 seconde draait;

• Hoeksnelheid =

• Als de hoeksnelheid positief is, draait het punt tegen de wijzers van de klok in;

• Als de hoeksnelheid negatief is, draait het punt met de wijzers van de klok mee.

2 2 2

omlooptijd T 2 1

  

   

(26)

12.3 Eenparige cirkelbewegingen[1]

Voorbeeld 1:

Het punt R doorloopt met een hoeksnelheid van 6 rad/s de cirkel met middelpunt (3,5) en straal 2 en is op t = 0 in het punt (5,5).

De bewegingsvergelijkingen van R zijn:

xR(t) = 3 + 2cos(6t) yR(t) = 5 + 2sin(6t)

Deze formules samen beschrijven de baan van R en noemen we de parametervoorstelling (pv) van de baan van R.

Algemeen:

xR(t) = a + rcos(ωt) yR(t) = b + rsin(ωt)

(a,b) is het middelpunt van de cirkel;

r = straal van de cirkel;

ω = hoeksnelheid in rad/s;

(27)

12.3 Eenparige cirkelbewegingen[1]

Voorbeeld 2:

De baan van het punt R is gegeven door:

xR(t) = 3 + 2cos(2t) en yR(t) = 5 + 2sin(2t) met t op [0, ½π]

Teken de baan van R.

Stap 1:

• R beweegt over een cirkel met middelpunt (3,5) en straal 2;

• Op t = 0 is R in het punt (3 + 2, 5) = (5,5);

• ω = 2 [positief], dus P draait tegen de wijzers van de klok in.

Stap 2:

• De hoek waarover R draait op [0, ½π] loopt van 2 ∙ 0 tot 2 ∙ ½π = π;

• De baan is dus een halve cirkel met middelpunt (3,5) en straal 2.

Stap 3:

• Op t = ½π geldt:

• xP = 3 + 2cos(2 ∙ ½π) = 3 + 2cos(π) = 3 + 2 ∙ -1 = 1

• yP = 5 + 2sin(2 ∙ ½π) = 5 + 2sin(π) = 5 + 2 ∙ 0 = 5

(28)

12.3 Eenparige cirkelbewegingen[1]

Voorbeeld 2:

De baan van het punt R is gegeven door:

xR(t) = 3 + 2cos(2t) en yR(t) = 5 + 2sin(2t) met t op [0, ½π]

Teken de baan van R Stap 4:

Teken de baan van punt R:

(29)

12.3 Eenparige cirkelbewegingen[1]

Voorbeeld 3:

De baan van het punt R is gegeven door:

xR(t) = 3 + 2cos(2t) en yR(t) = 5 + 2sin(2t) met t op [0, ½π]

De baan van P snijdt de lijn y = x + 2 in punt A.

Bereken exact de coördinaten van dit punt.

Stap 1:

Vul de parametervergelijking in, in y = x + 2 y = x + 2

5 + 2sin(2t) = 3 + 2cos(2t) + 2 Stap 2:

Los de vergelijking die je nu krijgt op:

5 + 2sin(2t) = 3 + 2cos(2t) + 2 2sin(2t) = 2cos(2t)

sin(2t) = cos(2t)

(30)

12.3 Eenparige cirkelbewegingen[1]

Stap 2:

Los de vergelijking die je nu krijgt op:

5 + 2sin(2t) = 3 + 2cos(2t) + 2 2sin(2t) = 2cos(2t)

sin(2t) = cos(2t)

cos(2t – ½π) = cos(2t)

2t – ½π = 2t + k · 2π ∨ 2t – ½π = -2t + k · 2π Geen oplossing ∨ 4t = ½π + k · 2π

∨ t = + k · ½π

In het interval [0, ½π] is er nu één oplossing bij: x = Stap 3:

Geef de coördinaten van het snijpunt A:

Gebruik: sin(A) = cos(A = ½π)

1 8

1 8

 

 

        

        

1 1 1

3 2cos(2 ) 3 2cos( ) 3 2 2 3 2

8 4 2

1 1 1

5 2sin(2 ) 5 2sin( ) 5 2 2 5 2

8 4 2

A

A

x y

(31)

12.3 Eenparige cirkelbewegingen[2]

• Het punt A wordt nu geprojecteerd op de y-as;

• De projectie A’ van A op de y-as voert een trilling uit;

• P doorloopt de cirkel met constante snelheid. Het punt P’ voert een harmonische trilling (of

harmonische beweging) uit;

• Bij een eenparige cirkelbeweging van een punt P hoort een harmonische trilling van de projectie P’ van P op de y-as;

• Een trilling heeft een trillingstijd;

• De trillingstijd van de harmonische trilling is gelijk aan de omlooptijd van de bijbehorende eenparige cirkelbeweging.

(32)

12.3 Eenparige cirkelbewegingen[2]

• is een harmonische trilling.

• De trillingstijd is 5 seconden.

• De frequentie in hertz (Hz) is het aantal trillingen per seconde. Dit is 1/5 Hz.

• De amplitude (maximale uitwijking) is 3.

• Bij een harmonische trilling met amplitude b en frequentie f hoort een formule van de vorm:

u = b sin(c(t – t0)) met c = 2πf en t de tijd in seconden.

Op t = t0 wordt de evenwichtsstand stijgend gepasseerd.

De trillingstijd is seconden.

52

3sin

u   t

T 1 2 f c

 

(33)

12.3 Eenparige cirkelbewegingen[2]

Voorbeeld:

Gegeven is het harmonisch trillende punt P dat beschreven wordt door en uP = 8 sin (50πt – 1/10π)

Bereken de frequentie en de afgelegde afstand van P in één minuut.

De frequentie is gelijk aan Hz

De afgelegde afstand per trilling is 4 ∙ 8 = 32 cm

Er zijn 25 trillingen per seconde, dus per minuut zijn er 60 ∙ 25 = 1500 trillingen.

De afgelegde afstand in één minuut is 1500 ∙ 24 = 36.000 cm = 360 m

 

50 25 2

(34)

12.3 Eenparige cirkelbewegingen[3]

Voorbeeld:

Gegeven zijn de harmonische trillingen u1 = 5sin(30πt) en u2 = 6sin(30πt – 0,3π).

De samengestelde trilling (de som van twee of meer trillingen) wordt weergegeven door u = u1 + u2. Als de opgetelde trillingen gelijke frequenties hebben, krijg je weer een harmonische trilling.

Stel de formule op van u in de vorm u = b sin(c(t – d)) Rond b af op twee decimalen en d op vier decimalen.

Stap 1: u1 en u2 hebben dezelfde frequentie, dus c = 30πt.

Stap 2:

Voer in de GR in: Y1 = 5sin(30πX) + 6sin(30πX – 0,3π) De optie maximum geeft X ≈ 0,02 en Y ≈ 9,81.

De amplitude (b) is dus gelijk aan 9,81 Stap 3:

De optie zero geeft X ≈ 0,0055.

Op het tijdstip 0,0055 passeert de grafiek de evenwichtsstand omhoog. (d = 0,0055)

(35)

12.3 Eenparige cirkelbewegingen[4]

Voorbeeld 1:

Bereken de periode van de functie y = sin(6x) + sin(7x) De periode van y = sin(6x) is

De periode van y = sin(7x) is

In [0, 2π] passen precies 6 periodes van y = sin(6x).

In [0, 2π] passen precies 7 periodes van y = sin(7x) .

De getallen 6 en 7 hebben geen gemeenschappelijke deler.

De periode van y = sin(6x) + sin(7x) is gelijk aan 2π.

 2

6

 2

7

(36)

12.3 Eenparige cirkelbewegingen[4]

Voorbeeld 2:

Bereken de periode van de functie y = sin(6x) + sin(9x) De periode van y = sin(6x) is

De periode van y = sin(9x) is

In [0, 2π] passen precies 6 periodes van y = sin(6x).

In [0, 2π] passen precies 9 periodes van y = sin(9x) .

De getallen 6 en 9 hebben als gemeenschappelijke deler 3.

In [0, 2/3π] passen precies 2 periodes van y = sin(6x).

In [0, 2/3π] passen precies 3 periodes van y = sin(9x).

De periode van y = sin(6x) + sin(9x) is gelijk aan 2/3π.

 2

6

 2

9

(37)

12.4 Bewegingsvergelijkingen [1]

Voorbeeld 1:

De baan van een punt P is gegeven door:

met t op [0, 2π]

De punten A en B zijn snijpunten van de baan met de lijn y = x.

Bereken exact de lengte van lijnstuk AB.

Invullen van de uitdrukkingen voor x en y in de vergelijking van de lijn geeft:

sin(t) = sin(2t)

t = 2t + k ∙ 2π ∨ t = π – 2t + k ∙ 2π -t = k ∙ 2π ∨ 3t = k ∙ 2π

t = k ∙ 2π ∨ t = ⅓π + k ∙ ⅔π

Op t = [0, 2π] geeft dit de oplossingen: t = 0 ∨ t = ⅓π ∨ t = π ∨ t = 1⅔π ∨ t = 2π ( ) sin(2 )

( ) sin( )

x t t

y t t

 

 

(38)

12.4 Bewegingsvergelijkingen [1]

Voorbeeld 1:

De baan van een punt P is gegeven door:

met t op [0, 2π]

De punten A en B zijn snijpunten van de baan met de lijn y = x.

Bereken exact de lengte van lijnstuk AB.

Op t = 0, t = π en t = 2π krijg je de oorsprong.

x(⅓π) = sin(⅔π) = ½√3 B(½√3, ½√3) x(1⅔π) = sin(3⅓π) = -½√3 A(-½√3, -½√3) De lengte van het lijnstuk AB is gelijk aan:

( ) sin(2 ) ( ) sin( )

x t t

y t t

 

 

       

12

3 

12

3

2

21

3 

12

3

2

 3

2

 3

2

 3 3   6

AB

(39)

12.4 Bewegingsvergelijkingen [1]

Voorbeeld 2:

De baan van een punt P is gegeven door:

met t op [0, 2π]

De punten A en B zijn snijpunten van de baan met de lijn y = x.

Bereken exact de baansnelheid van P in het punt B.

De baansnelheid is te berekenen met:

x’(t) = 2cos(2t) en y‘(t) = cos(t) ( ) sin(2 )

( ) sin( )

x t t

y t t

 

 

2 2

( ) ( '( )) ( '( )) v tx ty t

           

   

2 2 2 2

1 2 1 1 1 1

3 3 3 2 2 4

5 5

5 1

4 4 2 2

2cos cos 2 1

5

v

(40)

12.4 Bewegingsvergelijkingen [1]

Voorbeeld 3:

De baan van een punt P is gegeven door:

met t op [0, 2π]

De punten A en B zijn snijpunten van de baan met de lijn y = x.

Bereken in graden in één decimaal nauwkeurig de hoek die de baan in B maakt met de lijn y = x.

Stap 1:

Bereken de snelheidsvector van de baan in B.

( ) sin(2 ) ( ) sin( )

x t t

y t t

 

 

 

     

 

1 2

3 3

13 1 1 1

2

3 3

1 '( ) 2cos( )

'( ) cos( ) v x

y

(41)

12.4 Bewegingsvergelijkingen [1]

Voorbeeld 3:

De baan van een punt P is gegeven door:

met t op [0, 2π]

De punten A en B zijn snijpunten van de baan met de lijn y = x.

Bereken in graden in één decimaal nauwkeurig de hoek die de baan in B maakt met de lijn y = x.

Stap 2:

Bereken de richtingsvector van de lijn y = x.

( ) sin(2 ) ( ) sin( )

x t t

y t t

 

 

 

  

  1

y x 1 r

(42)

12.4 Bewegingsvergelijkingen [1]

Voorbeeld 3:

De baan van een punt P is gegeven door:

met t op [0, 2π]

De punten A en B zijn snijpunten van de baan met de lijn y = x.

Bereken in graden in één decimaal nauwkeurig de hoek die de baan in B maakt met de lijn y = x.

Stap 3:

Bereken de gevraagde hoek.

Dit uitrekenen geeft als hoek 71,6˚.

( ) sin(2 ) ( ) sin( )

x t t

y t t

 

 

   

 

   

    

1 1 1

2 2 2

13 2 12 2 2 2 14 12

1 1 1 cos( ) cos( ( , ))

1 2 2

( 1) 1 1

v ry x

(43)

12.4 Bewegingsvergelijkingen [2]

Voorbeeld:

Bij de parametervoorstelling hoort de formule y = 2x2 – 1

met -1 ≤ x ≤ 1. Toon dit aan.

( ) sin( 1 ) 4 ( ) sin(2 )

x t t

y t t

   



 

 

   

   

   

  

  

2

2

2 1

sin(2 ) 2(sin( 1 )) 1 4

sin(2 ) cos(2( 1 )) 4 sin(2 ) cos(2 1 )

2 sin(2 ) cos(2 11 )

2 sin(2 ) sin(2 2 ) sin(2 ) sin(2 )

y x

t t

t t

t t

t t

t t

t t

cos(2A) = 1- 2 sin2(A)  2 sin2(A) -1 = - cos(2A)

-cos(A) = cos(A + π) cos(A) = sin(A + ½π) sin(A + 2π) = sin(A)

(44)

12.4 Bewegingsvergelijkingen [2]

Voorbeeld:

Bij de parametervoorstelling hoort de formule y = 2x2 – 1

met -1 ≤ x ≤ 1. Toon dit aan.

Een bewegend punt P waarvan de baan beschreven wordt door de bovenstaande parametervoorstelling doorloopt

voortdurend de hiernaast getekende parabool tussen (-1, 1) en (1, 1).

In de punten (-1, 1) en (1, 1) keert het punt P om. Dit zijn de keerpunten. In deze

keerpunten hebben de formules voor x en y uit de parametervoorstelling beide een extreme waarde.

( ) sin( 1 ) 4 ( ) sin(2 )

x t t

y t t

   



 

(45)

12.4 Bewegingsvergelijkingen [3]

Voorbeeld 1:

De baan van het punt P wordt gegeven door:

met t op [0, π]

Het lijnstuk OP is de zijde van een vierkant.

Het punt S is het middelpunt van dit vierkant.

Stel de bewegingsvergelijkingen van S op.

( ) 2sin( ) ( ) 2sin(2 )

x t t

y t t

 

 

 

     

                 

1 1 1 1

2 2 2 2

2sin( ) 2sin(2 ) sin( ) sin(2 ) 2sin(2 ) 2sin( ) sin(2 ) sin( )

L

t t t t

s p p

t t t t

(46)

12.4 Bewegingsvergelijkingen [3]

Voorbeeld 2:

De baan van het punt P wordt gegeven door:

met t op [0, π]

Het lijnstuk OP is de zijde van een vierkant.

Het punt S is het middelpunt van dit vierkant.

Bereken exact de coördinaten van de baan van S met de y-as.

sin(t) – sin(2t) = 0 sin(t) = sin(2t)

t = 2t + k ∙ 2π ∨ t = π – 2t + k ∙ 2π -t = k ∙ 2π ∨ 3t = k ∙ 2π

t = k ∙ 2π ∨ t = ⅓π + k ∙ ⅔π

met t op [0, π] geeft dit als oplossing t = ⅓π Dit invullen in y(t) geeft als snijpunt S(0, √3)

( ) 2sin( ) ( ) 2sin(2 )

x t t

y t t

 

 

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de regels 26 tot en met 29 worden voorwaarden genoemd die van belang zijn voor toeristen om nog eens terug te willen komen in Agadir.. 2p 14 ■ Noteer twee van

2 p 6 ■ Waardoor zijn de onderstaande zaken vervangen, volgens deze alinea?. Doe het zo op

In alinea 6 beschrijft de auteur dat er voor mannen en vrouwen verschillende factoren van invloed zijn op de mate van hun geluk.. 2 p 26 ■ Noem twee van deze factoren die voor

• volgens tekst 1: het bezit van feitenkennis / globale kennis 1 • volgens tekst 2: robuuste kennis / ingedaalde kennis / goed.

Zonder (globale) kennis komen creativiteit en inventiviteit nooit op gang / Zonder (globale) kennis is inzicht niet mogelijk. Maximumlengte van het antwoord:

De figuur hieronder staat twee maal op de uitwerkbijlage.. Je kunt hierbij gebruik maken van

De baan van R die hoort bij de hierboven beschreven beweging van P , kan getekend worden met behulp van de onder figuur 1 genoemde eigenschap.. 5p 2 Teken op deze manier in

1p 12 † Welke van deze beweringen zijn juist en welke zijn onjuist.. a De groep is teveel op