• No results found

Rijnbandijk Maurik, gemeente Buren rapport 3494

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Rijnbandijk Maurik, gemeente Buren rapport 3494"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

gemeente Buren

rapport 3494

(2)
(3)

Rijnbandijk 199-201 te Maurik (gemeente Buren)

Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend en karterend booronderzoek

I.S.J. Beckers

(4)

2

Colofon

ADC Rapport 3494

Rijnbandijk 199-201 te Maurik

Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend en karterend booronderzoek

Auteur: I.S.J. Beckers

In opdracht van: WitPaard-Partners

© ADC ArcheoProjecten, Amersfoort, 25 november 2013

Foto’s en tekeningen: ADC ArcheoProjecten, tenzij anders vermeld

Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook

zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers.

ADC ArcheoProjecten aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.

Autorisatie:

J. Huizer

ISSN 1875-1067

ADC ArcheoProjecten Postbus 1513 3800 BM Amersfoort Tel 033-299 81 81 Fax 033-299 81 80 Email info@archeologie.nl

(5)

Inhoudsopgave

Samenvatting 5

 

1

 

Inleiding en administratieve gegevens 7

 

2

 

Bureauonderzoek 8

 

2.1

 

Doelstelling en vraagstelling 8

 

2.2

 

Methodiek 8

 

2.3

 

Resultaten 8

 

2.4

 

Gespecificeerde verwachting en conclusie 12

 

3

 

Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O) 12

 

3.1

 

Plan van Aanpak 12

 

3.2

 

Resultaten Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O) 14

 

3.3

 

Conclusies 15

 

4

 

Aanbeveling 16

 

Literatuur 17

 

Geraadpleegde websites 17

 

Lijst van afbeeldingen en tabellen 17

 

Bijlage 1 Boorgegevens Rijnbandijk 199-201 te Maurik 25

Bijlage 2 Bouwtekening toekomstige situatie 29

(6)

4

(7)

Samenvatting

In opdracht van Witpaard-Partners heeft ADC ArcheoProjecten in oktober 2013 een

bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op de locatie Rijnbandijk 199-201 te Maurik. In het zuidwesten van het plangebied zal een nieuwe stal worden gebouwd en zullen de stallen behorende bij nummer 201 gesloopt worden.

Op basis van het bureauonderzoek worden in de oeverafzettingen van de Ravenswaaijse meandergordel archeologische waarden uit de IJzertijd tot en met de Nieuwe tijd verwacht. Deze waarden manifesteren zich waarschijnlijk als een archeologische laag. Deze archeologische laag bestaat waarschijnlijk uit een vermenging van houtskoolfragmenten, aardewerkfragmenten, en andere archeologische indicatoren in een humeuze kalkloze laag. De archeologische waarden zijn waarschijnlijk door de afdekking van andere kleilagen redelijk tot goed bewaard gebleven. Het pakket oeverafzettingen van de Ravenswaaijse meandergordel is waarschijnlijk 1 tot 1,5 m dik.

In het noordwesten van deze planlocatie kunnen de resten verwacht worden van het voormalige Huis Ottenstein uit de Nieuwe tijd en mogelijk ook uit de Late Middeleeuwen. Het betreft hier funderingsresten, de voormalige gracht rondom het huis en bewoningsresten. Deze archeologische resten worden direct onder het maaiveld verwacht. Mogelijk zijn op de locaties van de huidige bebouwing deze archeologische resten verstoord geraakt.

Teneinde deze verwachting te toetsen en aan te vullen werd in het plangebied een verkennend en karterend booronderzoek uitgevoerd.

De aangetroffen stratigrafie bestaat uit oever- op beddingafzettingen van de Ravenswaaijse meandergordel. In het noordwesten van het plangebied is de vermoedelijke locatie van de gedempte gracht ontdekt (afb. 6). Deze gracht is tot ten minste 50 cm –mv volgestort met puin en daardoor was het niet mogelijk om dieper dan 50 cm –mv te boren. Het betreft hier recent puinmateriaal maar dieper in de gracht kunnen nog archeologische resten aanwezig zijn. In het terrein binnen de gedempte gracht en in het noorden van het perceel Rijnbandijk 199 zijn

indicatoren gevonden uit de Nieuwe tijd in de vorm van fragmenten baksteen en mortel. De top van de oeverafzettingen is tot gemiddeld 30-60 cm –mv omgewerkt. Dit betekent dat dieper gelegen sporen zoals funderingen, waterputten, beerputten en de diepere vulling van de gedempte gracht om het voormalige Huis Ottenstein nog bewaard kunnen zijn gebleven.

ADC ArcheoProjecten adviseert om tijdens toekomstige sloop- en graafwerkzaamheden onder het maaiveld in het geselecteerde gebied een archeologische begeleiding uit te voeren (afb. 8). De archeologische begeleiding dient hetzelfde doel als een inventariserend veldonderzoek door middel van het aanleggen van proefsleuven (AB/IVO-P). Dit betekent dat indien bij de civiele

werkzaamheden toch vondsten of archeologische sporen worden aangetroffen, deze worden geregistreerd en, in zover de werkzaamheden dat toelaten, worden gedocumenteerd. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE).

ADC ArcheoProjecten adviseert om de gedeelten van de planlocatie buiten het geselecteerde gebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet.

Wij wijzen u erop dat de bevoegde overheid op basis van dit rapport een selectiebesluit neemt. De mogelijkheid bestaat dat dit selectiebesluit afwijkt van het door ons opgestelde advies.

(8)

6

Tabel 1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden.

Periode Afkorting Tijd in jaren

Nieuwe tijd NT 1500 - heden

Middeleeuwen: XME 450 – 1500 na Chr.

Late Middeleeuwen LME 1050 - 1500 na Chr.

Vroege Middeleeuwen VME 450 - 1050 na Chr.

Romeinse tijd: ROM 12 voor Chr. – 450 na Chr.

Laat-Romeinse tijd ROML 270 - 450 na Chr.

Midden-Romeinse tijd ROMM 70 - 270 na Chr.

Vroeg-Romeinse tijd ROMV 12 voor Chr. - 70 na Chr.

IJzertijd: IJZ 800 – 12 voor Chr.

Late IJzertijd IJZL 250 - 12 voor Chr.

Midden-IJzertijd IJZM 500 - 250 voor Chr.

Vroege IJzertijd IJZV 800 - 500 voor Chr.

Bronstijd: BRONS 2000 - 800 voor Chr.

Late Bronstijd BRONSL 1100 - 800 voor Chr.

Midden-Bronstijd BRONSM 1800 - 1100 voor Chr.

Vroege Bronstijd BRONSV 2000 - 1800 voor Chr.

Neolithicum (Jonge Steentijd): NEO 5300 – 2000 voor Chr.

Laat-Neolithicum NEOL 2850 - 2000 voor Chr.

Midden-Neolithicum NEOM 4200 - 2850 voor Chr.

Vroeg-Neolithicum NEOV 5300 - 4200 voor Chr.

Mesolithicum (Midden-Steentijd): MESO 8800 – 4900 voor Chr.

Laat-Mesolithicum MESOL 6450 - 4900 voor Chr.

Midden-Mesolithicum MESOM 7100 - 6450 voor Chr.

Vroeg-Mesolithicum MESOV 8800 - 7100 voor Chr.

Paleolithicum (Oude Steentijd): PALEO tot 8800 voor Chr.

Laat-Paleolithicum PALEOL 35.000 - 8800 voor Chr.

Midden-Paleolithicum PALEOM 300.000 – 35.000 voor Chr.

Vroeg-Paleolithicum PALEOV tot 300.000 voor Chr.

Bron: Archeologisch Basis Register 1992

(9)

1 Inleiding en administratieve gegevens

In opdracht van Witpaard-Partners heeft ADC ArcheoProjecten in oktober 2013 een

bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op de locaties Rijnbandijk 199-201 te Maurik. In het zuidwesten van het plangebied zal een nieuwe stal worden gebouwd en zullen de stallen behorende bij nummer 201 gesloopt worden.

De locaties liggen in een gebied waar een gemeentelijk archeologisch beleid is vastgesteld. Op grond van dit beleid valt de locatie Rijnbandijk 199-201 in de zone met een hoge archeologische verwachting (archeologisch onderzoek verplicht bij gebieden grote dan 1000 m2 en dieper dan 30 cm –mv). Om in deze zone een omgevingsvergunning te kunnen verkrijgen, dient de initiatiefnemer een rapport te overleggen waarin naar oordeel van de bevoegde overheid de archeologische waarde van het plangebied voldoende is vastgesteld. In het kader van dit proces heeft het in dit rapport beschreven onderzoek plaatsgevonden.

In Nederland dient het vaststellen van de archeologische waarde van een plangebied te gebeuren op grond van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.2).1

Behalve op de KNA is de uitvoering van het onderzoek tevens gebaseerd op het gemeentelijke archeologiebeleid van de gemeente Buren.2

De volgende administratieve gegevens zijn van toepassing:

Soort onderzoek: verkennend en karterend booronderzoek

Provincie: Gelderland Gemeente: Buren Plaats: Maurik

Toponiem: Rijnbandijk 199-201

Projectnaam: Veegplan Buren

Coördinaten: 154.775/441.720

154.758/441.643 154.936/441.598 154.958/441.686

Kaartblad: 39B en 39E

Oppervlakte onderzoekslocatie Rijnbandijk 199-201 ca. 1,6 ha Kadastrale gegevens: onbekend

Opdrachtgever: Witpaard-Partners Bevoegde overheid: gemeente Buren

Begeleiding onderzoek, beoord dhr. H.J. van Oort Beheer en plaats van documen ADC ArcheoProjecten B.V.

Beheer en plaats digitale docum http://persistent-identifier.nl/?identifier=urn:nbn:nl:ui:13-cjwx-rk ARCHIS-onderzoeksmeldingsn 58676 (Rijnbandijk 199-201)

ADC Projectcode 4150343

Periode van uitvoering Oktober 2013

1 SIKB 2010.

2 Botman & Benjamins 2008.

(10)

8

2 Bureauonderzoek

2.1 Doelstelling en vraagstelling

Het bureauonderzoek vormt de eerste stap in het vaststellen van de archeologische waarde van het gebied. Het doel van bureauonderzoek is het aan de hand van schriftelijke bronnen verwerven van informatie over bekende en/of verwachte archeologische waarden in het plangebied, om daarmee te komen tot een gespecificeerde, archeologische verwachting.

Voor het bureauonderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld:

 Zijn mogelijk archeologische waarden in het plangebied aanwezig, en zo ja, wat is de specifieke archeologische verwachting?

 Is het plangebied voldoende onderzocht en zo nee, welke vorm van nader archeologisch onderzoek kan worden geadviseerd?

2.2 Methodiek

Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2 Landbodems, protocol 4002 Bureauonderzoek.

Het bureauonderzoek bestaat uit de volgende elf processtappen:

1. Afbakenen plan- en onderzoeksgebied en vaststellen consequenties van mogelijk toekomstig gebruik;

2. Aanmelden onderzoek bij Archis;

3. Vermelden (en toepassen) overheidsbeleid;

4. Beschrijven huidig gebruik;

5. Beschrijven historische situatie en mogelijke verstoringen;

6. Beschrijven mogelijke aanwezigheid bouwhistorische waarden in de ondergrond;

7. Beschrijven bekende archeologische en aardwetenschappelijke waarden;

8. Opstellen gespecificeerde verwachting;

9. Opstellen standaardrapport bureauonderzoek;

10. Afmelden onderzoek bij Archis: overdracht onderzoeksgegevens;

11. Aanleveren digitale gegevens bij e-Depot.

De processtappen 1 tot en met 7 leveren gegevens op basis waarvan processtap 8, de gespecificeerde verwachting wordt opgesteld. De gespecificeerde verwachting kan worden beschouwd als een belangrijke conclusie van het bureauonderzoek, omdat hierin wordt aangegeven of, en zo ja, welke archeologische waarden worden verwacht, indien relevant weergegeven op een kaart.

De resultaten van processtappen 1 tot en met 8 worden behandeld in de paragrafen 3.1 tot en met 3.5. Processtap 9 resulteert in het voorliggende rapport. De processtappen 10 en 11 hebben betrekking op het voor derden openbaar maken van de resultaten van het bureauonderzoek bij onder meer Archis en het e-Depot.

2.3 Resultaten

2.3.1 Afbakening plan- en onderzoeksgebied en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstige gebruik

De exacte locatie van het plangebied is weergegeven op afbeeldingen 1 en 2. De noordgrens van het plangebied loopt parallel aan de noordelijke stal van de Rijnbandijk 199. De zuidgrens bevindt zich ca. 80,8 m ten zuiden van de noordgrens. De westgrens van het plangebied wordt gevormd door een sloot en de oostgrens door de huidige bebouwing van de Rijnbandijk 199.

Van het plangebied zelf zijn onvoldoende archeologische en aardkundige gegevens beschikbaar om een uitspraak te kunnen doen over de archeologische verwachting. Daarom zijn tevens gegevens betrokken uit de directe omgeving, waarmee het onderzoeksgebied kan worden gedefinieerd als het gebied binnen een straal van circa 500 m rondom het plangebied. De begrenzing van deze zone is gebaseerd op het gegeven dat hierbinnen sprake is van voldoende

(11)

informatie om een uitspraak te doen over de archeologische verwachting die representatief is voor het plangebied.

In het plangebied zijn de volgende ingrepen gepland: In het zuidwesten van het plangebied zal een nieuwe stal gebouwd worden. Deze stal wordt ongeveer 77,8 m lang en 32,4 m breed en wordt voorzien van een mestkelder. Op het nummer 201 zullen de huidige stallen, welke zijn voorzien van ca. 140 cm diepe mestkelders, gesloopt worden. Een bouwtekening van de ingrepen is afgebeeld op Bijlage 2.

De consequentie van de voorgenomen ingreep kan zijn dat eventuele aanwezige waardevolle archeologische resten in de ondergrond mogelijk worden aangetast.

2.3.2 Beschrijving van de aardwetenschappelijke waarden

De volgende aardwetenschappelijke informatie is bekend van het plangebied:

Bron Informatie Geologische kaart van Nederland 1:50.0003 Formaties van Echteld,en Nieuwkoop; rivierklei en –zand met

inschakelingen van veen (Ec2) Geomorfologische kaart van Nederland

1:50.0004

Rivieroeverwal of stroomrug (3K25)

Bodemkaart van Nederland 1:50.0005 kalkloze poldervaaggronden, zware zavel en lichte klei, profielverloop 5, grondwatertrap VI (Rn95C VI) Meandergordelkaart6 Ravenswaaij (143, 2200-1500 BP) op Nederrijn-Rhenen-

WijkbD (260, 5595-1915 BP) op Werkhoven (181, 5660-3700 BP)

Zanddieptekaart 7 1-1,5 m -mv

Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN)8 4,87 m +NAP

Het plangebied ligt in het rivierengebied. Tijdens het Holoceen (vanaf ca. 9700 v. Chr.) maakten de voorlopers van de huidige grote rivieren, de Nederrijn-Lek, Waal en Maas, in het rivierengebied deel uit van een vertakt stelsel van meanderende geulen. Alle holocene rivierafzettingen van de Rijn worden tot de Formatie van Echteld gerekend.9 De Formatie van Echteld kent een

onderverdeling in lithogenetische eenheden. Zo zijn in de meanderende riviergeulen grof zand en grind afgezet, dit zijn de beddingafzettingen van de meandergordel.

Wanneer de rivieren buiten hun oevers traden, werd in een zone langs de rivier zand en klei afgezet. Als gevolg hiervan ontstonden in de loop der tijd aan weerszijden van de bedding van de rivier zogenaamde oeverwallen, zeer flauw hellende welvingen, die bij elke overstroming

opgehoogd werden. Naarmate de ophoging voortduurde, werd steeds fijnkorreliger materiaal op de oeverwallen afgezet. De oeverwallen zijn geschikt geweest als vestigingsplaats vanwege de relatief hoge en droge ligging in het rivierengebied. Achter de oeverwallen werd voornamelijk zwak tot matig siltige klei afgezet; deze gebieden staan bekend als komgebieden.

Op de meandergordelkaart ligt het plangebied op een plaats waar drie meandergordels zijn gekarteerd.10 Eerst was het Werkhovense systeem actief van ca. 3660 tot 1700 v. Chr. Deze meandergordel liep in een noordwestelijke richting naar Werkhoven. Ongeveer ter hoogte van het plangebied was de overgang van de voorloper van de Nederrijn met de Werkhovense

meandergordel. Deze voorloper van de Nederrijn wordt de Nederrijn-Rhenen-WijkbD stroomgordel genoemd.

3 Mulder, et al. 2003.

4 Stichting voor Bodemkartering 1986.

5 1972.

6 Cohen, et al. 2012.

7 Berendsen 2001.

8 http://www.ahn.nl/viewer

9 Mulder, et al. 2003.

10 Cohen, et al. 2012.

(12)

10

Van ca. 200 v. Chr. tot ca. 500 n. Chr. was de Ravenswaaijse meandergordel in het plangebied actief. Door de rivierstroming van de Ravenswaaijse meandergordel zijn hier waarschijnlijk de oudere meandergordelafzettingen opgeruimd. Volgens de zanddieptekaart en de Bodemkaart van Nederland worden de beddingafzettingen van de Ravenswaaijse meandergordel overdekt door een ca. 1-1,5 m dik pakket van oeverafzettingen (zware zavel en lichte klei).11

2.3.3 Beschrijving van bekende archeologische waarden

In de onderzoeksgebieden zijn de volgende archeologische (indicatieve) waarden en ondergrondse bouwhistorische waarden vastgesteld (zie afbeelding 3).

Onderzoeksmeldings- nummer

Soort onderzoek Resultaat Advies

48011 Booronderzoek weinig archeologische

indicatoren

vervolgonderzoek in meerdere gebieden

Waarnemingsnr Omschrijving Datering12 Opmerking

17595 enkele scherven geglazuurd aardewerk LMEB-NT Tijdens kartering in 1988

27954 gedraaid aardewerk LMEB datering 1275-1449

Vondstmeldingsnr Omschrijving Datering13 Opmerking

417991 Fragment bouwmateriaal NT Aangetroffen bij onderzoeksmelding 48011

Tijdens een archeologische kartering in 1988 zijn op het erf van de Rijnbandijk 201 enkele scherven geglazuurd aardewerk uit de Late Middeleeuwen B (1300-1500 n. Chr.) of de Nieuwe tijd A (1500-1650 n. Chr.) gevonden.14 Deze vondsten staan waarschijnlijk in verband met het vroegere Huis Ottenstein, wat in 1820 is gesloopt.15 Op 250 m ten westen van de planlocatie zijn ook bij een kartering scherven gedraaid aardewerk met een datering van 1275-1449 n. Chr. gevonden.16 Ten noorden van de planlocatie is de Rijnbandijk zelf onderzocht door middel van een archeologisch booronderzoek. Hierbij is op 400 m ten oosten van de planlocatie een fragment bouwmateriaal gevonden, de diepte hiervan is helaas onbekend.17 Op basis van de bekende waarden in het onderzoeksgebied heeft de planlocatie een hoge verwachting voor archeologische resten uit de Late Middeleeuwen of Nieuwe tijd.

Op de landelijke of gemeentelijke verwachtings-/beleidskaarten staat de volgende archeologische verwachting voor het plangebied aangegeven:

Bron Verwachting Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) laag

Gemeentelijke verwachtingskaart hoog

Op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) ligt het plangebied in een zone met een lage archeologische verwachtingswaarde. De reden voor de lage waardering is onbekend. De gemeentelijke verwachtingskaart heeft de verwachte locatie van de oeverafzettingen van de meandergordels in de verwachtingswaarde meegewogen en dit heeft geresulteerd in een hoge archeologische verwachtingswaarde.

11 Berendsen 2001; Stichting voor Bodemkartering 1972.,

12 Voor een verklaring van de afkortingen, zie tabel 1.

13 Voor een verklaring van de afkortingen, zie tabel 1.

14 Waarneming 17595

15 Informatie Streekarchief Rivierenland

16 Waarneming 27954

17 Onderzoeksmelding 48011 en vondstmelding 417991

(13)

2.3.4 Beschrijving van de historische situatie, mogelijke verstoringen en bouwhistorische waarden

De historische situatie is op verschillende kaarten als volgt:

Bron Jaartal Historische situatie Kadastrale minuut18 1811-32 Rijnbandijk 201 is bebouwd

Rivierkaart19 1838-39 Huis Ottenstein gesloopt, dit terrein is omgracht

Topografische kaart20 1836-46 Op de locatie van huis Ottenstein is hoeve Otterstein gebouwd Bonnekaart21 1870/1871 situatie gelijk aan 1836-46

Bonnekaarten22 1896-1930 Ten oosten van de hoeve Ottenstein staan enkele bijgebouwen Topografische kaarten23 1958-1966 Rijnbandijk 199 is een apart erf met boerderij

Topografische kaart 24 1977 Gracht rondom Ottenstein verdwenen Topografische kaart 25 1985-1990 Meer bijgebouwen gebouwd

In de Late Middeleeuwen is de zuidkant van de Nederrijn bedijkt en waarschijnlijk is toen de Rijnbandijk ontstaan.26

Op de kadastrale minuutkaart uit het begin van de 19e eeuw is in het plangebied bebouwing aangegeven. De bebouwing aan de Rijnbandijk 201 was vrijwel zeker het voormalige Huis Ottenstein dat in 1820 gesloopt is.27 Dit was een herenhuis waar behalve de locatie nog maar weinig bekend van is. Op de Rivierkaart is duidelijk de voormalige locatie van het Huis Ottenstein afgebeeld als een omgracht terrein (Afb. 4).

Op de Topografische kaart van 1836-46 is op het plangebied bebouwing aangegeven. Op het plangebied is de voormalige locatie van het Huis Ottenstein bebouwd en dit is de boerderij Ottenstein geweest (afb. 6). Dit terrein is in de 19e eeuw nog omgracht. In de periode tussen 1870 en 1896 worden ten oosten van de boerderij Ottenstein enkele bijgebouwen gerealiseerd. De boerderij Ottenstein wordt in 1929 gesloopt en op dezelfde locatie werd een nieuwe boerderij gebouwd.28

In de periode tussen 1930 en 1958 is er op het perceel van de Rijnbandijk 199 een boerderij gebouwd en een erf aangelegd. In de periode van 1966 tot 1977 is de gracht rondom het

voormalige Huis Ottenstein gedempt en in de periode tussen 1977 en 1985 zijn er in het plangebied meer bijgebouwen gerealiseerd ten zuiden van de oudere bebouwing. De stal in het zuiden van deze planlocatie dateert uit 2010.

2.3.5 Beschrijving huidig gebruik

Het plangebied bestaat uit twee losstaande boederijerven, gescheiden door een verhard rijpad. Op de Rijnbandijk 201 ligt de boerderij in het noordwesten van het erf. Er staan verder twee stallen in het zuiden van het erf. Op de Rijnbandijk 199 ligt de boerderij in het noorden van het erf. Het erf is verder volgebouwd met vier noord-zuid georiënteerde stallen en een oost-west georiënteerde stal in het noorden en het zuiden van het erf. Waarschijnlijk zijn er onder de stallen mestkelders aanwezig.

18 Kadaster 1811-1832.

19 Algemeene Dienst van de Waterstaat 1838-1839.

20 Wolters Noordhoff Atalasproducties 1990.

21 Bureau Militaire Verkenningen 1870-1930.

22 Ibid.

23 Topografische Dienst Nederland 1958-1995.

24 Ibid.

25 Ibid.

26 Haartsen 2009.

27 Informatie Streekarchief Rivierenland

28 Informatie Streekarchief Rivierenland

(14)

12

2.4 Gespecificeerde verwachting en conclusie

De eerste, voor het bureauonderzoek opgestelde onderzoeksvraag “Zijn mogelijk archeologische waarden in het plangebied aanwezig, en zo ja, wat is de specifieke archeologische verwachting?”

kan als volgt worden beantwoord:

In de oeverafzettingen van de Ravenswaaijse meandergordel kunnen archeologische waarden uit de IJzertijd tot en met de Nieuwe tijd verwacht worden. Deze waarden manifesteren zich

waarschijnlijk als een archeologische laag. Deze archeologische laag bestaat waarschijnlijk uit een vermenging van houtskoolfragmenten, aardewerkfragmenten, en andere archeologische

indicatoren in een humeuze kalkloze laag. De archeologische waarden zijn waarschijnlijk door de afdekking van andere kleilagen redelijk tot goed bewaard gebleven. Het pakket oeverafzettingen van de Ravenswaaijse meandergordel is waarschijnlijk 1 tot 1,5 m dik.

In het noordwesten van deze planlocatie kunnen de resten verwacht worden van het voormalige Huis Ottenstein uit de Nieuwe tijd en mogelijk ook uit de Late Middeleeuwen. Het betreft hier funderingsresten, de voormalige gracht rondom het huis en bewoningsresten. Deze archeologische resten worden direct onder het maaiveld verwacht. Mogelijk zijn op de locaties van de huidige bebouwing deze archeologische resten verstoord geraakt.

De beantwoording van de overige onderzoeksvragen is als volgt:

Is het plangebied voldoende onderzocht en zo nee, welke vorm van nader archeologisch onderzoek kan worden geadviseerd?

Nee, in het plangebied zijn mogelijk archeologische waarden uit de IJzertijd tot en met de nieuwe tijd aanwezig. Om het plangebied op de aan- of afwezigheid van archeologische waarden te onderzoeken wordt geadviseerd om een verkennend en karterend

booronderzoek uit te voeren.

3 Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O)

3.1 Plan van Aanpak 3.1.1 Inleiding

Het doel van het inventariserende veldonderzoek is het aanvullen en toetsen van de op basis van het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde verwachting, zoals deze is geformuleerd in par.

2.4.

Op 9 oktober 2013 werd een Plan van Aanpak opgesteld, waarin de werkwijze van het onderzoek werd vastgelegd.

In lijn met de conclusie naar aanleiding van de gespecificeerde verwachting (par. 2.4) is gekozen voor een verkennend en karterend booronderzoek. Omdat het plangebied in gebruik is als boederijerf of als grasland, is een oppervlaktekartering niet mogelijk.

Met het verkennende en het karterende booronderzoek zal de bodemopbouw en de mate van intactheid daarvan bepaald worden. Daarnaast heeft het onderzoek als doel het plangebied systematisch te onderzoeken op het voorkomen van één of meerdere typen archeologische vindplaatsen.

Het leidt tot beantwoording van de volgende onderzoeksvragen:

 Wat is de geo(morfo)logische en bodemkundige opbouw van de ondergrond in het plangebied?

 Bevinden zich archeologisch relevante afzettingen in het plangebied?

 In hoeverre zijn de archeologisch relevante afzettingen verstoord geraakt door (sub)recente graafwerkzaamheden?

 Zijn er indicatoren aangetroffen die verband houden met het verwachte type archeologische vindplaatsen?

Zo ja:

- Op welke diepte ten opzichte van het maaiveld en het NAP zijn deze archeologische indicatoren aangetroffen?

(15)

- Wat is de horizontaal ruimtelijke spreiding van deze archeologische indicatoren?

- Wat is de aard en ouderdom van deze indicatoren?

 Alhoewel niet het doel van dit type kartering, zijn er bij toeval indicatoren aangetroffen die verband houden met andere typen vindplaatsen?

Zo ja:

- Op welke diepte ten opzichte van het maaiveld en het NAP zijn deze archeologische indicatoren aangetroffen?

- Wat is de horizontaal ruimtelijke spreiding van deze archeologische indicatoren?

- Wat is de aard en ouderdom van deze indicatoren?

 In welk opzicht kan op basis van het veldonderzoek de archeologische verwachting worden bijgesteld?

 In hoeverre worden de (mogelijk aanwezige) archeologische waarden bedreigd door toekomstige planontwikkeling?

 Zijn het plangebied voldoende onderzocht en zo nee, welke vorm van nader archeologisch onderzoek kan worden geadviseerd?

Het karterende booronderzoek heeft. Het leidt tot beantwoording van de volgende onderzoeksvragen:

3.1.2 Uitvoeringsplan veldwerkzaamheden

Voor het beantwoorden van de in par. 3.1.1 genoemde onderzoeksvragen is de volgende onderzoeksmethode het meest geschikt:

Aantal boringen: 14

Boorgrid: In raai(en) met onderlinge boorafstand van 35 m, afstand tussen de raaien is 30 m

Diepte boringen: tot in de beddingafzettingen van de Ravenswaaijse meandergordel of tot maximaal 200 cm –mv.

Boormethode: Edelman met diameter 7cm / guts met diameter 3cm (handmatig) Bemonstering: Versnijden en/of verbrokkelen

Deze methode is gebaseerd op de Leidraad inventariserend veldonderzoek, deel karterend booronderzoek van de SIKB, en heeft een betrouwbaarheid van 100 % voor het opsporen van vindplaatsen met een archeologische laag en een omvang van 500 tot 2000 m2. Vindplaatsen met een lage vondstdichtheid, een kleinere omvang, alsmede lineaire vindplaatsen en puntelementen kunnen hiermee niet worden gekarteerd.29 Er kan geen oppervlaktekartering worden uitgevoerd omdat het plangebied in gebruik is als boerderijerf of als grasland.

De bodemtextuur en archeologische indicatoren worden beschreven volgens SBB 5.1 van het NITG-TNO waarin ondermeer de standaard classificatie van bodemmonsters volgens NEN5104 wordt gehanteerd.30 De X- en Y-coördinaten worden bepaald aan de hand van de lokale topografie en ingemeten met behulp van een meetlint. De hoogte van het maaiveld ter plaatse van de boringen is bepaald aan de hand van AHN-beelden.

Na controle van het Plan van Aanpak door de bevoegde overheid is door ADC ArcheoProjecten aangeboden om in het plangebied extra boringen te zetten om de locatie van de gracht om het voormalige Huis Ottenstein te onderzoeken. Deze extra boringen zijn tot 1 m –mv gezet en ze zijn geplaatst op de vermoedelijke locatie van de gracht met een onderlinge afstand van 5 m.

3.1.3 Monsternameplan

Relevante archeologische indicatoren zullen worden bemonsterd en indien mogelijk globaal worden gedetermineerd.

29Tol, A.J., J.W.H.P. Verhagen & M. Verbruggen, 2006: Leidraad inventariserend veldonderzoek. Gouda (SIKB uitgave).

30 Bosch 2005; Normalisatie-Instituut 1989.

(16)

14

3.2 Resultaten Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O) 3.2.1 Veldinspectie

Ten westen en noorden van het boederijerf van de Rijnbandijk 201 is er duidelijk een verlaging van het maaiveld zichtbaar. Deze verlaging komt overeen met de locatie van de gedempte gracht rondom het herenhuis en later de boerderij Ottenstein. Ook ten oosten van het boerderijerf is de locatie van de gedempte gracht nog goed te herkennen. De zuidelijke ligging van de gracht is in het veld slecht zichtbaar. De enige herkenbare factor is dat het gras hier minder hard is gegroeid, wellicht door de aanwezigheid van een puinpakket in de bovengrond. Op het Actuele

Hoogtebestand Nederland (AHN) is de zuidelijke ligging nog wel goed te herkennen (afb. 6).

3.2.2 Lithologische beschrijving

De locatie van de boringen is weergeven in afb. 7. De boorgegevens worden gepresenteerd in Bijlage 1.

Grofweg kan er onderscheid worden gemaakt tussen drie pakketten. Pakket 1 bevindt zich onderin het bodemprofiel en bestaat uit zand. Pakket 2 bevindt zich daarboven en bestaat uit uiterst siltige klei. Pakket 3 tenslotte bevindt zich daarboven tot aan het maaiveld en bestaat uit humeuze, uiterst siltige klei. Hieronder volgt een uitgebreidere beschrijving.

Pakket 1

De ondergrond van het plangebied bestaat uit zwak siltig, kalkrijk, matig fijn zand. Het zandpakket is aangetroffen in de boringen 1, 5, 6, 7, 8, 9, 11, 12, 13 en 14, heeft een lichtgrijze kleur en er komt een spoor van roestvlekken in voor. In de top van het zandpakket zijn kleilagen aanwezig en deze worden naar boven toe steeds dikker. Het zandpakket is in de planlocatie aangetroffen op een diepte van 90-130 cm in het zuidwesten en 140-190 in het noorden en oosten van de planlocatie.

Pakket 2

Boven dit pakket is een uiterst siltig, lichtbruingrijs kleipakket aangetroffen. Dit pakket is kalkrijk en er komen weinig roestvlekken in voor. In de basis van het pakket zijn zandlagen aanwezig die naar beneden toe steeds dikker worden Boven het lichtbruingrijze pakket bevindt zich een uiterst siltig, humeus kleipakket De grens tussen de beide kleipakketten ligt op ca. 30 tot 80 cm –mv. In boringen 1 en 2 is de grens tussen de beide kleipakketten dieper, namelijk op resp. 115 cm en 130 cm –mv. Het maaiveld is op deze boorpunten ook relatief hoog gelegen.

Pakket 3

De top van het humeuze pakket is matig humeus en de basis is overwegend zwak humeus. Het humeuze pakket bestaat uit uiterst siltige of matig zandige klei of matig siltig zand. Rondom het perceel van de Rijnbandijk 201 is de top van dit pakket tot een diepte van ongeveer 30 tot 50 cm vermengd met puin en grind. Boringen 3, 4, en 4a zijn daarom op deze laag gestuit. In de boringen 1, 4a, 5, 7, 10, 13 en 14 zijn in het humeuze pakket baksteenfragmenten aangetroffen.

In boring 2 is onder het lichtbruingrijze pakket op 180 cm –mv een zwak humeuze laag met een baksteenfragment aangetroffen. Omdat de boring op deze laag is gestuit kan over de verdere diepteligging van deze laag geen uitspraak worden gedaan. Tijdens het booronderzoek is op het maaiveld bij boring 2 twee aardewerkfragmenten gevonden. Deze zijn beschreven in tabel 2.

3.2.3 Interpretatie

Pakket 1 wordt geïnterpreteerd als de beddingafzettingen van de Ravenswaaijse meandergordel. In het westen van het plangebied ligt dit pakket ondieper. De beddingafzettingen gaan naar boven geleidelijk over in oeverafzettingen; het uiterst siltige lichtbruingrijze kleipakket (Pakket2). Dit zijn oeverafzettingen van de Ravenswaaijse meandergordel of de Nederrijn/Lek. Pakket 3 vormt de bodem van deze oeverafzettingen. Het totale pakket (vanaf de beddingafzettingen tot en met de bodem) is fining upwards.

In de top van de oeverafzettingen is een bouwvoor ontstaan en rondom de twee boerderijen is de er nog onder de bouwvoor een laag omgewerkte grond aanwezig van ongeveer 20 tot 30 cm dik.

Bij boring 2 en 13 is de grond tot op 115-130 cm –mv omgewerkt

(17)

Boring 3 is in het midden van de verlaging van het maaiveld gezet waar de gedempte gracht rondom het voormalige Huis Ottenstein verwacht werd. Er is hier een puinpakket aangetroffen met recent bouwpuin en het bleek helaas niet mogelijk om door dit pakket heen te boren. Toch kan hier de locatie van de gedempte gracht verwacht worden omdat in de boringen 3a en 3b, 5m ten oosten en ten westen van boring 3 geen spoor is gevonden van een (gedempte) gracht. Ook boringen 4 en 4a zijn gestuit op dit opgebrachte puinlaag. Volgens het AHN liggen deze boringen in het verlengde van een verlaging in het maaiveld en gecombineerd met de aanwezigheid van een ondoordringbaar puinpakket wordt hier de locatie van de gedempte gracht verwacht (afb. 6).

Boring 14 is verplaatst naar het centrale deel van het erf van de Rijnbandijk 201 en hier is een 60 cm dik humeus pakket in de bovengrond aangetroffen. Hierin zijn fragmenten baksteen aanwezig die op basis van kleur en hardheid waarschijnlijk uit de Nieuwe tijd dateren. Op basis van deze boring en de waarneming 17595 kunnen in op het erf van de Rijnbandijk nog archeologische waarden verwacht worden uit de Nieuwe tijd en mogelijk ook uit de Late Middeleeuwen. In boring 1 is mogelijk een archeologische laag gevonden gezien de aanwezigheid van houtskoolbrokken en fragmenten baksteen in de basis van het humeuze pakket.

De humeuze laag op 180 cm –mv in boring 2 wordt geïnterpreteerd als een (sub)recente verstoring omdat deze boring net als boring 13 aan het oosten van het boerderijerf ligt en de bodem op de locatie van boring 13 ook diep verstoord is. De twee aardewerkscherven die op het maaiveld bij boring 2 zijn gevonden zijn fragmenten roodbakkend geglazuurd aardewerk uit de Nieuwe tijd A of B. Ze zijn niet in situ aangetroffen en waarschijnlijk afkomstig van andere delen van het perceel. De fragmenten baksteen in de overige boringen worden geïnterpreteerd als meststrooisel of als indicatoren van een (sub)recente verstoring.

3.3 Conclusies

De in paragraaf 3.1.1 gestelde onderzoeksvragen kunnen op basis van de bereikte resultaten als volgt worden beantwoord:

Wat is de geo(morfo)logische en bodemkundige opbouw van de ondergrond in het plangebied?

In het plangebied bestaat de opbouw van de ondergrond uit oever- op beddingafzettingen van de Ravenswaaijse meandergordel.

Bevinden zich archeologisch relevante afzettingen in het plangebied?

In het plangebied kunnen in de top van de oeverafzettingen archeologische waarden aanwezig zijn uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd. Hoewel dieper in de oeverafzettingen nog

archeologische lagen uit de Romeinse tijd tot en met de Nieuwe tijd verwacht werden, zijn deze tijdens het booronderzoek niet aangetroffen.

In hoeverre zijn de archeologisch relevante afzettingen verstoord geraakt door (sub)recente graafwerkzaamheden?

In het plangebied is de bodem tot gemiddeld 30-60 cm –mv omgewerkt. Dit betekent dat dieper gelegen sporen zoals funderingen, waterputten, beerputten en de diepere vulling van de gedempte gracht om het voormalige Huis Ottenstein nog bewaard kunnen zijn gebleven.

Zijn er indicatoren aangetroffen die verband houden met het verwachte type archeologische vindplaatsen?

Zo ja:

- Op welke diepte ten opzichte van het maaiveld en het NAP zijn deze archeologische indicatoren aangetroffen?

- Wat is de horizontaal ruimtelijke spreiding van deze archeologische indicatoren?

- Wat is de aard en ouderdom van deze indicatoren?

Op het plangebied zijn in het midden van het perceel van de Rijnbandijk 201 van 0 tot 60 cm –mv fragmenten relatief zacht en licht gekleurd bouwmateriaal aangetroffen, waarschijnlijk daterend uit de Nieuwe tijd. In het oosten van deze planlocatie zijn aan het maaiveld nog twee scherven roodbakkend aardewerk uit de Nieuwe tijd gevonden, waarschijnlijk zijn ze van elders van het perceel afkomstig.

(18)

16

Alhoewel niet het doel van dit type kartering, zijn er bij toeval indicatoren aangetroffen die verband houden met andere typen vindplaatsen?

Zo ja:

- Op welke diepte ten opzichte van het maaiveld en het NAP zijn deze archeologische indicatoren aangetroffen?

- Wat is de horizontaal ruimtelijke spreiding van deze archeologische indicatoren?

- Wat is de aard en ouderdom van deze indicatoren?

Nee, tijdens het booronderzoek zijn er in het plangebied geen indicatoren uit andere perioden of van andere typen vindplaatsen gevonden.

In welk opzicht kan op basis van het veldonderzoek de archeologische verwachting worden bijgesteld?

In het plangebied kan de hoge archeologische verwachting gehandhaafd worden in het gebied wat tussen de gedempte gracht ligt van het voormalige huis Ottenstein (globaal het erf van de

Rijnbandijk 201) en het noordelijke deel van het erf van de Rijnbandijk 199 (afb. 8). In de overige delen van deze planlocatie zijn geen archeologische waarden gevonden en hier kan de

archeologische verwachting worden bijgesteld naar laag.

In hoeverre worden de (mogelijk aanwezige) archeologische waarden bedreigd door toekomstige planontwikkeling?

Op het plangebied kunnen de (mogelijk aanwezige) archeologische waarden bedreigd worden tijdens de sloop van de stallen op het erf van de Rijnbandijk 201. Er worden geen archeologische waarden bedreigd tijdens de bouw van een stal in het zuidwesten van het nieuwe bouwblok.

Zijn het plangebied voldoende onderzocht en zo nee, welke vorm van nader archeologisch onderzoek kan worden geadviseerd?

Nee, omdat tijdens de sloop van stallen op de Rijnbandijk 201 mogelijk archeologische waarden uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd bedreigd worden, adviseren wij om tijdens dit proces een archeologische begeleiding uit te voeren. Tijdens de bouw van de stal in het zuidwesten van de planlocatie worden er geen archeologische waarden bedreigd en hoeft er geen archeologisch vervolgonderzoek uitgevoerd te worden.

4 Aanbeveling

ADC ArcheoProjecten adviseert om tijdens toekomstige sloop- en graafwerkzaamheden onder het maaiveld in het geselecteerde gebied een archeologische begeleiding uit te voeren (afb. 8). De archeologische begeleiding dient hetzelfde doel als een inventariserend veldonderzoek door middel van het aanleggen van proefsleuven (AB/IVO-P). Dit betekent dat indien bij de civiele

werkzaamheden toch vondsten of archeologische sporen worden aangetroffen, deze worden geregistreerd en, in zover de werkzaamheden dat toelaten, worden gedocumenteerd. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE).

ADC ArcheoProjecten adviseert om de gedeelten van de planlocatie buiten het geselecteerde gebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet.

Wij wijzen u erop dat de bevoegde overheid op basis van dit rapport een selectiebesluit neemt. De mogelijkheid bestaat dat dit selectiebesluit afwijkt van het door ons opgestelde advies.

(19)

Literatuur

Algemeene Dienst van de Waterstaat, 1838-1839: Kaart van de rivieren de Boven en Neder-Rijn, de Lek en de Nieuwe Maas, van Lobith tot Brielle : in twintig bladen, benevens twee

supplementaire bladen voor den Oude-Rijn en voor de Noord, Schaal 1:10.000, Blad 9 Maurik.

Topographisch Bureau en Drukkerij van het Deptartement van Oorlog, Delft.

Berendsen, H.J.A., E.L.J.H. Faessen, A.W. Hesselink & H. Kempen, 2001: Zand in Banen;

Zanddieptekaart van het Gelderse Rivierengebied met inbegrip van de uiterwaarden. Arnhem.

Bosch, J.H.A., 2005: Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode, Versie 5.2. Utrecht (TNO-rapport NITG 05-043-A).

Botman, A. & M. Benjamins, 2008: De Archeologische Verwachtings- en Beleidadvieskaart van de gemeente Buren. Amersfoort (ADC-Heritage-rapport H 025).

Bureau Militaire Verkenningen, 1870-1930: Bonnekaart, schaal 1:50.000, Blad 487 Wijk bij Duurstede.

Cohen, K.M., E. Stouthamer, H.J. Pierik & A.H. Geurts, 2012: Description of channelbelts, Rhine- Meuse delta studies basemap for delta evolution and paleogeography. Utrecht).

Haartsen, A.J., 2009: Ontgonnen Verleden, regiobeschrijvingen provincie Gelderland. Ede (Rapport DK 2009/dk116-F).

Kadaster, 1811-1832: Oorspronkelijke aanwijzende tafel der grondeigenaren en der ongebouwde en gebouwde vaste eigendommen, benevens van derzelver inhouds-grootte, klassering en belastbaar inkomen, volgens het kadaster, Maurik, sectie K, blad 1.

Mulder, E.F.J. de, M.G.F.M. Aa & T. Kuijt, 2003: De ondergrond van Nederland. Groningen.

Normalisatie-Instituut, Nederlands, 1989: Geotechniek, classificatie van onverharde grondmonsters NEN 5104. Delft.

SIKB, 2010: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) Landbodems. Gouda.

Stichting voor Bodemkartering, 1972: Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000, Blad 39 West Rhenen. Wageningen.

Stichting voor Bodemkartering, 1986: Geomorfologische Kaart van Nederland, schaal 1:50.000, Blad 39 Tiel. Wageningen.

Tol, A.J., J.W.H.P. Verhagen & M. Verbruggen, 2006: Leidraad inventariserend veldonderzoek.

Gouda (SIKB uitgave ).

Topografische Dienst Nederland, 1958-1995: Topografische Kaart van Nederland.

Wolters Noordhoff Atalasproducties, 1990: Grote Historische Atlas van Nederland, schaal 1:50.000;

Deel 1; West Nederland, 1839-1859. Groningen.

Geraadpleegde websites

http://archis2.archis.nl http://www.ahn.nl/viewer http://www.bodemdata.nl http://www.watwaswaar.nl

Lijst van afbeeldingen en tabellen

Afb. 1 Locatie van het plangebied

 

Afb. 2 Ligging en detailkaart van het plangebied

 

Afb. 3 Bekende archeologische waarden geplot op de gemeentelijke beleidsadvieskaart Afb. 4 Het plangebied op de Rivierkaart van 1839

 

Afb. 5 Foto van de boerderij Ottenstein van voor 1929

 

Afb. 6 Vermoedelijke locatie van de gedempte gracht rondom het voormalige Huis Ottenstein op het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN)

 

Afb. 7 Boorpuntenkaart

 

Afb. 8 Advieskaart

Tabel 1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden.

 

Tabel 2. Archeologische indicatoren en vondsten

 

(20)

18

Tabel 2. Archeologische indicatoren en vondsten:

Oorsprong Vondst- nummer

Diepte cm- mv

x (mRD)

y (mRD) Omschrijving Datering

boring 2 Geen 0 154945 441679 twee fragmenten roodbakkend aardewerk, 1 geglazuurd

NTA-NTB

Afb. 1 Locatie van het plangebied

(21)

Afb. 2 Ligging en detailkaart van het plangebied

(22)

20

Afb. 3 Bekende archeologische waarden geplot op de gemeentelijke beleidsadvieskaart van de gemeente Buren

(23)

Afb. 4 Het plangebied op de Rivierkaart van 1839

(24)

22

Afb. 5 Foto van de boerderij Ottenstein van voor 1929

Afb. 6 Vermoedelijke locatie van de gedempte gracht rondom het voormalige Huis Ottenstein op het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN)

(25)

Afb 7 Boorpuntenkaart

Recente bebouwing

(26)

24

Afb. 8 Advieskaart

(27)

Bijlage 1 Boorgegevens Rijnbandijk 199-201 te Maurik

nummer x coördinaa t ( m)

y coördinaa t ( m)

maaiveldh oogte (cm)

NAP bovengre ns (c m onder

mv) onderg rens (cm ond er

mv) grondso ort

bijmengi ng

zan dm edia an

kleur kalkgeh alte

nieuwvor ming en

antrop og ene

bijmengi ngen

overig Lithostra tigra fie

3a 154793.6441700.4 0 25 klei uiterst siltigbruin-grijs kalkrijk bouwvoor 25 60 zand zwak siltig;matig grindig zeer groflicht-grijs kalkrijk zeer grote spreiding;opgebrachte grond 60 80 klei uiterst siltig;zwak humeus donker-bruin- grijskalkrijk spoor roestvlekkenomgewerkte grond 80 100 klei uiterst siltiglicht-bruin-grijs kalkrijk weinig roestvlekkenoever 3b 154804.9441699.0488 0 30 klei uiterst siltig;matig humeus bruin-grijs kalkloosbouwvoor 30 45 klei uiterst siltig;zwak humeus bruin-grijs kalkloosspoor roestvlekken omgewerkte grond 45 100 klei uiterst siltiglicht-bruin-grijs kalkrijk spoor roestvlekkenoever 4a 154829.1441669.7461 0 20 klei matig zandig;matig humeus donker-bruin- grijskalkloosweinig puinrestenopgebrachte grond;gestuitop puin 1 154910.4441692.8560.0 0 30 klei zwak zandig;zwak humeus bruin-grijs kalkloosspoor bruine vlekken;bouwvoor 30 60 klei uiterst siltig;matig humeus donker-grijs kalkloosspoor baksteen;weinig houtskoolbrokken

Arch. laag 60 115 klei uiterst siltigbruin-grijs kalkrijk spoor roestvlekkenspoor baksteenomgewerkte grond 115 180 klei uiterst siltiglicht-bruin-grijs kalkrijk spoor roestvlekkenoever 180 200 zand zwak siltig matig fijn licht-grijs kalkrijk spoor roestvlekkenmatig kleine spreiding;bedding 2 154944.9441679.2525.0 0 70 klei uiterst siltig;zwak bruin-grijs kalkloosomgewerkte grond

(28)

26

nummer x coördinaa t ( m)

y coördinaa t ( m)

maaiveldh oogte (cm)

NAP bovengre ns (c m onder

mv) onderg rens (cm ond er

mv) grondso ort

bijmengi ng

zan dm edia an

kleur kalkgeh alte

nieuwvor ming en

antrop og ene

bijmengi ngen

overig Lithostra tigra fie

humeus 70 120 klei uiterst siltiglicht-bruin-grijs kalkrijk weinig roestvlekkenoever 120 170 klei matig zandig licht-bruin-grijs kalkrijk weinig roestvlekkenweinig zandlagen;oever 170 185 klei sterk siltig;zwak humeus bruin-grijs kalkloosspoor baksteenarch laag? gestuit op baksteen 3 154799.6441699.3499.0 0 25 klei uiterst siltig;zwak humeus bruin-grijs kalkloosbouwvoor 25 50 zand zwak siltig;zwak grindig matig groflicht-grijs kalkrijk weinig puinrestenmatig grote spreiding;opgebrachte grond 4 154830.5441675.1499.0 0 50 klei uiterst siltig;matig humeus donker-bruin- grijskalkloosweinig baksteenomgewerkte grond;gestuit op baksteen 5 154847.5441658.8484 0 20 zand zwak siltig;zwak grindig zeer grofgrijs kalkloosweinig puinrestenmatig grote spreiding;opgebrachte grond 20 50 klei uiterst siltig;matig humeus bruin-grijs kalkloosspoor ijzerconcreties spoor baksteenomgewerkte grond 50 140 klei uiterst siltiglicht-bruin-grijs kalkrijk spoor mangaanconcreties oever 140 190 klei matig zandig licht-bruin-grijs kalkrijk weinig zandlagen;oever 190 200 zand zwak siltig;zwak grindig matig groflicht-grijs kalkrijkmatig grote spreiding;bedding geen monster 6 154811.8441666.7460 0 35 klei uiterst siltig;zwak humeus bruin-grijs kalkloosbouwvoor 35 90 klei uiterst siltiglicht-bruin-grijs kalkrijk spoor roestvlekkenoever 90 150 zand zwak siltig matig fijn licht-bruin-grijs kalkrijk matig grote spreiding;bedding 7 154777.3441673.5491.0

(29)

nummer x coördinaa t ( m)

y coördinaa t ( m)

maaiveldh oogte (cm)

NAP bovengre ns (c m onder

mv) onderg rens (cm ond er

mv) grondso ort

bijmengi ng

zan dm edia an

kleur kalkgeh alte

nieuwvor ming en

antrop og ene

bijmengi ngen

overig Lithostra tigra fie

0 30 klei uiterst siltig;matig humeus donker-bruin- grijskalkloos spoor baksteenbouwvoor 30 70 klei uiterst siltigbruin-grijs kalkrijk spoor roestvlekkenspoor baksteenomgewerkte grond;oever 70 130 klei uiterst siltiglicht-bruin-grijs kalkrijk spoor roestvlekkenoever 130 140 zand zwak siltig matig fijn licht-bruin-grijs kalkrijk spoor roestvlekkenmatig kleine spreiding;bedding 8 154790.9441639.5474.0 0 30 klei uiterst siltig;zwak humeus bruin-grijs kalkloosbouwvoor 30 100 klei uiterst siltiglicht-bruin-grijs kalkrijk spoor roestvlekkenoever 100 120 klei sterk zandig licht-grijs kalkrijk spoor roestvlekken 120 200 zand zwak siltig matig fijn licht-grijs kalkrijk spoor roestvlekkenmatig grote spreiding;spoor plantenresten;spoor kleilagen;bedding 9 154824.9441631.6483.0 0 40 klei uiterst siltig;zwak humeus bruin-grijs kalkloosbouwvoor 40 100 klei uiterst siltiglicht-bruin-grijs kalkrijk spoor roestvlekkenoever 100 180 klei sterk siltiglicht-grijs kalkrijk spoor roestvlekkenoever 180 190 klei zwak zandiglicht-grijs kalkrijk spoor roestvlekken spoor zandlagen;oever 190 200 zand zwak siltig matig groflicht-grijs kalkrijk matig grote spreiding;bedding 10 154858.7441616.2487.0 0 60 klei matig zandig;matig humeus donker-bruin- grijskalkloosweinig baksteenbasis scherp;omgewerkte grond;gele mortel 60 75 klei uiterst siltiglicht-bruin-grijs kalkrijk spoor roestvlekkenoever 75 140 klei sterk siltiglicht-bruin-grijs kalkrijk spoor roestvlekkenoever 140 200 klei sterk siltiggrijs kalkrijk spoor roestvlekkenoever 11 154893.4441610.0474.0 0 50 klei uiterst siltig;zwak humeus bruin-grijs kalkrijk spoor bruine vlekken;opgebrachte grond

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, zwak grindig, sporen planten, zwak wortelhoudend, donker zwartbruin, Edelmanboor, verstoord,

1 124640430393-120 0 20 klei zwak siltig; zwak humeuslicht-grijs-bruin kalkloos A-horizontbasis diffuus;matig slap 20 60 klei zwak siltig licht-bruin-grijs kalkloos spoor

Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak grindig, matig puinhoudend, zwak kleihoudend, geen olie-water reactie, donker grijsbruin, Edelmanboor -80.. Klei, matig zandig,

30 70 zand zwak siltig;matig humeus matig fijn donker-bruin-grijs kalkloos veel puinresten matig kleine spreiding;omgewerkte grond 70 100 zand zwak siltig;zwak humeus

1 72401.4 448893.5 70.0 0 35 zand matig siltig; zwak humeusmatig fijn grijs-bruin kalkrijk spoor puinrestenmatig grote spreiding;omgewerkte grond;plastic 35 40 zand zwak

Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, donker bruinbeige, Edelmanboor. Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak roesthoudend, licht

Klei, zwak grindig, sterk siltig, zwak humeus, bruin/grijs, Met baksteenspikkels, fijn grind, aardewerk, houtskool, roesthoudend. 90 Klei, sterk grindig, uiterst siltig,

Anthonis, EVZ Oploosche Molenbeek 11 0 50 zand zwak siltig; zwak humeus matig fijndonker-; grijs-; bruin; kalkloos A-horizont 50 95 zand zwak siltig; zwak humeus