• No results found

Non-Compliance bij Antidepressiva

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Non-Compliance bij Antidepressiva"

Copied!
34
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Non-Compliance bij Antidepressiva

Problemen rondom medicatietrouw bij gebruik van SSRI’s

Sophia Tan

5961807

Bachelor-these

Begeleiding: Huib van Dis Klinische Neuropsychologie Afdeling Psychologie

Universiteit van Amsterdam

augustus 2013

(2)

Abstract

In dit literatuuroverzicht wordt een analyse gegeven van Non-Compliance gedurende de psychofarmaceutische behandeling van een depressie met Selective Serotonin Reuptake Inhibitors. Er wordt gekeken naar de prevalentie en oorzaken van non-compliance. vervolgens komen de effecten van discontinuering, switching en tapering aan de orde. Daarnaast worden moeilijkheden met het monitoren van compliance besproken.

De prevalentie en oorzaken van non-compliance bij SSRI gebruik worden o.a.

gemeten door middel van zelfrapportages en medicatie plasma concentraties. De prevalentie van non-compliance bij SSRI gebruik ter behandeling van depressies ligt tussen de 30-60%. Vergeetachtigheid, bijwerkingen van SSRI gebruik zijn de

hoofdoorzaken non-compliance . Daarnaast spelen socio-economische factoren een rol.

De hoge prevalentie van non-compliance bij SSRI gebruik heeft een negatieve invloed op het succes van de behandeling. Het is van belang om te kijken naar andere

behandelmogelijkheden van depressies of naar de mogelijkheden van verbetering van compliance.

(3)

Inhoud

Abstract 2

1. Inleiding 4

2. Non-compliance en SSRI’s 7

3. Prevalentie van Non-Compliance bij SSRI gebruik 9 4. Oorzaken van Non-Compliance in SSRI’s Gebruik 18 5. Discontinuering, tapering en wisselen van SSRI’s 22

6. Conclusies en discussie 27

Literatuur 30

(4)

1.Inleiding

SSRI’s ( selectieve serotonine reuptake Inhibitors) werken op het serotonerge systeem. . De serotonineconcentratie in de synapsspleet wordt hierdoor verhoogd. Het presynaptisch neuron geeft als gevolg hiervan minder serotonine af. De serotonine receptoren worden na enige weken minder sensitief voor de verhoogde hoeveelheid serotonine, waardoor de hoeveelheid receptoren afneemt. De afname van deze receptoren leidt tot meer actiepotentialen waardoor de axon meer serotonine in de synapsspleet afgeeft. De postsynaptische serotonine-receptoren worden door de hoge hoeveelheid serotonine minder sensitief, waardoor de hoeveelheid serotonine in de synapsspleet toeneemt.

SSRIs werken niet direct bij inname: de vertraagde werking van SSRIs wordt toegeschrevent aan het feit dat dat de desensitatie van de serotoninereceptoren enige weken duurt(Stahl, 2008)

Indicaties voor SSRI’s. SSRI’s zijn het eerst gebruikt voor de behandeling van

“major depression”. Depressie is de meest voorkomende psychiatische aandoening met een prevalentie van 6,2 % in de Nederlandse bevolking (Trimbos Instituut). Een depressie heeft een groot effect op gevoelens van welzijn en dagelijks functioneren.

Patiënten met een depressie ervaren een grote lijdensdruk, die vergelijkbaar kan zijn met de ervaren lijdensdruk van mensen met een chronische lichamelijke aandoening ( Alonso et al., 2004;). Patiënten met een depressie doen vaker een beroep op medische zorg dan gezonde personen en op de werkvloer is bij depressieve patiënten sprake van een afname van productiviteit. Economisch gezien zijn de kosten van depressieve

(5)

stoornissen enorm: de kosten van depressieve stoornissen komen op de 5e plaats van de meest dure stoornissen in de volksgezondheid (Smit et al., 2006; aangehaald in Reis et al., 2004). Bij 28.3% van de patiënten met een depressie is de aandoening van

chronische aard (Spijker et al., 2001). Deze patiëntengroep heeft langdurige behandeling nodig om de effecten van depressie tegen te kunnen gaan. Uit socio-economische

overwegingen is het van groot belang dat depressie zo effectief mogelijk behandeld wordt. Bewezen effectieve behandelingen zijn onder andere cognitieve gedragstherapie, intergratieve therapie, psychofarmaca gebruik of combinatie therapie. De

psychofarmaceutische behandeling bestaat over het algemeen uit het gebruik van antidepressiva, vaak SSRI’s.

Serotonine is een neurotransmitter dat onder andere van belang is bij de

regulatie van stemming. Beïnvloeding van serotoninereceptoren speelt ook een rol bij de modulatie van angst, agressie, voeding en sexueel functioneren. SSRIs worden worden niet alleen voorgeschreven bij depressies, maar ook bij angststoornissen,

paniekstoornissen, obsessief-compulsieve stoornissen, post-traumatische stress stoornissen en bepaalde persoonlijkheidsstoornissen.

Prevalentie van het gebruik van SSRI’s. Het gebruik van antidepressiva is sinds de ontwikkeling van moderne antidepressiva in de jaren ‘60 explosief gestegen en geniet grote populariteit in de sector van de geestelijke gezondheidszorg. Wereldwijd is het gebruik van antidepressiva in 20 jaar met 500% gegroeid, waarbij momenteel zes voorschrijvingen voor antidepressiva per seconde worden gedaan. In 2011 was het de meest voorschreven medicatie bij mensen tussen 18 en 44 jaar. Met name het gebruik van serotonineheropnameremmers (SSRI’s) is gestegen: in 1991 waren er 2,2 SSRI’s

(6)

gebruikers per 1000 personen; in 2001 is dit gegroeid naar 17,1 gebruikers per 1000 personen in Nederland (Meijer et. al. 2005).

Deze stijging van SSRis en SNRIs is ook in andere landen merkbaar.

Tabel 1: Aantal Voorschrijvingen voor SSRIs/SNRIs in Groot-Brittannië In 1998 en 2011

1998 2011

Aantal jaarlijkse voorschrijvingen voor SSRI/SNRI geneesmiddelen

8 270 800 32 942 300

Bron: http://tuesday1st.blogspot.nl/2012/05/ssri-snri-total-annual-prescription.html

Voor een succesvolle behandeling van een depressie met SSRI’s is compliance of adherence van groot belang.

In de hoofdstuk 3 van dit literatuuroverzicht zal de prevalentie van Non- compliance bij SSRI gebruik worden besproken. Daarna zullen redenen voor non-

compliance worden uitgelicht . In hoofdstuk 4 zullen bijwerkingen van SSRIs besproken worden, de bijwerkingen van SSRIs zijn van invloed zullen op compliance. Hierbij zullen de problemen met de methoden van het monitoren van Non-compliance tijdens SSRI gebruik worden besproken. Vervolgens zal in hoofdstuk 5 gekeken worden naar de redenen voor het discontinueren, taperen en veranderen van SSRI-gebruik. Bij de behandeling van het onderwerp wordt met name in gegaan op de rol van SSRI’s bij de behandeling van depressie.

(7)

2. Non-compliance en SSRI’s

Compliance en non-compliance met voorgeschreven medicatie zijn van belang bij de bepaling van de effectiviteit van de voorgeschreven medicatie. Voor een succesvolle behandeling van een depressie met SSRI’s wordt compliance of adherence van groot belang geacht. Compliance is de mate waarin het gedrag met betrekking tot de inname of toepassing van medicatie overeenstemt met de voorschrift of het medisch advies ervan.

Non-compliance kan zich op verschillende manieren uiten: door afwijzigheid van een patiënt tijdens een afspraak met de voorschrijver, door het falen medicatie op te halen bij de apotheek, de medicatie niet in te nemen of af te wijken van het voorgeschreven gebruik, dosering of frequentie van de medicatie. Ook het onachtzame combineren van medicatie valt onder non-compliance. (Buckalew and Sallis, 1986; Demyttenaere, 1997).

Compliance kan als ‘goed’ (75-100% van correct medicatiegebruik), ‘matig’ (25-75% van correct medicatiegebruik) en ‘slecht’ (0-25% van correct medicatiegebruik) worden geclassificeerd (Demyttenaere, 1997; aangehaald in Demyttenaere, 2003 ).

Hypercompliance is de inname van meer dan 100% van de voorgeschreven hoeveelheid medicatie, waarbij wordt gedacht dat de verhoogde inname de werking van de medicatie versnelt of de werking verbetert. Door de vertraagde werking van SSRIs moeten SSRIs dagelijks gedurende een langere periode, minimaal 3 tot 9 maanden, ingenomen worden, waardoor consistente compliance noodzakelijk is. Inconsistent gebruik van SSRIs kan het effect van SSRIs verminderen of elimineren. Ook kan non-compliance het SSRI discontinuation syndrome veroorzaken, met symptomen als misselijkheid, braken, duizeligheid, nachtmerries, slapeloosheid, zweten, tremoren of remissie van de

depressie.

(8)

Het is van groot belang om een duidelijk beeld van non-compliance tijdens het gebruik van SSRI’s te krijgen om de behandeling van depressie te verbeteren. In dit literatuuroverzicht staat de vraag centraal wat de redenen van non-compliance zijn tijdens het gebruik van SSRI medicatie ter behandeling van depressies. Ook is het vooralsnog onduidelijk wat de prevalentie van non-compliance is en welke methoden adequaat zijn om compliance te monitoren. In dit literatuuronderzoek zal gezocht worden naar een antwoord op deze vragen.

(9)

3. Prevalentie van Non-Compliance bij SSRI gebruik

SSRI’s worden in toenemende mate ingezet als farmacologische behandeling van depressies. Het succes van de psychofarmaceutische behandeling van een depressie met SSRI’s hangt onder andere af van de compliance van de patiënt: de mate waarin de patiënt medicatietrouw is en zich aan de voorgeschreven gebruiksaanwijzing van de medicatie houdt. In de volgende paragraaf komt de prevalentie van non-compliance aan de orde.

Maddox, Levi en Thompson (1994) onderzochten de mate van compliance van SSRI’s gebruik wanneer deze behandeling van depressie werden voorgeschreven door de huisarts. Het onderzoek werd uitgevoerd bij vijf stedelijke huisartspraktijken. De participerende huisartsen waren geschoold in het gebruik van diagnostisch criteria en het voorschijven van psychofarmaca . Alle proefpersonen waren van volwassen leeftijd (18>) en voldeden aan de criteria voor een major unipolaire depressie volgens de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, Fourth Edition (American Psychiatric Association, 1994), met uitzondering van het criterium voor suïcidale

neigingen en gedachten. Op de Hamilton Rating Scale for Depression werd een score van 12 of hoger gehanteerd. Exclusiecriteria waren: een hoog risico voor suïcide,

middelenmisbruik, gebruik van een ander psychotrope medicatie, een organische hersenaandoening, een contra-indicatie voor SSRI gebruik en geschiedenis van behandeling-resistente depressie. Zesenveertig proefpersonen participeerden in het onderzoek, waarvan 39 vrouwelijke proefpersonen en 7 mannelijke proefpersonen. De gemiddelde leeftijd van de proefpersonen was 34 jaar (SD = 7.4). Alle proefpersonen kregen 20mg van de SSRI fluoxetine voorgeschreven. Tien tot twaalf weken na de

(10)

aanvang van het SSRI gebruik werd een interview afgenomen bij de proefpersonen. Het interview werd uitgevoerd door een onderzoeksassistent en de vragen omvatten medicatietrouw, medicatiegebruik, de bijverschijnselen die de patiënt ondervond en de mate waarin de huisarts betrokken werd bij beslissingen betreffende de medicatie. Uit het resultaten kwam naar voren dat 32% van de patiënten binnen 6 weken met de medicatie stopten, waarvan 62% de huisarts niet bij deze beslissing betrok. Maddox et al., (1994) concludeerden dat de compliance bij SSRI gebruik bij de behandeling van depressies zeer laag is.

Het beschreven onderzoek van Maddox et al (1994) maakte gebruik van een interview om compliance te meten. Het mogelijk dat patiënten bij een interview sociaal wenselijke antwoorden geven, waardoor de non-compliance in werkelijkheid hoger uitvalt dan in de gevonden resultaten. Verder maakt het onderzoek gebruik van een gering aantal proefpersonen, waardoor de betrouwbaarheid van het onderzoek in twijfel getrokken kan worden. Daarnaast verschaft het onderzoek geen inzicht op de wijze van non-compliance: er wordt niet gekeken naar de wijze waarop de proefpersonen zich houden aan de voorgeschreven gebruiksaanwijzing. Om beter inzicht te krijgen in het proces van non-compliance, is het van belang om medicatiegebruik nauwkeurig te volgen, zodat men methoden kan ontwikkelen om compliance te vergroten.

Het onderzoek van Thompson, Peveler, Stephenson en McKendrick (2000) meet de compliance bij SSRI gebruikn op drie verschillende wijze. Thompson en zijn collegae deden onderzoek naar differentiële compliance tussen SSRI-gebruik en het gebruik van tricyclische antidepressiva. Tien huisartspraktijken participeerden aan het onderzoek.

De huisartsen waren geschoold op het gebied van diagnostische criteria, vragenlijsten en andere procedures gebruikt in het onderzoek. De proefpersonen voldeden aan de criteria voor een majeure unipolaire depressie volgens de Diagnostic and Statistical

(11)

Manual of Mental Disorders, Fourth Edition (American Psychiatric Association, 1994), met uitzondering van het criterium voor suïcidale neigingen en gedachten. Een score van 12 of hoger werd gehanteerd op de Hamilton Rating Scale for Depression.

Exclusiecriteria waren: een hoog risico voor suïcide, middelenmisbruik, gebruik van een ander psychotrope medicatie, een organische hersenaandoening, een contra-indicatie voor SSRI gebruik en geschiedenis van behandeling-resistente depressie. 76 volwassen proefpersonen participeerden aan het onderzoek naar compliance bij SSRI gebruik.

Hierbij was de gemiddelde leeftijd 37 jaar (SD=12.9) en 74% (N=56) van de

proefpersonen was vrouw. De proefpersonen kregen 20mg fluoxetine voorgeschreven.

Tijdens de 12 weken waarin SSRI’s door de proefpersonen werden gebruikt, waren vijf meetmomenten voor compliance. Om compliance te meten werd gebruik gemaakt van een vragenlijst, een pillentelling en het Medication Event Monitoring System. De

vragenlijst omvatte vragen naar het aantal geschatte dagen dat de proefpersoon geen of een verminderde dosis medicatie gebruikte en de oorzaken voor het verminderde medicatiegebruik. Hiermee werd gemeten wat de proefpersonen bereid waren te rapporteren over hun medicatie inname. Bij de pillentelling telde de huisarts de hoeveelheid pillen die zich nog in de medicatiefles bevonden. Hiermee werd de informatie die de huisarts zou kunnen weten over het medicatiegebruik van de

proefpersoon gemeten, gegeven het feit dat de huisarts deze procedure routinematig in de klinische praktijk zou uitvoeren. Het Medication Event Monitoring System is een, voor de proefpersoon onzichtbare, microchip die is geplaatst in de witte dop van de

medicatiefles. Het Medication Event Monitoring System registreert de tijd en de datum van elke flesopening. Deze methode registreert of de medicatiefles binnen de juiste periode volgens de gebruiksaanwijzing geopend werd, maar niet de hoeveelheid pillen die ingenomen werd. Uit de vragenlijsten kwam naar voren dat 79% (N=59) van de

(12)

patienten compliant was; data van pillentelling gaf aan dat 76% (N=58) van de

proefpersonen compliant was en uit de data van het Medication Event Monitoring System bleek dat 43% (N= 30) compliant was en zich daadwerkelijk hield aan de

voorgeschreven gebruiksaanwijzing van SSRI’s. De compliance index gaf een aangepaste gemiddelde compliance rate van 70%. Thompson et al. (2000) concludeerden dat de gerapporteerde compliance bij SSRI gebruik hoog is, maar dat de werkelijke compliance bij SSRI gebruik laag is.

Tussen de resultaten van het onderzoek van Thompson et al. (2000) en het onderzoek van Maddox et al. (1994) lijkt een grote discrepantie te bestaan. Beide onderzoeken meten compliance gedurende een periode van 12 weken. Het duurt echter twee tot acht weken voordat SSRI’s effect hebben op de symptomen van depressie. Het wordt derhalve aangeraden om SSRIs minimaal drie tot zes maanden te gebruiken om een adequaat effect te bereiken. Twaalf weken lijkt daarom een onrealistisch tijdsbestek om compliance op een adequate manier te meten. Realistischer is het om compliance tijdens een langer tijdsduur te meten. Ook zijn de gebruikte technieken geen

nauwkeurige methoden op precieze compliance te meten: zelfrapportage en interviews zijn niet objectief, bij pillentelling is het niet na te gaan of de pillen daadwerkelijk ingenomen zijn en of de pillen binnen de juiste periode in zijn genomen. MEMS lijkt de beste manier om compliance te meten, maar ook hierbij is het niet na te gaan of de ingenomen dosis overeen komt met de voorgeschreven dosis. Een methode de hoeveelheid ingenomen medicatie te monitoren is het gebruik van therapeutic drug monitoring (TDM). Hierbij wordt de concentratie van medicatie in het bloed gemeten.

Ook wordt gekeken naar de metabolieten van een medicijn. Een metaboliet is een eindproduct van een stof die een biotransformatie heeft ondergaan. TDM is een zeer nauwkeurige methode om compliance te onderzoeken, omdat de gevonden concentratie

(13)

van medicatie in het bloed afhangt van de dosis ingenomen medicatie alsook het tijdstip van inname. Door compliance gedurende een langere periode met TDM te monitoren wordt verwacht dat een nauwkeuriger beeld van compliance kan worden gevormd.

Compliance bij SSRI gebruik gedurende zes maanden werd in het onderzoek van Reis, Åberg-Wistedt, Ågren, Åkerblad en Bengtsson et al (2003) door middel van TDM onderzocht. Honderd zesenzeventig proefpersonen met een unipolaire majeure depressive werden via extramurale zorginstellingen geworven. De gemiddelde leeftijd van de proefpersonen was 43 jaars; 64 procent was vrouw. Depressie werd vastgesteld door middel van de Montgomery-Åsberg Depression Rating Scale (MADRS), de Clinical Global Impression Scale, de Battelle Quality of Life Questionnaire en de Structured Clinical Interview for DSM-III-R Personality Disorders vragenlijsten. Gedurende 24 weken

werden proefpersonen behandeld met sertraline (50-150mg). Bloedmonsters voor de bepaling van de concentratie van sertraline en de hoofd-metaboliet N-

desmethylsertraline (DSERT) werden in de weken 2, 5, 6, 12 en 24 afgenomen. De bloedmonsters werden door middel van een high performance vloeistof

chromatographie methode met UV detectie geanalyseerd. Reis et al. (2003) onderscheidden twee soorten compliance: de hidden noncompliance, waarbij geen detecteerbare concentraties van Sertraline of DSERT werden gevonden en partial compliance, waarbij de concentraties van sertraline en DSERT twee standaarddeviaties afweken van de gemiddelde verwachte concentratie. Uit de resultaten kwam naar voren dat 53% noncompliant was, hiervan was 9.4% hidden noncompliant.

Gedurende twee jaar onderzochten Ten Doesschate, Bockting en Schene (2009) adherence bij proefpersonen met terugkerende depressies. Honderd eenendertig proefpersonen, werden geworven die met SSRI’s behandeld werden voor terugkerende depressies. Selectiecriteria waren hierbij dat de proefpersoon ten minste twee

(14)

depressieve episodes heeft ervaren in de laatste vijf jaar. Daarnaast moest de huidige remissie status van de depressieve episode volgens de DSM-IV langer zijn dan 10 weken, maar niet langer dan twee jaar. De depressie werd vastgesteld door middel van de Structured Clinical Interview for DSM-IV. Adherence werd beoordeeld met de Medication Adherence Questionnaire (MAQ). Nonadherence op deze schaal gaf aan dat de

proefpersoon 20 procent of meer van SSRI medicatie niet ingenomen heeft. Er waren zeven meetmomenten om Nonadherence te meten, namelijk in week 3, 9, 12, 15, 18, 21 en 24.. Uit de resultaten bleek dat nonadherence fluctueerde tussen 39,7% en 52.7%, met een gemiddelde van 47% gedurende twee jaar. Slechts één derde van de

proefpersonen was continue adherent gedurende het gehele onderzoek, de overige proefpersonen waren intermitterend adherent. Ten Doesschate et al. concluderen uit deze resultaten dat het van belang is om andere behandelmogelijkheden te

onderzoeken, aangezien het behandelsucces bij een dergelijk matige adherence niet hoog is. Ook merken zij op dat de continue begeleiding van een arts van belang is op de adherence.

Er bestaan meerdere types SSRIs die op verschillende manieren het serotinerge systeem beïnvloeden. De duur tot de SSRI aanslaat en optredende bijwerkingen

verschillen per type SSRI. Hierdoor is het waarschijnlijk dat de mate van compliance afhangt van het type SSRI dat de patiënt inneemt.

Keene, Eaddy, Mauch, Regan, Shah en Chiao (2005) onderzochten differentiale compliance rato van verschillende SSRI’s. Hierbij maakten zij een differentatie tussen immediate-release (IR) SSRI’s en controlled-release (CR) SSRI’s. Via een retrospectieve analyse van data uit de IHCIS National Managed Care Database werden de gegevens van 116 090 patiënten die SSRI’s voorgeschreven verkregen. Van de proefpersonen werd

(15)

4% een CR SSRI voorgeschreven en 96% een IR SSRI. Proefpersonen werden geselecteerd wanneer sprake was van een depressie volgens de criteria van de

International Classification of Diseases, Ninth Revision, Clinical Modification (ICD-9-CM) en wanneer de proefpersoon in de periode van 6 maanden voor de aanvang van het onderzoek geen antidepressiva heft gebruikt. Compliance werd gemeten met gebruik van de minimale medicatie bezit ratio van 80% gedurende 180 dagen, waarbij zich geen aantoonbare hiaat van medicatiegebruik van 15 dagen of langer mocht voordoen . De minimale medicatie bezit ratio is de som van de dagelijkse levering van alle

antidepressiva voorschrijvingen in een specifieke periode gedeeld door het totale aantal dagen van de specifieke periode. Logistieke regressie analyses warden gebruikt om verschillen in compliance rato’s gedurende zes maanden te berekenen. Keene en zijn collega’s (2005) vonden dat 54% van de proefpersonen die beginnen met SSRI therapie noncompliant zijn gedurende 6 maanden. Hierbij zijn IR SSRIs gebruikende

proefpersonen 13.6% minder compliant dan CR SSRI gebruikers. Keene et al. (2005) benadrukken in hun discussie dat medicatietrouw voor antidepressieva minder is dan de compliance voor psychologische therapievormen.

De beschreven onderzoeken keken specifiek naar depressies. SSRI’s worden vaak voorgeschreven bij angststoornissen. Depressies hebben echter een hoge comorbititeit met angststoornissen. 51% van de patiënten met een depressie heeft ook een chronische angststoornis (Kessler, Nelson, McGonagle et al., 1996). Dergelijke patiënten zullen vaak levenslang SSRI’s innemen om klachten van depressie en angststoornissen terug te dringen. Het is van belang om na te gaan wat de prevalentie van compliance is bij de comorbiditeit van depressie en angst, om zo een indicatie te krijgen van het te verwachten behandelsucces.

(16)

Stein, Cantrell, Sokol, Eaddy en Shah (2006) evalueerden adherence bij SSRI gebruik onder proefpersonen met een angststoornis en proefpersonen met een comorbide depressie. Via de Integrated Healthcare Information Services National Managed Care Benchmark database werden de medische gegevens van 13,085

proefpersonen gevonden die voldeden aan de inclusiecriteria. Proefpersonen werden geselecteerd wanneer sprake was van een angststoornis, een depressie of beide volgens de criteria de International Classification of Diseases, Ninth Revision, Clinical Modification (ICD-9-CM). 68 percent van de proefpersonen was vrouw en de gemiddelde leeftijd was 42 jaar. Proefpersonen met een angststoornis en proefpersonen met comorbide

angststoornis en depressie waren in gelijke mate vertegenwoordigd. Compliance werd gemeten aan de hand van de minimale medicatie bezit ratio van 80% met gebruik van de continue, multiple interval medicatie methode (Steiner en Prochazka; 1997;

aangehaald in Stein et al. 20002). De minimale medicatie bezit ratio is de som van de dagelijkse levering van alle antidepressiva voorschrijvingen in een specifieke periode gedeeld door het totale aantal dagen van de specifieke periode. Uit de resultaten bleek dat 57% van de proefpersonen met een angststoornis noncompliant was na zes

maanden. Adherence was lager voor proefpersonen met enkel een angststoornis (40%) dan proefpersonen met een comorbide angststoornis en depressie. (47%). Patiënten die psychotherapie volgden bleken vaker adherent dan patiënten die alleen

psychofarmaceutische behandeling ondergingen. Wanneer er sprake is van

comorbiditeit is het zeker van belang om de psychofarmaceutische behandeling goed te begeleiden.

Uit de beschreven onderzoeken kan men concluderen dat het bepalen van prevalentie van compliance veel moeilijkheden met zich mee neemt en zeer complex is.

De prevalentie van noncompliance bij SSRI gebruik fluctueert tussen 24% en de 57%. Dit

(17)

is in overeenstemming met onderzoeken naar de prevalentie van compliance bij ander medicatiegebruik (Eaddy et al.; 2003; Lin et al.; 1995, aangehaald in Stein et al. 2002).

Noncompliance belemmert de remissie van klachten en vergroot de kans op terugval. Bij zowel depressies als angststoornissen kan dat leiden tot zware belasting van medische zorg, hetgeen grote economische gevolgen met zich mee brengt. Om compliance bij SSRI gebruik te verbeteren, moet er ten eerste gekeken worden naar de oorzaken van non- compliance.

(18)

4. Oorzaken van non-compliance bij SSRI’s gebruik

In de vorige paragraaf werd de prevalentie van non-compliance belicht. Hiermee werd duidelijk dat non-compliance voor een grote groep patiënten problematisch is en een succesvolle behandeling van depressie in de weg staat.. Het is van belang de

oorzaken voor non-compliance te onderzoeken, zodat het behandelsucces van depressies wordt vergroot. Door rekening te houden met de oorzaken van non-compliance, kan men betere keuzes maken betreffende de behandeling van patiënten, betere begeleiding bieden bij het voorschrijven van psychofarmaca en psychofarmaceutische behandeling beter afstemmen op de patiënt. Wanneer de patiënt betrokken wordt bij de

behandelkeuze en op de hoogte is van de redenen voor non-compliance, is het

waarschijnlijk dat de patiënt ook een hogere compliance zal hebben. In deze paragraaf zullen de oorzaken van non-compliance uitgelicht worden.

Burra, Chen, McIntyre, Grace, Robertson Blackmore en Stewart (2007),

onderzochten de oorzaken van non adherence bij antidepressivagebruik. Burra et al., stelden een vragenlijst op aan de hand van de Adult AIDS Clinical Trials Group (AACTG) Adherence Baseline Questionnaire om de attitude van proefpersonen ten opzichte van hun medicatie te meten. Daarnaast werd waargenomen zelfredzaamheid, algemene redenen van non-adherence en ervaren bijwerkingen gemeten. Tachtig proefpersonen werden via posters in wachtkamers van ziekenhuizen en psychiatrische praktijken geworven om aan het onderzoek te participeren. Tweeënvijftig procent (N=42) van de proefpersonen was vrouw. Depressie werd gemeten aan de hand van zelfrapportage, waarbij proefpersonen de ernst van de depressie konden aangeven. De gemiddelde duur van antidepressivagebruik was 6.7 jaar (SD= 7.4). ‘Vergeten van medicatie’,’

(19)

veranderingen in de dagelijkse routine’, ‘het opraken van pillen’ of ‘druk zijn’ werden gerapporteerd als de meest voorkomende redenen van non-adherence. De meest voorkomende bijwerkingen waren neurologische klachten zoals hoofdpijn, tremor en duizeligheid, sufheid, slaapklachten en seksuele klachten. Proefpersonen met een lage compliance ten aanzien van antidepressivagebruik ervoeren vaker seksuele klachten, waren vaker laagopgeleid, hadden een lagere zelfredzaamheid en waren vaker vrouw Burra et al (2001) raden clinici aan om tijdens het voorschrijven van antidepressiva de complexiteit van noncompliance in gedachten te houden en rekening te houden met sociale mediators en gezondheidsovertuigingen.

Het onderzoek van Burra et al (2001) geeft aan dat de oorzaken van

noncompliance bij SSRI gebruik zeer complex is. Bij psychofarmaceutische behandeling van een depressie wordt aangeraden om SSRIs vier tot negen maanden in te nemen.

Wanneer sprake is van noncompliance bij SSRI gebruik heef het een negatieve invloed op het behandelsucces van een depressie en vergroot het de kans op een terugval.

Aangezien 50 tot 85% van de patiënten die een depressie doorgemaakt hebben in hun leven een terugval zullen ervaren (NIHM/NNIH Consensus Development Conference Statement, 1985; aangehaald in Melfi et al.; 1998) is het van belang om de oorzaken voor noncompliance aan te wijzen, om de behandeling van depressies te kunnen verbeteren.

Factoren die nonadherence bij terugkerende antidepressiva beïnvloeden werden onderzocht door Melfi, Chawla, Croghan, Hanna, Kennedy en Sredl (1998). 4052

proefpersonen werden door middel van de Medicaid database gevonden.

Selectiecriteria waren hierbij dat de proefpersoon aan een depressie leed en de

samenvallende voorschrijving voor een antidepressiva. De depressie werd vastgesteld aan de hand van de criteria de International Classification of Diseases, Ninth Revision, Clinical Modification (ICD-9-CM). Proefpersonen waren overwegend vrouw (93.1%) met

(20)

een gemiddelde leeftijd van 34.7 jaar. Compliance werd gemeten door middel van de minimale medicatie bezit ratio van 80% ; met gebruik van de continue, multiple interval medicatie methode. Uit de resultaten bleek dat vroegtijdig de behandeling met SSRIs de kans op terugval met 77% vergrootte. Ras en comorbiditeit met een andere

psychiatrische aandoening bleek een factor te zijn dat nonadherence beïnvloedde.

Bovenstaand onderzoek wijst uit dat er meerdere onderliggende factoren zijn die van invloed zijn bij non-compliance. Hoewel de meerderheid van de proefpersonen SSRI’s voorgeschreven kreeg, werd in het onderzoek van Burra et al. (2007) niet

uitsluitend gekeken naar SSRIs. Zoals in de vorige parafraaf beschreven werd, verschilt de mate van Compliance per type SSRI (Keene et al, 2005). Compliance verschilt ook per type antidepressivum (Demyttenaere, 1997), waardoor het van belang is om uitsluitend de oorzaken van noncomplience bij SSRI gebruik te onderzoeken. Bovenstaand

onderzoek heeft ook gebruik gemaakt van een vragenliijst, waarmee veel aspecten van de problematiek van noncompliance worden belicht, maar door gebruik te maken van een interview kan men doorvragen op bepaalde aspecten om zo meer kennis op te kunnen doen.

Verbeek-Heida en Mathot (2006) deden een kwalitatief onderzoek naar oorzaken van het beëindigen van psychofarmaceutische behandeling met SSRIs bij depressieve patiënten. Zestien proefpersonen werden via een oproep geworven bij apotheken, huisartsen en de sneeuwbalmethode. 56% van de proefpersonen was vrouw en de gemiddelde leeftijd was 51 jaar. Er werd een gestandariseerd interview opgesteld dat problematiek bij SSRI gebruik uitvroeg. De interviews werden bij de proefpersonen thuis afgenomen. In de afgenomen interviews werd de periode voordat de SSRI’s

aansloegen als te lang ervaren en werd de begeleiding door de voorschrijver beschreven als tekort schietend. Angst voor verslaving en negatieve reacties uit de sociale omgeving

(21)

en de media zorgden voor afwijkingen aan de voorgeschreven dosis. Deze zaken bleken de voornaamste redenen redenen te zijn voor noncompliance. Verbeek-Heida en Mathot concludeerden uit hun onderzoek dat met name de begeleiding van de proefpersonen door de voorschrijver grote invloed had op de mate van noncompliance. Door patiënten beter te informeren over bijwerkingen, de duur tot een antidepressiva effect heeft, verslaving en informatie uit de media te relativeren, zou noncompliance afnemen en zou het behandelsucces kunnen worden verhoogd.

Een probleem met dit onderzoek is het geringe aantal proefpersonen. Wanneer er gekozen wordt voor een kwalitatief onderzoek, is het vaak niet mogelijk om veel

proefpersonen te gebruiken. Bovenstaand onderzoek geeft een indicatie wat de uitkomsten zouden kunnen zijn wanneer een grootschalig onderzoek uitgevoerd zou zijn. Vaak komt het voor, wanneer een patiënt niet tevreden is in het gebruik van SSRI’s of dat de SSRI’s niet aanslaan, dat ervoor wordt gekozen om de psychofarmaceutische behandeling te stoppen of om over te stappen op een andere type psychofarmacon. Dit valt ook onder noncompliance. De oorzaken van discontinuering van SSRI’s en de implicaties voor de behandeling wordt in het volgende hoofdstuk beschreven.

(22)

5. Discontinuering, tapering en wisselen van SSRI’s

Discontinuering, Tapering en Wisselen van SSRI’s

Wanneer een patiënt niet content zijn met het effect van de voorgeschreven SSRI, zullen patiënten hun behandeling discontinueren of over stappen op een ander type antidepressiva. Discontinueren van SSRI gebruik kan via twee methoden: via tapering of door acuut te stoppen met het innemen van de medicatie. Tapering is het geleidelijk afbouwen van de dosis voorgeschreven antidepressiva met het doel uiteindelijk volledig te stoppen. Acuut stoppen met SSRI’s brengt gevaren met zich mee. Oorzaken van

discontinuering, switching en tapering zullen in deze paragraaf besproken worden.

Bull, S., Hunkeler, E., Lee, J., Rowland, C., Williamson, T., SchwabJ. and Hurt (2002) deden onderzoek naar oorzaken voor het beëindigen of wijzigen van SSRI gebruik bij drie of zes maanden na de start van een behandeling. Er werden telefonisch bij 672 proefpersonen vragenlijsten afgenomen nadat bij proefpersonen een

depressieve episode vastgesteld was. Uit de resultaten bleek dat significant meer

proefpersonen gedurende de eerste drie maanden van de behandeling stopten met SSRI gebruik of van type SSRI wisselden dan in de latere drie maanden . De hoofdoorzaak het beëindigen van het gebruik van SSRIs waren de nadelige bijwerkingen. De

proefpersonen meldden met name sufheid/slaperigheid, angst, hoofdpijn en

misselijkheid. Patiënten die werden verteld dat ze de medicatie minimaal 6 maanden moesten gebruiken, stopten 61% minder vaak met hun medicatie dan proefpersonen aan wie dat niet werd verteld. Patiënten aan wie de mogelijke bijwerkingen waren uitgelegd, gaven aan vaker last te hebben van de bijwerkingen dan patiënten bij wie dat niet was gedaan. Bull et al. concludeerde dat bijwerkingen de hoofdoorzaak zijn voor discontinuering van de psychofarmaceutische behandeling. De patiënt goed informeren over medicatiegebruik is cruciaal om compliance te vergroten.

(23)

Wanneer een antidepressiva niet aanslaat, teveel bijwerkingen heeft of de patiënt zich er niet comfortabel bij voelt, wordt de antidepressiva in kwestie meestal

afgebouwd. Daarna wordt over het algemeen een alternatief antidepressiva aangeboden.

Het afbouwen van antidepressiva (tapering) is vaak een lastig proces en geeft zeer veel klachten. Vaak kan tapering leiden tot Discontinuation Syndrome. Dit kan ook optreden wanneer een patiënt zeer non-compliant is. Het is van belang te onderzoeken wat de ideale duur van tapering is, om zo patiënten met zo min mogelijk klachten te laten overstappen op een ander antidepressivum. Ook kan gekeken worden naar de halfwaardetijd van SSRIs: een langere halfwaardetijd zou wellicht kunnen leiden tot minder klachten bij non-compliance en tapering.

Wanneer een antidepressiva niet aanslaat, teveel bijwerkingen heeft of de patiënt zich er niet comfortabel bij voelt, wordt de antidepressiva in kwestie meestal afgebouwd. Daarna wordt over het algemeen een alternatief antidepressiva aangeboden.

Het afbouwen van antidepressiva (tapering) is vaak een lastig proces en geeft zeer veel klachten. Vaak kan tapering leiden tot Discontinuation Syndrome. Dit kan ook optreden wanneer een patiënt zeer non-compliant is. Het is van belang te onderzoeken wat de ideale duur van tapering is, om zo patiënten met zo min mogelijk klachten te laten overstappen op een ander antidepressivum. Ook kan gekeken worden naar de halfwaardetijd van SSRIs: een langere halfwaardetijd zou wellicht kunnen leiden tot minder klachten bij non-compliance en tapering.

Tint, A., Haddad, P. and Anderson, I. 2008 onderzochten het effect van de snelheid van tapering van SSI gebruik op de incidentie van stakingssymptomen. Achtentwintig proefpersonen (60% vrouw; gemiddelde leeftijd 39 jaar) werden geworven die meer dan zes weken behandeld werden met een SSRI en wilden overstappen op een ander antidepressivum. Depressie werd gemeten aan de hand van de Mongomery Asberg

(24)

Depression Rating Scale (MADRS). De proefpersonen werden tijdens de baseline geëvalueerd en werden random aan een driedaagse (kort) of 14-daagse (lang) taperingconditie toegewezen, waarbij de tapering van dosis, tablet vormen en antidepressivum individueel werd afgestemd op de proefpersoon. Nadat de proefpersonen vijf tot zeven dagen waren gestopt met het innemen van

antidepressivum werden zij opnieuw geëvalueerd. Hierna werd gestart met de nieuwe psychofarmaceutische behandeling. Na één week behandeld te worden met het nieuwe antidepressiva werden de proefpersonen opnieuw geëvalueerd. Uit de resultaten kwam naar voren dat er geen verschil was in incidentie van Discontinuation Syndrome tussen de korte en de lange taperingperiode. Tint en collegae (2008) hebben wel een verschil gevonden in incidentie van Discontinuation Syndrome bij verschillende halfwaardetijd van de gebruikte SSRI: een korte halfwaardetijd van SSRIs leverde een hogere incidentie van klachten dan een langere halfwaardetijd. Tint et al. (2008)gaven aan dat driedaagse tapering en 14 daagse tapering beiden met grote waarschijnlijkheid te kort zouden zijn.

Depressieve patiënten gebruiken vaak jarenlang antidepressiva. De lange termijn effecten van SSRI gebruik op de algemene gezondheid zijn nog niet volledig bekend. Het is van belang om de effecten van SSRI op algemene gezondheid te evalueren, aangezien een achteruitgang in algehele gezondheid een wellicht een groot aandeel van non- compliance zou kunnen verklaren. Basiswaarden om gezondheid te bepalen zijn een gezonde hartslag en longinhoud.

Licht, de Geus, van Dyck en Penninx 2010 deden gedurende twee jaar een longitudinaal onderzoek naar de invloed van tapering and staking van medicatie op hartslag variabiliteit. Longitudinale data werd via de Netherlandse Study of Depression and Anxiety (NESDA) verzameld. 2596 proefpersonen werden in het onderzoek

opgenomen, waarvan de gemiddelde leeftijd 42 jaar was en 66.2% van de proefpersonen

(25)

vrouw was. Inclusiecriteria waren het ervaren van een majeure unipolaire depressie en het gebruik van antidepressiva. Depressie werd door middel van de Composite

International Diagnostic Interview vastgesteld tijdens de baseline meting en de follow-up.

Om incidentie van terugval te meten, werd gekeken naar een recente depressieve episode. Het gebruik van antidepressiva werd vastgesteld aan de hand van

geneesmiddel container inspectie voor alle geneesmiddelen die in maand voor evaluatie gebruikt werden en geclassificeerd waren volgen de Anatomical Therapeutic Chemical Classification. Er was sprake van Antidepressiva gebruik wanneer het minimaal een maand, 50% van de tijd ingenomen werd. Patronen van verandering in

antidepressivagebruik werd vastgesteld door proefpersonen te categoriseren op basis van hun tweejarige antidepressivagebruik. Er werd een onderscheid gemaakt tussen personen die gedurende twee jaar geen antidepressiva gebruikten; persistente gebruikers die consequent gedurende twee jaar antidepressiva gebruikten, nieuwe gebruikers, die tijdens de baseline geen antidepressiva gebruikten maar tijdens de follow-up wel; personen die stopten met hun antidepressivagebruik, die tijdens de baseline antidepressiva gebruikten maar tijdens de follow-up niet en proefpersonen die tijdens het onderzoek van antidepressiva wisselde. Hartslag (HR) en de basale

respiratoire sinus arrhythmia (RSA), welke een index zijn van de parasympathisch en sympathisch zenuwstelsel, werden bij de baseline en de follow-up gemeten. HR en RSA werden door middel van een VU-AMS gemeten. De VU-AMS is een lichtgewicht ambulant apparaat dat een elektrocardiogram en wijzigingen in de thorax weerstand meet via zes electrodes bevestigd op voorgeschreven plaatsen op het lichaam. Uit de resultaten bleek dat het gebruik van antidepressiva de hartslag en de ademhalingssnelheid verhoogd.

Ook bleken antidepressiva-gebruikers na twee jaar significant vaker hartklachten te hebben. Wanneer de proefpersonen gedurende de twee jaar stopten met SSRI-gebruik,

(26)

verbeterde hun hartslag aanzienlijk. Licht et al. (2010) concludeerden dat gebruik van antidepressiva de algehele gezondheid verslechterde, maar dat het effect omkeerbaar was.

In deze paragraaf is aangetoond dat SSRI gebruik een negatief effect heeft op de algemene gezondheid, wat bijwerkingen als hoofdpijn, duizeligheid en sufheid zou kunnen verklaren. Bijwerkingen als sufheid, duizeligheid, en hoofdpijn zijn de voornaamste redenen dat patiënten met een depressie hun behandeling staken. De snelheid waarmee SSRI gebruik wordt afgebouwd is niet relevant voor de afname van incidentie van Discontinuation Syndrome. Een lange halfwaardetijd van de SSRI verkleint de incidentie van Discontinuation Syndrome echter wel. Erkan geconcludeerd worden dat non-compliance een complexe zaak is, waarbij men met vele factoren rekening moet houden.

(27)

7. Conclusie en Discussie

Non-compliance bij SSRI gebruik ligt tussen de 24% en de 57%. Het meten van non-compliance en de mate van non-compliance is lastig, aangezien de meeste methoden zoals zelfrapportage, aantal voorschriften en de hoeveelheid uitgegeven medicatie, niet betrouwbaar zijn. Zelfrapportages aangezien proefpersonen geneigd zijn sociaal

wenselijke antwoorden te geven. Hierdoor is het mogelijk dat de prevalentie van non- compliance bij onderzoek lager uitvalt dan werkelijk het geval is. De betrouwbare methoden, zoals het meten van medicatie/metaboliet plasma concentratie of de Medication Event Monitoring System (MEMS) zijn kostbaar, tijdrovend en technisch.

Oorzaken van noncompliance zijn ook complex en moeilijk vast te stellen: de meest aangegeven oorzaak van noncompliance is vergeetachtigheid, het verstoren van de dagelijkse routine en het druk hebben. Daarnaast wordt slechte begeleiding van clinici en worden de neurologische en seksuele bijwerkingen vaak genoemd als een oorzaak van nonadherence. Bijwerkingen blijken de grootste reden te zijn dat met men met de psychofarmaceutische behandeling met SSRIs stopt of van SSRI wisselt. Ook zijn er indicaties dat SSRI gebruik een negatieve invloed heeft op algehele gezondheid, hetgeen mogelijk ook een invloed heeft op de mate van compliance.

Goede begeleiding door de voorschrijvers en clinici bij SSRI gebruik is essentieel om een betere mate van compliance te bewerkstelligen. Door patiënten goed inlichten over medicatie, bijwerkingen en verwachtingen zullen zij een beter begrip hebben van de werking van de stof, waardoor de noodzaak er van inzien om compliant te zijn. Ook weten zij beter wat ze kunnen verwachten, waardoor teleurstellingen kunnen worden voorkomen. Antidepressiva worden in de meeste gevallen voorgeschreven door de huisarts. Een huisarts heeft minder kennis met betrekking op depressie en

angststoornissen en zal niet vertrouwd zijn met het scala aan alternatieve therapieën

(28)

om depressie te behandelen. Hierdoor zal hij minder goed in staat zijn om de patiënt opties te kunnen bieden die wellicht beter bij de patiënt passen. Huisartsen hebben daarnaast vaak zeer beperkt de tijd, waardoor begeleiding en informatieverstrekking tekort schiet. Dit is kwalijk, aangezien de juiste begeleiding en informatieverstrekking cruciaal is voor het vinden van een passende therapie en de mate van compliance aanzienlijk vergroot.

Combinatietherapie is effectiever gebleken dan alleen medicamenteuze

behandeling van depressies; ook bleek er minder sprake te zijn van terugval. Patiënten die combinatietherapie kregen vertoonden ook meer compliance. Een mogelijke

oplossing voor betere compliance bij gebruik van SSRIs, is psychologen de begeleiding laten verschaffen. Psychotherapeuten zouden een post-doctorale opleiding kunnen genieten, zodat zij hun cliënten beter bij kunnen staan bij eventuele problemen zoals tegenvallende resultaten en bijwerkingen. Bij psychotherapie sessies is er de

mogelijkheid voor aandacht aan eventuele problemen met de medicatie. Patiënten zouden gemakkelijker problemen omtrent medicatie kunnen doorgeven en psychologen kunnen problemen eerder herkennen en ondervangen. Ook wanneer patiënt zich zorgen maakt over de negatieve lange termijn effecten kunnen deze besproken worden met de psycholoog en heeft de psycholoog de kennis om met dergelijke

gezondheidsovertuigingen. Speciaal opgeleide psychologen kunnen dan ook

voorschrijven, waardoor het makkelijker is om de voorgeschreven dosis aan te passen wanneer nodig.

Het is duidelijk dat depressie een groot probleem in de samenleving is en vele nadelen met zich meebrengt. Compliance is een groot probleem bij medicamenteuze behandeling van depressies. Door psychologen een grotere rol in de behandeling van

(29)

depressie te geven zou het mogelijk zijn compliance en zodoende ook behandelsucces te vergroten, waarmee kosten uit de medische zorg kunnen worden bespaart, de

effectiviteit op de werkvloer wordt vergroot en bovenal: de patiënt weer in de samenleving staat.

(30)

American Psychiatric Association, & American Psychiatric Association. Task Force on DSM-IV. (1994). Diagnostic and statistical manual of mental disorders: DSM-IV. Amer Psychiatric Pub Inc.

Alonso, J., Angermeyer, M. C., Bernert, S., Bruffaerts, R., Brugha, T. S., Bryson, H., de Girolamo, G., de Graaf, R., Demyttenaere, K., Gasquet, I., Haro, J. M., Katz, S. J., Kessler, R.

C., Kovess, V., Lépine, J. P., Ormel, J., Polidori, G., Russo, L. J., Vilagut, G., Almansa, J., Arbabzadeh-Bouchez, S., Autonell, J., Bernal, M., Buist-Bouwman, M. A., Codony, M., Domingo-Salvany, A., Ferrer, M., Joo, S. S., Martínez-Alonso, M., Matschinger, H., Mazzi, F., Morgan, Z., Morosini, P., Palacín, C., Romera, B., Taub, N. and Vollebergh, W. A. M. (2004), Psychotropic drug utilization in Europe: results from the European Study of the

Epidemiology of Mental Disorders (ESEMeD) project. Acta Psychiatrica Scandinavica, 109: 55–64

Burra,T. Chen, E.,McIntyre, R., Grace, S., Robertson Blackmore, E. and Stewart, D. (2007) Predictors of Self-Reported Antidepressant Adherence. Behavioral Medicine, 32(4): 127- 134

Buckalew, L.W., Sallis, R.E., 1986. Patient compliance and medication perception. Journal of Clinical Psychology 42: 49–53

Bull, S., Hunkeler, E., Lee, J., Rowland, C., Williamson, T., Schwab, J. and Hurt, S. (2002) Discontinuing or Switching Selective Serotonin-Reuptake Inhibitors. The Annals of Pharmacotherapy 288(11): 1403-1409

Cuzick, J., Edwards, R., and Segnan, N. (1997) Adjusting For Non-Compliance and Contamination in Randomized Clinical Trials. Statistics in Medicine,16: 1017-1029

Demyttenaere K. (1997) Compliance during treatment with antidepressants. Journal of Affective Disorders 43: 27–39.

(31)

Demyttenaere, K. (2001) Compliance and acceptance in antidepressant treatment.

International Journal of Psychiatry in Clinical Practice 5: S29 - S35

Demyttenaere, K. (2003) Risk factors and predictors of compliance in depression.

European Neuropsychopharmacology 13: S69–S75

Donovan , J., and Blake, D. (1992) Patient non-compliance: deviance or reasoned decisionmaking? Social Sciences Medicine. 34(5): 507-513.

Eaddy M, Bramley T, Regan T. (2003) Time to antidepressant discontinuation:a

comparison of controlled-release paroxetine andimmediate-release selective serotonin- reuptake inhibitors. American Journal of Managed Care ;1: 22-7

Keene, M. , Eaddy, M., Mauch, R., Regan, T., Shah, M., and Chiao, E . (2005) Differences in compliance patterns across the selective serotonin reuptake inhibitors (SSRIs). Current Medical Research and Opinion 21(10): 1651–1658

Kessler, R., Nelson, C. and McGonagle, K. (1996) Comorbidity of DSM-III-R Major Depressive Disorder in the General Population: Results from the US National Comorbidity Servy. British Journal of Psychiatry. 168(Sup 30): 17-30

Lerner,D., Adler,D., Chang, C., Lapitsky, L., Hood, M., Perissinotto, P., Reed, J., McLaughlin, T., Berndt, E., Rogers, E. (2004) Unemployment, Job Retention and Productivity Loss Among Employees With Depression. Psychiatric Services 55(12): 1371-1378.

http://ps.psychiatryonline.org

Licht, C., de Geus, E., van Dyck, R., en Penninx, B. (2010) Longitudinal evidence for

unfavourable effects of antidepressants on heart rate variability Biological Psychiatry 68:

861–868

Lin E.H.B., Von Korff M., Katon W, et al. ( 1995)The role of the primary care physician in patients’ adherence to antidepressant therapy. Medical Care;33: 67-74

(32)

Maddox, J., M. Levi, Thompson, C. (1994 ) The compliance with antidepressants in general practice Journal of Psychopharmacology 8: 48-52b

McGettigan, P., Kelly, A., Carvahlo, M. and Feely, J. (2000) Antidepressants in Primary Care: Analysis of Treatment Discontinuations. Pharmacoepidemiology and Drugs Safety.

9: 521-528

Meijer,W.. Heerdink, E., Leufkens, H., Herings, R., Egberts, A., en Nolen, W. (2005) Langdurig gebruik van antidepressiva in Nederland in 1991-2001: prevalentie,

incidentie en risico-indicatoren. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. 149: 708-711

Melfi, C., Chawla, J., Croghan, T., Hanna, M., Kennedy, S. and Sredl, K. (1998) The Effects of Adherence to Antidepressant Treatment Guidelines on Relapse and Recurrence of Depression. Archives of General Psychiatry.;55(12): 1128-1132.

NIHM/NNIH (1985) Mood disorders.: pharmacological prevention of reoccurences.

Consensus Development Conference Statement (4)5: 8 NIHM/NNIH Gepubliceerd in American Journal of Psychiatry, 1985; 142 469-479

Reis, M., Aberg-Wistedt, A., Agren,H., Akerblad andA., Bengtsson, F. (2004) Compliance with SSRI medication during 6 months of treatment for major depression: an evaluation by determination of repeated serum drug concentrations. Journal of Affective Disorders 82: 443–446

Romano, P. S., Roost, L. L., & Jollis, J. G. (1993). Presentation adapting a clinical

comorbidity index for use with ICD-9-CM administrative data: differing perspectives.

Journal of Clinical EWpidemiology, 46(10): 1075-1079.

Roose, S.P. (2003) Compliance: the impact of adverse events and tolerability on the physician’s treatment decisions. European Neuropsychopharmacology 13: S85–S92

Spijker, J,. Bijl, R., de Graaf, R. en, Nolen, W. (2001) Determinants of poor 1-year outcome ofDSM-III-R major depression in the general population: results of the Netherlands

(33)

Mental Health Survey and Incidence Study (NEMESIS). Acta Psychiatrica Scandinavica 103: 122-130

Stein, M., Cantrell, R., Sokol, M., Eaddy, M. and Shah, M. (2006) Antidepressant Adherence and Medical Resource Use Among Managed Care Patients With Anxiety Disorders. Psychiatric Services 57(5): 673-680. ps.psychiatryonline.org

Stahl, S.M. (2008), Stahl's Essential Psychopharmacology: Neuroscientific basis and practical applications (3rd Edition), Cambridge University Press,

Ten Doesschate, M., Bockting, C. en Schene, A. (2009). Adherence to continuation and maintenance antidepressant use in recurrent depression. Journal of Affective Disorders 115: 167–170.

Tint, A., Haddad, P. and Anderson, I. (2008). The effect of rate of antidepressant tapering on the incidence of Discontinuation symptoms: a randomized study. Journal of

Psychopharmacolology 22: 330-333 (originally published online 21 January 2008)

Thompson, C., Peveler, R., Stephenson, D., McKendrick, J. (2000) Compliance With Antidepressant Medication in the Treatment of Major Depressive Disorder in Primary Care: A Randomized Comparison of Fluoxetine and a Tricyclic Antidepressant. American Journal of Psychiatr 157: 338-343.

Verbeek-Heida, P. en Mathot, E. (2006) Better safe than sorry — why patients prefer to stop using selective serotonin reuptake inhibitor (SSRI) antidepressants but are afraid to do so: results of a qualitative study. Chronic Illness 2: 133–142

Websites

www.nhs.uk/news/2013/07July/Pages/Prozac-nation-claim-as-antidepressant-use- soars.aspx

http://www.trimbos.nl/onderwerpen/psychische-gezondheid/depressie/feiten-en- cijfers

http://tuesday1st.blogspot.nl/2012/05/ssri-snri-total-annual-prescriptionn.html

(34)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Daarnaast bleek het verzamelen van deze gegevens zeer tijdrovend, omdat de gegevens voor ieder gebouw apart moeten worden opgevraagd en we daarbij afhankelijk zijn van derden en

Onttrekkingsverschijnselen bij de pasgeborene treden meestal binnen twee tot vier dagen na de bevalling

Ik heb geen voorkeur voor wanneer ik toch geen voorkeur meer kan hebben Dat wat zal zijn, wanneer het zijn zal, zal het zijn dat wat het is. ©

- dat type ‘begrijpend lezen’-onderwijs is zeer goed te toetsen omdat vormkenmerken van teksten bevraagd worden, maar het levert volgens PISA een vorm van leesbegrip op die

onttrekkingsverschijnselen De verschijnselen zijn meestal mild en kunnen optreden bij een klein deel van de pasgeborenen waarvan de moeder tijdens de zwangerschap

Ik ben ervan overtuigd dat een uitbreiding van de wet, gebaseerd op een eenduidige wilsverklaring een oplossing kan bieden voor velen die de regie van het eigen leven in handen

Maar de arnhemsche neef had nog niet uitgesproken Hij zag Machteld met eerbiedige hoogachting aan, en terwijl hij van de bank opstond, plaatste hij zich naast haar stoel, terwijl

Ivo Mechels van Testaankoop citeert instemmend Obama: “Islam has a proud tra- dition of tolerance.” Ja, dat heeft Obama echt gezegd en hij wordt daarin gesteund door de Vlaamse