• No results found

Wie trekt wie over de streep?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Wie trekt wie over de streep?"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Topsporters, ex-topsporters en sportcoaches discussieerden met managers en managementtrainers over: wat kan het bedrijfsleven leren van de sport?

Veel, zo blijkt. Een spraakmakende rondetafeldiscussie in Hotel en Congrescentrum Papendal. >>

Wie trekt wie

over de streep?

(2)

5

EventView 3 | 2011

rondetafel

Edwin de Beukelaar:

“Wat mij boeit aan sport is dat het vóór een wedstrijd vrij en los is. Honderden fietsers kriskras door elkaar, bijvoor- beeld. Chaos bijna. Dat vinden mensen een mooi moment. Het heeft ook te maken met de setting waarin je acteert.

We zitten hier in een strakke vergader- opstelling, waarom niet onderuitgezakt op loungebanken? De manier waarop we bedacht hebben serieus te worden als het over werk gaat, dat fascineert me.”

Roel Roelfzema:

“Ik ervaar dat het bedrijfsleven veel van sport kan leren. Het belangrijkste leer- punt is wat mij betreft: presteren.”

Clarinda Sinnige:

“Wat het bedrijfsleven kan leren van sport? Bijna alles. Sport kan het bedrijfs- leven een spiegel voor houden als het gaat

Op 3 juni jongstleden schoof een gemêleerd gezelschap uit de sport- en zakenwereld aan tafel bij Hotel en Congrescentrum Papendal in Arnhem. Het Olympisch thuis van topsportend Nederland, waar sporters en bedrijfsleven elkaar dagelijks ontmoeten.

Z

o bleek uit de tafelbezetting: topsporters, ex-topsporters en sportcoaches aan de ene kant en managers en managementtrainers aan de andere kant. Gesprekleider Hillen vroeg - alvorens de discussie te starten - de deelnemers een eerste reactie te geven op de vraag:

om focus houden, teamprocessen, samen- werken, coachen. Aan de andere kant kan sport ook veel van het bedrijfsleven leren en dat gebeurt nog heel weinig.”

Robin van Galen:

“Ik zie veel raakvlakken tussen het coa- chen van een sportteam en hoe een ma- nager of directeur dat met zijn medewer- kers doet, of kan doen. Hoe je omgaat met mensen. In de sport is coachen de afgelopen vijf tot tien jaar echt een vak geworden, in het bedrijfsleven is dat vak nog onderbelicht.”

Jurrie van den Berg:

“Wat mij intrigeert aan teamsport is van- uit de teamgedachte functioneren en het juiste team samenstellen. Ik denk dat we in het bedrijfsleven te weinig bezig zijn om de juiste mensen op te stellen om uit- eindelijk een beter resultaat te halen.”

Stella van der Sluis:

“Wat ik heel belangrijk vind is blijvend verbeteren. In de zakenwereld gaan men- sen achteruitzitten. In de sport doe je er alles voor om altijd beter te worden, al is het maar een honderdste seconde of een millimeter. In het bedrijfsleven missen we wel eens die enorme drive om elke keer weer vooruit te gaan.”

Joeri Bruschinski:

“Wat we van elkaar kunnen leren komt in mijn werk dagelijks terug. Wat topsporters doen is niet op routine werken, maar elke dag de keuze maken om ervoor te gaan. In zich zelf te investeren om zoveel mogelijk uit de sport te halen. En dat mis ik soms in het bedrijfsleven.”

Joost Hillen:

“Wat ik graag zou willen leren van de professionele topsport is imagobuilding.

Want als je in de topsport een miljoen krijgt voor een prestatie is dat doodnor- maal en als je dat in het bedrijfsleven krijgt, heet het een bonus en ben je een graaier. Op een of andere manier slaagt het bedrijfsleven er niet in daar een posi- tief imago omheen te bouwen.” >>

Joost Hillen (60)

Eindverantwoordelijk voor het Sponsoring- en Evenementenbeleid van Nationale-Nederlanden.

Sinds juli 2010 tevens directeur Advies & Commercie bij RVS Verzekeringen. Betrokken bouwer aan (en van) sales-, marketing- en sponsorinitiatieven. Kwam vooral in de vorm van hospitality - “en dat is ook topsport” - met sport in aanraking als hoofdsponsor van het Nederlands voetbalelftal.

Edwin de Beukelaar (54) Coacht het bedrijfsleven.

Oprichter van onder andere de new world business school De Beukelaar Groep en ‘serial’

ondernemer. Werkt en traint met (inter)nationale organisaties.

Ontwikkelt unieke talent- en executive development programma’s in samenwerking met een groot netwerk van partners, business schools en cliënten.

Roel Roelfzema (41) Directeur Sport & Zaken.

Verantwoordelijk voor de strategie, productontwikkeling en het werven en behouden van (nieuwe) partners van de stichting. Ook beheert hij de Sport bestuurdersdatabase, één van de vier programma’s waarmee de organisatie sport en bedrijfsleven verbindt. Heeft altijd gefunctioneerd op het snijvlak van sport en bedrijfsleven, vooral in de vorm van sponsoring.

Stella van der Sluis (39) Directeur hotel en congrescentrum Papendal. Plaats waar sport en zaken elkaar dagelijks ontmoeten.

Bedacht slimme pitch om

evenementenbureau te vinden voor viering 40-jarig bestaan Papendal.

Studie hotelmanagement aan hotelschool Rotterdam.

Had tot haar huidige functie nooit met sport te maken.

Clarinda Sinnige (38)

Is bij Eiffel verantwoordelijk voor de inzet van topsport om de strategie van klanten werkzaam te maken en voor sponsoring, vitaliteit en relatiemanagement. Sinds kort manager van het Nederlands dameshockeyteam. Was dertien jaar keeper bij dames 1 van Hockeyclub Amsterdam (AH&BC) en bijna acht jaar van het Nederlands Dames Hockey Team.

Joeri Bruschinski (25) Lichte roeier en organisation and change consultant bij RVS. Bachelor International & European Law. Is op jacht naar een plek in de Olympische boot bij OS 2012 in Londen. Begon pas op zijn achttiende met roeien en was drie jaar later al Nederlands kampioen.

“Beetje van geschrokken hoe snel dat is gegaan.” Waarschijnlijk de enige toproeier die op serieus niveau zijn werk combineert met sport.

Robin van Galen (39) Al 23 jaar sportcoach. Een schouderblessure op jonge leeftijd bracht dit in een stroomversnelling.

“Dan maar de top halen als coach”, dacht hij. Dat lukte. Hoogtepunt:

Olympisch goud met het Nederlands dameswaterpoloteam in Beijing 2008. Heeft zijn eigen bedrijf RvG Sportpresentaties bv: (sport)presentator bij bedrijfsevenementen.

Jurrie van den Berg (39) General manager client services bij ATP Event Experts.

Specialist in evenementen en organiseert dagelijks incentives, groepsreizen, conferenties, events, en hospitalityreizen naar sportevenementen. Passief en actief, voor corporates, sportbonden en overheid.

Rondetafel

sport en zaken

Tekst: Niels van Laatum | Foto’s: Annick Meijer

Wat kan het bedrijfsleven

leren van de sport?

(3)

EventView 3 | 2011

rondetafel

Werken in teams

Een overeenkomst tussen sport en be- drijfsleven is het werken in teams. Hoe ze er mee omgaan blijkt in de praktijk nogal van elkaar te verschillen. Team- topsport is met een selectie van de beste mensen, ondanks al hun persoonlijke te- genstellingen, eensgezind samenwerkend voor het allerhoogste doel gaan. Wie niet goed genoeg is of niet in de groep past valt af. Simpel. Zo gewoon als we dat vinden in sport, zo ongewoon of weinig voorkomend is dat fenomeen in het be- drijfsleven. Er zal ook iemand de leiding moeten nemen om de boel te managen.

Managementcoach Edwin de Beukelaar bijt het spits af en schetst ter contrast hoe in het bedrijfsleven een leidinggevende wordt gekozen: “Vaak maken ze de beste voorman tot baas. En daar krijgt iedereen spijt van. Want die baas wil maar steeds laten merken dat hij het vroeger echt heel goed deed. Dat is eigenlijk een verkeerde keuze.”

Joost Hillen: “Edwin, brengt je dat als coach van bijvoorbeeld raden van be- stuur tot inzicht dat je dat anders gaat aanpakken?”

De Beukelaar: “Het is boeiend omdat het te maken heeft met ego. Dat is bij sporters ook, maar dat is hun drijvende kracht. In het bedrijfsleven is het best wel verdrie- tig. En ook jammer. Want als binnen een

team één van hen de baas moet worden, dan wordt het vaak degene die de organi- serende rol in het geheel heeft. Vaak ook degene die het ‘zo graag wil’. Maar het is nog maar de vraag of dat de beste is.

Dan krijgen wij om ons oren: ‘Jullie leren ons aansluiten, een hoog EQ, verbinden en warm zijn. Durf tonen. Hoe komt het dan dat die eikel de baas is?’ Hoe hoger je komt hoe minder je die competenties te- rugvindt. Ik kan me niet voorstellen dat het bij sport ook zo is.”

Roel Roelfzema: “In het bedrijfsleven blijven mensen doorgroeien op basis van jaren, niet omdat ze toegevoegde waarde bieden. Dat gebeurt bij sport niet omdat als je niet elke dag de grenzen opzoekt, niet jezelf verbetert, je na verloop van tijd niet meer presteert. Daar kun je wat van leren. In het bedrijfsleven kunnen men- sen heel lang op bepaalde posities blijven zitten. Als een sportcoach niet presteert ligt ie eruit.”

Moorddadig ingewikkeld

Teams samenstellen op basis van kwali- teit gebeurt volgens Stella van der Sluis veel te weinig. “Ik pleit voor meer com- petitiedrang op de werkvloer. Ik merk dat mensen het liefste een stap naar ach- ter doen en niet zichtbaar willen zijn met hun prestaties. Er wordt veel teveel onder een dekentje gehouden, dat is doodzon-

“Wij krijgen om onze oren: ‘Jullie leren ons aansluiten, verbinden en warm zijn. Hoe komt het dan dat die eikel de baas is?’”

Edwin de Beukelaar, managementtrainer

de. Als je met elkaar ergens voor gaat, en dat is in de sport makkelijker, dan moet je selecties maken. Mensen uitsluiten.

Durf te benoemen dat de een ergens goed in is en de ander niet. Dat doen we veel te weinig. Niet mensen laten zitten om- dat ze zo aardig zijn. Dan creëer je een cultuur van accepteren dat je niet goed genoeg bent.”

De Beukelaar: “Groepsgedrag is een bij- zonder fenomeen. Het is de vraag of de groep het waardeert als iemand, bijvoor- beeld door trainingsprogramma’s te vol- gen, excellent wordt. In sport wel, maar in het bedrijfsleven werkt het zo niet. Dat is moorddadig ingewikkeld.”

Van der Sluis: “Het begint al bij de se- lectieprocedure. Dan wordt vaak gedacht in handjes. Omdat er een stoel leeg staat, moet ie gevuld worden. Maar kijk goed naar degene die daar gaat zitten. Past ie bij het bedrijf? Gaat ie die prestatie leve- ren? Daar denken we te weinig over na en dat is een gemiste kans. Volgens mij is dat de start, voordat je überhaupt een training met elkaar kan doen. Dat lukt niet als je met verkeerde mensen om de tafel zit.”

De Beukelaar: “Het zit soms in het sy- steem. Op andere plekken kan je worden geroemd om je lef, om afwijkend gedrag.

En terug op de werkvloer moet je maar gewoon doen zoals het hoort.”

Hillen: “Clarinda (Sinnige, red.), zie jij dat ook, dat weinig mensen bezig zijn met continu verbeteren? Of ben je al ge- infecteerd door het bedrijfsleven?”

Clarinda Sinnige: “De meerwaarde van oud-topsporters uit een teamsport is dat ze hebben geleerd en ervaren hoe je onder druk met elkaar toch kunt samenwerken.

En de hiërarchie wordt bepaald door de kwaliteiten die de mensen hebben. Ie- mand die bovenaan de sociale hiërarchie

Sport en bedrijfsleven kennen veel raakvlakken, maar ook ver- schillen. Bijvoorbeeld: sporters trainen dagelijks, om maar enkele keren per jaar een topprestatie neer te zetten. Het bedrijfsleven moet dagelijks presteren, maar wanneer is er tijd om te trainen? Of:

sporters leren te genieten van het succes na een mooie prestatie.

Doen we dat in het bedrijfsleven wel voldoende? En hoe zit het met slechte prestaties?

>>

(4)

9 8

EventView 3 | 2011

rondetafel rondetafel

EventView 3 | 2011

zien, in staat om zo’n bedrijf te leiden? Ik vraag het me af.”

Sinnige: “Nu komen oud-sporters op ba- sis van hun naam direct op een hoog ni- veau binnen. En dan missen ze een stuk van hun basispakket. Joeri en ik leren ontzettend veel in het bedrijf, gewoon door de mouwen op te stropen en te wer- ken. Dan doe je ervaring op en breng je meerwaarde. Dat lukt niet door binnen te stappen op een leidinggevende functie.

Davids als leidinggevende bij een beurs- genoteerde onderneming, ik weet het niet. Misschien gaat hij ons verbazen.”

Jurrie van den Berg: “Het gaat uitein- delijk om de combinatie van mensen in zo’n raad. Dat kan zomaar een hele goede zijn.”

De Beukelaar: “Je kunt van de soepfa- briek naar de ING gaan. Op latere leef- tijd ontdek je dat inhoud niet relevant is.

Een hockeyer in het Ajax-bestuur kan ook juist slim zijn. In het bedrijfsleven doen we dat steeds meer; ga maar eens een paar jaar iets heel anders doen. Als je ergens lang werkt, wordt je namelijk onderdeel van het probleem.”

Sporter op de werkvloer

Hillen legt de link naar wat er gebeurt als een sporter in een werkomgeving terecht komt. Hij vraagt het Roel Roelfzema, wiens organisatie samen met NOC*NSF en Randstad mede vorm geeft aan het programma Goud op de werkvloer, dat topsporters begeleidt naar een passende baan tijdens of na de sportcarrière. Zoals Bruschinski. “Hoeveel sporters moet je ergens hebben wil de omgeving iets van hen gaan leren? En hoe lang blijft een sporter sporter voordat ie in de cultuur wordt opgezogen?”

Roelfzema: “We hebben nu 80 sporters aan het werk, daar zijn we trots op. Een aantal is actief, een aantal gestopt met topsport. Voor actieve sporters is het best ingewikkeld naast het werk alle trainin- gen te doen. Wij zeggen altijd tegen het bedrijf: De meest belangrijke presentatie is ondergeschikt aan de minst belang- rijke krachttraining. Dat is de mate van flexibiliteit die nodig is. Er gaat altijd een enorme inspiratie uit van de aanwezig- heid van een topsporter. Het team, de af-

deling en het bedrijf vinden het geweldig.

Het doorzettingsvermogen en de enorme focus die een sporter tentoonspreidt.

Daarnaast vinden de mensen binnen het bedrijf het ook enorm leuk om een spor- ter te volgen. Dat is bij ex-topsporters een ander verhaal. Ik kan me voorstellen dat die sneller onderdeel worden van het be- drijf.”

Hillen: “Moeten oud-sporters zich dan ook harder bewijzen dan actieve sporters?”

Roelfzema: “Ik denk het wel. En dat vin- den ze volgens mij ook niet erg. Ik ken verhalen waarbij een team op apengapen ligt en naar huis wil, en de oud-sporter zegt: ‘Ho, ho. We gaan nog even door.

Want dit is het doel en daar moeten we naartoe.’ Ze willen graag laten zien dat ze die drive hebben.”

Joeri Bruschinski: “Zo zie ik het niet.

Als actieve sporter wil ik geen Melkert- baan. Per se niet. Ik leef met een groot spanningsveld omdat ik net zo ambitieus ben met sport als met werken. Die keuze maak ik zelf. En ja, mensen gaan je vol- gen. Die staan dan ineens de volgende ochtend langs de Bosbaan: ‘Joeri!’ Ik sta niet stil bij wat ik doe. Maar wat voor mij normaal is, is voor een ander bijzonder.

Ik heb wel geleerd dat anderen daar meer mee doen dan je zelf verwacht. Maar ik wil hoe dan ook niet dat het bedrijf be- taalt voor mijn sport.”

Van den Berg: “Ik denk dat veel bedrij- ven wel zo starten. Dat ze bijdragen aan Goud op de werkvloer en dus dan ook maar iemand in huis halen. Maar als ze zien wat de kracht van een sporter op de werkvloer is, dan zal dat aantal van 80 zo verdubbeld zijn. Zo’n sporter verbaast vriend en vijand met zijn gerichte en doeltreffende aanpak.”

De Beukelaar: “De sfeer bij bedrijven kan hard zijn. Wij begeleiden ook een aantal sporters en die hebben lang verborgen gehouden dat ze topsporter zijn. Omdat mensen heel jaloers kunnen reageren.

Vergis je niet. Slim en ook nog goed in sport! Dat moet je niet onderschatten.

Kun je nagaan wat dat betekent voor die mensen.”

Stella van der Sluis: “De reputatie van sport is helemaal veranderd, vergeleken met vijftien jaar geleden. Vroeger was

“Bij een bedrijfssportdag die ik organiseerde raakte een paar mensen geblesseerd. Een collega van hr zei tegen me: ‘Je bent ook helemaal gek om dat te doen.’” Joost Hillen, Nationale-Nederlanden/RVS Verzekeringen

staat kan een heel andere zijn dan degene die in het veld het verlengstuk van de coach is. In het bedrijfsleven zie je dat als mensen automatisch zijn doorgegroeid, ze stil gaan zitten om te kijken hoe anderen aan de slag gaan. Als je de verantwoor- delijkheid hebt over een bepaald stuk, zoals in een hockeyteam, dan kun je niet verzaken. Ik denk dat er in het bedrijfs- leven minder goed wordt gekeken wat de een onderscheid van de ander, om op een bepaalde positie te komen. Dat gaat veel meer op basis van organogrammen.”

En procedures en functieprofielen, vul- len anderen in overeenstemming aan.

“Waardoor je krachtige mensen mist”, gaat Sinnige verder. “Oud-sporters kun- nen dat besef in een organisatie brengen, later leren ze dan echt wel hoe je moet functioneren en wat je nodig hebt om een bepaalde functie uit te oefenen.”

Robin van Galen: “Ik ben het er mee eens, hoor. Grotendeels. Maar als je naar de actuele ontwikkelingen bij Ajax kijkt, dan vraag ik me af of Edgar Davids wel iemand is voor de raad van commissaris- sen. Zijn oud-sporters, heel praktisch ge-

>>

Joost Hillen en Robin van Galen

(5)

11 10

EventView 3 | 2011

rondetafel rondetafel

EventView 3 | 2011

topsport niet sexy. Tegenwoordig gaan we ons bed uit om ’s morgens vroeg naar judo of waterpolo te kijken. Topsport in het be- drijf wordt nu ook anders omarmd.”

De Beukelaar: “Komt dat niet omdat je hier werkt, bij Papendal? Dat beeld?”

Van der Sluis: “Nee, hoor. Ik werk hier pas tweeënhalf jaar en heb daarvoor vijftien jaar in het buitenland gewoond.

Dus ik kijk er redelijk objectief naar. Ik zie hoe het veranderd is. We zijn er veel massaler in geïnteresseerd en topsport is veel meer geaccepteerd als baan.”

De Beukelaar, in een onderonsje: “Zie je hoe goed het is dat je even weg bent geweest?”

Van der Sluis: “Ik raad het iedereen aan.”

Sinnige: “Goed, het is veranderd en sport is meer sexy geworden. Maar dat maakt het voor een sporter lastiger om beoor- deeld te worden op zijn prestaties bij de werkgever, omdat iedereen het leuk vindt om een sporter over de vloer te hebben.

Ik was daar altijd allergisch voor en wilde me dan nog meer bewijzen.”

Bruschinski: “Ik had in het begin ook te- gen niemand gezegd dat ik op moest voor het Nederlands kampioenschap. Want ik dacht dat ze allemaal gek zouden gaan doen en me op gingen naaien. En dat is nou net wat je niet wilt hebben, je wilt de druk een beetje weghouden. Ik ben nu aan het ontdekken dat ik afgerekend wil worden op het werk dat ik aflever, in een goede balans met mijn sport.”

De Beukelaar: “Je voegt natuurlijk waar- de toe als de hele groep meeleeft. Ook als iemand ziek is op de afdeling, of gaat trouwen, dan creëert dat binding. Dat is het effect van het wél vertellen.”

Bruschinski: “Dat klopt. Maar dat moet je eerst ervaren.”

Leidinggevenden vaak te laat

Sport en bedrijfsleven vergelijkend ont- staat al snel het beeld dat topsporters eindeloos lijken te trainen om slechts zo nu en dan – bijvoorbeeld voor de duur van nog geen tien seconden op de 100 meter - te pieken, terwijl in het zaken- leven iedereen eindeloos lijkt te moeten presteren en nauwelijks de tijd heeft om te trainen. Hillen legt de schijnbaar om- gekeerd evenredig situatie aan de groep

voor. Van Galen reageert als eerste: “Het ligt er een beetje aan welke sporten je vergelijkt. Sporters die bij clubs in com- petitieverband spelen moeten elke week een topprestatie neerzetten. In mijn ge- val, met het dameswaterpoloteam dat ik drie jaar trainde, hadden we een keer per jaar een EK en een keer per jaar een WK, en maar één keer een Olympische Spelen. Dan kon je wel heel goed perio- diseren, omdat je ergens naartoe trainde.

Technische en tactische vaardigheden, de mentale factor, maar ook de fysieke fac- tor. Als je het hebt over pieken, zit hem dat bij sport vooral in de fysieke factor.

Het is wetenschappelijk onderzocht dat een goede periodisering je totale prestatie met één tot twee procent verbetert. Dat lijkt weinig, maar het kan het verschil zijn tussen net aan winnen in de finale, of net aan verliezen. Ik denk dat in het bedrijfsleven te weinig getraind wordt.

Er is minder duidelijk sprake van perio- disering.”

Bruschinski: “Ik zie de hele vergelijking van trainen versus presteren anders. Elke training van een topsporter is ook een prestatie. Ik leg mezelf elke dag, elke training, hetzelfde druk- en prestatie- niveau op. Zodat ik op piekmomenten niets anders doe dan ik getraind heb.

Wat ik in de maanden voor zo’n moment heb getraind gaat er dán uitkomen. In het bedrijfsleven herken je veel resultaat- gedreven targets, maar tot op de dag een prestatie uitstippelen gebeurt heel wei- nig. De doelen staan er, maar wat dat betekent voor elke werknemer vind ik te weinig zichtbaar. Ik vind juist niet dat we in het bedrijfsleven continu aan het presteren zijn.”

De Beukelaar: “In het bedrijfsleven heb je het verschil tussen ondernemers en mensen in loondienst. Voor ondernemers is het anders. Bij werknemers ligt het ge- voelig. CEO’s worden goed betaald en door ons zeer intensief begeleidt. Omdat zij ook moeten pieken; het zit met name in de groep eronder. Die denkt: ‘Ik be- grijp wel dat jij piekt, want jij krijgt een enorme bonus. Jij gaat wel weer door, maar hoe zit nou met mij?’ Daar zit een zorg. Het zou mooi zijn als je meer men- sen kunt laten winnen, zodat je de mid-

“Als je in het bedrijfsleven iets organiseert komt standaard een aantal mensen te laat, en dat zijn vaak de leidinggevenden.

Clarinda Sinnige, Eiffel

>>

(6)

13 12

EventView 3 | 2011

rondetafel rondetafel

EventView 3 | 2011

denlaag ook meeneemt. Want je wint niet alleen door te winnen, maar door het samen te doen.”

Het valt ex-topsporter Sinnige op dat mensen die uitvoerend werken, dat heel ad hoc doen. Dat ze vergeten te vieren dat ze iets heel moois behalen: “Ze genieten niet van hun succes, maar gaan meteen door naar het volgende. Verder merken we nogal eens dat bij ruimschoots van tevoren aangekondigde bijeenkomsten voor klanten, altijd een aantal vlak er- voor afzegt. Omdat ze ‘eigenlijk geen tijd hebben’. Terwijl dát de belangrijkste mo- menten zijn. Geen waterpoloër die tegen Robin zegt dat ie morgen even geen tijd heeft voor de krachttraining.”

Van Galen: “Met andere woorden: in het bedrijfsleven zijn trainingsmomenten ondergeschikt.”

Hillen: “Hoe komt dat, denken jullie?”

Sinnige en Van Galen, bijna gelijktijdig:

“Het is de cultuur.”

Hillen: “Maar de cultuurdragers, de ba- zen, weten net zo goed dat zo’n moment belangrijk is.”

Van Galen: “Mooi voorbeeld: ik moest vorige week een presentatie geven voor een gemeente, op de eerste dag van een tiendaags opleidingstraject. Was al drie maanden bekend. Van de twintig afde- lingshoofden waren er elf! Bijna vijftig procent had zich op het laatste moment afgemeld. Dan moet je zoiets dus nog belangrijker maken. Trainen moet een verplicht karakter krijgen. En als ze niet komen, moet je ze daar op afrekenen.”

Van den Berg: “Het is absoluut niet goed te praten, maar in het bedrijfsleven is de structuur vaak anders dan het toewerken naar een moment zoals dat in sport ge- beurt. Dat is lastiger omdat er veel ex-

terne invloeden zijn waar je geen grip op hebt.”

Van Galen: “Dat is wel waar, maar het is maar net welk belang je er aan geeft. De mensen die hoog in de hiërarchie staan moeten écht het voorbeeld geven.”

Sinnige: “Als je in het bedrijfsleven iets organiseert komt standaard een aantal mensen te laat, en dat zijn vaak de lei- dinggevenden. Daar gaan ze dan nog op wachten ook! Nee, denk ik dan, de an- deren die het wel belangrijk vinden zijn allemaal op tijd dus begin dan gewoon op het afgesproken tijdstip.”

De Beukelaar: “Daar hebben wij wat op gevonden. Zorg dat de klanten, de stake- holders, erbij zijn. Moet je opletten. Dan zijn ze er wel, hoor.”

Sportdag niet gewaardeerd

“Wat bedrijven heel goed van sport kun- nen leren”, merkt Hillen op, “is sportief bezig zijn. Gezond lijf, gezonde geest. Ik ervaar het bedrijfsleven als volstrekt on- gezond. Ik zie weinig initiatieven om dat beter te krijgen.”

Bedrijfssport is het programma van Sport

& Zaken dat zich op dat gebied richt.

Roelfzema: “Als je nu een vergezicht naar de arbeidsmarkt maakt, gaat het over tien jaar knellen, vanwege het ongezonde werkklimaat. Veel bedrijven zijn er nu mee bezig hoe daarmee om te gaan. Hoe mensen duurzamer inzetbaar kunnen zijn. Een gezonder leven past daar bij.

Dat heeft veel aandacht, alleen de bazen zijn daar zeer bepalend in.”

Via een aantal bedrijfssportprojecten van Sport & Zaken hebben juist die werkge- vers een aantal dingen geleerd. Slapen, bijvoorbeeld. Ze ervaren zelf dat ze, als ze beter slapen, meer bewegen en gezon-

der eten, nóg beter presteren. Vitaliteit is het sleutelwoord. Over een jaar of tien is een vitaliteitsprogramma gemeengoed bij bedrijven, verwacht Roelfzema. “Het is simpelweg noodzakelijk: obesitas, diabe- tes. Dan heb ik het nog niet eens over de sociale cohesie die samen sporten voort- brengt. Als je om vijf uur met zijn allen gaat hardlopen, dan gaat het vaak nog wel over het werk. Maar in een andere setting. En meer mensen komen in bewe- ging, niet alleen de besten zoals vijf jaar geleden. Ongeveer tachtig procent doet mee. En die gaan ook beter eten en beter slapen. Het is een trend, geen hype.”

Van Galen: “Zie je andere landen die dat beter doen dan wij? Die verder zijn?”

Roelfzema: “De Scandinavische landen sowieso. Daar is meer ruimte, daar past het veel meer bij. De Verenigde Staten daarentegen, lopen mijlenver achter.”

Bruschinski: “De work-life-balance is in Scandinavië goed geregeld. De cultuur om je na of naast je werk te ontwikkelen en om gezond te leven is groter. Ik zie in Nederland wel dat men er mee bezig is, dat het leeft. Op mijn werk komen veel mensen op me af omdat ze willen begin- nen met hardlopen en gezond eten. Dat is toch ook wel iets dat mijn aanwezig- heid teweeg brengt.”

De Beukelaar: “Alleen sommige sporten zitten in de weg. Bijvoorbeeld als mensen zeggen: ‘We gaan wel golfen’. Dat is na- tuurlijk geen sport. Want mensen gaan meer drinken en worden dikker. Dat is een soort schijnbeweging.”

Bruschinski: “Je gaat pas echt stappen maken als mensen ontdekken dat drie keer in de week sporten niet vermoeit, maar juist energie oplevert. Als ik een

week niet sport dan val ik in slaap.” >>

“Als actieve sporter wil ik geen Melkertbaan. Per se niet. Ik ben net zo ambitieus met sport als met werken”

Joeri Bruschinski, lichte roeier en RVS Verzekeringen

>>

Stella van der Sluis en Joeri Bruschinski

(7)

rondetafel

EventView 3 | 2011 EventView 3 | 2011

rondetafel

Roelfzema: “Vroeger vonden bedrijven en organisaties het vervelend als mensen gingen sporten. Want dan hadden ze op maandag gekneusde enkels en zo. Nu is wel bewezen dat als iemand regelmatig sport, dat vijfentwintig minder ziekte- dagen oplevert over een periode van vijf jaar.”

Hillen: “Een paar maanden geleden or- ganiseerde ik een sportdag voor twee- honderdvijftig verkopers, met volleybal en zaalvoetbal. Na afloop waren er tien met gescheurde spieren en dat soort bles- sures. Dat is op zich vervelend voor die mensen. Het allervervelendst vond ik dat een collega van hr tegen me zei: ‘Je bent ook helemaal gek om dat te doen.’

Ik werd er niet in aangemoedigd, laat ik het zo zeggen.”

Van den Berg: “Ze missen het inzicht in de langetermijn. Ze zien alleen die tien die thuis zitten. Meer energie en meer resultaat gebeurt niet van vandaag op morgen.”

Hillen vraagt Van den Berg namens ATP een beeld te schetsen van wat de trends op het gebied van bewegen met de zaak zijn: “Er zit een sterke groei in het actief beleven van sportevenementen. En dan helpt het inderdaad als degene die de be- slissingen neemt daar achter staat. Het palet aan activiteiten neemt toe, maar er zitten ook aspecten aan van teambuil- ding en relatiemarketing. Dat is nu een vlucht aan het nemen.”

Sinnige: “Bij ons sport negentig procent minimaal één keer in de week. De moei- lijkheid zit hem in de overige tien pro- cent. Hoe krijg je die over de drempel?

Je houdt altijd een groep die niet wil be- wegen. Omdat mensen het zien als op- gelegd. Of ze willen wel bewegen, maar

dan zelf en niet met de organisatie. De vraag is: Moet je je op hen focussen of op die negentig die wel wil. Je wilt eigenlijk de hele organisatie in beweging krijgen.

Daar worstelen we wel mee.”

De Beukelaar, altijd goed voor een ver- warrend intermezzo: “Je kunt ook men- taal bewegen. Dat zijn we nu aan het doen: mentaal sporten. De ruimte is groot genoeg om van gedachte te veran- deren. Zeg maar.”

Stilstaan bij prestaties

Het vieren van succes, het werd al even aangehaald. Sporters doen dat met over- gave. Sterker, het maakt essentieel onder- deel uit van het emotioneel verwerken van de keiharde trainingsinspanning, het naar de topprestatie toeleven en de euforie van het moment. In het bedrijfs- leven lijken we nauwelijks stil te staan bij onze prestaties. Is dat werkelijk zo en zo ja, hoe komt dat?

“Ik denk inderdaad dat er te weinig wordt gevierd” reageert Van Galen. “Je kunt daarmee je personeel meer laten verbin- den. Het gaat om waardering en dat heeft ieder mens nodig. Hoe, dat maakt niet veel uit. Als je er maar bij stilstaat.”

Hillen: “We zijn een beetje Calvinistisch in het bedrijfsleven; het hoort erbij dat we goed zijn.”

Roelfzema: “Precies. Zo van, het is ge- woon je werk.”

Van der Sluis is het er niet mee eens:

“Calvinistisch zijn we allang niet meer.

We hebben alleen de titel nog om ons achter te verschuilen.”

Sinnige: “Het voordeel van successen vie- ren is ook dat je mensen kunt aanspreken wanneer ze iets niet halen. Als je stilstaat bij succes moet je ook stilstaan bij falen, dat

doen we in de sport ook. Dan gaan we eva- lueren en meteen de volgende stap zetten.”

Van der Sluis legt de vinger op de zere plek: “Volgens mij is dat precies de reden waarom we zo weinig ons succes vieren.

Zodat het ook niet opvalt als het níét goed gaat.”

De Beukelaar, het leermoment samen- vattend: “We spreken af dat er iets moet gebeuren. En als dat niet bereikt wordt, gaan we opnieuw iets afspreken. Zonder daar iemand op aan te spreken. Als het wel lukt dan vieren we het niet. Omdat we het niet durven. Ik vind het mooi dat het in de sport wel gebeurt.”

Wat kan het bedrijfsleven leren van sport?

Best veel, zo blijkt. Zo zou het goed zijn meer aandacht te hebben voor het samen- stellen van teams op basis van persoonlij- ke competenties; oftewel, daadwerkelijk de beste man of vrouw voor de juiste plek vinden. Om continue verbetering te re- aliseren is het van belang dat trainings- momenten net zo belangrijk zijn als het werk, wellicht zelfs een verplicht karak- ter krijgen. Tip: nodig stakeholders uit.

Knappe jongen die dan nog afzegt. Ook kunnen we van sport leren dat vitaliteit helpt beter te presteren; lichamelijk én geestelijk. En dat is hard nodig om wer- kend Nederland het komende decennium in te loodsen. Stress en fysieke klachten zijn een zorg voor de toekomst. Er moet tijd zijn om te bewegen én te rusten.

Ten slotte zouden we onze successen en prestaties meer moeten leren vieren. Op voorwaarde dat we het dan ook bespreek- baar maken wanneer iets niet lukt. En de verantwoordelijken daarop kunnen wor- den aangesproken. Die balans moet er zijn. Net als in de sport. •

“In het bedrijfsleven kunnen mensen heel lang op bepaalde posities blijven zitten. Als een sportcoach niet presteert ligt ie eruit”

Roel Roelfzema, Sport en Zaken

Jurri van den Berg en Roel Roelfzema

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Maar… je zult je dag maar niet hebben als geestelijk verzorger temidden van de vele ‘dagen’ die er zijn waar onze samenleving aandacht voor vraagt.. We kennen er talloze: de dag van

ONZE-LIEVE-VROUW GASTHUIS VZW Ieperstraat 130 | 8970 Poperinge info@gasthuis.be | www.gasthuis.be Ond.. 0445.066.385 RPR Gent

Het kan niet meer dat een organisatie in de gehandicaptensector alleen gerund wordt door mensen zonder een handicap.. Dat zou hetzelfde zijn als dat Andries Knevel een

Maar M twijfelde weer erg, en zei: “Ik zie niet hoe al deze uitvoeringen door één formu- le beschreven kunnen worden, hoor.” Waarop P antwoordde “Het punt hier is dat het model

Daarom werkt Work First ook niet zo goed voor laagop- geleiden – onder wie de meeste laaggeletterdheid voorkomt: zij kunnen hun arbeidsmarktpositie pas significant verbeteren als

Wanneer je kind een hersentumor zou hebben en nog maar een jaar te leven heeft.. Alleen zullen de eerste zes maanden dragelijk zijn en daarna is de

De rechtbank deelt deze mening van de huurder niet en oordeelt: “Het essentiële materiele gevolg van de verkoop van een pand is dat het uit de beschikkingsmacht van de

Het gedicht krijgt nog een tweede relativering, als de ik-figuur zich afvraagt of zij niet eerder verliefd is op een myste- rieus verhaal dan op dat paard. Je moet als lezer wel