Functie en competentieprofiel CENTRUMLEIDER DIENSTENCENTRUM
1. Situering van de functie
Naam van de functie Centrumleider dienstencentrum
Dienst Dienstencentrum
Niveau B
Functionele loopbaan B1 – B2 – B3
Evaluator Directeur ouderenzorg- en dienstencentrum
Procesbewaker
2. Positionering in het organogram
Rapporteert aan / krijgt leiding van Directeur ouderenzorg- en dienstencentrum Geeft leiding aan Schoonmaakster en administratief medewerker
dienstencentrum
Functiefamilie Middenkader – leidinggevend
Directeur ouderenzorg- en dienstencentrum
Centrumleider dienstencentrum
3. Doel van de functie
Dagdagelijks beheer van het lokaal dienstencentrum
4. Resultaatgebieden
Uitvoeren en opvolgen van de strategische en operationele planning zodat de beleidsdoelstellingen binnen het lokaal dienstencentrum gerealiseerd kunnen worden.
Dit omvat onder meer de volgende taken:
Opmaak registratie en jaarverslag.
Opvolging van de interne administratieve en financiële procedures.
Bewaken van de erkenningsnormen, de decretale vereisten van het lokaal dienstencentrum en de subsidiëringsnormen van diverse projecten.
Coachen en begeleiden tot gemotiveerde en competente personeelsleden.
Dit omvat onder meer de volgende taken:
Instaan voor de dagdagelijkse leiding van het lokaal dienstencentrum.
Coachen, begeleiden en evalueren van de medewerkers van het lokaal dienstencentrum volgens de principes en richtlijnen van het personeelsbeleid.
Coachen en mobiliseren van de vrijwilligers met als doel de doelstellingen van het lokaal dienstencentrum mee te helpen waarmaken.
Aansturen van de medewerkers op het werkterrein zodat de taken kwaliteitsvol uitgevoerd worden.
Dit omvat onder meer de volgende taken:
Geven van korte, duidelijke werkinstructies.
Zorgen voor een duidelijke formulering van rollen, opdrachten en verantwoordelijkheden van alle medewerkers en vrijwilligers.
Ingrijpen in de taakuitvoering bij tegenslag of moeilijkheden.
Coördineren van de dagdagelijkse werking van het lokaal dienstencentrum.
Dit omvat onder meer de volgende taken:
Opstellen van de werkplanning van het lokaal dienstencentrum.
Instaan voor het vlot en correct beantwoorden van algemene vragen over de werking van het lokaal dienstencentrum.
Bemiddelen bij eventuele conflicten tussen het lokaal dienstencentrum en/of individuele medewerkers van de dienst en externe personen/instanties.
Coördineren van de activiteiten en dienstverlening aan cliënten met aandacht voor het minimaal behalen van de decretale vereisten van het lokaal dienstencentrum.
Organisatie, supervisie en coördinatie van de diverse activiteiten van het lokaal dienstencentrum georganiseerd voor de senioren van de eigen deelgemeente.
Continuïteit en permanenties regelen in samenspraak met het woonzorgcentrum.
Uitbouwen van de vrijwilligerswerking binnen het lokaal dienstencentrum.
Streven naar een collegiale samenwerking met de medewerkers van de andere administratieve en ondersteunende diensten van het OCMW.
Stimuleren, ondersteunen en coördineren van professionele samenwerkingsrelaties en bevorderen van overleg met hulpverleners, instanties en organisaties buiten het O.C.M.W.
Stimuleren en bevorderen van inspraak van gebruikers en buurtbewoners. In het bijzonder door middel van de centrumraad.
Voeren van promotie met het oog op bekendmaking bij de doelgroep.
Opvangen en behandelen van klachten van cliënten en mantelzorgers.
Instaan voor een optimale informatiedoorstroming.
Dit omvat onder meer de volgende taken:
Regelmatig en gestructureerd overleggen met de dienst thuiszorg van het OCMW, o.a. in functie van de organisatie van zitdagen.
Ervoor zorgen dat iedere medewerker over alle informatie beschikt die hij/zij nodig heeft om zijn/haar taken goed te kunnen uitvoeren.
Rapporteren aan de leidinggevende in verband met de werking van de dienst, de uitvoering van de beleidsdoelstellingen, de voortgang van de projecten en activiteiten.
Overleg met de betrokken medewerkers van het woonzorgcentrum.
5. Competentieprofiel
Kennis
Kennis van de OCMW-werkterreinen.
Kennis betreffende wet- en regelgeving met betrekking tot gebouwen.
Kennis van informatica
Basiskennis wetgeving op overheidsopdrachten
Vaardigheden en competenties
Competenties op organisatieniveau
Loyaal (2)
Bouwt mee aan een positief imago van de organisatie Is bereid zich extra in te spannen voor de organisatie Stelt het organisatiebelang voorop
Respecteert in de eigen adviezen en beslissingen het ruimere beleidskader Draagt bij aan de gewenste organisatiecultuur
Klantgericht (3)
Ziet en/of zoekt kansen om de klantentevredenheid te verhogen
Speelt in op signalen vanuit klanten en doet voorstellen naar structurele acties Anticipeert op zaken in functie van een optimale dienstverlening of werking van de afdeling of de organisatie
Stimuleert anderen om klantgericht te werken
Zelfontwikkeling (3)
Neemt verantwoordelijkheid op voor de eigen professionele ontwikkeling en werkt met een duidelijk plan voor de verbetering van de eigen prestaties
Neemt verantwoordelijkheid op voor de professionele ontwikkeling van anderen Creëert een leerklimaat
Integriteit (2)
Neemt verantwoordelijkheid voor eigen werk en komt open uit voor fouten Gaat zorgvuldig en discreet om met gevoelige of vertrouwelijke informatie
Houdt vast aan normen, ook wanneer dit voor zichzelf niet de meest gunstige keuze is Toont voorbeeldgedrag in respect, eerlijkheid en betrouwbaarheid
Competenties functiefamilie
Adviseren (1)
Kan de juiste informatie verzamelen
Stelt gerichte vragen om een probleem helder te krijgen Onderscheidt hoofd- en bijzaken in de aangeleverde informatie Houdt rekening met alle relevante aspecten bij een dossier of opdracht Betrekt de juiste personen of instanties bij een dossier of opdracht
Leiding geven (1)
Zorgt voor een goede werkverdeling en duidelijke prioriteiten Geeft duidelijke feedback en stuurt bij indien nodig
Legt uit hoe en waarom taken uitgevoerd worden Voorkomt conflicten of helpt ze op te lossen
Zorgt voor een goede samenwerking en sfeer in het team Zorgt dat afspraken en concrete doelstellingen nageleefd worden
Besluitvaardigheid (1)
Kan snel een doordacht standpunt innemen Verdedigt een standpunt of beslissing
Neemt beslissingen met een beperkt risico op tijd en stelt ze niet onnodig uit Informeert alle betrokkenen
Plannen en organiseren (2)
Brengt structuur aan in eigen werk en dat van anderen: plant taken en projecten Bepaalt objectieven en prioriteiten (korte/middellange termijn)
Past de planning aan indien veranderende omstandigheden dit eisen, ook voor anderen Zet mensen en middelen op de best mogelijke manier in
Plant meetmomenten in om te toetsen of prestaties/resultaten voldoen aan de verwachtingen en stuurt bij indien nodig
Verzekert continuïteit van het werk en behoudt overzicht
Samenwerken (3)
Werkt actief aan het creëren van een vertrouwensband met andere afdelingen Creëert structuren om de samenwerking met andere afdelingen te verbeteren Creëert een draagvlak voor problemen of beslissingen die de eigen afdeling overschrijden
Draagt samenwerking als een belangrijke waarde uit en spreekt anderen hierop aan
Kwaliteitsvol werken (2)
Vraagt feedback met betrekking tot de kwaliteit van het geleverde werk Grijpt in als de kwaliteit van de producten binnen de dienst niet in orde is
Voelt zich mee verantwoordelijk voor de kwaliteit van alle diensten en producten binnen de dienst
Probeert andere of vernieuwende werkwijzen uit om de kwaliteit te verbeteren
Functiegebonden competenties
Netwerken (1)
Onderhoudt relaties met mensen in en buiten de organisatie
Neemt initiatief tot samenwerking met andere diensten of vertrouwde instanties Zoekt naar mogelijkheden om het netwerk te benutten voor het verkrijgen van informatie, steun en medewerking
Mondeling communiceren (1)
Luistert aandachtig naar anderen Vraagt door op gegeven
Formuleert helder en duidelijk Legt zaken rustig en zeker uit.