Inkomsten overheid vmbo12
VO-content Auteur
05 September 2016 Laatst gewijzigd
CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie Licentie
http://maken.wikiwijs.nl/62183 Webadres
Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken van Kennisnet.
Wikiwijs Maken is een onderdeel van Wikiwijsleermiddelenplein, hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, vergelijkt, maakt en deelt.
Inhoudsopgave
Inkomsten overheid
Vooraf Activiteiten Stap1 Stap2 Stap3 Stap4 Stap5 Stap6 Stap7
Extra: LvoorL Begrippen Antwoorden
Over dit lesmateriaal
Inkomsten overheid Vooraf
De overheid levert allerlei overheidsproducten, zoals wegen, onderwijs, zorg, enzovoorts. Om die overheidsproducten te kunnen leveren, heeft de overheid geld nodig. Wat weet je al over de vraag hoe de overheid aan haar geld komt?
Leerdoel
Na deze opdracht kun je:
met behulp van voorbeelden duidelijk maken wat het verschil is tussen directe en indirecte belastingen
uitleggen wat wordt bedoeld met belasting heffen op basis van het draagkrachtbeginsel.
uitleggen wat wordt bedoeld met belasting heffen op basis van het profijtbeginsel.
Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht maak je de toets ‘Inkomsten van de overheid’.
De toets bestaat uit een aantal meerkeuzevragen.
Je hebt een voldoende voor de toets als je minimaal 80% van de punten haalt.
Activiteiten
Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Kennisbank over de inkomsten van de overheid bestuderen en vragen beantwoorden.
Stap 2 Alleen Van 2 personen met verschillende standpunten beslissen wie jij vindt dat gelijk heeft.
Stap 3 Alleen Vragen over BTW beantwoorden
Stap 4 Alleen Kennisbanken over de principes van belastingheffing bestuderen en vragen beantwoorden.
Stap 5 Alleen vragen over een tabel over inkomstenbelasting beantwoorden.
Stap 6 Alleen Filmpje over de belastingsdienst kijken en de belangrijkste activiteiten van de belastingsdienst opschrijven.
Stap 7 Samen Toets over de inkomsten van de overheid maken.
Benodigdheden Geen bijzonderheden.
Tijd
Voor deze opdracht heb je 2,5 uur nodig.
Stap1
Inkomsten overheid
Ga naar de kennisbank economie en bestudeer het onderdeel:
KB: Inkomsten overheid
Beantwoord nu de volgende vragen.
Inkomsten overheid
kn.nu/5o7lj
1
Belastingen kun je onderverdelen in directe belastingen en indirecte belastingen.
De inkomstenbelasting is een voorbeeld van een ...
a. indirecte belasting b. directe belasting
2
Belastingen kun je onderverdelen in directe belastingen en indirecte belastingen.
De BTW is een voorbeeld van een ...
a. directe belasting b. indirecte belasting
3
Belastingen kun je onderverdelen in directe belastingen en indirecte belastingen.
Accijns is een voorbeeld van een ...
a. indirecte belasting b. directe belasting
4
Belastingen kun je onderverdelen in directe belastingen en indirecte belastingen.
Loonbelasting is een voorbeeld van een ...
a. indirecte belasting b. directe belasting
5
De opbrengst uit aardgas is een belangrijke inkomstenbron voor de overheid.
Deze inkomsten horen tot de ...
a. niet-belasting inkomsten
b. kostprijsverhogende belastingen
6
Als je in loondienst bent, wordt door je werkgever loonbelasting ingehouden. Wat klopt?
a. brutoloon = nettoloon – loonbelasting b. nettoloon = brutoloon – loonbelasting
7
Een schilder rekent voor een uur schilderen € 30,- exclusief 6% BTW.
Hoeveel betaal je de schilder per uur?
a. € 31,80 b. € 30,60
8
Wat is de grootste inkomstenbron van de overheid?
a. niet-belastinginkomsten b. Loon- en inkomstenbelasting c. BTW
9
Hoeveel procent van de totale inkomsten bestaat uit loon- en inkomstenbelasting?
a. ongeveer 20%
b. ongeveer 34%
c. ongeveer 45%
10
Tot welke inkomenscategorie behoort de hondenbelasting?
a. vennootschapsbelasting bedrijven b. niet-belastinginkomsten
c. overige belastinginkomsten
11
Tot welke inkomenscategorie behoort een boete voor te hard rijden?
a. overige belastinginkomsten b. vennootschapsbelasting bedrijven c. niet-belastinginkomsten
In het cirkeldiagram hieronder zie je de inkomsten van de overheid in 2010 in miljarden euro’s.
Gebruik de gegevens uit het cirkeldiagram bij het beantwoorden van de volgende vragen.
Inkomsten overheid - 2
kn.nu/jfgr1
Wat is de grootste inkomstenbron van de overheid?
a. Loon- en inkomstenbelasting b. BTW
c. Niet- belastinginkomsten
Hoeveel procent van de totale inkomsten bestaat uit loon- en inkomstenbelasting?
a. Ongeveer 22%
b. Ongeveer 34%
c. Ongeveer 45%
Tot welke inkomenscategorie behoort de hondenbelasting?
a. Vennootschapsbelasting bedrijven b. Overige belastinginkomsten c. Niet- belastinginkomsten
Tot welke inkomenscategorie behoort een boete voor te hard rijden?
a. Vennootschapsbelasting bedrijven b. Overige belastinginkomsten c. Niet-belastinginkomsten
Stap2
Loonbelasting en inkomstenbelasting
Loonbelasting en inkomstenbelasting zijn allebei voorbeelden van directe belastingen.
Ito en Jeffrey hebben een discussie over het verschil tussen de loonbelasting en de inkomstenbelasting.
Volgens Ito is voor iemand die in loondienst is de loonbelasting altijd gelijk aan de
inkomstenbelasting. Jeffrey is het niet met haar eens.
Volgens hem is de inkomstenbelasting altijd hoger dan de loonbelasting.
Wie heeft volgens jou gelijk?
Of hebben ze geen van beide gelijk? En wat is dan wel juist?
Stap3
Inclusief of exclusief BTW
Als je een product koopt, betaal je BTW. Voor de meeste producten is de BTW 21%.
Met behulp van onderstaand schema,
kun je prijzen zonder BTW omrekenen naar prijzen met 21% BTW en omgekeerd.
1. Een loodgieter rekent € 40,- per uur zonder 21% BTW.
Hoeveel is de uurprijs met BTW?
2. Je koopt een trui. De trui ligt in de winkel voor € 69,-.
Hoeveel is de prijs zonder 21% BTW?
Hoeveel BTW moet de verkoper aan de overheid afdragen?
Schilders mogen van de overheid 6% in plaats van 21% BTW rekenen.
Op veel boeken zit ook geen 21%, maar 6% BTW.
Maak nu zelf een schema,
waarmee je prijzen zonder BTW kunt omrekenen naar prijzen met 6% BTW en omgekeerd.
3. Een schilder rekent € 40,- per uur zonder 6% BTW.
Hoeveel is de uurprijs met BTW?
4. Je koopt een boek.
Het boek ligt in de winkel voor € 14,50.
Hoeveel is de prijs zonder 6% BTW?
Hoeveel BTW moet de verkoper aan de overheid afdragen?
Stap4
Ga naar de kennisbank economie en bestudeer de uitleg van het onderdeel
KB: Principes belastingheffing Beantwoord nu de volgende vragen.
Toets
kn.nu/rdtjg
1
Hoe noem je het beginsel dat er vanuit gaat dat mensen met een hoog inkomen meer belasting betalen dan mensen met een laag inkomen?
a. draagkrachtbeginsel b. profijtbeginsel
2
Volgens welk beginsel werkt de inkomstenbelasting?
a. draagkrachtbeginsel b. profijtbeginsel
3
Volgens welk beginsel werkt de hondenbelasting?
a. draagkrachtbeginsel b. profijtbeginsel
4
Volgens welk beginsel werkt de wegenbelasting?
a. draagkrachtbeginsel b. profijtbeginsel
5
Volgens welk beginsel werkt de BTW?
a. profijtbeginsel b. draagkrachtbeginsel
6
Volgens welk beginsel werkt de loonbelasting?
a. profijtbeginsel b. draagkrachtbeginsel
Stap5
Draagkrachtbeginsel
De inkomstenbelasting is een voorbeeld van een belasting die uit gaat van het draagkrachtbeginsel.
Het is ook een voorbeeld van een progressieve belasting.
Dat wil zeggen dat iemand met een hoog inkomen procentueel meer belasting betaalt, dan iemand met een laag inkomen.
Bekijk de volgende drie gevallen.
Persoon 1 Persoon 2
1 Belastbaar inkomen €30.000,- €60.000,-
Bedrag aan belasting €9.000,- 30% €15.000,- ... %
2 Belastbaar inkomen €30.000,- €60.000,- Bedrag aan belasting €9.000,- 30% €18.000,- ...
%..
3 Belastbaar inkomen €30.000,- €60.000,- Bedrag aan belasting €9.000,- 30% €21.000,- ...
%..
Je ziet dat persoon I € 30.000,- verdient en 30% daarvan aan belasting betaalt.
Bereken per situatie hoeveel procent belasting persoon II betaalt.
In welk(e) geval(len) is er sprake van een belastingheffing volgens het draagkrachtbeginsel?
Leg je antwoord uit.
Stap6
De belastingdienst
Belasting betalen doe je via een belastingaangifte.
De belastingen komen op het bureau van de belastinginspecteur.
Die kijkt of je aangifte klopt.
Bekijk het filmpje ‘Wat doet de belastingdienst?’ op de website van SchoolTV.
Kijk eventueel ook nog even op de website van de belastingdienst:
www.belastingdienst.nl .
Schrijf de belangrijkste activiteiten van de belastingdienst op een rijtje.
Stap7
Eindproduct
Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.
De toets bestaat uit een aantal meerkeuzevragen.
Je moet 80% van de punten halen voor een voldoende.
Heb je een voldoende, print dan het certificaat.
Klik op de volgende link om te beginnen:
Succes!
Inkomsten overheid
kn.nu/thfmz
1 van 8
Waar of niet waar?
I Loonbelasting is een vorm van een directe belasting.
II Inkomstenbelasting is een vorm van een directe belasting.
a. I en II zijn beide waar.
b. I is waar, II is niet waar.
c. I is niet waar, II is waar.
d. I en II zijn beide niet waar.
2 van 8
Hieronder zie je een loonstrookje.
Wat klopt?
a. Nettoloon = brutoloon - omzetbelasting b. Nettoloon = brutoloon + omzetbelasting c. Nettoloon = brutoloon - loonbelasting d. Nettoloon = brutoloon + loonbelasting
3 van 8
Hieronder zie je een cirkeldiagram met de inkomsten van de overheid in 2010 in miljarden euro’s.
Hoeveel procent van de totale inkomsten bestaat uit omzetbelasting (BTW)?
a. Ongeveer 22%
b. Ongeveer 27%
c. Ongeveer 45%
d. Ongeveer 56%
4 van 8
Hieronder zie je een cirkeldiagram met de inkomsten van de overheid in miljarden euro’s.
Tot welke categorie behoren de volgende inkomsten:
1. opbrengst uit de verkoop van aardgas 2. opbrengst uit verkeersboetes
a. 1 = overige belasting inkomsten, 2 = overige belasting inkomsten b. 1 = niet-belasting inkomsten, 2 = overige belasting inkomsten c. 1 = overige belasting inkomsten, 2 = niet-belasting inkomsten d. 1 = niet-belasting inkomsten, 2 = niet-belasting inkomsten
5 van 8
Je koopt een lange broek. De broek kostte inclusief 21% BTW € 74,-.
1. Hoeveel is de prijs zonder 21% BTW?
2. Hoeveel BTW moet de verkoper aan de overheid afdragen?
a. 1 = € 58,46 2 = € 12,84 b. 1 = € 58,46 2 = € 15,54 c. 1 = € 61,15 2 = € 12,84 d. 1 = € 61,15 2 = € 15,54
6 van 8
Waar of niet waar?
I Hondenbelasting is een voorbeeld van een belasting volgens het profijtbeginsel.
II Kansspelbelasting is een voorbeeld van een belasting volgens het profijtbeginsel.
a. I en II zijn beide waar.
b. I is waar, II is niet waar.
c. I is niet waar, II is waar.
d. I en II zijn beide niet waar.
7 van 8
Bekijk de tabel hieronder.
Je ziet dat persoon I € 30.000,- verdient en 30% daarvan aan belasting betaalt.
Je ziet dat persoon II € 60.000,- verdient. Afhankelijk van de situatie bepaalt hij een ander percentage belasting.
In welke situatie(s) is er sprake van een progressief belastingstelsel?
a. In situatie 1, situatie 2 en situatie 3 b. In situatie 2 en 3
c. Alleen in situatie 3
d. In geen enkele van de beschreven situaties
8 van 8
Een uitgave van € 468,- per jaar is niet hetzelfde als een uitgave van ...
a. € 9,- per week b. € 39,- per maand c. € 156,- per kwartaal
Extra: LvoorL
Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.
Hieronder staat een video die goed past bij dit thema.
Bekijk de video. Kun je de video goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video met een klasgenoot.
Video: BTW -Flash
Let op:
Als je de video wilt stoppen, druk dan eerst op de stopknop en klik dan de popup weg.
Begrippen
Belastingen
Verplichte betalingen van mensen en bedrijven aan de overheid.
Directe belastingen
Belastingen op inkomen of bezit. De overheid ontvangt het geld direct van de belastingplichtige (of van zijn werkgever).
Indirecte belastingen
Zijn belastingen die je betaalt als je een product koopt. Je betaalt de belasting niet direct aan de overheid. De verkoper van het product draagt de belasting af.
Inkomstenbelasting
Belasting die je moet betalen over je inkomen.
Loonbelasting
Het deel van je loon dat je aan de overheid moet betalen.
Brutoloon
Het loon inclusief alle bedragen die je aan belastingen en premies moet betalen.
Nettoloon
Loon dat je overhoudt nadat alle bedragen die je aan belastingen en premies moet betalen eraf zijn getrokken.
Overige inkomsten
Opbrengsten uit verkoop van producten die eigendom van de staat zijn zoals aardgas.
Draagkrachtbeginsel
Belastingen op basis van het draagkrachtbeginsel gaan er vanuit dat mensen met een hoog inkomen meer belasting betalen dan mensen met een laag inkomen.
Profijtbeginsel
Belastingen op basis van het profijtbeginsel gaan er vanuit dat mensen betalen die ook echt van het gebruik van het product profiteren.
Retributie
Een directe betaling aan de overheid voor een overheidsproduct.
Antwoorden
Stap 3
1. 1,21 x € 40,- = € 48,40
2. Prijs zonder BTW: € 69,- : 1,21 ? € 57,02. Verkoper moet dus € 11,98 afdragen aan de overheid.
3. 1,06 x € 40,- = € 42,40
4. Prijs zonder BTW: € 14,50 : 1,06 ? € 13,68. Verkoper moet dus € 0,82 afdragen aan de overheid.
Stap 5
Persoon 1 Persoon 2
1 Belastbaar inkomen €30.000,- €60.000,-
Bedrag aan belasting €9.000,- 30% €15.000,- ... % 2 Belastbaar inkomen €30.000,- €60.000,-
Bedrag aan belasting €9.000,- 30% €18.000,- ... % 3 Belastbaar inkomen €30.000,- €60.000,-
Bedrag aan belasting €9.000,- 30% €21.000,- ... %
1. 15.000 : 600 = 25% belasting 2. 18.000 : 600 = 30% belasting 3. 21.000 : 600 = 35% belasting
Bij 3 is er sprake van belasting volgens draagvlakbeginsel, omdat je daar meer belasting betaalt als je inkomen hoger is.
Over dit lesmateriaal
Colofon
Auteur VO-content
Laatst gewijzigd 05 September 2016 om 16:25
Licentie Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons
Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie
Aanvullende informatie over dit lesmateriaal
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Leerniveau VMBO gemengde leerweg, 2; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 1; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 2; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 1;
VMBO theoretische leerweg, 1; VMBO gemengde leerweg, 1; VMBO theoretische leerweg, 2; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 2;
Leerinhoud en doelen
Mens en maatschappij;
Eindgebruiker leerling/student Moeilijkheidsgraad gemiddeld
Studiebelasting 2 uur en 30 minuten Trefwoorden rearrangeerbare