• No results found

Weergave van De Schreierstoren van binnen en van buiten. Een van de laatste restanten van de Amsterdamse stadsommuring bouwhistorisch onderzocht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Weergave van De Schreierstoren van binnen en van buiten. Een van de laatste restanten van de Amsterdamse stadsommuring bouwhistorisch onderzocht"

Copied!
14
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Schreierstoren van binnen en van buiten

Een van de laatste restanten van de Amsterdamse stadsommuring bouwhistorisch onderzocht

G. van Tussenbroek1

De Schreierstoren is een van de weinige restanten van de laat­

m i d d e l e e u w s e o m m u r i n g van A m s t e r d a m (afb. 1). Bovendien is het de enige toren die in de vroege zeventiende e e u w niet van een bekroning is voorzien, zoals dit bij de M o n t e l b a a n s - toren en de Munttoren is gebeurd. Daarom verkeert de Schrei­

erstoren nog in redelijk oorspronkelijke staat. Tijdens groot o n d e r h o u d aan de g e v e l s , in de herfst en winter van 2005 bestond de mogelijkheid o m de toren zowel van buiten als van binnen bouwhistorisch te o n d e r z o e k e n . Dit leverde een aantal verrassende resultaten o p . die betrekking hebben o p de b o u w van de toren, het latere gebruik en de herstellingen die in de loop der e e u w e n zijn aangebracht. D o o r het koppelen

van de resultaten van het onderzoek aan historische g e g e v e n s , werd inzicht verkregen in de b o u w - en restauratiegeschiede- nis van de toren. Aanvullend dendrochronologisch onderzoek gaf uitsluitsel over de exacte bouwtijd. Het w a s voor het eerst dat dit object aan een dergelijk onderzoek is o n d e r w o r p e n .

S t e d e n b o u w k u n d i g e context

O p het moment dat Gijsbrecht van Amstel in Vondels beroem­

de d r a m a te horen krijgt dat de vijand in de stad is, roept hij:

' l e k zal terstond o m hoogh gaen zien van Schreiers toren".

Vondel situeerde het o u d e kasteel van Amstel op de kop van

Afb. I. Gezicht op het havenfront van Amsterdam met links de Schreierstoren (foto van voor 1880. GAA)

P A G I N A ' S 201-214

(2)

202 B U L L E T I N K N O B 2 O O 7- 4 / 5

de Zeedijk en in zijn toneelstuk is de Schreierstoren een van de hoektorens. Hoewel de discussie o v e r het kasteel na eeu­

wen nog altijd niet is verstomd, weten w e in ieder geval zeker dat de S c h r e i e r s t o r e n er g e e n deel van heeft u i t g e m a a k t .2 Wanneer de plaats waar de Schreierstoren staat precies is aan­

geplempt en bedijkt, is niet b e k e n d , maar niets wijst erop dat hier in de d e r t i e n d e e e u w al een stenen versterking stond.

Mogelijk is het gebied rond 1420 o p g e h o o g d , toen het stads­

bestuur besloot tot de aanleg van Singel, Kloveniersburgwal en Gelderse K a d e . w a a r d o o r het gebied binnen de stadswal k w a m te liggen, maar waarschijnlijk bestond deze landtong al eerder. Bij archeologisch o n d e r z o e k in 1985 werden o p het terrein tussen Zeedijk 9 - 1 3 , Prins H e n d r i k k a d e 5 9 - 6 5 en Oudezijds Kolk 26 sporen g e v o n d e n van een scheepswerf, die s t a d s a r c h e o l o o g Jan Baart in de veertiende e e u w d a t e e r d e . Het o n d e r z o c h t e terrein w a s o p g e h o o g d met een kleipakket van circa 1,50 m dik. kleizoden en een meter zand. Hierop lagen de funderingen van de opstallen van de scheepswerf.3

Aan het einde van de vijftiende e e u w kreeg de stad. die tot op dat m o m e n t een verdedigingswal met palissaden had. op last van keizer Maximiliaan van Oostenrijk na diens bezoek aan Amsterdam in 1481 een stenen muur.4 De stad hief de honderd-

Ajb. 2. De Schreierslaren op de houtsnede van Cornelis Anihoniszoon.

uil 1544 (BMA)

ste penning als extra belasting, om de bouw van de muur te financieren: burgers moesten meehelpen met de b o u w w e r k ­ z a a m h e d e n en r e g e l m a t i g werden straffen in de vorm van steenboetes opgelegd. In 1482 begon het werk. Eindjaren tach­

tig zou de ommuring gereed zijn geweest5, maar hierbij kunnen enkele vraagtekens worden gezet. Z o is de eerste steen van de Sint Anthonispoort pas op 28 april 1488 g e l e g d6 en ook tijdens het onderzoek aan de Schreierstoren zijn aanwijzingen gevon­

den dat het werk niet in ιιn keer is voltooid. 7 Hoe het ook zij, het resultaat was een muur van vijf tot zes meter hoog met een brede weergang op gemetselde bogen, met drie grote en twee kleinere stadspoorten. Een aantal halfronde of vierhoekige ver­

dedigingstorens completeerden het geheel.

De Schreierstoren stond op de noordvvestpunt van het gebied buiten de Zeedijk, op het snijpunt van de Veste (Gelderseka­

d e ) , de Oudezijds Kolk en het IJ. Aan de zuidzijde sloot de toren aan o p de s t a d s m u u r , aan de n o o r d o o s t z i j d e w a s de toren voorzien van een beer, zoals op de vogelvluchtkaart van Cornelis Anthonisz uit 1544 is te zien (afb. 2). D e Schreiers­

toren stond oorspronkelijk in het water en was z w a a r d e r uit­

g e v o e r d dan de meeste torens in de vijftiende-eeuwse stads­

muur, wat met zijn positie aan het havenfront te maken kan hebben gehad.

Bouwhistorisch onderzoek

Het bouwhistorisch onderzoek naar de Schreierstoren bestond uit twee onderdelen: ten eerste werd het m u u r w e r k aan een o n d e r z o e k o n d e r w o r p e n . O p basis van o p m e t i n g s t e k e n i n g e n uit 1943 - g e m a a k t met het o o g op eventuele oorlogsbescha­

digingen - werden delen van dit m u u r w e r k g e d o c u m e n t e e r d en enkele b o u w s p o r e n gedetailleerd ingemeten. De d o c u m e n ­ tatie had tot doel inzicht te krijgen in de b o u w - en restauratie­

geschiedenis van de toren en moest herstellingen en verande­

ringen in het verleden zichtbaar maken. Het tweede deel van het o n d e r z o e k w a s er op gericht de h o u t c o n s t r u c t i e van de kap en de balklagen te documenteren en op te meten. D o o r m i d d e l van e e n d e n d r o c h r o n o l o g i s c h o n d e r z o e k w e r d d e o u d e r d o m van de kap onderzocht.

De bouwgeschiedenis

Zoals gezegd bestaat over de bouwtijd van de Schreierstoren geen absolute zekerheid. A l g e m e e n wordt a a n g e n o m e n dat de toren pas bij de stadsomwalling van 1480 is g e b o u w d . S o m ­ mige auteurs zijn van mening dat er al eerder sprake kan zijn geweest van een verdedigingstoren o p die p l a a t s .8 Maar h o e ­ wel het mogelijk is dat de stad hier en daar al van vroegere stenen v e r d e d i g i n g s w e r k e n w a s v o o r z i e n9 zijn er g o e d e bouwhistorische redenen om aan te nemen dat de Schreiersto­

ren niet ouder is dan het einde van de vijftiende eeuw.

De toren heeft de e e u w e n redelijk goed d o o r s t a a n , h o e w e l s o m m i g e delen ingrijpend zijn veranderd of vernieuwd. O p kelderniveau, vlak boven de waterlijn, heeft de toren aan de buitenzijde o n d e r de a a n b o u w nog enkele stukken nauwelijks a a n g e t a s t m u u r w e r k , met daarin sporen van e e n schietgat.

(3)

B U L L E T I N K N O B 2 O O 7 - 4 / 5 2 0 3

0 --1 __. 1 1 Sm

Afb. 3. Doorsnede van de Schreiersloren, 2005 Itekening Dik de Roon/

Bureau Monumenten <£ Archeologie)

Tevens is in de kelder van de zuidelijke a a n b o u w de aanslui­

ting op de m u u r langs de G e l d e r s e k a d e herkenbaar. Aan de binnenzijde is de toren voorzien van een m o d e r n e schil en een b e t o n n e n vloer. Een verdieping hoger bevindt zich een gepleisterde ruimte met aan de westzijde een raveling voor een s t o o k p l a a t s , terwijl aan de oostzijde de resten van de s t o o k p l a a t s n o g a a n w e z i g zijn. De a l t e r n e r e n d e b a l k l a a g b e s t a a t v o o r e e n deel uit m a c h i n a a l g e z a a g d e b a l k e n die waarschijnlijk bij de restauratie van 1966-1968 zijn vervan­

gen. E n k e l e onderdelen zijn echter ouder, wat onder andere geldt voor de ravelingen van de stookplaatsen.1 1 1

O p de derde b o u w l a a g bevindt zich de toegang vanaf de Prins H e n d r i k k a d e . O p d e z e verdieping kon in feite niets van het oorspronkelijke m u u r w e r k in kaart worden gebracht, omdat hier bij de voorlaatste restauratie van 1966 aan de binnenzijde een nieuwe schil in schoon metselwerk is opgetrokken. Wel is op d e z e verdieping een kloostervenster uit de bouwtijd in het zicht. Van de vierde b o u w l a a g is vanuit de a c h t t i e n d e - e e u w s e a a n b o u w een deel van het m u u r w e r k van de toren aan de bui­

tenzijde te zien (zie afb. 14). Aan de binnenzijde is de toren, evenals de verdieping daaronder, voorzien van een m o d e r n e

Afb. 4. Compilatie van vier historische afbeeldingen van de Schreierstoren: A. Antonie van den Wyngaerde. ca. 1560 (GAA): B.

Onbekende kunstenaar, ca. 1640 (GAA); C. Abr. Beerstraten, 1664 (GAA) en D- de Schreierstoren op een tekening van voor 1780. door Jacobus Goedschalksz. Kops (GAA)

bakstenen schil en een n i e u w e , historiserende h o u t c o n s t r u c ­ tie. De vijfde b o u w l a a g bevat de o v e r g a n g van de toren naar de historische kapconstructie. O p d e z e verdieping is een soort o v e r d e k t e weergang a a n w e z i g , met vensters en een t o e g a n g naar de iets hoger gelegen w e e r g a n g aan de buitenzijde achter de trans. De zesde en z e v e n d e b o u w l a a g bestaan telkens uit een tafelment (afb. 3).

De toren was oorspronkelijk voorzien van een trans met een weergang met kantelen. Deze trans rustte op een uitkragend r o n d b o o g f r i e s met d a a r o p g e p r o f i l e e r d e lijsten van L e d e ­ s t e e n .1 1 De toren, waarvan de vroegste s c h e m a t i s c h e afbeel­

dingen uit 1544 en 1560 s t a m m e n , had een g e s c h u t s r u i m t e vlak boven de w a t e r s p i e g e l1 2, een aantal kleine v e n s t e r o p e ­ ningen, een t o e g a n g tot de stenen beer en de brug naar het K a m p e r Hoofd en een privaat (afb. 4). H o e w e l d e z e tekenin­

gen met de nodige voorzichtigheid moeten worden bekeken en ze zeker niet zijn g e m a a k t als g e d e t a i l l e e r d e , g e t r o u w e weergave van de werkelijkheid, geven zij een indicatie van de wijze waarop de toren op de s t a d s m u u r aansloot. Sporen hier­

van zijn teruggevonden in het huidige m u u r w e r k , al kon de oorspronkelijke situatie niet in detail worden gereconstrueerd.

De toegang tot de m u u r bevond zich hoogstwaarschijnlijk o p de plaats van het a c h t t i e n d e - e e u w s e venster aan de noordzijde

(4)

2 0 4 B U L L E T I N K N O B 2 O O 7 - 4 / 5

Positie zeventiende-eeuwse stookplaats verwijderd in 1966.

Trans in huidige vorm zonder kantelen herbouwd door stadsarchitect A. van der Hart in 1779.

Kapconstructie winter 1498-1499 (dendrochronologisch). Hout in vlotten via Dordrecht aangevoerd.

Positie oorspronkelijke stookplaats

Zandstenen lijst uit 1779

Vensteropening uit bouwtijd

Gevelsteen 1945

Moderne inboetingen

Positie correspondeert met de plaats van privaat (vgl.

Wijngaerden 1560)

Restant Ledesteen uit 1499.

Zandstenen console (2005)

Vensteropening uit bouwtijd. In achttien­

de eeuw vergroot

Hoogte stads­

muur en bouw- onderbreking ca. 1488-1499

Gevelsteen uit 1569

Venster bevindt zich op plaats van toegang tot stenen beer. In de achttiende eeuw ver­

groot

Afb. 5. Bewerkte gevelfoto met bouwsporen (BMA/ Hem van Goot - Gabri van Tussenbroek)

(5)

B U L L E T I N K N O B 2 O O 7 - 4 / 5 205

van de toren. De toegang tot de m u u r aan de zuidzijde van de toren kon niet worden herleid. Het boven de stadsgracht uit­

s t e k e n d e privaat bevond zich e v e n e e n s aan de n o o r d z i j d e , z e e r waarschijnlijk rechts naast de huidige t o e g a n g s d e u r aan de Prins H e n d r i k k a d e (afb. 5 ) .1 3

Aan de hand van het m u u r w e r k o n d e r z o e k kon worden vast­

gesteld dat de toren in twee delen is o p g e t r o k k e n . De vroeg­

ste fase van de toren reikt tot een hoogte van o n g e v e e r vier meter boven het h u i d i g e straatniveau van de G e l d e r s e k a d e . z o n 5,5 meter boven de h u i d i g e waterlijn. Het betreft hier m u u r w e r k in een o n r e g e l m a t i g staand v e r b a n d , met een tien- lagenmaat variλrend van 62,5 tot 64 centimeter. Boven d e z e lijn, die o v e r de g e h e l e toren kan w o r d e n w a a r g e n o m e n , wordt het m u u r w e r k tot aan het rondboogfries voortgezet in een iets r e g e l m a t i g e r staand verband, met t i e n l a g e n m a t e n tus­

sen 57 en 59,5 centimeter. Dit onderscheid hoeft niet per se op een langere b o u w s t o p te duiden. Het is mogelijk dat men eerst de toren tot de h o o g t e van de s t a d s m u u r heeft o p g e m e t ­ seld, o m . met het oog op e v e n t u e l e aanvallen, zo snel m o g e -

Afb. 6. Foto van horizontale correctie vanwege verzakking tijdens de bouw (BMA, Gabri van Tussenbroek)

lijk de gehele m u u r rond de stad te sluiten. Een andere ver­

klaring k a n zijn, dat m e n g e b r u i k heeft g e m a a k t van een a n d e r e partij s t e n e n , dat er een a n d e r e b o u w p l o e g bezig is geweest of dat er een winterstop is geweest.

O v e r de fundering van de S c h r e i e r s t o r e n is nauwelijks iets bekend. Aan de Prins H e n d r i k k a d e zijn aan de waterlijn e n k e ­ le z a n d s t e n e n b l o k k e n zichtbaar. Een t w e e d e h o r i z o n t a l e b o u w n a a d kon op m a a i v e l d h o o g t e niet worden geconstateerd.

Vlak boven het water bestaat het m e t s e l w e r k uit een latere herstelling in k r u i s v e r b a n d .1 4 De buitenzijde van het muur­

werk in de kelder van de aanbouw - dat nog oorspronkelijk is - bezit een onregelmatig staand verband met een t i e n l a g e n m a a t van 61 centimeter en correspondeert d a a r m e e met het opgaan­

de m u u r w e r k tot aan de b o u w n a a d .

Al tijdens het metselen lijken de b o u w e r s met verzakkingen van de toren te k a m p e n hebben gehad. Vooral aan de noord­

zijde is het m u u r w e r k onregelmatig. Het z w e n k t naar binnen en door middel van enkele lagen m e t s e l w e r k van verlopende dikte (een varken) w e r d de scheefstand g e c o r r i g e e r d . In de eerste drie meter vanaf de noordwestelijke hoek, ter hoogte van het boogfries, is een v e r z a k k i n g van m a a r liefst 6,5 centi­

meter geconstateerd (afb. 6). Doordat de rechte m u u r aan de G e l d e r s e k a d e enigszins naar binnen helt, loopt de toren naar b o v e n taps toe, zodat men b o v e n d i e n moest corrigeren v o o r het kleiner worden van de c i r k e l .1 5

N a het verder o p m e t s e l e n van de toren werd de kapconstruc-

Afb. 7. Kapconstructie van de Schreierstoren, met telmerkensysteem, 2006 (BMA - Dik de Roon)

(6)

2 0 6 I H I I I T I N K N O B 2 0 0 7 - 4 / 5

4/6. 84. Sporen van houtvlotverbindingen in de Schreierstoren (BMA - Gahri van Tussenbroek)

tie g e b o u w d , in de vorm van een s t e r g e b i n t .1 6 De basiscon­

structie hiervan bestaat uit twee halfhouts gekruiste hoofdge­

binten. D e z e dragen een tafelment. waarboven d e z e construc­

tie nog eens werd herhaald (afb. 7). De dek- en tussenbalken zijn door platen v e r b o n d e n , om zodoende een steunpunt v o o r de daksporen te creλren. De constructie is gepend met toog- nagels. Het w i n d v e r b a n d en de horizontale schoren (zwaar­

den) in de twee bovenste tafelmenten zijn gespijkerd. Om de spatkrachten o p te vangen, is aan de binnenkant van de m u u r een soort ringanker aangebracht.

De kap is voorzien van drie verschillende t e l m e r k e n s y s t e m e n . De hoofdconstructie is van 1 t/m 10 g e n u m m e r d , waarbij de h o r i z o n t a l e balken ten b e h o e v e van het a a n b r e n g e n van de korbelen aan beide zijden een afwijkend n u m m e r hebben. De sporen in de k a p zijn afzonderlijk g e n u m m e r d , waarbij een tweedeling is gemaakt tussen de sporen aan de muurzijde (1 t/m 12) en de sporen op het ronde gedeelte van de toren (1 t/m 30). Daar de n u m m e r i n g van de sporen niet overal logisch w a s , kan worden g e c o n c l u d e e r d dat zij ooit zijn verwijderd en in een andere v o l g o r d e weer zijn aangebracht.

D e binnenzijde van de kap van de toren is o p een aantal pun­

ten sterk beroet, iets wat H e r m a n Janse in 1975 al heeft vast­

g e s t e l d .1 7 De veronderstelling dat dit is veroorzaakt d o o r het ontbreken van een schoorsteen, ' o m een e v e n t u e l e naderende vijand er niet op attent te m a k e n dat er een bezetting in de toren verbleef' is wat vergezocht. B o v e n d i e n wijzen de oud­

ste afbeeldingen van de toren er al op dat er een schoorsteen in de m u u r aan de stadszijde heeft gezeten, waarvan tijdens het onderzoek enkele resten werden t e r u g g e v o n d e n .

Afb. 8B. Principe van het samenbinden van stammen tot een houtvlot (tekei

Een bijzonderheid in de kap was de vondst van een groot aan­

tal, o p het e e r s t e g e z i c h t w i l l e k e u r i g a a n g e b r a c h t e , gaten, waarvan een aantal was dichtgestopt met een soort plug (afb.

8 A ) . Dit bleken z o g e n a a m d e vlotgaten te zijn; s p o r e n v a n vlotverbindingen. w a a r m e e het hout in de late M i d d e l e e u w e n in vlotten naar A m s t e r d a m is v e r v o e r d .1 8 O o k in Nederland gaat de geschiedenis van het houtvlot tot diep in de M i d d e l ­ e e u w e n terug. Al in 1287 is in de Dordtse tolrol sprake van

" h o u t e n , dat nedercomt met v l o t t e n " .1 9 In 1394-1395 was in de G e l d e r s e tolrekeningen e v e n e e n s sprake van h o u t v l o t t e n .2 0

O p een stadsgezicht dat A n t h o n i e van den W e y n g a e r d e rond 1545 van D o r d r e c h t t e k e n d e , is te zien dat in de rivier een deel was afgebakend, waarin houtvlotten dreven.

De v r o e g s t e v e r m e l d i n g e n van h o u t v l o t t e n in A m s t e r d a m s t a m m e n uit d e z e v e n t i e n d e e e u w .2 1 In het m i d d e n van d e zeventiende e e u w liep het zo de spuigaten uit met houtvlot­

ten, dat het stadsbestuur op 22 n o v e m b e r 1656 besloot maat­

regelen te n e m e n . De houtvlotten waren zulke b e l e m m e r i n g e n in de grachten, dat men van de ene kant naar de andere kon lopen. Om hieraan een eind te m a k e n b e p a a l d e het stadsbe­

stuur dat vlotten alleen nog maar bij de palissaden mochten worden a a n g e m e e r d en dat er niet langer ' d u b b e l geparkeerd"

mocht w o r d e n .2 2

Onderzoek naar de sporen van dit vlothout in de S c h r e i e r s t o ­ ren leverde informatie over hoe deze houtvlotten in de vijf­

tiende e e u w w e r d e n s a m e n g e s t e l d . Bij nadere b e s c h o u w i n g bleek een aantal gaten paarsgewijs in het hout te zijn aange­

bracht, met een onderlinge afstand van 25 tot 30 c e n t i m e t e r .2' In twee gevallen b e v o n d e n vier gaten zich in onderling ver­

band, wat zowel is vastgesteld op dekbalk VI van het t w e e d e tafelment, als een v e r d i e p i n g lager, op d e k b a l k VI. T e v e n s zijn d o o r g e z a a g d e gaten en solitaire gaten aangetroffen. De b a l k e n w e r d e n , n a d a t er met een a v e g a a r g a t e n in w a r e n g e b o o r d , door middel van wilgentenen aan elkaar verbonden, o m z e klaar te m a k e n v o o r t r a n s p o r t . H a d het hout zijn b e s t e m m i n g b e r e i k t , dan w e r d e n de v e r b i n d i n g e n aan de o p p e r v l a k t e afgekapt, veelal met achterlating van w i l g e n t e ­ nen en pluggen in het hout (afb. 8B).

D e n d r o c h r o n o l o g i s c h o n d e r z o e k

Het laatste punt met betrekking tot de kapconstructie betreft het dendrochronologisch onderzoek. In de onderdelen, b e h o ­ rend bij de l a a t m i d d e l e e u w s e constructie, w e r d e n vijf m o n ­ sters g e n o m e n .2 4 T w e e m o n s t e r s k o n d e n niet w o r d e n geda-

BMA/ Dik de Roon)

(7)

B U L L E T I N K N O B 2OO7-4/5 2 0 7

teerd o m d a t het hout te weinig ringen telde. De drie andere m o n s t e r s leidden wel tot een d a t e r i n g , w a a r v a n t w e e z e e r exact: het hout werd in de winter van 1498-1499 gekapt, wat betekent dat de toren pas veel later o n d e r dak was dan tot nog toe is a a n g e n o m e n .2- De herkomst van het hout was moeilijk vast te stellen. Waarschijnlijk betreft het hout uit Nederland of het direct aangrenzende buitenland. G e v o e g d bij de sporen die o p het hout zijn aangetroffen, is duidelijk dat het hout over de grote rivieren naar het noorden is gevlot.

De datering van de kapconstructie is een bevestiging van de hypothese dat het werk aan de Schreierstoren in twee fases is uitgevoerd. Nadat het m u u r w e r k tot de hoogte van de stads- muur was o p g e t r o k k e n , is het werk onderbroken en pas aan het einde van de vijftiende eeuw. waarschijnlijk in de z o m e r van 1499 voltooid-

Geschiedenis na de M i d d e l e e u w e n

De Schreierstoren heeft slechts korte tijd ais verdedigingsto- ren gefungeerd. Al in de eerste helft van de zestiende e e u w werd aan de andere zijde van de Oudezijds Kolk het Kamper- hoofd aangelegd, een bastion w a a r o p kanonnen konden wor- den geplaatst en van waaraf de stadsgracht, de haven en het IJ konden worden bestreken.

In februari/maart 1545 maakte de vermaarde vestingbouwin- genieur Alessandro PasquaVmï, die in dienst van de graaf van Buren in een groot aantal steden vestingbouwkundige verbe- teringen doorvoerde, in opdracht van het A m s t e r d a m s e stads- bestuur 'een patroen o m m e daer naer te maicken die n y e u w e muringe tusschen Screyhouck ende St. Tonispoort mit alzul-

cke thoernen. rondeelen ende stryckweringen als daer dienen ende van noede wezen z o u d e n ' . Dit werk werd in d e zomer van hetzelfde j a a r b e g o n n e n .2 h O p 16 juni 1542 had de stad al besloten dat er gaten in de muur tussen de Sint Anthonispoort en de Schreierstoren mochten worden gebroken, ' o m m e groff gescut te l e g g e n . '2" De drie torens tussen de Schreierstoren en de Sint-Anthonispoort werden afgebroken, er werd een ron- deel g e b o u w d en het m u u r w e r k werd vernieuwd, waarbij het m u u r w e r k tussen het rondeel en de Schreierstoren in 1550 werd a a n g e p a k t .2 8

Afgezien van de strategische o v e r w e g i n g e n (sinds de b o u w van de muur was de v e s t i n g b o u w k u n d i g e ontwikkeling ingrij- p e n d g e w e e s t ) , kan de v e r n i e u w i n g van dit stuk m u u r te maken hebben gehad met problemen van constructieve aard.

In de kelder van de a a n b o u w van de toren is de aansluiting van dit n i e u w e m u u r w e r k tegen de toren duidelijk waar te nemen. Het nieuwe m u u r w e r k bestond uit grote zandstenen blokken van o n g e v e e r een meter lengte en 40 tot 50 centime- ter breedte. Daarboven bevindt zich een geprofileerde zand- stenen band van meer dan dertig centimeter hoogte, voorzien van s t e e n h o u w e r s m e r k e n en steentanggaten (afb. 9 en 10).

Het metselwerk bestaat uit tamelijk regelmatig kruisverband, met een tienlagenmaat van 54 centimeter. D e aansluiting o p de toren lijkt g e ï m p r o v i s e e r d te zijn. waarbij het aan de toren vastzittende m u u r w e r k naar voren steekt. Dit kan erop wij- zen, dat de muur voor 1545 reeds aanzienlijke schade heeft opgelopen door het zakken van de toren.

In 1569 werd de z a n d s t e n e n g e v e l s t e e n geplaatst met het opschrift Scrayer Houck (afb. I I ) .2 9 Toen in 1601 de vesting- m u u r langs de G e l d e r s e k a d e werd afgebroken, verloor de

Afb. 9. Zesliende-eemvse kademuur aan de zuidzijde van de Schreiersloren (BMA - Gabri van Tussenbroek)

(8)

208 B U L L E T I N K N O B 2 0 0 7 - 4 ^ 5

j j T j n _ n _ r

Ajb. 10. Steenhouwersmerken op Bentheimer zandsteen van kademuur aan de zuidzijde van de Schreierstoren (BMA - Dik de Roon/Gabri van Tussenbroek)

Schreierstoren definitief haar f u n c t i e .3 0 De toren ging onder­

dak verlenen aan de overlieden van het Tinnegietersgilde, dat de toren v o o r v e r g a d e r i n g e n g e b r u i k t e . Zij v e r h u i s d e n in

1683 naar de H a r i n g p a k k e r s t o r e n . D e reden daarvan k a n zijn, dat de toren vanaf het midden van de z e v e n t i e n d e e e u w ook als k a n t o o r van de h a v e n m e e s t e r d i e n d e - toen nog O p p e r - c o m m i s s a r i s s e n van de W a l e n g e n o e m d - dat hier tot 1960 zou blijven (afb. 1 2 ) .3 1

Buiten de toren deden zich aan het einde van de z e v e n t i e n d e e e u w een p a a r v e r a n d e r i n g e n voor. De K a m p e r b r u g , die g e t u i g e e n k e l e z e v e n t i e n d e - e e u w s e a f b e e l d i n g e n van hout w a s , werd in 1682 v e r v a n g e n door een stenen b r u g met een o p h a a l g e d e e l t e . Waarschijnlijk is hierbij de kade tegen de Schreierstoren a a n g e p l e m p t , w a a r d o o r de toren zijn huidige, gedrongen uiterlijk k r e e g .3 2

De k a m e r die tot 1683 d o o r de T i n n e g i e t e r s w a s g e b r u i k t , g i n g d i e n e n als w o n i n g v o o r de o p z i c h t e r van het groot H a v e n - en S t r o o m m e e s t e r s c h a p . Het aanbrengen van n i e u w e , grotere v e n s t e r o p e n i n g e n in de achttiende e e u w hing direct samen met d e z e nieuwe functie van de toren. M e e r lichtinval zorgde e r v o o r dat de kantoorklerken beter hun werk k o n d e n d o e n .3 3 Het g i n g hierbij o m de vensters aan de r o n d e zijde van de toren. D e z e verandering heeft in ieder geval na 1725 p l a a t s g e v o n d e n , m a a r v o o r 1 7 6 4 .3 4 In 1765 b e v o n d zich boven het ' b o v e n v e r t r e k ' een ander vertrek, dat " b e n e v e n s de overige b e n e d e n - en bovenvertrekken van den Tooren", dienst deed als w o n i n g voor de o p z i c h t e r .3 5 D e z e w o n i n g begon zo l a n g z a m e r h a n d wel enigszins b o u w v a l l i g te worden.

Reparatie door Abraham van der Hart

De verbeteringen in de achttiende e e u w w a r e n aanvankelijk v o o r a l van c o s m e t i s c h e aard. Heel a n d e r s w a s dat met de r e p a r a t i e w e r k z a a m h e d e n aan de kantelen en de trans. D e z e waren in 1765 nog a a n w e z i g , getuige een tekening van Rei- nier V i n k e l e s e n o o k in 1770 toont Jan de Beijer n o g de Schreierstoren met k a n t e l e n .3 6 In 1789 w a s de situatie veran­

derd. De kantelen waren v e r d w e n e n en de borstwering lijkt iets lager te zijn g e w o r d e n .3 7

D e verklaring hiervoor was de b o u w v a l l i g e toestand van de trans. In 1778 m e l d d e stadsarchitect A b r a h a m van der Hart in zijn begroting dat de toren " i s van boven r o n d o m uitgezet. De

Ajb. 11. Gevelsteen in de Schreierstoren. 1569 (BMA)

borstweering moet daar. om de minste moeijten, afgenomen en met een dekstuk van b r e m e r steen gedekt, voorts g e v o e g t en geankert w o r d e n , want is gevaarlijk". De begrote kosten b e d r o e g e n 2500 g u l d e n .3 8

In n o v e m b e r 1778 visiteerde Van der Hart de s t a d s g e b o u w e n , waarbij hij ook de Schreierstoren a a n d e e d .3 y Het werk w a s uitgesteld en de g e r a a m d e kosten zouden o p de begroting van

1779 moeten worden gezet. D e reparatie w a s '"uit h o o f d e van het m e n i g v u l d i g e Werk nog agtergebleeven. De noodzakelijk­

heid egter vereischt geen langer u i t s t e l . "4 0 O v e r de b e g r o t e kosten had hij echter zijn twijfels. Hij riep n o g even de 2 5 0 0 gulden in herinnering, ' h e t welk door o n v o o r z i e n e toevallen zeer tegen kan valle' en stelde d a a r o m nu 3500 gulden op de begroting, wat p r o m p t werd gefiatteerd.4 1

In 1779 werd de toren inderdaad hersteld. De totale kosten gingen ruim b o v e n de begroting uit en k w a m e n ten slotte o p 4 0 1 3 gulden, 10 stuivers en 10 p e n n i n g e n .4 2

Materialen Arbeidsloon

T i m m e r m a n 3 3 1 , 7 . 2 2 5 1 , 17

Speykers 6 2 . 12

Metselaar 5 7 2 , 11 1511, 2

S t e e n h o u w e r 3 8 , 12

S m i t 1 6 1 . 8

Schilder 2 7 . 15 5 6 , 13

L o o d g i e t e r s 8 8 8 , 2, 8 111,11 1969. 15 2 0 4 3 , 15, 10 - * 2 0 4 3 , 15, 10

Totaal 4013,10,10

Overzicht van de gemaakte kosten aan de Schreierstoren in 1779

De aard van de w e r k z a a m h e d e n wordt uit de archieven niet duidelijk. H e t b o u w h i s t o r i s c h o n d e r z o e k biedt e c h t e r vol­

d o e n d e a a n k n o p i n g s p u n t e n o m de reparatie van Van der Hart

(9)

B U L L E T I N K N O B 2 O O 7- 4 / 5 2 0 9

/ ( / 7 ; . 12. De Commissarissen van de Walen in de Schreiersloren, circa 1750 (GAA)

te volgen. D e stadsarchitect maakt melding van het feit dat de toren bovenin ' r o n d o m uitgezet' w a s . wat er op wijst dat d e stijlen van de kapconstructie naar buiten waren gaan drukken en z o d o e n d e het m e t s e l w e r k hadden b e s c h a d i g d . Het pro- b l e e m waren de s p a t k r a c h t e n in de k a p c o n s t r u c t i e , die de trans naar buiten drukte.

De reden voor deze constructieve problemen kunnen mogelij- kerwijze worden gezocht in het ontbreken van het hart in het onderste tafelment. De al g e n o e m d e ringconstructie was niet voldoende. Inwatering van de kapvoet en ouderdom, gecombi- neerd met verzakking en de neiging van de kapconstructie om naar buiten te drukken, leidde tot constructieve problemen.

Om deze o p te lossen werd de bouwvallige trans tot aan het boogfries afgebroken. Aan de noordwesthoek en aan de stads- zijde bleef de vijftiende-eeuwse geprofileerde lijst behouden.

D e rest werd vervangen d o o r een lijst van zandsteen, w a a r o p een n i e u w e t r a n s w e r d o p g e m e t s e l d .4 3 De v e n s t e r s in de o m l o o p werden gereconstrueerd en van zandstenen venster- banken v o o r z i e n .4 4 De borstwering is afgedekt met een zand- stenen afdekplaat (afb. 13).

A a n de b i n n e n z i j d e zijn de h e r s t e l w e r k z a a m h e d e n - v o o r zover tijdens het o n d e r z o e k zichtbaar was - relatief beperkt gebleven. De stijlen van de constructie werden d o o r middel van blokkeels aan het m u u r w e r k bevestigd, dat o p de hoeken in de v o r m van dikkere, in verband met het muurwerk gemet- s e l d e s t e u n b e r e n w e r d u i t g e v o e r d . D e a a n w e z i g h e i d van oudere toognagelgaten in de stijlen maakt duidelijk, dat deze constructie o u d e r e , door de verzakking niet m e e r functione- rende blokkeels, verving.

D e a a n b o u w ; een o n b e k e n d o n t w e r p van Van d e r Hart

In het in 1802 uitgegeven vierde deel van Wagenaars geschie- denis maakt de schrijver melding van ' h e r h a a l d e vertimme- r i n g e n ' .4 5 Hij was goed geïnformeerd, want met de herstel- w e r k z a a m h e d e n was het werk niet klaar. In 1781 was Van der Hart weer bij de Schreierstoren en hij inspecteerde de woning

Afb. 13. Zandstenen afdekplaat op de in 1780 herbouwde trans (BMA - Dik de Roon)

van de havenmeester, die klaarblijkelijk o v e r zijn o n d e r k o - men had g e k l a a g d . Van der Hart s t e l d e , "dat het agterste gedeelte van dat Huis zeer vervallen is. en het geene nog vrij goed z o u d e zijn, m e t veelerley h o e k e n z o d a n i g is mistim- m e r t , " dat hij v o o r s t e l d e e e n o n t w e r p v o o r een n i e u w e woning te m a k e n .4 6 Het o n t w e r p is helaas niet bewaard geble- ven, maar de plannen van Van der Hart moeten aanvankelijk verder hebben gestrekt dan de burgemeesteren wilden gaan.

Het verzoek om een extra verdieping werd afgewezen en in totaal werd op de begroting van 1782 een bedrag van 3300 gulden uitgetrokken v o o r de nieuwbouw. Van der Hart bena- drukte de noodzaak hiervan, d o o r te melden dat het paalwerk w a a r o p het b e s t a a n d e uitstek rustte boven w a t e r verteerd w a s .4 7

De houten aanbouw tegen de Schreierstoren werd inderdaad voor een deel vernieuwd. Aan de oostzijde is een gedeelte van het oude muurwerk gehandhaafd, voor het overige dateert de aanbouw van het einde van de achttiende e e u w .4 8 Het nieuwe metselwerk van de aanbouw correspondeert met enkele veran- deringen in de toren zelf. De belangrijkste daarvan is het inbrengen van het grote raam aan de westzijde. Tot die tijd bevond zich op die plaats een kruisvenster. De muuropening werd vergroot en door een schuifvenster v e r v a n g e n .4 9 Aan de zuidzijde van de toren, zichtbaar aan de binnenzijde van de aanbouw, werd eveneens een venster dichtgezet (afb. 14).

D e toren in de n e g e n t i e n d e en twintigste e e u w

Aan de binnenzijde van de toren hebben in de loop der tijd allerlei verbouwingen plaats g e v o n d e n , waarvan de geschie- denis in detail o n b e k e n d i s .5" In 1834 verhuisde het kantoor van de waterschout naar de toren en in 1859 is de Schreiers- toren met een 'licht grijs c o u l e u r t j e ' g e s c h i l d e r d .5 1 In 1891 werd een groot gedeelte van de k a d e m u u r van de G e l d e r s e Kade hersteld, waarbij de geprofileerde zandstenen lijst werd verwijderd (afb. 15). Uit een schematische o p m e t i n g uit maart 1892 wordt duidelijk dat zich o p straatniveau in de toren een

(10)

2 1 0 B U L L E T I N K N O B 2 O O 7- 4 / 5

ca. 1490

1780

ca. 1490

Afb. 14. Muurwerk van de toren, gezien vanuit de aanbouw (BMA - Gabri van Tussenbroek)

k e u k e n bevond en dat de a a n b o u w o p dit niveau als huiska­

mer dienstdeed. Op de eerste verdieping b e v o n d e n zich twee slaapkamers en het lokaal v o o r de ' s l o e p r o e i e r s ' terwijl zich o p de t w e e d e v e r d i e p i n g het k a n t o o r b e v o n d . O p z o l d e r w a r e n nog enkele slaapkamertjes i n g e b o u w d .5 2

De beperkte ruimte in de toren begon op den duur p r o b l e m e n op te leveren. In s e p t e m b e r 1917 w e r d e n p l a n n e n g e m a a k t v o o r u i t b r e i d i n g van de d i e n s t r u i m t e ten b e h o e v e van de

Havendienst (Afb. 16). Zowel de Vereniging Heemschut als het Genootschap Amstelodamum verzetten zich hier h e v i g tegen. Het G e n o o t s c h a p vreesde dat de voorgestelde uitbouw het karakter van de toren ernstige schade zou d o e n . In plaats van uitbreiding riep het bestuur van het G e n o o t s c h a p op tot restauratie van de t o r e n .5 3

Ajb. 15. Herstelwerkzaamheden aan de kademuur naast de Schreierstoren. Foto van Jacob Olie (detail) 1891 /GAA/

Afb. 16. Ontwerptekening uit 1917 voor een aanbouw aan de Schreierstoren, ten behoeve van de Havendienst. Aanzicht vanaf de Geldersekade (RACM, Zeist)

(11)

B U L L E T I N K N O B 2 0 0 7 - 4 / 5 2 I I

Afb. 17. De Schreierstoren in 1960 (BMA,

Afb. 19. Hel houten kloosterkozijn dal tijdens de restauratie van de Schreierstoren tevoorschijn kwam. Builen- en binnenzijde. Opname van september 1967 (BMA)

D e kwestie had een levendige discussie tot gevolg. D e C o m ­ missie voor S t a d s s c h o o n . die de voordracht van B. en W. had g o e d g e k e u r d , werd gesteund d o o r het g e n o o t s c h a p Architec- tura et Amicitia. terwijl het standpunt van het G e n o o t s c h a p A m s t e l o d a m u m d o o r de redactie van De Bouwwereld werd o n d e r s t e u n d . De v o o r s t a n d e r s v o o r de a a n b o u w w a r e n van m e n i n g , dat d e z e een aanwinst zou zijn. Het karakter van de toren was al gewijzigd, o m d a t zij door de sloop van de m u u r al e e u w e n buiten haar context stond, de aanleg van de kade het aanzien ingrijpend had veranderd en de toren al honder­

d e n j a r e n als h a v e n k a n t o o r d i e n s t d e e d . De t e g e n s t a n d e r s pleitten er echter voor dit laatste overblijfsel van de vijftien-

Afb. 18. De trans van de Schreierstoren na ontpleistering op 4 juli 1966.

Foto van C.P. Schaap (BMA)

Ajb. 20. De bovenverdieping van de Schreiersloren in 1993. De bakstenen schil en de houtconstructie daleren tul de jaren 1960. Foto Han van Gooi (BMA)

(12)

2 I 2 B U L L E T I N K N O B 2 O O 7 - 4 / 5

de-eeuvvse o m m u r i n g ' o m der historie wille* zoveel mogelijk in oude toestand te b e h o u d e n . " Z o o m e n in vroegeren tijd de fout heeft begaan van een smakeloozen aanbouw in verband met de n i e u w e b e s t e m m i n g van havenkantoor, dan is dat geen reden deze fout nog met die van een n i e u w e n , zij het s m a a k - vollen en doelmatigen a a n b o u w te vergrooten". De g e m e e n t e ­ raad gaf aan het verzoek gevolg en verwierp de uitbreidings­

p l a n n e n .5 4

Toch zou de S c h r e i e r s t o r e n in de t w i n t i g s t e e e u w e n k e l e belangrijke veranderingen ondergaan. In 1921 w a s men van plan om de trans van de toren van zijn pleisterlaag te ontdoen, m a a r met het o o g op de kosten zag m e n hier aanvankelijk vanaf. In mei 1939 was er in verband met plannen voor een IJ-tunnel sprake van, dat de toren o p een n i e u w e fundering ' o p het d r o g e ' moest worden g e z e t .5 5 N a de T w e e d e Wereld­

o o r l o g w e r d de toren verrijkt met e e n g e d e n k s t e e n m e t b e t r e k k i n g tot de eerste reis naar N e d e r l a n d s - I n d i λ . die in 1595 vanaf de Schreierstoren w a s vertrokken. Het w a s op dat m o m e n t de derde gedenksteen - d o o r b e e l d h o u w e r W.L. Rev­

ers - die in de toren werd a a n g e b r a c h t . In 1960 volgde de onthulling van nog een g e d e n k p l a a t .5 6

Restauratie

Nadat de h a v e n m e e s t e r in 1960 uit de Schreierstoren w a s ver­

t r o k k e n en in 1963 de P r i n s H e n d r i k k a d e w a s v e r b r e e d5 7, begon men in 1966 met een ingrijpende restauratie (afb. 17).

Hierbij werden alle inbouwen verwijderd. De trans werd ont- pleisterd en van een n i e u w e schil metselwerk aan de buiten­

zijde voorzien. De kantelen zijn niet t e r u g g e b o u w d , o m d a t men geen b o u w s p o r e n heeft aangetroffen die een aanknoping hadden k u n n e n v o r m e n (afb. 18). Het recente b o u w h i s t o r i ­ sche en archivalische onderzoek maakt duidelijk dat dit ook niet k o n , o m d a t A b r a h a m van der Hart in 1779 d e g e h e l e trans heeft afgebroken en in andere vorm heeft o p g e b o u w d .5 8

Een verrassende vondst die tijdens de restauratie tevoorschijn k w a m , was een houten kloosterkozijn, dat op een o n b e k e n d m o m e n t is dichtgemetseld (afb. 19). Het venster dateert uit de bouwtijd en is waarschijnlijk een van de oudste vensters van A m s t e r d a m . Zelfs het luik was behouden. Aan de binnenzijde is dit voorzien van een gotische vierpas.

Bij de restauratie werd de toren aan de binnenzijde van een g e m e t s e l d e schil v o o r z i e n , w a a r d o o r tijdens het r e c e n t e o n d e r z o e k g e e n b o u w s p o r e n m e e r k o n d e n w o r d e n g e d o c u ­ m e n t e e r d . O o k de houtskeletconstructie op het straatniveau en de bovengelegen verdieping werden bij de restauratie in de j a r e n zestig van de twintigste e e u w a a n g e b r a c h t , mogelijk

naar een ouder voorbeeld (afb. 2 0 ) .5 9 De schoorsteen aan de zuid-westzijde, op de overgang van toren naar aanbouw, aan d e oostzijde en aan de westzijde w e r d e n o p zijn laatst bij d e r e s t a u r a t i e buiten gebruik gesteld. De h i s t o r i s c h e k a p c o n ­ structie werd slechts waar nodig op onderdelen gerepareerd, wat het behoud van de kap tot gevolg heeft gehad (afb. 21).

N a de restauratie is een onderdeel van de afdeling Waterbouw van de D i e n s t d e r P u b l i e k e W e r k e n in d e S c h r e i e r s t o r e n gehuisvest, die hier echter niet lang bleef.6 0

Afb. 21. Blik in de kapconstructie van de Schreierstoren. Duidelijk zichtbaar zijn de vervangen onderdelen. Foto september 1967 (BMA)

De houten u i t b o u w van de o p dat m o m e n t alweer j a r e n l a n g leegstaande Schreierstoren brandde o p m a a n d a g 8 juli 1974 uit, zonder dat de toren hierbij evenwel schade o p l i e p .6 1 Her­

stellingen volgden, waarvan de ingrijpende onderhoudsbeurt van 2 0 0 5 - 2 0 0 6 vooralsnog de laatste is.

Besluit

Het b o u w h i s t o r i s c h o n d e r z o e k naar de Schreierstoren heeft de kennis over dit bijzondere object aanzienlijk uitgebreid.

D e h o r i z o n t a l e b o u w n a a d in het m e t s e l w e r k duidt o p e e n onderbreking in de bouw van de toren. Waarschijnlijk heeft men e r v o o r gekozen om tijdens de b o u w van de s t a d s m u u r eerst de ring r o n d de stad te sluiten, voordat m e n de torens heeft o p g e b o u w d . De a a n n a m e dat de toren reeds in 1486 of 1490 gereed was is niet houdbaar. Het dendrochronologisch onderzoek heeft duidelijk uitgewezen dat het hout dat voor de kapconstructie is gebruikt pas in de winter van 1498-1499 is gekapt, zodat de toren op zijn vroegst in de z o m e r van 1499 voltooid kan zijn.

(13)

B U L L E T I N K N O B 2 O O 7 - 4 / 5 2 13

O v e r de historische indeling van de toren is relatief weinig a c h t e r h a a l d , v a n w e g e het h a r d h a n d i g e ingrijpen tijdens de restauratie in de j a r e n 1 9 6 6 - 1 9 6 8 , zonder dat er iets van de b e s t a a n d e t o e s t a n d werd v a s t g e l e g d . De a c h t t i e n d e - e e u w s e herstelling door A b r a h a m van der Hart w a s een tot nu toe niet g e d o c u m e n t e e r d project van d e z e s t a d s a r c h i t e c t , wat o o k geldt voor de a a n b o u w aan de toren.

Noten

1 Een samenvatting van de belangrijkste resultaten van het onderzoek naar de Schreierstoren verscheen eerder. Zie Gabri van Tussen­

broek. "De Schreierstoren bouwhistorisch onderzocht", in: Maand­

blad Amstelodamum 93(2006) 6. 13-23. Mijn dank gaat uit naar col- lega-bouwhistoricus Dik de Roon. eveneens werkzaam bij het Bureau Monumenten & Archeologie van de gemeente Amsterdam, met wie het onderzoek werd uitgevoerd.

2 Zie over de geschiedenis van de discussie over het kasteel in vroe­

ger eeuwen P. Scheltema. 'Kornelis van Haemrode en zijne beschrij­

ving van Amsterdam, gevolgd door een onderzoek naar de plaats, waar het slot der heeren van Amstel gestaan heeft", in: Amstel's oud­

heid of gedenkwaardigheden van Amsterdam. V. Amsterdam 1863.

1-18. De recente discussie wordt samengevat in M.B. de Roever (red.). Her kasteel van Amstel. Burcht of bruggehoofd? Bijdragen over de dertiende-eeuwse funderings- en muurfragmenten aan de Amstelmonding. Amsterdam 1995.

I J.M. Baart. "Amsterdam centrum - archeologische kroniek Noord- Holland", in: Holland 18(1986) 6. 292-294. Baart maakt melding van verdere opgravingen op grotere diepte, waarbij zou zijn vastge­

steld dat het gebied aan het einde van de dertiende eeuw al was omdijkt en bebouwd met houten huizen. Welke dateringscriteria zijn gehanteerd, wordt niet duidelijk. Vgl. Ons Amsterdam 38(1986) 3, 65-66.

4 Mogelijk is echter ook, dat de ommuring op eigen initiatief van de stad werd gebouwd.

5 Vgl. Ben Speet. 'Verstening, verdichting en vergroting', in: M.

Carasso-Kok (red.). Geschiedenis van Amsterdam. Een stad uit het niets tot 1578. Amsterdam 2004. 75-107. 9 1 .

6 Ernest Kurpershoek. De Waag op de Nieuwmarkt. Amsterdam 1994.

10-11.

' Vgl. Ernest Kurpershoek. Amsterdam verdedigd. Bescherming van de stad. Amsterdam 2004, 25-26. waar te vinden is dat de Schreiers­

toren al in 1486 gereed was.

s Breen noemt het jaartal 1387, maar waarschijnlijk berust dit op een schrijf- of zetfout. Gezien de context van de informatie die hij levert bedoelde hij 1487. J. van Breen. ' D e grenzen van de vrijheid en van de omwalling der stad Amsterdam in de XlVe en XVe e e u w ' , in:

Jaarboek Amstelodamum 45( 1953). 21-45. 4 3 .

9 Vgl. J. Wagenaar. Amsterdam, in zyne opkomst, aanwas, geschiede­

nissen, voorregten. koophandel, gebouwen etc. Deel I. Amsterdam 1760.1. 16. n. 17.

"' Deze onderdelen zijn niet dendrochronologisch onderzocht.

I I O p de hoeken zijn hoekkettingen van Lede- en Gobertangersteen aangebracht.

1 2 Tijdens het onderzoek zijn geen sporen van een gewelf gevonden.

1 3 Aan de binnenzijde van de toren konden hiervan helaas geen sporen worden vvaargenomen.

1 4 De strekkenmaten zijn 21/ 22 centimeter. De tienlagenmaat is 55,5 centimetιr.

1 5 De verziikking zou kunnen worden verklaard uit het feit dat de stadsmuur en de toren beide over een eigen fundering beschikken.

1 6 Zie over dit fenomeen D. Zweers. 'Van stergebinten en torenspitsen, een merkwaardige kapconstructie boven de koorsluiting van goti­

sche kerken', in: Monumenten en bouwhistorie. Jaarboek Monu­

mentenzorg 1996. Zwolle etc. 1996, 29-38.

1 7 H. Janse. Middeleeuwse Stadswallen en Stadspoorten in de lage landen, z.altbommel 1975. 8 1 .

1 8 Zie naar aanleiding van deze vondst G. van Tussenbroek. 'Het wis- gat als bouwhistorische mythe? Sporen van houtvlotten in Amster­

damse ktippen (en elders)', in: Nieuwsbrief Stichting Bouwhistorie Nederland40 (2006), 7-15.

1 9 H. Janse. Bouwers en bouwen in het verleden. De bouwwereld tus­

sen 1000 en 1650. Zaltbommel 1965, 38.

2 0 D.J. de Vries. Bouwen in de late Middeleeuwen. Stedelijke architec­

tuur in het voormalige Over- en Nedersticht. 2e dr. Utrecht 1994.

33.

2 1 Houtvlotten zijn niet te verwarren met vlotschuiten, d.w.z. platte schuiten, die in de vijftiende eeuw al veelvuldig werden gebruikt.

22 Handvesten; ofte privilegiλn ende octroyen; mitsgaders willekeuren, costuimelh ordonnantiλn en handelingen der stad Amstelredam etc.

Amsterdam. II dln. 1748. II. 708.

2 3 Deze gaten hebben een diameter van circa 2,5 centimeter. De maten zijn hart-op-hart gemeten. Zij bevinden zich op dekbalk IIII, op kor- beel II. Op de plaat tussen III en IIII en op korbeel v. alle op de onderkant van het tweede tafelment van de onderzijde gezien.

2 4 Het betrof monsters van eikenhout in dekbalk IIII. dekbalk I en stijl IIII van het tweede tafelment van boven en stijl III en de bijbeho­

rende slof UI van de ondergelegen verdieping, bij de verdekte weer­

gang.

2 5 Datering uitgevoerd door B. HeuBner, Petershagen. 15 mei 2006.

Een derde monster kon niet exact worden gedateerd, maar behoort waarschijnlijk tot dezelfde partij monsters.

3 6 Th. van Mierlo. 'Alexander Pasqualini (1493-1559); architect en vestingbouwkundige', in: Bulletin KNOB 90(1991), 157-175. 160.

Zie ook Resoluties van de vroedschap van Amsterdam 1490-1550.

uitgegeven door P.D.J. van Iterson en P.H.J. van der Laan. Amster­

dam 1986. 7 3 : Up den XXIsten doch in maerte anno XVcXLV heb­

ben mijn heeren de burgermeesteren communicatie gehouden mitten XXXVI ruiden deser stede angaende de timmeraege van de nyewe muere bij Sint Anthoenispoorte noortwaert. Aldaer de muere gehol­

pen ende nedergeleyt moet wesen ende van den patronen ende con­

cepten dc'sen angaende. zoe bij meester Alexander, architect, Willem Dircxz.. deser stede metzelaer. als anderen geraempt ende bewurpen etc. Zie Stadsarchief Amsterdam (in het vervolg afgekort als SAA).

Stadsrekening 1545. fol. 28v.

: 1 Van Iterson en Van der Laan 1986. 57.

2 8 Dit is onder andere zichtbaar op de kaart van Jacob van Deventer en het stadsgezicht van Anthonie van den Wyngaerde. Vgl. Van Iterson en Van der Laan 1986. 109: Ten voers. Vden septembris anno XVc ende L es bij den voors. burgermeesleren ofte meerderdeel van dien geresolvιert, dal men den dam, leggende in der stede graft achter

(14)

214 B U L L E T I N K N O B 2 O O 7 - 4 / 5

trondeel ende de nyewe muere gemaicl tusschen Sint Anthoenispoort ende Screyhouck, zal opnemen ende dien leggen vont voors. nyewe werck tot aen Screyhouck voors. Ende dien geleyt zijnde, offlveken zal doude muere totter gront toe omme daer een nyewe fondament ende een nyewe muere van de gront op te moegen makken in den naestcomende zoomertijt, ten eynde de voors. muere offgenomen zij­

nde tvoors. Werck in den voers. zoemere te spoedelicker gemaict wendden ende voortganck hebben zal moegen. SAA, Stadsrekening

1550. tol. 6 3 .

M Deze gevelsteen is in het verleden toegeschreven aan Joost Jansz.

Bilhamer. Georg Galland. Geschichte der Holldndischen Bauktiust und Bi/dnerei im Zeitalter de Renaissance, der nationalen Bliite und des Klassicismus. Frankfurt a.M. 1890. 152. O p de naam van de toren zal op deze plaats niet nader worden ingegaan. Zie daarvoor uitgebreider J.Z. Kannegieter. 'Wat betekent de naam Schreiersto­

r e n ? ' , in: Jaarboek Amstelodamum 61 (1969). 11-23 en J.Z. Kanne­

gieter. ' D e Schreiershoek en de Schreierstoren', in: Jaarboek Amste­

lodamum 65(1973). 35-43 en B. Bakker. 'Scrayer-houck 1569'. in:

idem (1973). 44-55.

! l > Els van Wageningen. Geldersekade tussen Waag en Schreierstoren.

Amsterdam 2002. 30.

3 i Zie ook J. Wagenaar, Amsterdam, in zyne opkomst, aanwas, geschie­

denissen, voorregten, koophandel, gebouwen etc. Deel II. Amster­

dam 1765. 54-55.

3 3 J.H. Kruizinga. Amsterdam Bruggenstad. Amsterdam 1956. 54.

Deze brug werd in 1875-1876 door de huidige, naderhand verbrede brug. vervangen. J.H. van den Hoek Ostende. 'Huize Schoonzicht', in: Maandblad Amstelodamum 49(1962). 20-23. 23.

a Ibidem. Zie ook B. Bijtelaar. 'Geschiedenis van de Schreierstoren', in: Wιrk in uitvoering 26(1976) 3. 267-271.

5 4 Vgl. ets van A. Rademaker uit 1725 en ets van W. Writz, 1764. Jan Wagenaar meldt in 1765 dat voor weinige jaaren het bovenvertrek van de toren, merkelyk verbeterd is. Er hing op dat moment een stadsgezicht van Willem van den Velde, een wapenbord, een schil­

derij met de commissarissen van Jacob Bakker uit 1674 en van Jan Maurits Quinkhard uit 1747. Wagenaar 1765. 55.

; 5 Ibidem.

3 6 SAA. collectie Atlas Splitgerber: tekening Reinier Vinkeles en col­

lectie Tekeningen en prenten: tekening Jan de Beijer.

" SAA. collectie Tekeningen en prenten, gravure J.G.A. Frenzel en collectie Atlas Splitgerber: tekening Jan Bulthuis.

5 8 SAA. toegangsnummer 5040, Archief van het Stadsfabriekambt en Stadswerken en -gebouwen, inv.nr. 9 8 . 3.

3 9 A m s t e r d a m s e stadswerken stonden sinds 3 juli 1777 onder het directoraat van A. van der Hart. J.S. Creutz en J. Schilling, die zeg­

genschap over de stadsbazen hadden. Van der Hait was de opvolger van J.E. de Witte, die op malversaties was betrapt. C A . van Swig- c h e m . Abraham van der Hart 1747-1820. Architect. Stadsbouw­

meester van Amsterdam. Amsterdam 1965. 8-9. Zie ook Th. H. von der Dunk. 'Vier ingenieurs als stadsbouwmeester Gerard Frederik Maybaum (1746-"68). Cornelis Rauws (1768-'72). Jacob Eduard de Witte ( l 7 7 2 - ' 7 7 ) en Johan Samuel Creutz ( l 7 7 7 - ' 8 7 ) aan het hoofd van de Amsterdamse stadsfabriek'. in: Bulletin KNOB 94(1995). 9 1 - 114.

4 0 SAA. Archief van het Stadsfabrieksambt e t c . inv.nr. 98. 59.

4 Ibidem.

4 : SAA. Archief van het Stadsfabrieksambt e t c . inv.nr. 7 3 1 .

4 3 De geprofileerde lijst van Ledesteen lag in schelpkalkmortel. Aan de stadszijde (west) kon worden vastgesteld dat de steen met behulp van stukken lei was gesteld. Het onderliggende boogfries is in de achttiende eeuw dus ongemoeid gelaten. De kalksteen aan de west­

zijde is in de winter van 2005 vervangen door een nieuwe, zandste­

nen, lijst met een grove profilering en een machinale afwerking.

J- De frijnslag hiervan (12 slagen per 10 cm) correspondeert met de frijnslag op de lijst van de trans.

4 5 J. Wagenaar. Amsterdam, in zyne opkomst, aanwas, geschiedenis­

sen, voorregten, koophandel, gebouwen etc. Deel IV. Harlingen 1802. 4 5 3 . Jan Wagenaar zelf was in 1779 overleden.

4 6 SAA. Archief van het Stadsfabrieksambt e t c . inv.nr. 9 8 . 202: vgl.

inv.nr. 88. 154.

4 7 SAA. Archief van het Stadsfabrieksambt e t c , inv.nr. 9 8 . 206-7: vgl.

inv.nr. 88. 158.

4 8 De houtconstructie aan de binnenzijde lijkt een product van de res­

tauratie in de jaren 1966-1968 te zijn. Een verdieping lager is een tamelijk zware balklaag met een kwartrond profiel aanwezig.

4 9 Het metselwerk correspondeert met een tienlagenmaat van 45 cm en een strekkenmaat van 17.5 met dat van de aanbouw.

5 0 Dit blijkt uit de schematische opmetingstekeningen uit 1943.

* Jaarboek Amstelodamum 38(1941). 193.

*: Anonieme opmeting Schreierstoren. Afdruk in het werkarchief van BMA.

» Maandblad Amstelodamum 4(1917). 8 1 . Zie ook J.P. Mieras. ' D e Schreierstoren te Amsterdam", in: Bouwkundig Weekblad 38( 1917).

245-246 en J. Molenaar, ' D e bedreigde Schreierstoren te Amster­

d a m ' , in: Idem. 252.

» Maandblad Amstelodamum 4( 1917). 92.

?? Maandblad Amstelodamum 26( 1939), 96.

M De tweede steen (de eerste was die uit 1569). was in 1927 door de Greernvich Village Society for Historie Preservation uit New-York aangebracht, ter herinnering aan het feit. dat van hieruit in 1609.

Henry Hudson. met zijn ..Halve Maan", naar de overzijde vertrok.

Maandblad Amstelodamum 35(1948). 102-103.

5 7 W.S.S. van Benthem Jutting. 'Aanvoer en consumptie van oesters en mosselen te Amsterdam in de 18* en 19d c e e u w ' , in: Maandblad Amstelodamum 50(1963). 229-232. 229. In april 1963 heeft de Dienst van Publieke Werken. Afdeling Tunnelbouw, graafwerk­

zaamheden verricht bij de Schreierstoren, in verband met de verbre­

ding van de Prins Hendrikkade bij de Kamperbrug.

5 S Deze kantelen zijn wel aangegeven op een restauratieplan van november 1960. Rijksdienst voor de Monumentenzorg ( R D M Z ) . Foto- en tekeningenarchief: 'Amsterdam. Schreierstoren' - tekenin­

gen.

5 9 Navraag en onderzoek in het archief van BMA en van de R D M Z leverden nauwelijks informatie op. Met dank aan Dik Berends en Henk Zantkuijl.

6 1 1 Bijtelaar 1976. 2 7 1 . In 1970 werden plannen gemaakt om een dia­

mantmuseum in de toren onder te brengen. R D M Z - Amsterdam, c Schreierstoren. PHk 94-95. nr. 4 1 4 8 . 2 3 1 .

h l Jaarboek Amstelodamum 67( 1975). 198.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op 12 april 2021 heeft Polygon aangekondigd dat de huidige biedprijs Orange Belgium op een stand- alone basis onderwaardeert, en dat zij daarom niet van plan is haar

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

We hebben de lijsttrekkers in de drie gemeenten gevraagd wat men in het algemeen van de aandacht van lokale en regionale media voor de verkiezingscampagne vond en vervolgens hoe

familiefilm tekenfilm spannende film natuurfilm soort film groep 6 groep 7 groep 8. Welke film werd in 2 groepen even

familiefilm tekenfilm spannende film natuurfilm soort film groep 6 groep 7 groep 8. Welke film werd in 2 groepen even

Een nieuwe bron die de afgelopen decennia steeds meer wordt aangeboord is die van het bouwhistorisch onderzoek.. Dit type onderzoek richt zich juist sterk op de

Het valt ook op dat 39 procent van de mensen die een euthanasie aanvragen, verkiezen thuis te sterven, terwijl normaal slechts een vierde van de mensen

Na overleg met de beleidsarcheologe van het Agentschap R-O Vlaanderen – Onroerend Erfgoed werd besloten om de zone met relatief goed bewaarde podzolbodem net ten zuiden van de