• No results found

Een rijke Joodse geschiedenis W

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Een rijke Joodse geschiedenis W"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ten van Curaçao, Amsterdam en New York financieel bij; de gemeente in Suriname kon vanwege eigen financiële problemen niet bij- dragen. De hoofdingang aan de westelijke zij- de werd opgetrokken uit gele IJsselsteentjes, die als ballast waren meegenomen tijdens de overtocht van de WIC-schepen. De mannen zaten op banken langs de noord- en zuidzijde

van de synagoge. De vrouwengalerij was aan de zuidzijde, toegankelijk via een aan de bui- tenzijde gelegen stenen trap en waarschijn- lijk was de vloer van de synagoge bedekt met zand. De twaalf boogramen van de begane grond symboliseerden de twaalf stammen van Israël.

De belangrijkste leider van de congregatie was Samuel Hobeb. Verder zijn de namen van rabbi Yehezkel uit New York (tot 1774) en cha- zan Jacob Robles (overleden in 1792) bekend, waarschijnlijk de eerste, respectievelijk laat- ste chazzaniem van Sint Eustatius.

Een rijke Joodse geschiedenis

Nederland krijgt er op 10 oktober twee Joodse monumenten bij, en dan overzee.

Hans Ziekenoppasser

W

anneer Bonaire, Sint

Eustatius en Saba op 10-10-10 als openbare lichamen deel wor- den van Nederland, wordt ons land twee belangrijke Joodse monumenten rijker. Het kleine Sint Eustatius heeft twee significan- te 17e eeuwse Joodse monumenten, name- lijk de ruïne van de synagoge Honen Dalim en de Joodse begraafplaats bij de hoofdplaats Oranjestad. Sint Eustatius is maar 21 kmµ groot en telt nu zo’n 2800 inwoners. Sint Eus- tatius is dor en droog en heeft voornamelijk een struikachtige begroeiing. De sociale en economische omstandigheden zijn niet goed en er is nauwelijks landbouw en veeteelt. De overheid is de grootste werkgever; daarnaast is er maar één groot bedrijf, het Amerikaan- se olieopslagbedrijf Statia Terminals waar de Verenigde Staten meer dan 10 procent van hun dagelijkse olie-importen vandaan ha- len. Daarmee is Sint Eustatius na Rotterdam in grootte de tweede haven van het Konink- rijk der Nederlanden.

Joodse kolonisten

Columbus heeft het eiland Sint Eustatius waarschijnlijk in 1493 gezien, maar niet be- treden. De Zeeuwse Kamer van de West-Indi- sche Compagnie (WIC) nam Sint Eustatius in 1635 in bezit door de vestiging van een groep van ongeveer vijftig Nederlandse kolonisten:

Zeeuwen en Vlamingen. De eerste Joodse ko- lonisten waren Spaanse en Portugese Joden.

Ze kwamen al in 1655 mee met de schepen van de WIC. Anders dan van Curaçao zijn de namen van de eerste Joodse kolonisten van Sint Eustatius niet bekend. De eerst bekende namen waren Daniel en Aron Cohen Henri- quez die in 1703 aankwamen. De immigratie van sefardiem uit Nederland en het Brazili- aanse Recife – dat toen net door de Portuge- zen op de Nederlanders was veroverd – nam gestaag toe. Niet veel later volgden ook sefar- dische immigranten uit Suriname, Barbados en Frankrijk.

In 1730 verleenden de directeuren van de WIC de Joden van Sint Eustatius dezelfde rechten als de christelijke eilandbewoners, waaronder de vrijheid van godsdienst. Nog in

hetzelfde jaar werd de gemeente ‘Honem Da- lim’ (Barmhartig voor de armen) opgericht.

In 1736 verzocht de Joodse gemeente via de Amsterdamse Kamer van de WIC toestem- ming om een synagoge te bouwen. De syna- goge werd gebouwd met steun van de sefar- dische gemeenschap op Curaçao en in 1739 ingewijd. Daarmee is zij de op twee na oudste

synagoge van het Westelijk Halfrond. De se- fardische gemeente in Amsterdam schonk in 1738 het eerste sefer Tora. Ook legde de Jood- se gemeenschap van Sint Eustatius er een be- graafplaats aan.

IJsselsteentjes

De eerste synagoge was geen lang leven be- schoren; ze werd op 31 augustus 1772 door een wervelstorm vernield. Het gebouw moest vanaf de grond worden herbouwd en kreeg 60 centimeter dikke muren. Voor de herbouw sprongen de sefardische gemeen- Begraafplaats in Oranjestad

foto’s: Hans Ziekenoppasser

joods st. eustati us

De sefardische gemeente in Amsterdam schonk in 1738 het eerste sefer Tora

18 |

C

4

8 oktober 2010

culTuur

(2)

Handgemeen

Vanaf 1730 kwamen er ook asjkenazische Jo- den vanuit Oost-Europa naar Sint Eustatius en later ook zo’n honderd asjkenazische ge- zinnen uit Noord-Amerika die vooral in de (internationale) handel gingen. Sefardiem en asjkenaziem mengden niet met elkaar; de groepen handhaafden hun eigen taal, het La- dino, en het Jiddisj. Daarnaast spraken zij ook de landstalen uit Europa, inclusief Spaans en Portugees, wat natuurlijk goed uitkwam voor de handelscontacten.

Conflicten tussen sefardiem en asj- kenaziem bezorgden de autoriteiten vaak hoofdpijn. De militie moest af en toe een eind maken aan een handgemeen tussen bei- de groepen, maar ook het lokale gezag moest ingrijpen. Omstreeks 1730 bemiddelde Com- mandeur Everardt Raecx enkele keren zelfs over religieuze kwesties. Zo’n dertig jaar later dwong Commandeur Jan de Windt de lieve vrede af door toezicht op de naleving van de Hascamot (interne voorschriften van de con- gregatie) en de instelling van een gemengde commissie die nieuwe Hascamot moest vast- stellen. Dat was na opdracht van de WIC in Amsterdam op verzoek van de Amsterdam-

se sefardische gemeente die was gealarmeerd door Samuel Hobeb. Opmerkelijk, omdat se- fardiem en asjkenaziem samen die ene op het eiland aanwezige synagoge moeten hebben bezocht; aanwijzingen voor een tweede syna- goge op het eiland zijn er namelijk niet.

Om de emigratie van sefardische Joden naar West-Indië te bevorderen, verstrekte de WIC in de periode 1757-1813 hen niet-ver- vroegd aflosbare leningen van gemiddeld zo’n 150 gulden met een looptijd van twintig jaar.

Velen van hen vestigden zich op Sint Eustati- us als reder, eigenaar van suikerrietplantages en als fabrikant van melasse en rum, beide producten uit suikerriet. Rond 1780 woon- den er zo’n 350 Joden op Sint Eustatius.

Handelspost

Statia’s voorspoed bereikte in de jaren 1770-1780 zijn hoogtepunt. De bijnaam ‘The Golden Rock’, die nog altijd wordt gebruikt, dateert uit die tijd. Er wordt wel gezegd dat Sint Eustatius toen zo’n 20.000 inwoners had.

Dat lijkt nu onvoorstelbaar en is ook moeilijk te bewijzen. Documenten tonen aan dat Sint Eustatius in 1778 door bijna 3200 schepen werd aangedaan, wat betekent dat het eiland

Een rijke Joodse geschiedenis

joods st. eustati us

een forse infrastructuur met een grote bevol- king moet hebben gehad. Er zouden zo’n 200 pakhuizen zijn geweest. Deze moeten vooral in de Benedenstad, Lower Town, hebben ge- staan, aan de voet van het nu nog bestaande Fort Oranje in Bovenstad, Upper Town. Er is nog steeds een indrukwekkende hoeveelheid ruïnes van (fundamenten van) oude pakhui- zen zichtbaar, maar het overgrote deel is in de loop der jaren ten prooi gevallen aan de zee.

De Bovenwindse Eilanden liggen immers in de orkaanzone.

Er is een aantal redenen waarom Sint Eus- tatius zich kon ontwikkelen tot de belang- rijkste Nederlandse handelshaven in het Caraïbisch gebied. Sint Eustatius lag gun- stig ten opzichte van Europa door de Noord- oost-passaat en een goede havenligging: de rede van Oranjestad ligt aan de lijzijde van het eiland, dus onder de wind. Zo konden er wel tweehonderd zeilschepen tegelijk op de rede ankeren. Vanaf 1757 hing WIC de vrij- handel aan, de haven werd opengesteld voor schepen van alle nationaliteiten en de han- del vond, anders dan bij andere kolonisato- ren als Engeland, Frankrijk en Spanje, plaats zonder belastingen en regulerende beperkin- gen. Er was ‘vrije’ vestiging op Sint Eustatius, wat overigens uiteraard niet gold voor slaven!

De vrijhandel op Sint Eustatius lokte verder smokkel uit van allerlei producten uit Euro- pa naar de naburige gekoloniseerde eilanden, die daardoor niet langer afhankelijk waren van hun moederland. Sint Eustatius groeide uit tot dé handelsplaats van The Americas.

Amerikaanse rebellen

Sint Eustatius was overslaghaven voor handel met alle landen en zo kon Sint Eus- tatius zich ontwikkelen tot een belangrijke handelshaven voor wapens, munitie, kle- ding, voedsel en grondstoffen voor de Ame- rikaanse opstandelingen die zich verzetten tegen de Engelse overheersing. De Engelsen protesteerden hier begin 1776 tegen in Den Haag. Tegen de voorschriften van de Staten- Generaal in, werd de rede van Sint Eustatius vervolgens opengesteld voor álle Amerikaan- se schepen: de handel en daarmee de welvaart werd niet prijsgeven.

De ruïne van de synagoge

conflicten tussen sefardiem en

asjkenaziem bezorgden de autoriteiten vaak hoofdpijn

30 tisjri 5771 C

4 | 19

culTuur

(3)

Op 16 november 1776 verscheen de be- wapende brigantijn ‘Andrew Doria’ met de Amerikaanse rebellenvlag in top op de rede van Sint Eustatius. Zoals gebruikelijk vuur- de het bezoekende schip dertien saluutscho- ten af. Enkele minuten later beantwoordden de batterijen van Fort Oranje dit saluut met elf schoten, de eerste keer dat de vlag van de Amerikaanse rebellen werd gegroet met sa- luutschoten van een vreemde mogendheid.

De Verenigde Staten beschouwen deze ge- beurtenis als de eerste erkenning van hun nieuwe republiek door een buitenlandse staat (‘The first salute’), waarvan een in 1939 door president Franklin D. Roosevelt geschonken plaquette nog getuigt in hetzelfde Fort Oran- je. Het is overigens nooit duidelijk geworden of het groeten van de Amerikaanse rebellen- vlag een vergissing was of dat het met opzet is gebeurd. Toen de Engelsen in december 1780 een exemplaar van een geheim verdrag tussen de Amerikaanse rebellen en Amster- dam in handen kregen, waren de rapen gaar en verklaarden zij de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden de oorlog die de ge- schiedenisboekjes is ingegaan als de Vierde Engels-Nederlandse Oorlog (1780–1784).

Op 3 februari 1781 verscheen de Britse admiraal George Rodney met een vloot van twintig oorlogsschepen waarop ongeveer 3000 soldaten op de rede van Sint Eustati- us. De Nederlandse verdediging bestond uit twee oorlogsschepen en een garnizoen van niet meer dan zestig mannen; het eiland was binnen een uur bezet. Rodney liet de Neder- landse vlag vervolgens nog een maand op Fort Oranje wapperen, zodat veel koopvaar- ders in de val liepen en hun lading verloren aan de Engelsen. De inhoud van de pakhui- zen in Oranjestad werd verbeurd verklaard.

De waarde werd geschat op drie tot vier mil- joen Engelse ponden.

Het lot van de Joodse kooplieden

Rodney beval de gevangenneming van alle meerderjarige Joodsen mannen: 101 man- nen meldden zich en zij werden tot op het lijf beroofd en mishandeld. Zelfs hun kleding werd uit elkaar gehaald om te zien of er geen geld of goud verborgen zat in de voering. De

gevangenen werden drie dagen opgesloten in een pakhuis en net op tijd vrijgelaten om te kunnen zien dat hun eigendommen en sche- pen werden geveild. Dertig van hen werden zonder vrouw en kinderen gedeporteerd naar het naastgelegen Engelse eiland St. Kitts, en- kelen naar het verder weg gelegen Antigua.

Hun gezinnen werden niet geïnformeerd over hun lot. Op St. Kitts zijn ze overigens wel goed behandeld.

De wrede behandeling van de Joodse inwo- ners van Sint Eustatius riep fel protest op van oppositieleider Edmund Burke in het Britse parlement, maar dat leidde niet tot maatre- gelen. Na een klinkende overwinning op de Franse vloot werd Rodney snel in de adel- stand verheven. Na zijn dood in 1794 werd hij begraven in de St. Paul’s Cathedral in Londen, een eer die hij postuum zou delen met die an- dere grote Britse vlootvoogd, Lord Nelson. In diverse publicaties wordt gesuggereerd dat Rodney’s gedrag tegenover de Joden berust op echt antisemitisme. Dat zou onder meer blijken uit citaten uit brieven van hem, waar- in hij zich uitermate negatief uitliet over het

‘karakter’ van Joden. Hij zou de enige Engelse vlootvoogd zijn die zich op deze wijze over Jo- den heeft geuit.

Na de Engelse bezetting

Niet lang daarna veroverden de Fransen Sint Eustatius op de Engelsen, evenals Sint Maar- ten en Saba. Met de Vrede van Parijs in 1784 werd Nederland weer de heerser van de Bo- venwindse eilanden. Veel gedeporteerde Jo- den keerden terug en in 1790 telde de Joodse gemeente weer 170 mensen. Er brak opnieuw een periode van welvaart aan, hoewel niet zo groot als voorheen. De handel in slaven was al sinds 1770 teruggelopen en door de teelt van suikerbieten in Europa was er minder vraag naar suikerriet.

Na de gewonnen Onafhankelijkheids- oorlog in 1783 bestond er voor de jonge Ver- enigde Staten geen behoefte meer aan smok- kelhandel via Sint Eustatius. Met de Franse bezetting in 1795 en de door hen ingevoerde hoge belastingen, eindigde de handelsrol

van Sint Eustatius en daarmee verdween de welvaart. De omvang van de bevolking van Sint Eustatius hing samen met zijn opkomst en ondergang: in 1779 telde het eiland ruim 3000 inwoners, in 1790 bijna 8000 en in 1816 nog maar bijna 2700. Ook de Joodse bevol- king nam na 1795 af en velen emigreerden naar het Deense St. Thomas, nu Amerikaans, waar in de hoofdstad Charlotte Amalie nog steeds een belangrijke en mooie historische synagoge staat. In 1818 woonden er nog maar vijf Joden op Sint Eustatius. In 1846 stierf de laatste Joodse inwoner, mevrouw Anna Viei- ra de Molina (of: de Medina), een uit Surina- me afkomstige weduwe.

Resten van Joods leven

De synagoge Honen Dalim deed na 1850 geen dienst meer en het gebouw raakte geleidelijk in verval en werd een ruïne. In het kader van de restauratie van de historische kern van Oranjestad (het Historic Core Restoration Pro- ject) vond met Nederlands ontwikkelingsgeld uiteindelijk rond 2000 een conserverend her- stel plaats van de buitenmuren, inclusief de trap naar de vrouwenafdeling. Het dak en de balkonvloer zijn verdwenen. In januari 2005 werden de restanten van een mikwe van ge- pleisterd natuursteen gevonden; het had twee waterinlaten en de wanden waren vermoede- lijk betegeld. Mogelijk is dit het oudste deel van het synagogecomplex. Uit onderzoek blijkt dat het mikwe rond 1830 is gedempt.

Omdat geld voor restauratie ontbreekt, is het mikwe nu afgedekt met golfplaat. Archeolo- gen zeggen dat er, naast dit mikwe, slechts één ander mikwe is teruggevonden in de Nieuwe Wereld. Daarmee noemen zij deze vondst ‘van grote betekenis voor het begrip van de verspreiding van het Jodendom in de koloniale periode’.

Er is destijds een aanvraag ingediend voor een uitkering uit de Collectieve Maror-gel- den voor verdere restauratie van de syna- goge, maar die werd niet gehonoreerd. Ook werving van fondsen in de Verenigde Sta- ten had geen succes. Het lokale, zeer actieve St. Eustatius Center for Archaeological Research

Er wordt gesuggereerd dat rodney’s gedrag tegenover de Joden berust op echt antisemitisme

joods st. eustati us

20 |

C

4

8 oktober 2010

culTuur

(4)

(SECAR) heeft weer het voortouw genomen.

Van januari 2006 tot augustus 2007 zijn ver- dere opgravingen bij de synagoge gedaan. In januari 2010 zijn resten opgegraven van het tegenover de synagoge gelegen huis van chaz- zan Jacob Robles. Van de bevindingen daar- van zijn nog geen resultaten gepubliceerd. De steeg waaraan de synagoge en het huis van de chazzan liggen, heet nog steeds het Syna- gogue Path.

Buiten de historische kern van Oranje- stad ligt, grenzend aan de Old Church-be- graafplaats, de Joodse begraafplaats. De lo- catie werd voor het eerst genoemd in 1730.

De begraafplaats draagt geen naam en is qua vorm (een driehoek) en uiterlijk uniek voor het eiland. Midden op de begraafplaats staat een levensboom. De begraafplaats heeft twee ijzeren toegangshekken in elk van de korte zijden. Eén hek draagt de Romeinse cijfers I- X met daarboven een davidster en het ande- re bevat een zon, maan, davidster, bliksem- schicht en het jaartal 1739. Er zijn smalle rechthoekige grafmonumenten, stenen gra- ven en rijkversierde marmeren grafmonu- menten. De oudste grafzerk dateert van 1742 en de laatste van 1843. De inscripties zijn in het Engels, Portugees en/of Hebreeuws. De grafsteen van David de Leao (1760) wordt geroemd om zijn prachtige beeldhouwwerk dat Gods hand laat zien die de levensboom neerhaalt. Er zijn plannen om een schuur te slopen, zodat er onbelemmerd zicht op de be- graafplaats zou komen.

Saba en Bonaire

Saba kent geen Joodse geschiedenis, Bonaire daarentegen heeft een jonge en beladen ge- schiedenis, los van de handel in de 18e en 19e eeuw toen Curaçaose Joden incidenteel naar Bonaire gingen om er zout te halen. Verschei- dene Joodse zakenlieden, zoals de Jesuruns, hadden er plantages en andere zakelijke be- langen maar vestigden zich er niet. Op 10 mei 1940, meteen na de Duitse inval in Ne- derland, werden op de Antillen ongeveer 440 Duitsers en andere staatsgevaarlijk geachte personen geïnterneerd. Ongeveer de helft van hen waren Duitse zeelieden, afkomstig van acht (vracht)schepen die in Antilliaanse havens lagen. Daaronder bevonden zich ook gevluchte Joden. Alle geïnterneerden werden naar Bonaire overgebracht en ondergebracht in schoolgebouwen. Al snel kwamen de Duitse zeelieden in opstand, waarna zij wer- den overgeplaatst naar Jamaica. In juli 1940 was de bouw van een interneringskamp op Bonaire klaar met ruimte voor zo’n tweehon- derd personen.

De vrouwen en kinderen verbleven in huisjes op het terrein. De mannen waren aanvankelijk ondergebracht in één loods op het kamp, maar er ontstonden spanningen tussen Joden en nazisympathisanten. Dat leidde zelfs tot mishandeling van Joodse ge- interneerden. De Joodse mannen werden daarna overgeplaatst naar een apart interne- ringskamp – ook wel beschermingskamp of Jodenkamp genoemd – op de plantage Guate- mala, terwijl de vrouwen en kinderen in het

‘gewone’ kamp achterbleven. In juni 1941 bracht minister Welter van Koloniën van de regering in ballingschap een bezoek aan Kamp Guatemala en hij was diep getroffen door de verhalen van de geïnterneerden. Hij bepleitte bij gouverneur Wouters vrijlating, maar die stond alleen maar een beperkte be- wegingsvrijheid toe. De Joodse gezinnen wer- den wel herenigd en konden in huisjes gaan wonen bij het interneringskamp Guatemala.

Zij moesten iedere avond in het kamp aanwe- zig zijn op het appèl.

Pas in september 1942 stond de nieuwe gouverneur Kasteel meer bewegingsvrijheid toe aan de Joodse geïnterneerden, maar zij mochten na zonsondergang niet buitenshuis komen. Pas in juni 1944 werden die maatre- gelen opgeheven. Waarheen de geïnterneer- den na het einde van de oorlog zijn gegaan, is niet bekend. Ongetwijfeld hebben sommigen zich op Curaçao gevestigd, anderen zijn in de Verenigde Staten of later in Israël terechtge- komen.

Het precieze aantal Joodse geïnterneerden op Bonaire is niet bekend, maar moet rond de vijftig hebben gelegen. Al die tijd heeft de Joodse gemeente van Curaçao onder leiding

van rabbijn Is. Jesurun Cardozo de Joodse ge- interneerden materieel en immaterieel zo veel mogelijk gesteund.

Anno nu

Op geen van de nieuwe Nederlandse eilan- den Bonaire, Sint Eustatius en Saba is er nog sprake van Joods leven. Wel wordt op Sint Eustatius de sabbatsrust gehouden. Er wonen veel zevendedagsadventisten zodat bijna alle winkels en de enige benzinepomp van het ei- land vanaf de vrijdagmiddag zijn gesloten.

Het interneringskamp op Bonaire vormde de basis voor het huidige zeer populaire Divi Flamingo Beach Resort and Casino. Niets her- innert daar meer aan de oorlog. n

Op geen van de nieuwe Nederlandse eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba is nog sprake van Joods leven

Voor dit artikel is onder meer gebruik ge- maakt van de volgende bronnen:

Mordechai arbell, the jewish nation of the Caribbean – the spanish-Portuguese set- tlements in the Caribbean and the Guianas, jeruzalem 2002

Liesbeth van der Horst, Wereldoorlog in de West – suriname, de Nederlandse antillen en aruba 1940-1945, Hilversum 2004 (bij de gelijknamige tentoonstelling in het Verzets- museum amsterdam van 29 juni 2004 t/m 9 januari 2005).

saskia de Kock, een korte impressie van de funeraire sites op sint eustatius, Neder- landse antillen, stichting dodenakkers.nl, ijsselstein 2010.

joods st. eustati us

30 tisjri 5771 C

4 | 21

culTuur

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

15-21 Tisjri (7 de maand) September-oktober Herdenkt Gods grote verlos- sing en bescherming tijdens de wildernisomwandelingen van de Israëlieten. Chanoeka of herinwij-

Elke communicatie van stilstaande beelden en / of geanimeerde sequensen van het Evenement die door de deelnemer zijn vastgelegd tijdens zijn deelname aan het Evenement, moet

In samenwerking met het Franz Rosenzweig Minerva Center, het Leo Baeck Institute Jerusalem en het Departement Duits van de Hebrew University, organiseerde het Instituut voor

Dat is ook gebleken uit de prachtige af- scheidswoorden die een paar vrienden en een vriendin hebben gesproken, Sang is een ‘hart mens.’ Na de koffietafel gaan we samen met

Verkoper is de landbouwer Louwerens Quinten uit Eersel en koper is Jacob Benjamin Weener, koopman, wonend te Bergeijk die mede optreedt namens Jonas Samuel Goudsmets wonende te

Kort na 28 augustus 1941, vlak voor het einde van de zomervakantie, werden de ouders van Joodse leerlingen op alle scholen in Nijmegen opgeschrikt door een mededeling van

Deze maand wordt ook wel sprokkelmaand en schrikkelmaand genoemd, en heeft 28 dagen in gewone jaren, en 29 dagen

Door dit anders zijn dan overige straten, net als voor de oorlog, blijft de Folkingestraat zich onderscheiden, en blijft de identiteit van de joodse buurt in dit stadsdeel