• No results found

A R M I D A. BETOVERDE HOF; REINOUT

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "A R M I D A. BETOVERDE HOF; REINOUT"

Copied!
72
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

R E I N O U T

I N H E T

BETOVERDE HOF ;

Zyndc he t Gevol g va n

A R M I D A .

Met Konft - en Vliegwerken , verfcheidenc Sieraaden e n Balletten .

TE AMSTELDAM ,

By de Erfg: van J: L E S C A I L J E , op de Middeldam, op de hoek van de Vifchmarkt, 1697 .

Mc: Privilegie ,

(3)
(4)

Copye van de Privilegie.

D

E Staten van Holland ende Weftvriefland doen te weten. Alz o On vertoond is b y detcgenwoordige Regenten van de Schouwburg to Amfterdam , Dat z y Suppliante n zede n eenig e Jaare n herwaarr met hunne goede vrinden hadde n gemaakt e n te n Tooneele gevoe t vet fcheiden Werken , zo van Treurfpeelen, Blyfpeelen als Klugten, «elke z;

lieden nu geerne met den druk gemeen wilden maken: doch gemerkt da deze Werke n door het nadrukken va n anderen, veel va n hun luifter, ze in Taal als Spelkonft zouden komen te verliezen , enalzoz y Suppliante i hen berooft zoude n zie n va n hu n byzonder e oogwi t omdeNederdui r fchen Taal en de Digtkonft voort te zetten,zo vonden zy hen genootzaakt om daar inne te voorzien, ende hentekeere n to t Ons, onderdani g ver- zoekende, da t Wy omme redene n vooifz . d e Suppliante n geliefden t<

verleenen Oftro y oft e Privilegie , omme all e hunne Werke n reeds ge^

maakt, en de noch in 't ligt te brengen , den tyd van vyftien Jaaren alleen te moge n drukke n e n verkoopen of doe n drukke n e n verkoopen , met verbod van alle anderen op zeekeren hoog e peene daar toe by Ons te ftel- len, end e voorts in communi forma . Z o is 't dat Wy de Zake en 't Ver., zoek voorfz . overgemerk t hebbende , end e genege n wezend e te r bede van de Supplianten, uit Onze regt e wetenfeha p , Souverainemagt end e authoriteit dezelv e Suppliante n gekonzenteer t , geaccordeert end e ge ^ o&roijeert hebben , conzenteeren , accordeeren end e o&roijere n mirs - dezen, dat zy geduurend e de n tyd va n vyftien eerft achtereenvolgend e Jaaren d e voorfz. Werke n di e reed s gedruk t zyn , ende die van tyd toe tyd door haar gemaakt ende in 't ligt gebrag t zullen werde n , binnen de n voorfz. Onze n Land e allee n zulle n moge n drukken , doen drukken , uitgeven e n verkoopen. Verbiedend e daaro m allen ende eenenyegelyken dezelve Wejke n naa r t e drukken, ofte elder s naargedruk t binne n de n zelve Onzen Lande te brengen , ui t t e geven oft e t e verkoopen , o p de;

verbeurte van alle de naargedrukt e , ingebragte ofte verkogt e Exempha- ren , ende ee n boete va n drie honder t gulden s daarenboven te verbeu- ren, te appliceren een darde part voor den Officier die de calange doen zal, een darde part voo i den Armen ter plaatze daar het cazus voorvallen zal, ende het refteerende darde part voor den Supplianten . Alle s in die n ver- ftande, dat Wy de Supplianten met dezen Onzen Oftroije alleen willende

^ratificeren, tot verhoeding e va n haar e fchaade door het nadrukken van de voorfz. Werken, daar door in geenig e deele n verdaa n , den inboude van dien t e authorizeeren ofre te avoueeren , en veel mi n de zelve onder Onze protektie end e befcherming e eeni g meerde r kredit , aanzien ofi reputatie t e geve n , nemaar de Supplianten in kas daar in yets onbehoor- lyk zoude mogen influeeren. all e het zelvetot haren lade zulle n gehou- den wezen te veranwoorden ; tot dien einde wel expreflelyk begeerend e , dat by aldienzy dezen Onzen O&toije voerde zelv e Werken zullen 'All- ien ftelten daar van geene geabbrevieetde ofte gecontraheerde mentie zul- lenmogen maaken , nemaar gehouden zullen weezen hetzelve Oöro v i n 't gehee l end e zonde r eenige Omilfie daar voor te drukke n ofte te doe n drukken, end e da t z y gehoude n zulle n zy n ee n exemplaa r vsnalle de

A 2 vooifr.

(5)

oorfz. Werken , gebonden end e wel geconditioneer t t e brengen i n de iibliotheecq van Onze Univeizitcit tot Leiden, ende daar van behooilyk edoenblyken. Alle s op poene van het effekt va n dien te verliezen. En - Ie ten eind e d e Supplianten deze n Onze n Conzente n O&roij e mogen

;enieten als naar behooren : Lallen wy alle n end e eene n ygelyken die't angaan mag, dat zy d e Supplianten van den inhoude va n dezen doen , aaten e n gedogen, ruftelyk e n volkomentlyk geniete n , en ceflerend e 11e beletten te r contrarie. Gedaa n i n den Haage onde r Onze n groote n 'egele hier aan doen hange n den xi z Septembe r in' t Jaar onzes Heeren

n Zaligmakers duizen t zes hondert vier en tachtig.

G. F A G E L . Ter Ordonnantie van de Staten

S I M O N va n Ï E A U M O N T . De tegenwoordig e Regenten va n d e Schouwburg hebben he t echt de r bovenftaande Privilegi e , voor Reinout in het Betoverde tiof, vergun d aa n de Erfg: van Jacob Letcailjt.

Den S February, 1697 .

V E R T O O N E R S .

U M I D A . I E 1 NOOT.

3 A R E s , Knecht van Reinout.

I Ï O M O T , een Geeft.

r IL I'D A I St oat juffers van r H 1 s B E £ Armida.

V 1 7 R O R A . C U P I D O , K e R, E s.

B A C C H U S . ' o L 1 T I ON EL L E .

' o n » os .

4 U B A L D U S , f Vrienden van C A R E L , £ Reinout.

-.U K V R O U W .

Vier J A A G E R S.

A A P .

Z W Y G E N D E . Een B E E R .

Een E R E M Y T.

D A N X E N D E .

., S C E R E S .

G E V O L G E N van<

I BACCHUS . P E D E S T A A L E N .

J A A G E R S . Eenr A A P . H A R L EQJ1I N S.

P O L I T I ON E L L ES . Een S C A R A M O E S J E.

REI-

(6)

R E I N O U 1

I N HE T

B E T O V E R D E H O F . E E R S T E B E D R Y F .

E E R S T E T O O N E E L . Verbeeldende een duïftere morgenjlond, in een Landfchap,

daar R E I N O UT en A R M J ' D A, naar dat ze uit de wadgen treeden, daar K U P I D O

uit vliegt, moeten zitten.

K U P I D O .

El aan , gezeegen d Paar , deez ' plaats isub e fchooren

Tot uw vermaak en luft.

A R M I D A .

Myn Hert,myn Uitvcrkoore r De liefde, hoor d gy 't wel ? heeft ons deez' plaats bereid.

Hier zullen wy geruft, my n Lief, i n veiligheid Genieten onze min, hie r zal ons niemand ftooren ; Maar gy moet my getrouw

R E I N O U T .

'k Heb u myn trouw gezwooren Die ik niet breeken zal.

K U P I D O .

Welaan, i k vlieg voor uit De plaats bereiden, daar gy uw beminde Bruid En gy uw Bruidegom, in fchaduwen van Elzen, LauWrieren en Cypres, volwelluft, zul t omhelzen.

A R M I D A .

Wy volgen uw bevel.

A 3 Ku

(7)

R E I N O U T

K U W D o .

Daal beide na beneén.

Selukkig Paar, ik vlieg weer na myn woonplaats heen.

Kupido vliegt weg; Armida en Reinout daalen met de waagen neer, en bet word dag.

T W E E D E T O O N E E L . A U R O R A verfchynd in de Lucht.

W

Yk, zwartedui(ternis,maakvoordegoudeftraalen Van Phebus plaats. My lult myn adem hier te haaien.

Bier moet geen droeve nacht Veriuffen het gemoed ; Ferwyl Armida, me t haar Reinout, i n een gloed v'an onderlinge min weêrzyds elkander zengen, Zy moeten hier de tyd in wellult overbrengen : F.n nu het Aardryk hem eenplaats van vreugd bereid, Geefthem de Hemel Hof tot alle vrolykheid. Aurora ver-

dzvynd.

D E R D E T O O N E E L . P O L I N O S met D A R E s in de luebt.

D A R E s, na eenige regels van binnen ge ff rooken te hebben, word door Polinos neer gefmeeten.

D A R E S .

M

Yn lieve Polinos, ik zal 'er niet om liegen,

Hoor, Maat, ben jy niet moê, ik ben al moé van vlie-

r o L I N O S , (gen.

Hier moeten wy ook zyn .

D A R E S .

Zet my dan zagjes neer.

P O L I N O S .

Heel zagjes, waarom niet ?

D A R E S .

De droes, daa r leg ik weer.

Dat is heel zagjes. Bloed , d e nikker moetje haaien.

Of meeud gy dat ik jouw de vracht noch zal betaalen ? DittmogtdcHenkerdoen. I s dat weer vallen? bloed , Myn achterend is aan twee ftukken j maa r ik moet

Hem

(8)

I N H E T B E T O V E R DE H O F . ; Hemdanken, dat hy my in 't water niet liet vallen.

Hy is de befte droes waarachtig noch van allen:

Ik heb geen reeden dat ik my van hem beklaag;

Want was 't een booze geeft, hy had door heg en haag My konnen voeren, en aan flenteren gereeten, Of licht my in een hoop kaauw jy ie neergefmeeten . Maar, ' k zie daar Filida en Thisbe, dat'seenlpel , Die Hekzen weder hier! wat of't nou worden zei ? Ik ben zo bang voor die vervloekte Tovereflèn,

V I E R D E T O O N E E L .

F I L I D A , T H I S B E , D A R E S .

W

F I L I D A .

At zegt gy daar van ons ?

D A R E S .

Doorluchtige Prinfeflê»,, Vanu?

F I L I D A .

Ja, javanons .

D A R E S .

Ach! niet als eer en deugd.

T H I S B E .

Dat hebben wy gehoord.

D A R E S .

Wel hoe! gy zyt myn vreugd;

En gy zyt myn vermaak; en gy myn Engelinnetje ; En gy myn Duiveltje, myn marfepyne kinnetje.

Wat zoete zuiker mond.

T H I S B E .

N u , Dares, watzal'tzyn?

D A R E S .

Ik voel, n u ik u zie, ee n zoete minnepyn.

F I L I D A .

Hoe! zyt gy dan verliefd?

D A R E S .

U w poezelig e handen,

A 4 Uw<

(9)

8 R E I N O U T Uwe oogjes, al s een git, doe n my in liefde branden;

U wcnfc h ik in myn arm; u wenfch i k ftaag by my ; U he b ik graag in 't oog; u gaeren aan myn zy.

'k Min u met al myn hart; en u met al myn zirmen:

Gy zyt het die ik min; u zal ik ook beminnen : Vertrouw vry op de min die Dares tot u draagd.

Ik weet niet ofgy't zyt, maa r ik ben zuiver maagd.

T H I S B E .

Ei, hoo r dat bakkes gaan.

D A R E S .

Welja, ka n ik het weeten ? Heb ik myn leeven opeen beezemftok gezeeten ; Of kan ik toveren?

F I L I D A .

Waar ziet gy ons voor aan ?

D A R E S .

Voor volk dat hekfen kan, en door de fchoorfteen gaan .

F I L I D A.

Nu is 't genoeg, gy moet de tafel helpen dekken.

D A R E S

Gy kund door dezen reen my van de dood verwekken.

Zo kragtig is het woord van tafel, ó gantfch bloed ! De tafel dekken ? komnu lchep ik weder moed lic zal my zelven in het dekken niet vergeeten;

Want daar men tafels dekt, daa r komt gemeenlyk eeten.

T H I S B E .

Wy zullen u daarna vernoegen, zyt geruft ; En gy zult hebben zo veel eeten als u luit.

D A R E S .

Daar moet ook drinken zyu.

F l L I D A .

Gewis men zal 'er drinken.

D A R E S .

Maar, ze g eens, Juffrouw , za l de tafel weer verzinken?

T H I S B E .

Verzinken? benjemal ? kom , Dares, laat onsgaan , Giius komt Armida,

D A -

(10)

I N H E T B E T O V E R DE H O F . 9

D A R E S .

Geef my elk een hand, vat aan.

V Y F D E T O O N E E L .

A R M I D A , R E I N O U T . A R M I D A .

'k T T E b u, my n tweede Ziel,op myngevlerktewaagen,

\_ J[Doo r Luch t e n Hemele n me t zor g e n vlyt ge- draagen,

Tot op deez' plaats, gebouw d van wclluft en van vreugd.

Hier is het dat de Min met min ons hart verheugd:

Hier zullen wy vernoegd eens weeld'rig adem haaien.

Hier zal ik uwe min met wedermin betaalen . Hierzalik, zonderangftva n minnennyd , ofhaat , Myn overwaarde Ziel omhelzen. Ach. ' hoeflaa t Uw dringende oogftraal in myn hart verliefde wonden:

Myn ziel is door de min aan uwe ziel gebonden.

R E I N O U T .

Myn lieven Engel, ach ! wat fmaakt myn ziel al vreugd, Waar mee" zal ik voldoen uw goedheid en uw deugd ? U w liefde diegy toond zo minn'Iyk ?

A R M I D A .

Met beminnen.

R E I N O U T .

Geloofd gy dan, Mevrouw, dat myn verliefdezinne n Ontaarden zouden van haar eer, e n eet, enpligt ? Zoude ik u naaten ? neen! vee l eer haate ik het licht, Dat my zo lieffelyk komt met haar glans beftraalen.

Gy zult my afgeleefd ee r zien ten grave daalen, Eer ik'my zal ontflaan van uw verliefde band.

A R M I D A .

Dat geef de Hemel, Lief , daa r op kus ik uw hand.

R E I N O U T .

En ik u lieve mond. Watlaatg y Ne k tar flippen, Myn Engel, langs het blos van uw koraale lippen.

O zoete Honingby! wat ftort gy Ambrozyn,

A f Wa t

(11)

to R E I N O U T

Wat fchiet gy ftraalen, di e de fchoonfte zonnefchyn , Op't midden van den dag, doo r haare glans verdooven.

U w licht gaat 's hemels licht in klaarheid ver te booven.

Het fneeuw is niet zo blank als uw albafte hand.

Het flonk'ren van uw oog fteekt my het hart aan braad.

Helaas! helaas. '

A R M I D A .

Hoe nu, verwekt die brand dat zuchten ? Baard u de liefde fmert, daar zy my baard genuchten ? Hoe zal ik dat verftaan ?

R E I N O U T .

O ja! z y baard my fmart;

Maar fmart die my verheugd, een fmart die ziel en hart, Op ieder oogenblik, doe t derven, enherleeven , En die my vreugd en druk ontneemen kan en geeven.

My n Engel, ach ! ik fmelt in uwe gloed, ho e blus Ik 't branden van myn hart ?

A R M I D A .

Myn Reinout, met een kus.

R E I N O U T .

Dat vriendelyk gekus doet meer myn boezem blaaken;

Want zo gy my meer zengt moet ik uw by zyn ftaaken.

A R M I D A .

Zyt toch geruft, my n Lief, i k zal met myn gezigt U w geeft verkwikken, al s het frifTe morgenlicht.

En zo gy in myn arm de geeft al kwaam te geven, Zal ik uw affen als een Feniks doen herleeven.

En, om te toonen wat myn konft en min vermag, Zal ik beginnen met het opgaan vanden dag, Hoe zeer dat ik u acht, e n u bemin, t e toonen.

Wil my, is 't minder als gy waard zyt, toc h verfchoonen ; Door dien de Hemel zelf, n a waarde van uw deugd, U nie t voldoen kan. Ei , my n Lief, zyt toch verheugd, En laat geen achterdocht uw vrolykheden (tuiten.

Ruft onder dit geboomt'. Wilt , hemele n ontfluiten.

Daald, wolken , wolke n daald, opdatdeez'blydedag , Voor myn verkooren Ziel, een hemel ftrekkenmag.

„ 'k Moet

(12)

I N H E T B E T O V E R DE H O F . T I ,,'k Moet Reinóuts oog door kracht van Tovery beltonnen:

„ De Spooken in een ichyn van Hemelgoden vormen,

„ Op dat ik door die fchyn, verleidende zyn hert,

„ Van zyn verliefde ziel volkoomen meeft ér werd.

Z E S D E T O O N E E L .

BACCHUS en CERES afdaalende'meenWolk, A R M I D A , R E I N O U T , Gevolgentan

Bacchus en Ceres.

Hier word gezongen ofgejpeeld.

BACCHUS.

G

Ydienftb're Wolken, die ons voor een fnellen waagen Gediend hebt, en door 't licht der ftarren heen gedraa- Eu na beneên gebragt; wy zyn van u voldaan, (gen, Dies móogt gy weer om hoog na 't ry k der Goden gaan;

En u van deze plaats voor ons gezigt verfchuilen, Wyl wy den Hemel voor het Aardryk nu verruilen.

A R M I D A .

De Wyngod Bacchus, met de vruchtb're Graangodin, Vaft hebbende aangezien onze ongeveiufde min, Zyn beezig om ons met hun welluft te bejeeg'nen, En koomen ons vol vreugd in onze liefde zeeg'nen.

BACCHUS.

O fchpone én waarde Vrouw, Armida! die het beeld Van Venus voerd op de Aard;terwy 1 uw fchoonheid ftreeld 't Afbeeldzel van god Mars, myn wynzal u vermaak en.

Wil dan, 6 Reinout, voo r een tyd het oorlog (laak en;

Maar, wiltgyftryden , ftryd metdeezeVeldgodin, In Venus luftpriëel, een flryd van zoete min.

C E R E S .

O dapp're Reinout! eer van uw doorluchtige Ouders En uw beroemde Stad, die met uw ftaale fchouders Het Oorlegsonweêr en zyn buijen hebt gefluit:

Bedaar, trek voor een tyd de wreede wapens uit.

Wil op de lippen, van dit fchoone Beeld, met roozen En leliën bezaaid, uw moeij'lykheên verpoozen ; Wyl ik met keurlykhcid van fpyzen, b y de wyn

Van

(13)

12 R E I N O U T

Van Bacchus, aanuwdifc h zal tegenwoordigzyn.

A R M I D A .

O hoog e Godheén! die u zelven gaat verlaagen, Om onze onwaardigheên gezach en eer te draagen;

Wy blyven u verpligt, en neemen dankbaaraan Het geene uw mildheid doed, en voor ons heeft gedaan.

C E R E S .

Wel aan dan, jeugdi g Paar, wil t hier in vrolykheden En onderlinge min, uw zoete tyd befteeden.

Hier is het, Reinout , dat uwe arbeid zal geloond,

£n al uwe oorlogsdeugd na waarde zyn gekroond.

Wilt u verluft'gen in deez' weelige landsdouwen, Die vrouw Natuur en kunft tot uw vermaak liet bouwen.

Ruft uw vermoeide Ieên, nazo veel arrebeid, Inde aangenaame vreugd van deze Vriend'lykheid, Die u te omhelzen tracht in haar bekoorlykearmen.

Zo ziet men de Oorlogsgod om Venus lippen zwarmen , Die hy met kuffen ftreeld , en vol van minneluft , Van ftryden afgemat, i n haare omhelzing ruft .

B A C C H U S .

Zo ziet men Venus, in een kring van minneftraalen , De fchrikk'lyke Oorlogsgod,met vriend'lykheid onthaalen , Gelyk men u aanfchouwd, ontfteeken in de min.

C E R E S .

Wel aan, Armida, volg, wy treeden voor u in Na de eetzaal, daa r een difch, metuitgekeurdefpyzen , Voor u en Reinout is gereed gemaakt.

A R M I D A .

Wy ryzen , En volgen, vo l van vreugde, e n liefde, waarwytreên . Wie kan 'er dooien, als hy volgd de Godlykheên ?

Dans van twee Gevolgen van Bacchus, en twee van Ceres.

Einde van het Eerfte Bedryf.

T W E E -

(14)

I N H E T B E T O V E R DE H O F . 13

T W E E D E B E D R Y F .

E E R S T E T O O N E E L . Het 'ïooneel verbeeld een Paleis.

Fi LiDA , T H I S B E . F I LI DA .

D

E maaltyd is gedaan. Armid a is gaan ruflen , Met Reinout ; zaag t gy we l hoe minn'lyk zy hem

kuften.

De liefde fcheen hen bei ten dryvende oogen uit.

Armida, opgetooit gelyk eenj onge Bruid,

Schoot op 't verliefd gezicht van Reinout zulke lonkken, Dathy, ee r dat hy't merkte, in liefde was verdronken.

Zy heeft gemaakt dat hy, in zoete raazerny Geflaagen, niet befpeurd al haare tovery, Daar in Armida hem zo konftig heeft geweeven.

Haar konft maakt jeugdig haar fchier afgeleefde leeven ; En die gemaakte fchyn van haar bekoorlykheid, Heeft Reinout om de tuin met zoet geweld geleid.

T H I S B E .

Noemt gy dan tovery bedrogen liflighedeu ?

Wanneermen, doorfïeraadenkof t lykheid , deleede n Verfierd, e n fchooner maakt, e n dat met diamant De boezem is verrykt, dat paerlen hals en hand

Doen blanker fchynen, dat men't hangend hair doet fleren En 't jeugdig hart bekoord, door al die zoete zwiertn, Is't daarom tovery ? zozytgy, Filida ,

Al medeeen Toveres. Ee n fchoonheid zonder ga, Cke n ; Met wat voor konft verrykt, moet minder fchoonheid wy - Dje ryk is, zou die zich niet moogen meer verry ken ? Eenfchoonheid ma g zich ook met meerder zwier en glans Toeruften, omhetharttetrekkenvandemans.

Zozyndan, n a uw reen, die , die n de liefde Icflèn , Om haar fieraaden , in uwe oogen, ToverelTen ?

Myn

(15)

i

4

R E I N O U T

Myn lieve Filida, had dit maar waarheids fchyn, Wat zouden 'er op Aarden al Tovereflèn zyn.

F I L I D A .

't Zyn Tovereffen, en dat zullen ze ook belyen;

Maar 't zyn natuurelyke en zoete toveryen.

Doch deze to very die vrouw Armida

T W E E D E T O O N E E L .

T H I S B E , F I L I D A , D A R E S . T H I S B E .

/ ^ A c h t , De Knecht van Reinout komt, die ons, om te eeten, wacht.

D A R E S .

Wel is het noch geen tyd, Mejuffers, dat wy eeten ? Of is 't genoeg, dat ik door arbeid raakte aan 't z weeten ? Mejonker, en Mevrouw Armida zyn al vol;

En ik loop op dit feeft gelyk een klok zo hol.

Myn buik meend dat myn keel geworgd is of gehangen.

F I L I D A .

Wy zullen daatelyk de kok doen fchootels langen.

D A R E S .

Wat xyn de fchotels, zo zy niet vol eeten zyn ?

T H I S B E .

Ei, zor g niet.

D A R E S .

Maar daar moet ook by zyn bier en wyn.

T H I S B E .

Gewis.

D A R E S .

'k Moet evenwel een kwefty aan u vraagen, Dieikvcrgeetenheb; maar , laa t ze u niet mishaagen:

Hoe ik hier ben geraakt dat weet ik wel; maar gy, Hoe komt gy hier? ze g op.

F I L I D A .

Wat dunkt u?

D A -

(16)

I N H E T B E T O V E R DE H O F . I J

D A R E S .

Tovery Die is'ermee gemengd, debeezem , e n het fmeeren , Kaboutermannetjes, d e haan, d e henneveêren, Dedievehanden, hou t van galgen, klitzenhaar , Piktoorzen, ftookebrand, e n zwarte Hyn, nietwaar ? Doodsbeenders, Uilen, en meer and're bruijeryen , Daar ik niet van en weet.

T H I S B E .

U w tong zal u doen lyen.

D A R E S .

Ei, ei , pardon .

F I L I D A .

Ga heen; dat men de tafel ftel.

D A R E S .

Dat zal ik doen: ik vlieg, e n kom zo daat'lyk.

F I L I D A .

Wel.

D E R D E T O O N E E L .

F I L I D A , T H I S B E . F I L I D A .

A

Rmida heeft haar vreugd met Reinout, en daar teegen Zo laat ons wat vermaak met zyne dienaar pleegen.

Kom gaan wy, 't word hoog tyd, want daar komt Reinou t Die van Armidaas zy, zo 't fchynt, is opgedaan, (aan, Om haar gerufte flaap niet achteloos te breeken.

G aan wy na Dares, die van ons diend doorgeftreeken.

V I E R D E T O O N E E L .

R E I N O U T .

O

Liefdens doolhof! daa r myn ziel Schynt ineen beek van luft te baaden:

Hoe meêr ik welluft fmaak, hoe min 'k my kan vcrzaaden.

Ik min de kuil daar ik in viel.

'kOm-

(17)

iÓ R E I N O U T

'k Omhelzeen ku s met vreugd de banden die my ftreng'Ien.

Ik zoek het licht, 't geen my verblind:

'k Draag minnelyke haat tot die my haat'lyk mind:

'k Aanbid het fchoonfte fchoo n der Eng'len.

Wy 1 't bitter zich met zoet gaat meng'len , Dat ziel en ingewand verflind.

Al wat ik zie baard lul t en min, Ik reik van zelfs myn laffe hande n In (hikken van y voor en paarlemoere banden,

Van vrouw Armida, my n Godin.

Myn oorlogsdeugden zyn door liefde al afgeftreeden . Myn boezem is demin gewyd.

Wie kan verwinnen in een ftryd

Daar't oor bevochten word doof toverreeden ? En 't oog door paarlemoere leeden ? Daar zelfs de Mingod min om lyd.

Laat ons dan in dit Dal, vol welluft en vol weelden, Genieten het geluk 't geen welluft voor ons teelden;

Maar laat ons van deez' min voor al een valter proe f Genieten, fchoon ik haar voor weinig tyd bedroef.

'k Moet zien of zy my zo trouwhartig zal beminnen Gelyk zy haar gelaat, eerdatikfte l mynzinner i Onfcheidbaar van haar min, 'k ben van haar afgegaan, En van haarzy heel ftil enzachjes opg^üaan,

Haar laatende in een flaap , waar in zy fcheen verllonden.

Zy ruft in 't friiTe groen.

A R M I D A , van binnen.

O doodelyke wonden!

Verlaat gy my dan zo, mynReinout?

R E I N O U T .

Dat 's de ftem Van myn verkooren Ziel.

A R M I D A , van binnen.

Ik ben in doodfcheklem.

Waarvlugtgy, Reinout ?

R E I -

(18)

I N H E T B E T O V E R DE H O F . ij

R E I N O U T .

Wel, myn Lief! ho e dus bekreeten?

Wat let myn Engel ? fpreek, kom hier wat nee r gezeeteji, V Y F D E T O O N E E L .

A R M I D A , R E I N O U T .

M

A R M I D A .

YnReinout, ach !

R E I N O U T .

Hoe nu, hoe zy t gy dus befchroomd?

Hoe zucht u w boezem zo, myn Waarde ?

A R M I D A .

Ik heb gedroomd, Helaas! een droom daar al myn leeden noch van beeven:

Een droom die my vermoord, helaas!

R E I N O U T .

Myn tweede Leeven, Bedaar, 't is maar een droom.

A R M I D A .

Die 'k voor myri oog zie ftaan,

R E I N O U T .

En wat hebt gy gedroomd ?

A R M I D A .

Dat gy van my woud gaan.

Datgy, vergeetendemynliefde , woudverlaate n Deze aangenaame plaats; want twee van uw foldaaten U rukten uit myn arm, en met die droeve ruk

Ontwaakte ik ftraks , envond myn ziel vervuld met druk, En toen ik zag dat gy van my waard afgeweeken,

En u niet vond, fcheen 't hart my van verdriet te breeken;

Ik dacht, dat gy van my reeds weg gevlooden waard, Dit maakte my ontfteld, bekommerd , e n bex waard.

R E I N O U T .

Bedaar, my n Hart.

A R M I D A .

Ik kan niet koomen tot bedaaren.

B R E I -

(19)

i8 R E I N O U T

R E I N O U T .

Ontfteld u zo een droom, hoe zou u dan bezwaaren De waarheid?

A R M I D A .

Ach! ikfturfopftaandevoetdedöod .

R E I N O U T .

Armida, ach ! al s ik eens overleg hoe groot De weidaan zyn die gy my dik wils deed verwerven, Sta ik bedwelmd, en fchyn elk oogenblik te derven;

Als ik bedenk, dat ik zo trouweloos uw trouw Enuverlaatenmoet.

A R M I D A .

Verlaaten ?

R E I N O U T .

Ach! Mevrouw , Indien uw reed'lykheid wil wyslyk overweegen 't Geen my u bidden doet om oorlof, e n geneegen Maakt om van hier te gaan, gy zult my geen gehoor Ontzeggen, maar met luft myn vlytzyn tot een fpoqr:

Myn moe d roep t my in 't Veld , en heeft my kracht ge - geeven.

Het is een ïchand voor my dus zonder eer te leeven.

Myn yver roept my om myn fout te beet'ren, en 'tlstyd, ó fchoone Vrouw, datikmyzelvenken.

't Is tegen mynen dank dat ik myn trouw moet breeken.

Hoe? Ipreektgyniet ?

A R M I D A .

Hoe kan, helaas! hoe kan ik fpreeken ?

R E I N O U T .

Myn Engel, we l hoe nu? geloof d gy dan myn reen?

Bedaar, ei,' t is maar boert: i k u verlaaten ? neen f Myn liefde was beluft om met myn Lief te lpeelen.

Zoud gy my minnen ? en zou ik uw ruft ontfteelen ? Dat werde nimmer waar. Schep-moed , mynEngelin , Het leeven zal ik eer begeeven dan uw min.

Neen, neen , Armida , neen ! i k zal u niet verlaaten, 'k Was dubbel haat el yk indien ik u zou naaten.

A R -

(20)

I N H E T B E T O V E R DE H O F . 19

A R M I D A .

O droom!

R E I N O U T .

Bedaar, mynLief .

A R M I D A .

Wat valt gy my niet zwaar!

Odoodelykgezigt!

R E I N O U T .

Datvalfchis.

A R M I D A .

Ach! ' t is waan

R E I N O U T .

Geloofmyn eeden i Lief , ikzalunietbegeeven ; Het is maar boertgeweeft.

A R M I D A .

'k Begin dan weer te leeven i Wylik, mynLief , va n u niets kwaads vermoeden kan;

R E I N O U T .

Geloofd gy dan my.ri woord ?

A R M I D A .

Oja.

REINOUT;

Ikbiddeüdan, Droog toch de traanen af vaituw beftorven kaaken, Of zulken water zal my in een vlam doen blaaken, Die my verzengen zou. Zy t niet bedroefd, myn Hart.

A R M I D A .

Als gy my niet verlaat

R E I N O U T .

Oneen, verlaa t uw fmart.

A R M I D A .

Ik zal, en wil my voorts op uwe min vertrouwen.

R E I N O U T .

En'ku., myuEngelin , voo r myn beminde houwen.

A R M I D A .

Kom na het luflhof toe, alwaar ik niet een krans Uw hoofd zalktoonen.

B 2 R E I

(21)

zo R E I N O U T

R E I N O U T .

Ik aanbidden uwe glans.

Z E S D E T O O N E E L .

D A R E S , alleen.

W

EI dat is hier wa t fchoons; hoe ! zalme n hier gaan eeten ?

Is dit onze eetzaal ? wel dat zou ik gaerne weeten.

Hier is noch doel, noch bank, noch tafel ,dat komt fchoon, Is dat oppafTen ? 't fchynt dat ik hier niet en woon.

Waarzytgy, Filida , enThisbe ?

Z E V E N D E T O O N E E L .

F I L I D A , T H I S B E , D A R E S . F I L I D A .

\S dat tieren?

Hoe raafd de Gekskap zo ?

D A R E S .

Wat zyn dit voor manieren ? Waar is de tafel? waa r het eeten? waa r de drank?

F I L I D A .

De tafel is al reé.

D A R E S .

Myn Filida, ' k ben krank

Van honger, en myn buik en darmen zya aan 't danflèn.

F I L I D A .

Ziedaar, daa r is den Dis.

Hier gaat een Schutdoek op, en vjordeengedekte Tafel vertoond,en vier Danffers opP ede/laaien*

D A R E S .

Hoe zal ik nu gaan fchranflèn,

*k Heb in tien daagen zulken honger niet gehad, E n 't is geen wonder, want myn ingewant is plat üeloopen om de fpys en fchootels aan te haaien.

Wat

(22)

I N HE T B E T O V E R D E H O F . 21 Wat doen die Vier daar toch ?

FlLIDA.

Dat zy n vier Pedeftaalen,

D A R E S .

Hoe! Pedeftaalen ? zitte n die meê by den dis?

F I L I D A .

Dat is de mode hier. Ftlida binnen.

D A R E S .

Het is dan wat het is.

Brengt 'er maar eeten op. G y zyt dan Pedeftaalen?

Dag, PedeftaaJen , we l de nikker moet het haaien, Dat ik dit toe moet ftaan : wel wat zei dit weer zyn ?

F I L I D A meteenfchooteleeten.

Maakudaarvrolykmeê, wybrengendaat'lykwyn . Zodra fifida weg is, neemen devier

Pedeftaalen het eeten uit defibootel.

D A R E S ,

Ai, da t is aardig, ziedePedeftaalen*eten ,

Zy taften wakker toe. Dedroeskop ! i s dat vreeten?

Gy, Lufzeboflèn , zeg , wi e heeft u hier genood?

Zie dat moet zo niet gaan, die vryheid is te groot.

Met veertig vingers in defchootel. Pedeftaalen , Zo gy niet op en hond mag u de drommel haaien.

Wel wacht ten minften tot 'er drank is. I s het fpot ? Ai, ziedat'sfehokken ! Pedeftaalen , benjezot ? Ik woon'er ook.

Zy doen aUeviereen reverentie voor Dares.

Weg, weg , metal die komplimenten.

Ik lach eens met jou lui,. joufchokkerige Venten.

Wel holla! ik doe meê.

Zyjlaan hem op de banden.

Dat u de drommel haal,, Gy, Schelmen ! i s dat liaan.; maa r gy, vrien d Pedeftaal, Gy flokt wel 't allermèeft. We l wat inpartinentie.

Gaat dit zo voort, Meffieurs , wa t zal myn Excellentie Dan hebben, nie t met al? ho e zal ik dit verdaan?

Indien ik toetaft, ftrakszozoektmenmyteflaan.

B 3 Waar

(23)

a i R E I N O U T Waar droeskop of 2 y al dit eeten moogen fteeken ? Wat zyt gy tog voor volk ? kan geen van vieren fpreeken ? De Schelmenzwygen, en elk eet gelyk een iwyn.

'k Zal kloppen dat men 't hoor.

FiLiDA en T H I S B E , meteenFles.

Hier, Dares, hier is wyn,

D A R E S .

Dat komt heel wel te pas. N u wakker, Pedeftaalen, Hier hebt gy goede wyn, wilt nu uw hart opnaaien.

F1L11> A, ziende de fcbotel ledig.

Zo, Dares, dat gaat wel, datisalfchoongemaakt . Was 't niet heel wel gekookt ? hoe heeft het u gefinaakt ?

D A R E S .

Dat weet ik niet.

T H I S B E .

Hoe dat, hebtgydefmaakverlooren ?

D A R E S .

Altoos van dat gerecht.

F I L I D A .

Watfchort'eraan? laathooren . Is 't niet geweeft als rt hoórd ?

D A R E S .

Het fcheen altyd niet kwaad.

F I L I D A .

Hoe komt het dat de Gek hier dus te hak'len ftaat ? Zeg, wa s de fpys niet goed?

D A R E S .

Dat kundgy hen liên vraagen.

FILIDA.

Wie?

D A R E S .

De Pedeftaalen.

T H I S B E .

Hoe ïal dit hier noch daagen ? Wie ïou men 't vraagen ?

D A R E S .

Die de koft gegeeten heeft.

Ga

(24)

I N H E T B E T O V E R D E H O F . a j Ga heen, e n vraag het die.

Fl-LIDA.

Gy zyt wel onbeleefd.

DAR£S.

Ja loop, en vraag het hen, zy hebben 't opgegeeten.

T H I S B E .

Wie?

D A R E S .

Wie? di e Vier, di e Vier die kunnen fchrik'lyk eeten.

Zo haaft gy weg waard tafteri zy van boven neer In al de fchotels, en zy deeden my veel eer, Elk met tien vingers op myn kaaken. Pedeftaalen , Zeide ik, ik zal het u weer op zy n tyd betaalen.

Zyvraaten alles op.

F IL IDA.

Ei, Dares, gyzytgek .

D A R E S .

Kyk, kyk , di e heeft het vleis noch fteeken in zyn bek, En deze kaauwd noch, en men wil 't my overftryen.

T H I S B E .

't Zyn Pedeftaalen .

D A R E S .

Bloed, da t ik dit noch moet lyen.

Spreek, Pedeftaalen,, fpreek, myn kop word dol en warm, Hebt gy het eeten niet gejaagd in uwen darm ?

En al de wyn geleegt ? wel waarom nu gez weegen ? Je koft wel vreeten, en yervaarlyk koft gy veegen.

De Schelmen ftaan als ftom , nu roerd men hand noch tand.

't Zyn Pedeftaalen, he ! dit 's hier een Duivels land;

Men maakt van vreeters Pedeftaalen, 'k zou wel vloeken.

Zo moet my Heintje pik in alle vier de hoeken Des waerelds voeren, zo zy in geen oogehblik 't Gezooden en 't gebraad weg hadden met een flik.

Zo gy geweeten had dat deeze Pedeftaalen

Meê zouden eeten, moeft gy meerder eeten haaien.

Een Kalf, ee n Koe, e n wel twee deelen van een Ös;

Maarzulke beetjes., weldieraakendaat'lyklos ?

B 4 T H I S -

(25)

24 R E I N O U T

T H I S B E .

N u , Dares, 't is genoeg, me n zal wat anders haaien.

DARES.

Ja, doe t dat vryelyk, e n zonder lang te draalen.

Ik barft van honger, envanfpyt , e n ongeduld.

Ei, ei , vergee t het niet, mynFilida , gyzul t

Ruim vier maal meer noch moeten brengen,moet je weten j Want zo de Pedeftaals met my weer zullen eeten,

Zo fchiet ik veel te kort. Verftaa t gy 't ? FlLIDA.

Ja, hee l wel.

Zó dra FM da en Thisbe binnen zyn, drinken de Pedejlaalen de rejl van de wyn uit.

D A R E S .

Ziedaar, daa r heb je't weer. Wa t dunkt uvan dat fpel?

Wel ja je doet heel wel, wild alle vier eens drinken, 'k Geloof wel datje fpys noch niet het willen zinken.

Myn Heeren Pedeftaals, fpreekt Pedeftaale taal.

Eilieve, fpreekmytoe ; ófi s myn Heer een Waal?

EngyeenMofmaf? Een van de vier float hem, O gy Schelm! wat zyn dat flaagen ? Dat u de nikker haal.

F I L I p A, die met Thisbe weer op V Tooneelkomt, Ditzal u wel behaagen.

D A R E S .

Wat is't?

F l L I D A 'tlseenPaftei.

D A R E S .

Gy hebt zeer wel gedaan, Dat gy wat ryk'lyk brengt. My n Heeren, nu , va l aan De brui.

FlLIDA.

Wat zal dit zyn met al die zotternyen ? Dat volk en eet niet.

D A R E S.

Niet, 'k heb nochtans moeten lyen Dat

(26)

I N H E T B E T O V E R D E H O F . i f Dat ze al de wyn, ó fpyt reets hebben in haar gat.

F I L I D A .

Ja, ja , ' k verflauwd, drin k maar, daar's meer in't vat.

T H I S B E .

Kom, Filida , gamee , h y zal 't nu zelfs wel fchikken ?

D A R E S

Myn Heeren Slikkers, luft jou nou niet meê te flikken, Hier is wat anders: nou ik voeg men aan den dis, Hun buiken zyn licht vol, 'k moet weeten wat het is;

't Zyn Snippen, da t is goed: va l aan.

Als hy zyn handin de P'afteifteekt komt'er een Aap uit die hem in de hantbyt.

A A P .

Wel, ftouteBengel, Steekt gy uw hand hier in ?

D A R E S .

Dat 's een vriend'lyken Engel;

De Duivel haal die Aap; i k zal dan, ee t ik niet,

Eens drinken. AIs hy meendte drinken komt 'er vier uit de Kelk.

Wat is dit? da t is een hels verdriet.

Die Schelmen krygen wyn, en ik kryg vuur te drinken.

Indien dit langer duurd, zo zal 't 'er leelyk ftinken.

Ik moet al evenwel, he t is dan wat het is, Iets krygen. ' k Zet my neer.

Als hy aan de tafel gaat zitten, gaat de Zelve van de eene plaats na de andere.

De duiker, dat is mis.

Wat wonderen zyn dit ? daar bruid de tafel heenen, Daar meê is al myn vreugd met myne dis verdweenen.

Eerzaamentafel, ei , ikbidblyftochwatftaan , Dat ik wat eeten mag.

De4PEPEST AALE N gelyk , doch langzaam.

De maaltyd is gedaan.

D A R E S , ook langzaam.

De maaltyd is gedaan; dat 's waar, gy Keukenhonden, Nu dat ga alles my ontj aagd hebt, en verflanden.

B s Maa t

(27)

16 R E I N O U T

Maarzacht! 'kweetraad, ikvolghenftilvanacht'renaan : Maar, neen ! z y mogten my weer op myn bakkes flaan.

La table, Sakkrement, weldatzynfchelmeryen . Ik raas van ongeduld; ik ben aan allen zyen Bedroogenenbehekft; di e Varkens hebben my Braar uitgeftreeken door heurfiioode tovery.

*k Ga na de Keukenmaagd, daar tal ik wel wat krygea.

Maar, daa r is Reinout.

A C H T S T E T O O N E E L .

A R M I D A , R E I N O U T , D A R E S . R E I K O U T .

/ \ Ch ! my n Lief, wil daar van zwygen, Het is maar boert geweeft, als gy hebt konnen zien, 'k Aanbidde u in myn ziel, myn Engel.

A R M I D A .

Kan'tgefchiên Dat gy my zobemind, gelyk ik u hoor zweeren ?

R E I N O U T .

Ai! twyffelniet , my n Hart, d e Zon zal eerder keeren Weer na het Ooften, eer ik u, 6 fchoone Vrouw, Die myn gemoed beheerfcht, zou weezen ongetrouw.

A R M I D A .

DatgeefdeHemel. Wel , waarzynmynKamenieren ? N E G E N D E T O O N E E L .

A R M I D A , R E I N O U T , D A R E S , F I L I D A , T H I S B E .

A

F I L I D A .

Lhier, Mevrouw .

R E I N O U T .

En waar is Dares ?

D A R E S .

Is dat tieren?

Al-

(28)

I N H E T B E T O V E R D E H O F . vf Alhier, Heer .

F I L I D A ,

Is 'er iet; i n uwen dienft ?

A R M I D A ,

Ga heen , Terwyl wy zaamen in de Zaal ons wat vertreën, Zeg aan de meefler van de Jagt dat hy bezorgen

Moet, malles wat 'er hoord, doordien dat ik op morgen., In 't krieken van den dag, wil met mynLiefter jagt.

Zeg dat hy zy gereed,

F I L I D A .

U w wil zal zyn volbragt.

A R M I D A .

Myn lief, zal meê gaan ?

R E I N O U T ,

't Is myn eenigfte verlangen.

Gy, Dares, moet ook meê.

D A R E S .

Maar, Heer, wat zal me 'er vangen ?

A R M I D A .

Konyne en Haazen, Alle binnen, behalven Vares,

D A R E S .

Dat 's een vriendelyke jagt.

'k Wou dat het morgen was; maar ik moet eerft myn kracht En flappe beenen wat verfterken met het eeten,

'k Viel anders licht te zwak in 't loopen, wel te weeten;

Want kwa m my voor een Haas, een Wolf, o f vreeslyk Zwyn,

Zo moet ik boven al voor 't eer ft aan 't loopen zyn;

Want als ik vangen zal moet ik niet zyn gevangen, 'k Zal zoeken ofmen my wat kolt zal willen langen.

D A N S van P E D E S T A A L E N »

Einde van het Tweede Bedryf.

D E ]

(29)

*8 R E I N O U T

D E R D E B E D R Y F .

Vertooning van de Jagt .

Reinout aan de eene zyde van bet fooneel; Arntida met Hydraot aan de andere zyde, tuyzendena Reinout;

drie of vier Jaagers j Dares achter in bet verfebiet op eene Berg, ontloopt een Beer, die bem vervolgt}

Filida en thisbe , beneffens de andere Kamenier en, lacbeben met Dares.

E E R S T E T O O N E E L .

Het T'ooneel verbeeld een Bofch, met zitplaatzen.

HïDRAOT, ah eenjongeling tqegerujl, en van onderen alseenGeeft, A R M I D A .

A R M I D A .

W

At heeft uw wyzen raad my tydig dienft gedaan;

O Hydraot! mynOom , dooruenuwbeftaa n Is Reinout eindelyk verward in onze netten.

Hy brand in myne min, hy luifterd na myn wetten, Ja, alseenafgodin , roep t my myn Reinout aan.

Maar dit's my niet genoeg, ik moet noch verder gaan, En fcyne min tot my noch heviger doen blaaken;

En, ÏO 't my moog'lyk is, die min onfterrFlyk maaken , En hier in moet gy my myn Oom, behulpzaam zyn.

H Y D R A O T .

Daar toe zal dienftig zyn deze aangenaame fchy n.

A R M I D A .

Gelegentheid en tyd fchynt ook met ons bewoogen;

Want wyl dat hy een hart te fnel is nagevloogen, Zo ben ik onverhoeds geweeken van hem af;

Nu is bet tyd dat hy de allerzoetfte ftraf

Door u gevoelen moet, die hy my heeft doen lyen, Om

(30)

IN H E T B E T O V E R D E HOF . i p

Om zyn gevcinfd vertrek.

HYDRAOT.

Wy zullen hem beftryen, En u aanbidden doen, gelyk de morgenzon.

A R M i DA.

Ach! dat in eeuwigheid ons liefde duuren kon, Ik zou gelukkig zyn.

H T D R A O I .

Myn Nicht, dat is onmoog'lyk;

Maar alles wat ik kan, of mag zo zeer meédoog'lyk Ben ik in uwe min, zalikvoorubeftaan .

A R M I D A .

Daar is zyn Knecht.

T W E E D E T O O N E E L

A R M I D A , H Y D R A O T , D A R E S . D A R E S .

'k JöEn moê van Ioopen en van gaan, Hier wat geruft.

A R M I D A tegen Hydraot*

Begin.

D A R E S .

„ Hoe nu, wat zal dit weezen ?

„Och, Reinout ! Wat hebjy voor hoorenen te Vreezen.

„ Maar bergen wy ons hier, zy heeft my niet gehoord;

„ En fchoon zy tov'ren kan, ze is nu in min verfinoord,

„ Dat zy van my niet weet, en komt ze al, ikgalöopen, HïDRAOT.

Mevrouw, ach ! laat gy toe dat uwe flaaf mag hóopen?

Uw min, is 't wel een goed daar ik na trachten mag ? Is 't my geoorekrfd, op deze blyde dag

Verzoek te doen om 't hart dat Reinout heeft bezeeten ?

A R M I D A .

Spreek van geen Reinout méér, wyl ik hem heb vergeeten, En, wa s hy onlangs noch beheerfcher van dit hart >

(31)

*o R E I N O U T Ik bidde u, dat u dit niet zy tot minnefinart.

U w dienf t en hulp heeft my behouden in het leeven ; De dienft en hulp komt nu aan u my n hart te geeven.

De dankbaarheid die ik u daar voor fchuldig ben i Doeddatiku, my n Heer, voormynverlofTerken . De red'lykheid en.plicht wil u mynhart vergunnen t Gy zy t daar meefter van, 'k zou 't u niet weig'renkunnen.

H Y D R A O T V

Wat zou myn dienlbniet wreed en haat'lyk zyn^ Mevrouw, Zoiku, doo r die dienft, demynemaakenwouw ? Myn arm had u gewis.een fhoode hulp gegeeven j U maakend e flaavin, als hy u gaf het leeven;

Behal ven al de dienft die ik u heb gedaan,

Kuntgy, Mevrouw , mynminaanneemenofverfmaan . 'k Wil liever zulk een goed, ho e zoet het is, verliezen , Dan dat gy my ne min gedwongen zoud verkiezen.

't Moet koomen uit het hart, zo gy uw hart my geeft;

Zo niet, 'k fterf zonder finart , zo gy vernoegtzaam leeft.

D A R E S . .

„ Wat dunkje van die Vent ? dat is eetft kortoizeeren ?

H Y D R A o T .

Mevrouw, gyfpreektniet .

A R M I DA. .

Ach! wiezou zich konnen weeren j Als gy zo minn'lykfpreekt ? ik geef my op wel aan, Welaan, 'kgeeveumynhart .

D A R E S .

„ O Reinout! ' t is gedaan,

„ Waar vinde ik uu.de Vent, dat ik hem dit laat weeten.

„ Hy zal ageeren, als een dollen of bezeeten.

D E R -

(32)

I N H E T B E T O V E R D E H O F . J I D E R D E T O O N E E L

A R M I D A , H Ï D R A O T .

I

A R M I D A .

S Dares hcenen ?

H Ï D R A O T .

Ja-A R M I D A .

Dat gaat na Reinout heen, Die hy ftraks vinden zal, om onze minnereen Hem aan te dienen; hy , va n minnenyd ontftooken , Zal ftraks hier weezen, dan zie ik my eerft gewrooken Van de angft, di e hy my heeft op gift'rcn aangedaan, Wanneer hy veinfde dat hy van my af wou gaan, Enmyverlaaten. Oom , hykomt , wiluverfteken , En op zyntyd bedekt, naa r uw gewoonte, fpreeken.

V I E R D E T O O N E E L .

R E I N O U T , A R M I D A , D A R E S .

M

Evrouw, o p een gerucht het geene ik niet verdaan, Veel min gelooven kan, 20 koome ik herwaards aan.

Hebt gy uw haft, waar in ik fcheen alleen te leeven, Een ander minnaar, diemyn mi n belaagd, gegeeven ? Is nu u haat tot my, als eer uw min, vergroot ? En heeft uw lchoone mond het vonnis van myn dood Zo onmeêdoog'lyk tot myn onheil uitgeiprooken ? En is de fchoone knoop van onze min gebrooken ? Dat u een ander mind kan ik begrypen, want

Uwfchoonheidzethetal, 'tgeengybelonkt , inbrand . 't Zwigt alles voor uw oog, maar moet ik, laas! verdraagen Dat gy in al myn fmart en droefheid fchept behaagen ?

A R M I D A .

Ja, di t behaagd my dus; weet, Reinout , da t ik moet Een dienft vergelden, wyl gy my geen dienft meer doet.

Wat

(33)

yt R E I N O U T

Wat kan ik minder, dien behouden helft myn leeven f Tot waare.dankbaarheidhetmyne wedergeeveh ? Wanneer een vreeslyk Zwyn zyn tanden had gewet, En die, byn a vérwoed had in myn Zy gezet, Gereed op t' onvoorzienft' myn leeven te verflinden, Toen koft men tot myn hulp en trooft geen Reinout vinden.

En nu een ander my verloft heeft van de dood, Zo kan de Ondankbaarheid in my niet zyn zo groot, Dat ik die Helper zal om uwe min verfmaaden.

Zoud gy verdraagen dat een Zwyn Zich zou verzaaden Met myn geplengde bloed, ê&dat , n a dat dit Zwyn Gefiieuveld weezen zou, ik wéér voor u zou zyn ?

R E I N O U T .

Ach! ha d ik het gevaaf, daar gy in waard, geweeten * Ik had myn plicht, o m ti te helpen, nietvergeeten.

Maar, ach ! wa t koft fk doen? terwyliknietenwift .

A R M I D A .

Was üWe min oprecht, gy had hier niet gemift.

Oprechte liefde ziet met meer dan Argus oogen;

Zy volgft beminde ha, om haar filet zyn verrrioógeü Te ftuïtenal het geen kan ftrekkeh tot haar fmart.

Gy mind my niet, myn Heer, een ander heeft uw hart.

R E I N O U T .

Befchuldig my, Mevrouw, met duizend fchellemftukken i Met al 'j geen gy begeerd; maar wil myn ziel niet drukken Met éen verwy ting dat ik zyn zou ongetrouw,

En dat ik buiten u een ander minnen zou.

Mevrouw, had u het Zwyn de beetdes doodsgegeeven j Meend gy dat ik na u zou hebben konnen keven ? Neen, op het eerft gerucht van uw bedroefde dood, Had ik myn leeven uitgeftort in uwe fchoót,

A R M I D A .

Om u dan ftof tot zo doorluchte dood te geeven, Zo moet gy eerft voor al dan laaten 't lieve leeven;

Uw yver komt te fpl, gy moeft voor myn gezicht Beweezen hebben eerft uw yver en uw plicht.

Gyhad, wanneer ik ftterf, de geeft ook moetengeeven.

Dat

(34)

IN rfET BETOVERDE MOF . 3$

Dat 's nu te laat, ik moet nu voor een ander leeven.

Gy had my evenwel verlooren door de dood,

Ei, reeke n dit verlies, my n Heer, da n niet zo groot, Gy hebt geen reeden om uw jaloufy te toonen.

Gy zelver moeft dien Held met zulk een prys beloonen, En my, voorzynedienft, zel f leev'ren in zyn hand;

Dat vf as een teekenvan oprechte minnebrand.

Door zulk een daad zoud gy my op het hoogft behaagen.

R E I N O U T .

Hoe! eifcht gy noch van my dat ik hem op zal draagen Een goed, waar van ik korts bezitter ben geweeft ? Wyl gy myn liefde tergt, zo marteld gy myn geeft.

Kan ik in deeze zaak ^ die my van fchrik doet beeyen, U eenigzins voldoen, en dan noch bly ven leeven ? Is 't niet genoeg datgy in zyne liefde brand.

Begeerd gy hem, ófinart! teontfangenvanmynhand , En dat ik hem een hart, ö endelooze plaagen!

Waar in ik leeven moet, gewillig op zal draagen ? Neen ƒ neen,' Armida, neen! i k zal veel eer de dood Omhelzen, dan te zien een ander in uw fchoot.

Hebikmifdaan, Mevrouw , gykunt'erraadinfchaffen , En my, indien't uluft, me t duizend doodenftraffen;

Maar 'k bid verplicht my niet tot zulk een daad, Mevrouw, Waar medeik hoonen zou uw liefde en myne trouw.

A R M I DA>

Ik wil mi van myn min, noch van myn trouw niet fpreeken, Maar zal haaftzien wie van ons twee die kwam verbreeken.

En, Dares, op zyn tyd zult gy ook loon ontfa^n, Voor de getrouwe dienft aan uwen Heer gedaan, Dat gy aan hem myn min zo fchielyk kwam te ontdekken.

D A R E S .

Mevrouw—

A R M I D A .

Wat zegt gy?

D A R E S .

Zie,Pikheintje moet my fekfcen Tien ellen van elkaar> zo ik....

C A R -

(35)

54 R E I N O U T

A R M I D A .

Hoe! zweertgynoch ? Daar gy myn kracht.. •.

R E I N O U T .

Mevrouw.

A R M I D A .

Ik hoor na geen bedrog.

R E I N O U T .

Eenoogenblik.

A R M I D A .

Vaar wel.

V Y F D E T O O N E E L .

R E I N O U T , D A R E S . D A R E S .

XT,Oe! zul t gy haar niet volgen?

Het is maar boert, my n Heer,' al toondzy zich verbolgen.

R E I N O U T .

Ach! Dares, wa s het boert ik zou gelukkig zyn;

O neen, haar fier gezicht was eertyds my een fchyn Van vriend'lykheid en luft, dat vaak myn hart deê blaaken, Nu heeft het deze borft zo kout als y s doen maaken, Niet dat ik haar niet min, neen , maardefchrikenfmart , Door haare af keerigheid veroorzaakt, heeft myn hart Geftremt in kille vrees, ófchoone , maarwreedeoogen , Is al uw minnflykheiddan met uwminvervloogen ? Ik ga.

D A R E S .

En ik, i k heb een Haas, mynHeerop'tïpoor , Ik zal ftraks volgen, Heer, ikbiddeugamaarvoor . 'k Moet ergens eerft een Aap of Baviaan betrappen.

Daar is Armida, ' k moet haar gramfchap zienteontfrap - pen.

ZES-

(36)

IN H E T B E T O V E R D E HOF . 3?

Z E S D E T O O N E E L .

A R M I D A , F I L I D A , T H I S B E , enKamenieren.

A R M I D A .

Z

Oud gy gelooven dat myn hart op eene dag Myn Reinout minnen kan en haaten ? wat vermag De plicht en dienftbaarheidop 't hart van al de vrouwen ? 'k Heb u verhaald hoe ik ben door een Held behouwen, 'k Ben uit de dood gerukt door zyn kloekmoedigheid, Dies hebbe ik ook op hem myn hart alleen geleid..

Eri Reinout, di e ik korts zo vierig kon beminnen, Geflooten. uit myn hart, gebannen vat myn zinnen.

Wat zegt gy van mynmin ? zo teer in haar geweld, En deez' verandering die zelfs myn hart ontlield ?

F I L I » A.

De Hemel, die van ons zich meefter weet temaaken, Kan dooven onze min, en wederom doen blaaken.

Die indezielen, o m gehoorzaam haar te zyn, Bedekte mid'len. ftort van haat én minnepyn,

Zo word men dan van haat, endanvanrojnontfteeken .

T H I S B E .

Maar deez* verandering, om u recht uit te fpreeken, Iszorgelyk, Mevrouw , w y hebben wel gezien, Dat Reinout, vol van vuur, uw boezem kon gebién;

Miflèhien behoeft hy niet, om weer uw ziel teontfteeken, Als eens te zuchten, en wattraanen laaten leeken.

Een kleene en lichte haat, die twee gelieven fcheid, Word door een lonk verzoet, en ftraks weer bygeleid.

Gy zult in hem haaft zien, 't geen u hem deed beminnen.

ARMIDA'.

Ik ben niet als gy meend, zo wiffelziek van zinnen.

Ik mag zo haalt dien Held, di e my het Jeeven gaf....

D A R E S , vanbinnen.

Help! help !

ARMII>A.

Dat's Dares, dtevtfrvolgdwordvandeftraf,

C 2 Die

(37)

3<J R E I N O U T

Dien ik hem heb bereid, voor 't haaftig overdraagen, Aan Reinout, va n myn min.

F I L I D A .

In plaats dat hy zou jaagen, Zo word hy zelf gejaagd.

D A R E S , van binnen.

Help! help !

A R M I D A .

Verfchuilen wy.

F I L I D A .

Ei, ziehemloopen .

A R M I D A .

Kom, gaa n wy wat aan een zy.

Dares uit, vluchtende voor een Beer.

D A R E S .

Och help! och help! helaas ! helaas ! ikbenverlooren, Waar ik my wend of keer, van acht'ren of van vooren, Vind ik my zelven by een Beer of Baviaan.

Och! ik kan deze jagt waarachtig niet verftaan.

Wat raad? daa r is hy, och ! bef t ga ik Beeroom tegen, En zie hem met geween en zuchten te beweegen.

Hier verfchyndeen Beer, die door Daresfeeftelyk werd gegroet.

Monfeigneuf Beer, ik ben uw Haaf met al myn hart, Ik bid je, maatj e lief j doedmygeendrukoffmart . Ik deug-om te eeten niet, wat wilt gy doen met eenen, Myn Heer, die niet en heeft als kooten en wat beenen ? De duiker, wat is ook uw hoogheid Wel gemaakt.

Maar, holla, jonker Beer, dat was-te wel geraakt.

Hoe klein en vriendelyk zyn uwe lieve pooten.

Zo ted're nageltjes in velletj es geflooten

Ei, wa t een mondje; zie wat blinkende aangezicht, Ik blyf in eeuwigheid, Hee r Beer, aan u verplicht.

Hoe! help t myn eerbied niet? danzalik.ubezweeren,- Gy zy t de norfte Beer van al de Noortlè Beeren, Verflage, hondsvotBeer , dat u de nikker haal.

Wel isdat flaan l help! help! waar loop ik, och! waardwaal

Ifc

(38)

IN HE T B E T O V E R D E HOF . 37

Ik armen bloed noch heen, om deze Beer te ontkoomen ? Myn bidden helpt hierniet, 'ti s beftdeylugtgenoomen.

F l LIDA .

Daar loopt de Zotskap heen, nu is hy fchoon gehad.

T H I S B E .

Geen wonder, want de Beer die zit hem achter 't gat.

FlLlDA.

Daar jshy weer, Ei , ziehoebeevenalzynleeden , Van vrees befturven.

D A R E S .

Dat's de waarheid, e n 't heeft reeden.

Waar kruip ik in een gat ?

T H I S B E .

Wat is'er dan?.

D A R E S . De dood, Laat my maar tuïïchen u zo heb ik gantfch geen nood.

F I L I D A .

Wat let u?

D A R E S .

Ach! i k mis van fchrikfchier al myn zinnen, 'k Zal u opofferen, terwyl gy zyt Godinnen,

Een ouwe jonge Koe, een Kalf zo vet als fmout, Zo uw barmhertigheid my in het leeven houd.

Och! i k ben dood.

F I L I D A .

Watis't?

D A R E S .

Een Beer, die my wil ftroopen En fchokken in zyn pens.

F I L I D A .

Hoe! gaat gy daarvoor loopen ?

D A R E S .

Zou ik niet loopen l

T H I S B E .

Foei, datiseenlafbeftaan .

D A R E S .

't Is wel lafhartig, maar 't is wyflèlyk gedaan.

C 3 Fi-

(39)

38 R E I N O U T

F l L I D A

Wilt gy dan na uw dood in geen gedachten leeven ?

D A R E S .

Hoe! i n gedachten, ei , gyzultmydatvergeeven . 'k Heb liever dat men zeid, hier langs liep Dares heen, Ontziende in zyn loop noch dikke neus noch fcheen, Voor een verwoede Beer, om zo de dood te ontvlieden, Als dat men zeggen zou, me n zag hier eens gefchieden Een dapp'ren heldeftryd, me t Dares, en heer Beer, Hier ftondhy als een mof, maa r ach! daa r viel hy neer.

Hier heeft de dolle Beer hem in zyn buik begraaven;

Daar ftaat zyn graffchrift, om zyn arme ziel te laaven;

Terwyl zyn lichaam is verkeerd in Beeredrek,

Wenfcht aan zyn ziel toch ruft. Mejuffers , ' k hou de gek Met zulk een hoofiTch gebruik.

T H I S B E .

Gyhebtgelyk.

D A R E S .

Teweeten 'k Héb-lieve r dat men my voor eeuwig gaat vergeeten, Als zo gedenken .

F l L I D A .

Wél-, wa t dunkt u, i s hy zot?

D A R E S .

'k Hou met gedachtenis wel deegelyk de fpot.

Ik leef veel bever, 'k lach met al de mallemorien.

Eenjaar pp Aarde is meer ais duizend in Hiftorien, Verftaje'twel?

T H I S B E .

't Is goed.

D A R E S .

Van 't alderbefte goed.

Al kwam hy duizendmaal, 'k zou loopen.

F l L I D A .

Loop dan.

D A R E S .

Bloed!

Gini

(40)

I N H E T B E T O V E R DE H O F . js >

Gints komt de Droeskop weer; waar za} ik my verfchuilen?

Help! help ! waa r berg ik my?

F I LID A.

Ei, hoo r die Bengel huilen.

T H I S B E . (ftaan .

Waar loopt de Gekskap heen? daar' s niemand, blyfmaar

D A R E S .

Daar 's niemand als de Beer, en die ftaat my niet aan.

F I L I D A .

Blyfhier, zyt niet bevreefd.

D A R E S .

Gy zult my niet heleezen.

Zou ik niet vreezen, daar men my geftaag doed vreezen ? Maar, Juffers , me t verlof, wa t is dit voor een land?

'kZoüopKonynengaan, ofHaazen , maar'tisfchand ; Ik vind hier anders niet, het lykt waarachtig fcheeren, Alsenk'letovery, alsTygers , Leeuwen , Beeren , Vuurfpouwers, Draaken , die , waa r ik wil gaan of flaan, My zitten achter 'tgat. Daa r komt deBeer wéér aan.

Help! help ! LooptegenArmida.

A R M i D A.

Hoe! ziet ge niet, gy Ezel is dat loopen ?

D A R E S .

Och! och ! vergee f het my, ' k zag nergens ingang open Om my te bergen.

• A R M I D A .

Wel, watis'erdangeweeft , Datgyzoliept?

D A R E S .

O bloed! ee n duivel van een Beeft.

A R M I D A .

Watwas'er, Filida ?

F I L I D A .

Mevrouw, het was ons Hondje,

A R M I D A .

Wie, onsjolietje ?

F I L I D A .

Ja. C 4 D A -

(41)

4o R E I N O U T

D A R E S .

Het opende een klein mondje, Gelykeenfchotdeur, en'twasjoujolietje , bloed ! Wat dat men hier te land de menfchgelooven doed.

Men maakt van Beeren hier Jolietjes, moetjeweeten . 't Zy dan Jo}y of niet, hy heeft my braaf doen zweeten.

Maar 'k zie wel wat het is,

A R M I D A .

Gedenkt gy nu myn woord Datikuhebgezeid?

D A R E S .

Zo word ik hier vermoord

VJUI een vervloekte Beer.

A R M IDA .

Men volg my. Alie binnen^e-

DARES. halven Dares.

'kZal'tontloópen.

Ai my! daar is hy weir, nu heb ik niet te hoppen.

Ik klim Qp deze boom, 'k zal roepen dat hét kraakt.

Help! Jaagers , hel p doch! help ! eer dat de Beer genaakt Hier boven op de boom; help , Boere n en Lakkeijen.

Ikmaak my vaft gereed van 't Ieeven hier te fcheijen.

Help! help ! enhoordmenniet? 6lydeloosverdriet!

Eenige J A A G E R S ttitmetjagt- jf rietenen een KhV.

I. J f AAGER.

Wel waarom zo gefchreéuwd ?

D A R E S .

Wel hoe! en ziet gy niet?

x. J A A G E R .

Hier, Makker , daar' s dé Beer.

D A R E S .

Wat Beer, he t is jolike.

3. J A A G E R .

Ei, vree s niet, Dares.

D A RES.

Ei, dath y watftokvisrieke.

Zo,

(42)

I N H E T B E T O V E R DE H O F . 41 Zo, z o de brui, flatoe, hyzuizebold , fladood.

Ho, ho , h y leid'er toe, hie r heb ik nou geen nood, Terwyl hy mort is. Bloed , watbenjebraavelanzen .

1. J A A G E R .

Kom, kom, op deze winft zo moeten wy eens danzen Met onze Simmen, die wy hebben meê gebragt, En vaft gekreegen in deez' ftrikken op de jagt.

4. J A E G E R .

Welaan, me n geef geluit, paft op de maat en teeken.

A A P .

Wy zullen ?t doen.

D A R E S .

Dat 's raar, die Simmen kunnen fpreeken.

Dan alles wat ik zie is louter tovery.

Ik blyf hier zitten, op deez' boomen ben ik vry.

Dans van de Jaagers.

D A R E S .

MynHeeren, grootendank , datgymykwaamtverloflè n Van die vervloekte Beer, di e my zo af dorft roflièn.

2. J A A G E R .

Rysop, vrien d Beer.

D A R E S .

Hy word weer leey end, dat is vreemd.

Zie hoe dat hy die Sim met hem na binnen neemt.

Zy zetten de Sim op de Beer, en gaan Zo na binnen, de Jaagers volgen.

D A R E S komt van de Boom.

Daar leeft de Droeskop weer, wel wie en zou niet raazen ; De Duiker heeft hem weer het leeven ingeblaazen, Om my te plaagen: 'k vrees dat ik hem wéér, n u dat Hy weder leevcnd is, zal krygen aan myn gat.

Maar ik zoek Reinout, ' k zal hem trachten te bepraaten, Dat hy met my die Heks toch aanftonds wil verlaaten.

MedéenCirce, ho e betoverd in den geeft, Dié hebben nooit zo fnoó als dit flguurgeweeft .

Einde van bet Derde Bedryf.

Cs

VIER-

(43)

<f» R E I N O U T

V I E R D E B E D R Y F .

E E R S T E T O O N E E L . Verbeeldende eeu Paleis,

R E I N Q U T , D A R E S . D A R E S .

M

Yn Heer, volg myne raad, wil deze plaats verlaaten.

Wat hoo p verwacht g y hier ? men doe d u niet als haatcn.

My zend men Aap, enBeer, e n Leeuwen achter't gat, En'k zou noch blyven ? neen, watraazern y was dat?

Neen, Heerfchop, fchei j er uit, ik hou niet van die kluchten.

R E I N O U T .

En als ik vluchten wou, helaas! waar zou ik vluchten ?•

Waar zy n wy ? aan wat Oord ? hoe raakt men uit dit Land ?

. D A R E S .

't Is waar, gyhebtgelyk , ikvoePtinmynverftand . Maar, evenwel , mynHeer , zyn'tnietalstoveryen . Meend gy dat ik 't niet zie ? w ie kan geduldig lye n

Gehoond te worden van Zottinnen ? fchouw deez' plaats. ^ Daargygeduurig word geplaagd, hetistevaats .

l^aat ons veel liever.... neen, dat was ook niet met allen, 'k Weet raad— maar zacht, da t zou oo k me ê nie t we l

uitvallen.

Maar o f men.... niet met al.. .. ging dooien achter land, Gelyk twe e Pellegrinis; wat zegt gy, Heerfchop ? wan t W y konnen toch niets doen om onze koft te winnen.

R E I N O U T .

Ei, zwyg , wa t zal dit zyn?

D A R E S .

Wat zal men dan beginnen ?

R E I N O U T .

Hier blyven, Dares , om te zien hoc 't los geval, En haare af keerigheid, myn liefde hand'len zal.

D A -

(44)

IN HE T BETOVERD E HOF . 45

D A R E S .

Moetikookblyven, Heer , datzouikgaerneweeten ? Tot zo lang my Joly zal hebben opgegeeten ?

Neen, neen ; waarachtig niet, dan was ik wel een zwyn.

Kom gaan wy, Heer .

R E I N O U T .

Ik moet eerft by Armida zyn.

D A R E S .

En zo ze af keerig blyft ?

R E I N O U T

'k Zal aan haar voeten zuchten, En traanen ftorten.

D A R E S .

Zo zy dan voor u gaat vluchten ?

R E I N O U T .

Haar volgen.

D A R E S .

Zo zy dan eens hokes bokes fpeeld ? Wat dan gemaakt ?

R E I N O U T .

Hou op, terwy 1 gy my verveeld.

D A R E S .

En my verveeld uw min. Maar , wiltgenamyhooren , Dien and're minnaar zou ik door de darmen booren, En breeken hem de blaas; en zo ze u dan veracht, Zo vind gy door de wraak uw pyn noch wat verzacht.

R E I N O U T .

De raad die gy my geeft, wil ik niet heel verfteeken;

Want zo 'k haar niet beweeg, zal ik my aan hem wreeken.

Maar hoe! i k raas van wraak, enkenmynvyandniet : Hoe raakt hy aan zyn dood, en ik uit myn verdriet!

D A R E S .

't Is beft dan dat men ga.

R F I N O U T .

Neen, Dares, 'k moet eerft kennen De medeminnaar die myn trouwe min dorft fchennen , En waarom zy myn trouwe en liefde dus verfinaad.

Maar

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het is niet verwonderlijk dat Rudolf Herter, zijn alter ego in zijn laatste roman Siegfried, vaststelt: ‘Het zou lang- zamerhand tijd voor zijn memoires zijn, als het niet zo was dat

11.1 Door de cliënt aan Van der Does Assurantie- &amp; Inkomensadviseurs verstrekte persoonsgegevens en informatie wordt door Van der Does Assurantie- &amp; Inkomensadviseurs

12.1 Door de cliënt aan Intermediair verstrekte persoonsgegevens en informatie wordt door Intermediair niet verstrekt aan derden voor andere doeleinden dan ten behoeve van

Door de cliënt aan Intermediair verstrekte persoonsgegevens en informatie wordt door Intermediair niet verstrekt aan derden voor andere doeleinden dan ten behoeve van de uitvoering

De informatie die nodig is voor begeleiding staat in het zorgdossier (bijvoorbeeld: testresultaten, observaties, afspraken uit leerling-besprekingen en zorgoverleg, resultaten

Beschrijf hieronder wat je hebt geleerd van je tijd als Nasirat en wat je hoopt te leren

Daarnaast zijn er voor het VO extra vrije dagen (indien en voor zover feestdagen niet in een centraal vastgelegde vakantie vallen). Denk aan Tweede Paasdag, Tweede Pinksterdag,

Schrijf hieronder uit wat je voelt in je hart en je buik.. Vergeet niet: alles mag