• No results found

IN rfET BETOVERDE MOF . 3$

In document A R M I D A. BETOVERDE HOF; REINOUT (pagina 34-44)

Dat 's nu te laat, ik moet nu voor een ander leeven. Gy had my evenwel verlooren door de dood,

Ei, reeke n dit verlies, my n Heer, da n niet zo groot, Gy hebt geen reeden om uw jaloufy te toonen.

Gy zelver moeft dien Held met zulk een prys beloonen, En my, voorzynedienft, zel f leev'ren in zyn hand; Dat vf as een teekenvan oprechte minnebrand.

Door zulk een daad zoud gy my op het hoogft behaagen.

R E I N O U T .

Hoe! eifcht gy noch van my dat ik hem op zal draagen Een goed, waar van ik korts bezitter ben geweeft ? Wyl gy myn liefde tergt, zo marteld gy myn geeft. Kan ik in deeze zaak ^ die my van fchrik doet beeyen, U eenigzins voldoen, en dan noch bly ven leeven ? Is 't niet genoeg datgy in zyne liefde brand.

Begeerd gy hem, ófinart! teontfangenvanmynhand , En dat ik hem een hart, ö endelooze plaagen!

Waar in ik leeven moet, gewillig op zal draagen ? Neen ƒ neen,' Armida, neen! i k zal veel eer de dood Omhelzen, dan te zien een ander in uw fchoot.

Hebikmifdaan, Mevrouw , gykunt'erraadinfchaffen , En my, indien't uluft, me t duizend doodenftraffen; Maar 'k bid verplicht my niet tot zulk een daad, Mevrouw, Waar medeik hoonen zou uw liefde en myne trouw.

A R M I DA>

Ik wil mi van myn min, noch van myn trouw niet fpreeken, Maar zal haaftzien wie van ons twee die kwam verbreeken. En, Dares, op zyn tyd zult gy ook loon ontfa^n,

Voor de getrouwe dienft aan uwen Heer gedaan, Dat gy aan hem myn min zo fchielyk kwam te ontdekken.

D A R E S .

Mevrouw—

A R M I D A .

Wat zegt gy?

D A R E S .

Zie,Pikheintje moet my fekfcen Tien ellen van elkaar> zo ik....

-54 R E I N O U T

A R M I D A .

Hoe! zweertgynoch ? Daar gy myn kracht.. •.

R E I N O U T .

Mevrouw.

A R M I D A .

Ik hoor na geen bedrog.

R E I N O U T . Eenoogenblik. A R M I D A . Vaar wel. V Y F D E T O O N E E L . R E I N O U T , D A R E S . D A R E S .

XT,Oe! zul t gy haar niet volgen? Het is maar boert, my n Heer,' al toondzy zich verbolgen.

R E I N O U T .

Ach! Dares, wa s het boert ik zou gelukkig zyn; O neen, haar fier gezicht was eertyds my een fchyn Van vriend'lykheid en luft, dat vaak myn hart deê blaaken, Nu heeft het deze borft zo kout als y s doen maaken, Niet dat ik haar niet min, neen , maardefchrikenfmart , Door haare af keerigheid veroorzaakt, heeft myn hart Geftremt in kille vrees, ófchoone , maarwreedeoogen , Is al uw minnflykheiddan met uwminvervloogen ? Ik ga.

D A R E S .

En ik, i k heb een Haas, mynHeerop'tïpoor , Ik zal ftraks volgen, Heer, ikbiddeugamaarvoor . 'k Moet ergens eerft een Aap of Baviaan betrappen. Daar is Armida, ' k moet haar gramfchap zienteontfrap

-pen.

ZES-IN H E T B E T O V E R D E HOF . 3?

Z E S D E T O O N E E L .

A R M I D A , F I L I D A , T H I S B E , enKamenieren.

A R M I D A .

Z

Oud gy gelooven dat myn hart op eene dag Myn Reinout minnen kan en haaten ? wat vermag De plicht en dienftbaarheidop 't hart van al de vrouwen ? 'k Heb u verhaald hoe ik ben door een Held behouwen, 'k Ben uit de dood gerukt door zyn kloekmoedigheid, Dies hebbe ik ook op hem myn hart alleen geleid.. Eri Reinout, di e ik korts zo vierig kon beminnen, Geflooten. uit myn hart, gebannen vat myn zinnen. Wat zegt gy van mynmin ? zo teer in haar geweld, En deez' verandering die zelfs myn hart ontlield ?

F I L I » A.

De Hemel, die van ons zich meefter weet temaaken, Kan dooven onze min, en wederom doen blaaken. Die indezielen, o m gehoorzaam haar te zyn, Bedekte mid'len. ftort van haat én minnepyn,

Zo word men dan van haat, endanvanrojnontfteeken . T H I S B E .

Maar deez* verandering, om u recht uit te fpreeken, Iszorgelyk, Mevrouw , w y hebben wel gezien, Dat Reinout, vol van vuur, uw boezem kon gebién; Miflèhien behoeft hy niet, om weer uw ziel teontfteeken, Als eens te zuchten, en wattraanen laaten leeken. Een kleene en lichte haat, die twee gelieven fcheid, Word door een lonk verzoet, en ftraks weer bygeleid. Gy zult in hem haaft zien, 't geen u hem deed beminnen.

ARMIDA'.

Ik ben niet als gy meend, zo wiffelziek van zinnen. Ik mag zo haalt dien Held, di e my het Jeeven gaf....

D A R E S , vanbinnen.

Help! help !

ARMII>A.

Dat's Dares, dtevtfrvolgdwordvandeftraf,

3<J R E I N O U T

Dien ik hem heb bereid, voor 't haaftig overdraagen, Aan Reinout, va n myn min.

F I L I D A .

In plaats dat hy zou jaagen, Zo word hy zelf gejaagd.

D A R E S , van binnen. Help! help ! A R M I D A . Verfchuilen wy. F I L I D A . Ei, ziehemloopen . A R M I D A .

Kom, gaa n wy wat aan een zy.

Dares uit, vluchtende voor een Beer.

D A R E S .

Och help! och help! helaas ! helaas ! ikbenverlooren, Waar ik my wend of keer, van acht'ren of van vooren, Vind ik my zelven by een Beer of Baviaan.

Och! ik kan deze jagt waarachtig niet verftaan. Wat raad? daa r is hy, och ! bef t ga ik Beeroom tegen, En zie hem met geween en zuchten te beweegen.

Hier verfchyndeen Beer, die door Daresfeeftelyk werd gegroet. Monfeigneuf Beer, ik ben uw Haaf met al myn hart,

Ik bid je, maatj e lief j doedmygeendrukoffmart . Ik deug-om te eeten niet, wat wilt gy doen met eenen, Myn Heer, die niet en heeft als kooten en wat beenen ? De duiker, wat is ook uw hoogheid Wel gemaakt. Maar, holla, jonker Beer, dat was-te wel geraakt. Hoe klein en vriendelyk zyn uwe lieve pooten. Zo ted're nageltjes in velletj es geflooten

Ei, wa t een mondje; zie wat blinkende aangezicht, Ik blyf in eeuwigheid, Hee r Beer, aan u verplicht. Hoe! help t myn eerbied niet? danzalik.ubezweeren,-Gy zy t de norfte Beer van al de Noortlè Beeren, Verflage, hondsvotBeer , dat u de nikker haal.

Wel isdat flaan l help! help! waar loop ik, och! waardwaal

IN HE T B E T O V E R D E HOF . 37

Ik armen bloed noch heen, om deze Beer te ontkoomen ? Myn bidden helpt hierniet, 'ti s beftdeylugtgenoomen.

F l LIDA .

Daar loopt de Zotskap heen, nu is hy fchoon gehad.

T H I S B E .

Geen wonder, want de Beer die zit hem achter 't gat.

FlLlDA.

Daar jshy weer, Ei , ziehoebeevenalzynleeden , Van vrees befturven.

D A R E S .

Dat's de waarheid, e n 't heeft reeden. Waar kruip ik in een gat ?

T H I S B E .

Wat is'er dan?.

D A R E S . De dood, Laat my maar tuïïchen u zo heb ik gantfch geen nood.

F I L I D A .

Wat let u?

D A R E S .

Ach! i k mis van fchrikfchier al myn zinnen, 'k Zal u opofferen, terwyl gy zyt Godinnen,

Een ouwe jonge Koe, een Kalf zo vet als fmout, Zo uw barmhertigheid my in het leeven houd. Och! i k ben dood.

F I L I D A .

Watis't?

D A R E S .

Een Beer, die my wil ftroopen En fchokken in zyn pens.

F I L I D A .

Hoe! gaat gy daarvoor loopen ?

D A R E S .

Zou ik niet loopen l

T H I S B E .

Foei, datiseenlafbeftaan .

D A R E S .

't Is wel lafhartig, maar 't is wyflèlyk gedaan.

Fi-38 R E I N O U T

F l L I D A

Wilt gy dan na uw dood in geen gedachten leeven ?

D A R E S .

Hoe! i n gedachten, ei , gyzultmydatvergeeven . 'k Heb liever dat men zeid, hier langs liep Dares heen, Ontziende in zyn loop noch dikke neus noch fcheen, Voor een verwoede Beer, om zo de dood te ontvlieden, Als dat men zeggen zou, me n zag hier eens gefchieden Een dapp'ren heldeftryd, me t Dares, en heer Beer, Hier ftondhy als een mof, maa r ach! daa r viel hy neer. Hier heeft de dolle Beer hem in zyn buik begraaven; Daar ftaat zyn graffchrift, om zyn arme ziel te laaven; Terwyl zyn lichaam is verkeerd in Beeredrek,

Wenfcht aan zyn ziel toch ruft. Mejuffers , ' k hou de gek Met zulk een hoofiTch gebruik.

T H I S B E .

Gyhebtgelyk.

D A R E S .

Teweeten 'k Héb-lieve r dat men my voor eeuwig gaat vergeeten, Als zo gedenken .

F l L I D A .

Wél-, wa t dunkt u, i s hy zot?

D A R E S .

'k Hou met gedachtenis wel deegelyk de fpot. Ik leef veel bever, 'k lach met al de mallemorien. Eenjaar pp Aarde is meer ais duizend in Hiftorien, Verftaje'twel?

T H I S B E .

't Is goed.

D A R E S .

Van 't alderbefte goed. Al kwam hy duizendmaal, 'k zou loopen.

F l L I D A .

Loop dan.

D A R E S .

Bloed! Gini

I N H E T B E T O V E R DE H O F . js > Gints komt de Droeskop weer; waar za} ik my verfchuilen? Help! help ! waa r berg ik my?

F I LID A.

Ei, hoo r die Bengel huilen.

T H I S B E . (ftaan .

Waar loopt de Gekskap heen? daar' s niemand, blyfmaar

D A R E S .

Daar 's niemand als de Beer, en die ftaat my niet aan.

F I L I D A .

Blyfhier, zyt niet bevreefd.

D A R E S .

Gy zult my niet heleezen. Zou ik niet vreezen, daar men my geftaag doed vreezen ? Maar, Juffers , me t verlof, wa t is dit voor een land? 'kZoüopKonynengaan, ofHaazen , maar'tisfchand ; Ik vind hier anders niet, het lykt waarachtig fcheeren, Alsenk'letovery, alsTygers , Leeuwen , Beeren , Vuurfpouwers, Draaken , die , waa r ik wil gaan of flaan, My zitten achter 'tgat. Daa r komt deBeer wéér aan. Help! help ! LooptegenArmida.

A R M i D A.

Hoe! ziet ge niet, gy Ezel is dat loopen ?

D A R E S .

Och! och ! vergee f het my, ' k zag nergens ingang open Om my te bergen.

• A R M I D A .

Wel, watis'erdangeweeft , Datgyzoliept?

D A R E S .

O bloed! ee n duivel van een Beeft.

A R M I D A .

Watwas'er, Filida ?

F I L I D A .

Mevrouw, het was ons Hondje,

A R M I D A .

Wie, onsjolietje ?

F I L I D A .

-4o R E I N O U T

D A R E S .

Het opende een klein mondje, Gelykeenfchotdeur, en'twasjoujolietje , bloed ! Wat dat men hier te land de menfchgelooven doed. Men maakt van Beeren hier Jolietjes, moetjeweeten . 't Zy dan Jo}y of niet, hy heeft my braaf doen zweeten. Maar 'k zie wel wat het is,

A R M I D A .

Gedenkt gy nu myn woord Datikuhebgezeid?

D A R E S .

Zo word ik hier vermoord

VJUI een vervloekte Beer.

A R M IDA .

Men volg my. Alie binnen^e-DARES. halven Dares.

'kZal'tontloópen. Ai my! daar is hy weir, nu heb ik niet te hoppen. Ik klim Qp deze boom, 'k zal roepen dat hét kraakt. Help! Jaagers , hel p doch! help ! eer dat de Beer genaakt Hier boven op de boom; help , Boere n en Lakkeijen. Ikmaak my vaft gereed van 't Ieeven hier te fcheijen. Help! help ! enhoordmenniet? 6lydeloosverdriet!

Eenige J A A G E R S ttitmetjagt-jf rietenen een KhV. I. J f AAGER.

Wel waarom zo gefchreéuwd ?

D A R E S .

Wel hoe! en ziet gy niet?

x. J A A G E R .

Hier, Makker , daar' s dé Beer.

D A R E S .

Wat Beer, he t is jolike.

3. J A A G E R .

Ei, vree s niet, Dares.

D A RES.

Ei, dath y watftokvisrieke. Zo,

I N H E T B E T O V E R DE H O F . 41

Zo, z o de brui, flatoe, hyzuizebold , fladood. Ho, ho , h y leid'er toe, hie r heb ik nou geen nood, Terwyl hy mort is. Bloed , watbenjebraavelanzen .

1. J A A G E R .

Kom, kom, op deze winft zo moeten wy eens danzen Met onze Simmen, die wy hebben meê gebragt, En vaft gekreegen in deez' ftrikken op de jagt.

4. J A E G E R .

Welaan, me n geef geluit, paft op de maat en teeken.

A A P .

Wy zullen ?t doen.

D A R E S .

Dat 's raar, die Simmen kunnen fpreeken. Dan alles wat ik zie is louter tovery.

Ik blyf hier zitten, op deez' boomen ben ik vry.

Dans van de Jaagers.

D A R E S .

MynHeeren, grootendank , datgymykwaamtverloflè n Van die vervloekte Beer, di e my zo af dorft roflièn.

2. J A A G E R .

Rysop, vrien d Beer.

D A R E S .

Hy word weer leey end, dat is vreemd. Zie hoe dat hy die Sim met hem na binnen neemt.

Zy zetten de Sim op de Beer, en gaan Zo na binnen, de Jaagers volgen.

D A R E S komt van de Boom.

Daar leeft de Droeskop weer, wel wie en zou niet raazen ; De Duiker heeft hem weer het leeven ingeblaazen, Om my te plaagen: 'k vrees dat ik hem wéér, n u dat Hy weder leevcnd is, zal krygen aan myn gat.

Maar ik zoek Reinout, ' k zal hem trachten te bepraaten, Dat hy met my die Heks toch aanftonds wil verlaaten. MedéenCirce, ho e betoverd in den geeft,

Dié hebben nooit zo fnoó als dit flguurgeweeft .

Einde van bet Derde Bedryf.

VIER-<f» R E I N O U T

V I E R D E B E D R Y F .

E E R S T E T O O N E E L .

Verbeeldende eeu Paleis,

R E I N Q U T , D A R E S . D A R E S .

M

Yn Heer, volg myne raad, wil deze plaats verlaaten. Wat hoo p verwacht g y hier ? men doe d u niet als

haatcn.

My zend men Aap, enBeer, e n Leeuwen achter't gat, En'k zou noch blyven ? neen, watraazern y was dat? Neen, Heerfchop, fchei j er uit, ik hou niet van die kluchten.

R E I N O U T .

En als ik vluchten wou, helaas! waar zou ik vluchten ?• Waar zy n wy ? aan wat Oord ? hoe raakt men uit dit Land ?

. D A R E S .

't Is waar, gyhebtgelyk , ikvoePtinmynverftand . Maar, evenwel , mynHeer , zyn'tnietalstoveryen . Meend gy dat ik 't niet zie ? w ie kan geduldig lye n

Gehoond te worden van Zottinnen ? fchouw deez' plaats. ^ Daargygeduurig word geplaagd, hetistevaats .

l^aat ons veel liever.... neen, dat was ook niet met allen, 'k Weet raad— maar zacht, da t zou oo k me ê nie t we l

uitvallen.

Maar o f men.... niet met al.. .. ging dooien achter land, Gelyk twe e Pellegrinis; wat zegt gy, Heerfchop ? wan t W y konnen toch niets doen om onze koft te winnen.

R E I N O U T .

Ei, zwyg , wa t zal dit zyn?

D A R E S .

Wat zal men dan beginnen ?

R E I N O U T .

Hier blyven, Dares , om te zien hoc 't los geval, En haare af keerigheid, myn liefde hand'len zal.

In document A R M I D A. BETOVERDE HOF; REINOUT (pagina 34-44)